Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.‘Kijk eens?’ zegt Jozef. ‘Ik heb een nieuwe jas.’ ‘Wat?!’ zeggen zijn broers boos. Ze zijn jaloers. Waarom heeft Jozef zo’n mooie jas en zij niet? ‘Hoor eens?’ zegt Jozef een andere keer. ‘Ik heb gedroomd. Ik droomde dat jullie voor mij gingen buigen.’ ‘Wat denk je wel!’ zeggen de broers. ‘Denk je soms dat je een koning bent? Je bent geen koning, je bent een opschepper.’ Samen bedenken ze een gemeen plan. Ze gooien Jozef in een diepe put en verkopen hem aan koopmannen uit Egypte. Zo. Nu zijn ze mooi van hem af. BWjozef.indd 2BWjozef.indd 2 15-07-21 09:0615-07-21 09:06
BWjozef.indd 3BWjozef.indd 3 15-07-21 09:0615-07-21 09:06
BWjozef.indd 4BWjozef.indd 4 15-07-21 09:0615-07-21 09:06
De koopmannen nemen Jozef mee naar Egypte. Jozef wordt slaaf in het huis van Potifar. Elke dag moet hij hard werken voor zijn baas. Jozef doet goed zijn best. Maar op een dag zegt de vrouw van Potifar: ‘Die Jozef is een slechte slaaf. Hij wil slechte dingen met mij doen.’ Zij liegt, maar Potifar gelooft zijn vrouw. Hij stuurt Jozef naar de gevangenis. In de gevangenis is het koud en donker. Daar zit Jozef, helemaal alleen. Maar gelukkig ziet de HEERE hem wel. BWjozef.indd 5BWjozef.indd 5 15-07-21 09:0615-07-21 09:06