het eerste boek van mozes genesis De schepping 1 aIn het begin schiep God de hemel en de aarde. 2De aarde nu was woest en leeg, en duis- ternis lag over de watervloed; en de Geest van God zweefde boven het water. 3En God zei: Laat er licht zijn! En er waslicht.4En God zag het licht dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. 5En God noemde het licht dag en de duis-ternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen ge- weest: *de eerste dag. 6bEn God zei: Laat er een gewelf zijn in hetmidden van het water, en laat dat schei-ding maken tussen water en water!7En God maakte dat gewelf en maaktescheiding tussen het water dat conder het gewelf is, en het water dat dboven het ge- welf is. En het was zo. 8En God noemde het gewelf hemel. Toenwas het avond geweest en het was morgengeweest: de tweede dag.9En God zei: eLaat het water dat onder de hemel is, in één plaats samenvloeien enlaat het droge zichtbaar worden! En hetwas zo.10En God noemde het droge aarde en het samengevloeide water noemde Hij zeeën; en God zag dat het goed was. 11En God zei: Laat de aarde groen doenopkomen, zaaddragend gewas, vruchtbo-men, die naar hun soort vrucht dragen,waarin hun zaad is op de aarde! En hetwas zo. 12En de aarde bracht groen voort, zaad-dragend gewas naar zijn soort en bomendie vrucht dragen waarin hun zaad is,naar hun soort. En God zag dat het goedwas.13Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de derde dag. 14EnGodzei: fLaten er lichten zijn aan het hemelgewelf om scheiding te maken tus- sen de dag en de nacht; en laten zij zijn tot tekenen, en tot aanduiding vanvaste tij- den en vandagen en jaren en van dagen en jaren! 15gEn laten zij tot lichten zijn aan het he- melgewelf om licht te geven op de aarde! En het was zo. 16En God maakte de twee grote lichten:het grote licht om de dag te beheersen en het kleine licht om de nacht te beheersen; en ook de sterren. 17En God plaatste ze aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde, 18om de dag en de nacht te beheersen enom scheiding te maken tussen het licht ende duisternis. En God zag dat het goed was.19Toenwashetavondgeweestenhetwas morgen geweest: de vierde dag. 20En God zei: Laat het water wemelen vanwemelende levende wezens; en laten ervogels boven de aarde vliegen, langs het hemelgewelf! 21En God schiep de grote zeedieren en allekrioelende levende wezens waarvan hetwater wemelt, naar hun soort, en alle ge- vleugelde vogels naar hun soort. En God zag dat het goed was. 22En God zegende ze en zei: hWees aJob38:4;Ps.33:6;89:12;136:5;Hand.14:15;17:24;Hebr.11:3 cPs.33:7;136:6;Spr.8:24
vruchtbaar, word talrijk, en vervul het water van de zeeën; en laten de vogels talrijk worden op de aarde!23Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vijfde dag. 24En God zei: Laat de aarde levende we-zens naar hun soort voortbrengen: vee,kruipende dieren en wilde dieren van de aarde, naar zijn soort! En het was zo. 25En God maakte de wilde dieren van deaarde naar hun soort, het vee naar hunsoort, en alle kruipende dieren van deaardbodem naar hun soort. En God zag dathet goed was.26En God zei: Laten Wij mensen makennaar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; enlaten zij heersen over de vissen van de zee,over de vogels in de lucht, over het vee,over heel de aarde en over al de kruipendedieren die over de aarde kruipen!27En God schiep de mens anaar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem;bmannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.28En God zegende hen en God zei tegenhen: cWees vruchtbaar, word talrijk, ver- vul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over deaarde kruipen!29En God zei: Zie dIk geef u al het zaaddra- gende gewas dat op heel de aarde is, en allebomen waaraan zaaddragende boom-vruchten zijn; dat zal u tot voedsel dienen.30eMaar aan al de dieren van de aarde, aanalle vogels in de lucht en aan al wat over de aarde kruipt, waarin leven is, heb Ik al het groene gewas tot voedsel gegeven.En het was zo. 31En God zag al wat Hij gemaakt had, enzie, fhet was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: dezesde dag. 2 Zo zijn de hemel en de aarde voltooid,en heel hun legermacht. 2gToen God op de zevende dag Zijn werk, dat Hij gemaakt had, voltooid had, rustte Hij op de zevende dag van al Zijn werk, datHij gemaakt had.3En God zegende de zevende dag en hei-ligde die, want daarop rustte Hij van al Zijnwerk, dat God schiep door het te maken. De schepping van De mens 4Dit is wat uit de hemel en de aarde voort-kwam, *toen zij geschapen werden. Op de dag dat de HEERE God aarde en hemelmaakte – 6maar een damp steeg uit de aarde op en bevochtigde heel de aardbodem – hhet stof van de aardbodem en blies delevensadem in zijn neusgaten; zo werd de mens itoteenlevendwezen. 8Ook plantte de HEERE God een hof inEden, in het oosten, en Hij plaatste daar demens, die Hij gevormd had.9En de HEERE God liet allerlei bomen uit deaardbodem opkomen, begerenswaardigom te zien en goed om van te eten; ook jde boom des levens, in het midden van de hof,en de boom van de kennis van goed enkwaad.10Een rivier kwam voort uit Eden om dehof te bevochtigen. En vandaar splitste hijzich en vormde vier hoofdstromen.11De naam van de eersterivieris Pison; dieis het die rond heel het land van Havilastroomt, waar het goud is.12En het goud van dit land is goed;ookis er balsemhars en de edelsteen onyx. 13En de naam van de tweede rivier is Gi- hon; die is het die rond heel het land Cusj stroomt. 14En de naam van de derde rivier is Tigris; die loopt ten oosten van Assur. En de vier- de rivier is de Eufraat. 15De HEERE God nam de mens, en zette hem genesis 1-2 aGen.5:1;9:6;1Kor.11:7;Efez.4:24;Kol.3:10 ePs. 104:14 10
in de hof van Eden om die te bewerken en te onderhouden. 16En de HEERE God gebood de mens: Vanalle bomen van de hof mag u vrij eten,17maar van de boom van de kennis vangoed en kwaad, daarvan mag u niet eten,want op de dag dat u daarvan eet, zult uzeker sterven.18Ook zei de HEERE God: Het is niet goed datde mens alleen is; Ik zal een hulp voor hemmaken alsiemandtegenover hem.19De HEERE God vormde uit de aardbodemalle dieren van het veld en alle vogels in delucht, en bracht die bij Adam *om te zien hoe hij ze noemen zou; en zoals Adam elk levend wezen noemen zou, zo zou zijnnaam zijn.20Zo gaf Adam namen aan al het vee enaan de vogels in de lucht en aan alle dierenvan het veld; maar voor de mens vond hij geen hulp als iemandtegenover hem. 21Toen liet de HEERE God een diepe slaap op Adam vallen, zodat hij in slaap viel; en Hij nam een van zijn ribben en sloot deplaats ervan toe met vlees.22En de HEERE God bouwde de rib die Hijauit Adam genomen had, tot een vrouw enHij bracht haar bij Adam.23Toen zei Adam: Deze is ditmaal bbeen van mijn beenderen, en vlees van mijn vlees! Deze zal mannin *genoemd worden, want uit de man is zij genomen. 24cDaarom zal een man zijn vader en zijnmoeder verlaten en zich aan zijn vrouwhechten; den zij zullen tot één vlees zijn. 25En zij waren beiden enaakt, Adam en zijn vrouw, maar zij schaamden zich niet. De zonDeval 3 De slang nu was de listigste onder alledieren van het veld, die de HEERE God gemaakt had; en hij zei tegen de vrouw: Is het echt zo dat God gezegd heeft: U magniet eten van alle bomen in de hof?2En de vrouw zei tegen de slang: Van devrucht van de bomen in de hof mogen wij eten, 3maar van de vrucht van de boom die inhet midden van de hof staat, heeft Godgezegd: U mag daarvan niet eten en hem niet aanraken, anders sterft u. 4Toen zei de slang ftegen de vrouw: U zult zeker niet sterven. 5Maar gGodweetdat,opdedagdatudaar- van eet, uw ogen geopend zullen worden en datu als God zult zijn, goed en kwaad kennend. 6En de vrouw zag dat die boom goed wasom ervan te eten en dat hij een lust wasvoor het oog, ja, een boom die begerens-waardig was om er verstandig door teworden; en zij nam van zijn vrucht en at;en zij gaf ookwataan haar man, die bijhaar was, hen hij atervan. 7Toen werden de ogen van beiden ge-opend en zij merkten dat zij inaakt waren. Zij vlochten vijgenbladeren samen enmaakten voor zichzelf schorten.8En zij hoorden de stem van de HEERE God,Die in de hof wandelde, bij de wind in de namiddag. *Toen verborgen Adam en zijn vrouw zich voor het aangezicht van deHEERE God te midden van de bomen in de hof. 9En de HEERE God riep Adam en zei tegen hem: Waar bent u? 10En hij zei: Ik hoorde Uw stem in de hofen ik werd bevreesd, want ik ben naakt;daarom verborg ik mij.11En Hij zei: Wie heeft u verteld dat u naaktbent? Hebt u van die boom gegeten waar-van Ik u geboden had daar niet van teeten?12Toen zei Adam: De vrouw die U gaf om bij mij te zijn, die heeft mij van die boom gegeven en ik heb ervangegeten. 13En de HEERE God zei tegen de vrouw: Wathebt u daar gedaan! En de vrouw zei: jDe genesis 2-3 a1Kor.11:8 bMal.2:14;Efez.5:30,31 2:23 mannin- Of: vrouw; het Hebreeuwse “isha” (vrouw) lijkt op “ish” (man). 3:8de wind in de namiddag- Letterlijk: de wind van de dag. 11
slang heeft mij bedrogen en ik hebervan gegeten. 14Toen zei de HEERE God tegen de slang: Omdat u dit gedaan hebt, bent u vervloekt onder al het vee en onder alle dieren van het veld! Op uw buik zult u gaan en stof zult u eten, al de dagen van uw leven. 15En Ik zal avijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw, en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht; bDat zal u de kop vermorzelen, en u zult Het de hiel vermorzelen. 16Tegen de vrouw zei Hij: Ik zal uw moeite in uw zwangerschap * zeer groot maken; met pijn zult u kinderen baren. Naar uw man zal uw begeerte uitgaan, cmaar hij zal over u heersen.17En tegen Adam zei Hij: Omdat u geluis- terd hebt naar de stem van uw vrouw en van die boom gegeten hebt waarvan Ik u geboden had: U mag daarv an niet eten, is de aardbodem omwille van u vervloekt; met zwoegen zult u daarvan eten, al de dagen van uw leven; 18dorens en distels zal hij voor u laten opkomen en u zult het gewas van het veld eten. 19In het zweet van uw gezicht zult u brood eten, totdat u tot de aardbodem terugkeert, omdat u daaruit genomen bent; want stof bent u en u zult tot stof terugkeren. 20En Adam gaf zijn vrouw de naam Eva, * omdat zij moeder van alle levenden is.21En de HEERE God maakte voor Adam envoor zijn vrouw kleren van huiden enkleedde hen daarmee.22Toen zei de HEERE God: Zie, de mens isgeworden als één van Ons, omdat hij goed en kwaad kent. Nu dan, laat hij zijn handniet uitsteken en ook van de boom des levens nemen en eten, zodat hij eeuwig zou leven!23Daarom zond de HEERE God hem weg uitde hof van Eden, om de aardbodem te be- werken, waaruit hij genomen was. 24Hij verdreef de mens, en plaatste tenoosten van de hof van Eden de cherubsmet een vlammend zwaard, dat heen enweer bewoog, *om de weg naar de boom des levens te bewaken. Kaïn en abel 4 En Adam had gemeenschap met Eva, * zijn vrouw, en zij werd zwanger en baarde Kaïn, *en zei: Ik heb een man van de HEERE gekregen! 2En zij baarde opnieuw: zijn broer Abel.Abel werd herder van kleinvee en Kaïnwerd bewerker van de aardbodem.3En het gebeurde na verloop van dagendat Kaïn van de opbrengst van de aardbo- dem aan de HEERE een offer bracht. 4Ook Abel brachteen offer, van de eerst-geborenen van zijn kleinvee en van hunvet. dDe HEERE nu sloeg acht op Abel en op zijn offer, 5maar op Kaïn en op zijn offer sloeg Hijgeen acht. Toen ontstak Kaïn in grotewoe-deen liet hij zijn hoofd *zakken. 6En de HEERE zei tegen Kaïn: Waarom bentuin woedeontstoken en waarom heeft u uw hoofd laten zakken? 7Is het niet zo dat u, als u het goede doet, uw hoofd kunt opheffen? Maar als u niet het goede doet, ligt de zonde aan de deur. Naar u gaat zijn begeerte uit, maar ú moetover hem heersen.8En Kaïn sprak met zijn broer Abel. En hetgebeurde, toen zij op het veld waren, datKaïn zijn broer Abel aanviel een hem doodde.9En de HEERE zei tegen Kaïn: Waar is Abel, genesis 3-4 aMatt. 4:1 3:16 uw moeite in uw zwangerschap- Letterlijk: uw zwoegen en uw zwangerschap. 3:20 Evabetekent: leven. 3:24 een vlammend zwaard, dat heen en weer bewoog- Letterlijk: en de vlam van het wentelende zwaard. 4:1had gemeenschap met Eva- Letterlijk: hij kende Eva; zie ook de verzen 17 en 25. 4:1Kaïnbetekent: gekregen. 4:5Letterlijk: gezicht, zie ook vers 6. 12
uw broer? En hij zei: Ik weethetniet; ben ik de hoeder van mijn broer? 10En Hij zei: Wat hebt u gedaan! aEr is een stem van het bloed van uw broer, dat van de aardbodem tot Mij roept. 11Nu dan, u bent vervloekt, weg van deaardbodem, die zijn mond heeft openge-daan om het bloed van uw broer uit uwhand op te nemen.12Als u de aardbodem bewerkt, zal die uzijn volle opbrengst niet meer geven; bu zult dolend en dwalend over de aardegaan.13En Kaïn zei tegen de HEERE: Mijn misdaadis te groot om vergeven te worden. * 14Zie, U verdrijft mij heden van het aange-zicht van de aardbodem en ik zal voor Uwaangezicht verborgen zijn en dolend endwalend over de aardegaan; cen het zalzo zijn dat al wie mij tegenkomt, mij zal do- den. 15Maar de HEERE zei tegen hem: Daaromzal al wie Kaïn doodt zevenvoudig gewro-ken worden! En de HEERE merkte Kaïn meteen teken, zodat niemand die hem tegen- kwam, hem zou doden. 16Toen ging Kaïn weg van het aangezichtvan de HEERE; en hij woonde in het landNod, *ten oosten van Eden. nageslacht van Kaïn 17En Kaïn had gemeenschap met zijnvrouw, en zij werd zwanger en baarde He-noch.Kaïnwas een stad aan het bouwen, en hij noemde de naam van die stad naar de naam van zijn zoon, Henoch. 18En bij Henoch werd Hirad geboren; enHirad verwekte Mechujaël; en Mechujaëlverwekte Methusaël; en Methusaël ver-wekte Lamech.19Lamech nam voor zichzelf twee vrou-wen; de naam van de ene was Ada, en de naam van de andere Zilla. 20Ada baarde Jabal; die werd de vader vanwie tenten bewonen en vee houden.21En de naam van zijn broer was Jubal.Deze werd de vader van allen die harp en fluit kunnen bespelen. 22Ook Zilla baarde: Tubal Kaïn, een smid,vader vanalle koper- en ijzerbewerkers;en de zuster van Tubal Kaïn was Naëma.23En Lamech zei tegen zijn vrouwen: Ada en Zilla, luister naar mijn stem, vrouwen van Lamech, hoor mijn woorden aan: Voorzeker! Ik doodde een man om mijn wond en een jongen om mijn striem! 24Want Kaïn wordt dzevenvoudig gewroken, maar Lamech zeventig maal zevenmaal. nageslacht van seth 25En Adam had opnieuw gemeenschapmet zijn vrouw en zij baarde een zoon, enzij gaf hem de naam Seth. *Want, zei ze, God heeft mij ander nageslacht gegeven * in de plaats van Abel; Kaïn heeft hem im- mers gedood. 26En ook bij Seth werd een zoon geboren, en hij gaf hem de naam Enos. Toen begon men de Naam van de HEERE aan te roepen. geslachtsregister van aDam tot noach 5 Dit is het boek van de afstammelingenvan Adam. Op de dag dat God Adam schiep, maakte Hij hem enaar de gelijkenis van God.2fMannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen,en Hij zegende hen en gaf hun de naammens, op de dag dat ze geschapen werden.3Adam leefde honderddertig jaar, en ver- wekte een zoonnaar zijn gelijkenis, naar zijn beeld; en hij gaf hem de naam Seth. 4Adams dagen waren, gnadat hij Seth ver- wekt had, achthonderd jaar; en hij ver-wekte zonen en dochters.5Al de dagen dat Adam leefde, waren ne- genhonderddertig jaar; en hij stierf. 6Seth leefde honderdvijf jaar, hen verwek- te Enos.7En Seth leefde, nadat hij Enos verwekthad, achthonderdzeven jaar; en hij ver-wekte zonen en dochters. genesis 4-5 aHebr. 12:24 dVers 15 g1Kron.1:1 hGen. 4:26 4:16 Nod betekent: dwalen. 4:25 Sethbetekent: zetting. 4:25 gegeven- Letterlijk: gezet. 13
8Al de dagen van Seth waren negenhon- derdtwaalf jaar; en hij stierf. 9Enos leefde negentig jaar, en verwekteaKenan.10En Enos leefde, nadat hij Kenan verwekthad, achthonderdvijftien jaar; en hij ver- wekte zonen en dochters. 11Al de dagen van Enos waren negenhon- derdvijf jaar; en hij stierf. 12Kenan leefde zeventig jaar, en verwekte Mahalaleël. 13En Kenan leefde, nadat hij Mahalaleëlverwekt had, achthonderdveertig jaar; enhij verwekte zonen en dochters.14Al de dagen van Kenan waren negen-honderdtien jaar; en hij stierf.15Mahalaleël leefde vijfenzestig jaar, enverwekte Jered.16En Mahalaleël leefde, nadat hij Jeredverwekt had, achthonderddertig jaar; en hij verwekte zonen en dochters. 17Al de dagen van Mahalaleël waren acht-honderdvijfennegentig jaar; en hij stierf.18Jered leefde honderdtweeënzestig jaar, en verwekte bHenoch. 19En Jered leefde, nadat hij Henoch ver-wekt had, achthonderd jaar; en hij ver-wekte zonen en dochters.20Al de dagen van Jered waren negenhon-derdtweeënzestig jaar; en hij stierf.21cHenoch leefde vijfenzestig jaar, en ver- wekte Methusalach. 22En Henoch dwandelde met God, nadat hij Methusalach verwekt had, driehon-derd jaar; en hij verwekte zonen en doch- ters. 23Al de dagen van Henoch waren driehon-derdvijfenzestig jaar.24Henoch wandelde met God, en hij wasnietmeer, ewant God nam hem weg. 25Methusalach leefde honderdzevenen-tachtig jaar, en verwekte Lamech.26En Methusalach leefde, nadat hij La-mech verwekt had, zevenhonderdtweeën-tachtig jaar; en hij verwekte zonen endochters.27Al de dagen van Methusalach waren negenhonderdnegenenzestig jaar; en hijstierf.28Lamech leefde honderdtweeëntachtigjaar, en verwekte een zoon.29En hij gaf hem de naam Noach, *en zei: Deze zal ons troosten over ons werk enover het zwoegen van onze handen, van-wege de aardbodem, die door de HEEREvervloekt is.30En Lamech leefde, nadat hij Noach ver-wekt had, vijfhonderdvijfennegentig jaar;en hij verwekte zonen en dochters.31Al de dagen van Lamech waren zeven-honderdzevenenzeventig jaar; en hijstierf.32Toen Noach vijfhonderd jaar oud was,verwekte Noach Sem, Cham en Jafeth. voorzegging van De zonDvloeD 6 En het gebeurde, toen de mensen zichop de aardbodem begonnen te ver- menigvuldigen en er dochters bij hen ge- boren werden, 2dat Gods zonen de dochters van de men-sen zagen dat zij mooi waren, en zij namenzich vrouwen uit allen die zij uitgekozen hadden. 3Toen zei de HEERE: Mijn Geest zal nietvoor eeuwig met de mens twisten, omdatook hij vlees is, maar zijn dagen zullenhonderdtwintig jaar zijn.4In die dagen, en ook daarna, waren erreuzen op de aarde, toen Gods zonen bij dedochters van de mensen waren gekomen en die kinderen voor hen baarden; dit zijn de geweldenaars van oude tijden af, man- nen van naam. 5En de HEERE zag dat de slechtheid van de mens op de aarde groot was, en dat fal de gedachtespinsels van zijn hart elke dagalleen maar slecht waren.6Toen kreeg de HEERE er berouw over dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het bedroefde Hem in Zijn hart. 7En de HEERE zei: Ik zal de mens, die Ik ge-schapen heb, van de aardbodem verdel-gen, van de mens tot het vee, tot de krui- pende dieren en tot de vogels in de lucht genesis 5-6 a1Kron.1:2 b1Kron.1:3 cJudas vs. 14 14
toe, want Ik heb er berouw over dat Ik hengemaakt heb.8Maar Noach vond genade in de ogen vande HEERE. opDracht tot De bouw van De arK 9Dit zijn de afstammelingen van Noach.Noach was een rechtvaardig, oprecht manonder zijn tijdgenoten. aNoach wandelde met God. 10En Noach verwekte drie zonen: Sem,Cham en Jafeth.11Maar de aarde was verdorven voor Godsaangezicht en de aarde was vol met ge-weld.12Toen zag God de aarde, en zie, zij wasverdorven; want alle vlees had een verdor-ven levenswandel *op de aarde. 13Daarom zei God tegen Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht ge- komen, want de aarde is door hen vervuldmet geweld; en zie, Ik ga hen met de aarde te gronde richten. 14Maak voor uzelf een ark van goferhout. In vakken ingedeeldmoet u deze ark ma- ken en hem vanbinnen en vanbuiten met pek bestrijken. 15Zo moet u hem maken: driehonderd elmoet de lengte van de ark zijn, vijftig elzijn breedte en dertig el zijn hoogte.16U moet een lichtopening in de ark ma- ken, en de arkafwerken tot op een el van boven; en de deur van de ark moet u aan de zijkant plaatsen. U moet er een onder- ste, een tweede en een derde verdiepinginmaken.17En Ik, zie, Ik ga een watervloed over deaarde brengen om alle vlees waarin eenlevensgeest is, van onder de hemel tegronde te richten; alles wat op de aarde is,zal de geest geven.18Maar met u zal Ik Mijn verbond maken;enbu moet in de ark gaan, u, uw zonen, uw vrouw en de vrouwen van uw zonen met u. 19En u moet van al wat leeft, van alle vlees,twee van elk in de ark laten komen omze met u in leven te houden: een mannetje eneen vrouwtje moeten het zijn.20Van de vogels naar hun soort, van hetvee naar zijn soort,envan de kruipendedieren van de aardbodem naar hun soort, zullen er twee naar u toe komen, om ze in leven te houden. 21En u, neem voor uzelf van al het voedsel dat gegeten wordt, en verzamel dat bij u, zodat het voor u en voor hen tot voedsel zal zijn. 22En Noach deed het; covereenkomstig alles wat God hem geboden had, zo deed hij. De zonDvloeD 7 Daarna zei de HEERE tegen dNoach: Ga in de ark, u en heel uw gezin, want Ik heb gezien dat eutemiddenvanuwtijdge- noten voor Mijn aangezicht rechtvaardig bent. 2fU moet voor uzelf van alle reine dieren zeven *paar nemen, een mannetje en zijn vrouwtje; maar van de dieren die niet reinzijn, éénpaar, een mannetje en zijn vrouw-tje;3ook van de vogels in de lucht zeven paar, mannelijk en vrouwelijk, om de soort *op heel de aarde in leven te houden. 4Want over nog zeven dagen zal Ik het opde aarde veertig dagen en veertig nachtenlaten regenen; en Ik zal al wat bestaat, watIk gemaakt heb, van de aardbodem verdel-gen.5gEn Noach deed overeenkomstig alleswat de HEERE hem geboden had.6Noach was zeshonderd jaar oud toen de watervloed over de aarde kwam. 7Toen hging Noach met zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen met hem in de ark, vanwege het water van de vloed. 8Van de reine dieren, van de dieren dieniet rein waren, van de vogels envanalleswat over de aardbodem kruipt,9kwamen er tweeaantwee naar Noach inde ark, mannelijk en vrouwelijk, zoals Godaan Noach geboden had. genesis 6-7 aGen. 5:22 hMatt.24:38;Luk.17:27;1Petr.3:20 7:2zeven paar - Letterlijk: zeven zeven; zie ook vers 3. 7:3soort- Letterlijk: zaad of nageslacht. 15
10En het gebeurde na die zeven dagen dathet water van de vloed over de aardekwam.11In het zeshonderdste levensjaar van No-ach, in de tweede maand, op de zeventien-de dag van de maand, op die dag zijn allebronnen van de grote watervloed openge-barsten en de sluizen van de hemel open- gezet. 12En er was regen op de aarde, veertig da- gen en veertig nachten. 13Op diezelfde dag gingen Noach en Sem,Cham en Jafeth, de zonen van Noach, enookNoachs vrouw en de drie vrouwen vanzijn zonen met hen in de ark,14zij, en al dewildedieren naar hun soort, al het vee naar zijn soort, alle kruipende dieren, die over de aarde kruipen, naarhun soort, en alle vogels naar hun soort, alwat gevleugeld is.15En van alle vlees waar een levensgeest in was, kwamen ze naar Noach in de ark, twee aan twee. 16En die kwamen, kwamenalsmannelijken vrouwelijk, van alle vlees, zoals Godhem geboden had. En de HEERE slootdedeurachter hem toe.17En de vloed was veertig dagen op de aar-de, en het water nam toe en hief de arkomhoog, zodat hij van de aarde oprees.18En het water steeg en nam sterk toe op de aarde; en de ark dreef op het water. 19Het water steeg meer en meer op de aar-de, zodat alle hoge bergen die onder heel de hemel zijn, bedekt werden. 20Nogvijftien el daarboven steeg het wa- ter, en de bergen werden bedekt. 21aEn alle vlees dat zich op de aarde be-woog,gafdegeest:devogels,hetvee,dewilde dieren en alle kruipende dieren, dieover de aarde kropen, en alle mensen.22Alles met levensadem *in zijn neusgaten van alles wat op het drogeleefde, stierf.23Zo verdelgde Hij alles wat bestond, wat op de aardbodem was, van mens tot dier, tot kruipende dieren en vogels in de lucht;verdelgd werden zij van de aarde. bAlleen Noach bleef over, en wat met hem in de arkwas. 24En het water had honderdvijftig dagen lang de overhand op de aarde. einDe van De zonDvloeD 8 En God dacht aan Noach en aan al de wilde dieren en al het vee dat bij hem in de ark was; en God liet wind over deaarde gaan, zodat het water bedaarde.2Ook werden de bronnen van de water-vloed en de sluizen van de hemel gesloten,en de regen uit de hemel werd gestopt.3Vervolgens vloeide het water van bovende aarde terug, gaandeweg vloeide hetterug. Na verloop van honderdvijftig da- gen werd het water minder. 4En de ark bleef in de zevende maand, opde zeventiende dag van de maand, vastzit-ten op het gebergte van Ararat.5En gaandeweg werd het water minder,tot aan de tiende maand. In de tiendemaand, op de eerstedagvan de maand,werden de toppen van de bergen zicht-baar.6En het gebeurde na verloop van veertig dagen dat Noach het venster van de ark, dat hij gemaakt had, opendeed. 7En hij liet een raaf los, die heen en weer bleef vliegen totdat het water van boven de aarde opgedroogd was. 8Daarna liet hij een duif van bij zich los omte zien of het water op de aardbodem af- genomen was. 9Maar de duif vond geen rustplaats voor de holte van haar voet; daarom keerde zij naar hem terug in de ark, want het water stond nogboven heel de aarde. Hij stakzijn hand uit, pakte haar en bracht haar bijzich in de ark.10En hij wachtte nog eens zeven dagen;toen liet hij de duif weer los uit de ark.11En de duif kwam naar hem toe tegen deavond; en zie, er was een afgebroken olijf-blad in haar snavel; daaraan merkte No- ach dat het water op de aarde afgenomen was. 12Toen wachtte hij nog eens zeven dagen.Hij liet de duif los, maar zij keerde nietmeer naar hem terug.13En het was in het zeshonderdeerste jaar,in de eerste maand, op de eerstedag van genesis 7-8 aLuk. 17:27 16
die maand, dat het water van boven deaarde opgedroogd was. Toen nam Noach het luik van de ark weg en keek naar bui- ten, en zie, de aardbodem was opge-droogd.14In de tweede maand, op de zevenentwin-tigste dag van de maand, was de aardedroog geworden.15Toen sprak God tot Noach:16Ga de ark uit, u, uw vrouw, uw zonen en de vrouwen van uw zonen met u. 17Laat al de dieren die bij u zijn van allevlees, de vogels, het vee en alle kruipendedieren, die over de aarde kruipen, met unaar buiten gaan, zodat azij zich overvloe- dig uitbreiden op de aarde en vruchtbaar zijn en talrijk worden op de aarde. 18Toen ging Noach naar buiten, en zijnzonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen met hem. 19Alle dieren, alle kruipende dieren en allevogels, alles wat zich op de aarde beweegt,overeenkomstig hun soorten, gingen deark uit. offer van noach 20En Noach bouwde een altaar voor deHEERE; en hij nam van al het breine vee en van alle reine vogels, en bracht brandof- fers op dat altaar. 21En de HEERE rook die aangename geur,en de HEERE zei in Zijn hart: Ik zal de aard-bodem voortaan niet meer vervloekenvanwege de mens; cde gedachtespinsels van het hart van de mens zijn immersslecht, van zijn jeugd daf; en Ik zal voort- aan niet al het levende meer doden, zoals Ik gedaan heb. 22eVoortaan, al de dagen van de aarde, zullen zaaitijd en oogsttijd, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht niet ophouden. goDs verbonD met noach 9 Toen zegende God Noach en zijn zo-nen en Hij zei tegen hen: fWees vruchtbaar, word talrijk en vervul de aarde! 2Vrees en schrik voor u zal er zijn bij alledieren van de aarde en bij alle vogels in delucht, bij alles wat over de aardbodemkruipt en bij alle vissen in de zee; zij zijn inuw hand gegeven.3Alles wat zich beweegt, waarin leven is, zal u tot voedsel dienen; Ik heb het u alle- maal gegeven, evenals ghet groene gewas. 4hMaar vlees met zijn leven, zijn bloed, er nog in mag u niet eten. 5iVoorzeker, Ik zal vergelding eisen vooruw bloed, voor uw levens. Van de hand vanalle dieren zal Ik vergelding eisen; ook vande hand van de mens, van de hand van ieders broeder, zal Ik vergelding eisen voor het leven van de mens.6jVergiet iemand het bloed van de mens, door de mens zal diens bloed vergoten worden; want knaar het beeld van God heeft Hij de mens gemaakt. 7Wat lu betreft, wees vruchtbaar en word talrijk; breid u overvloedig uit op de aarde, en word talrijk daarop. 8En God zei tegen Noach en zijn zonen methem:9mEn Ik, zie, Ik maak Mijn verbond met u, met uw nageslacht na u, 10en met alle levende wezens die bij u zijn:de vogels, het vee en alle dieren van deaarde met u; van alles wat uit de ark is ge- gaan, tot alle dieren van de aarde toe. 11IkmaakMijnverbondmetu,datniet meer alle vlees door het water van een vloed zal worden uitgeroeid, en dat er geen vloed meer zal zijn om de aarde tegronde te richten.12En God zei: Dit is het teken van het ver-bond dat Ik geef tussen Mij en u, en allelevende wezens die bij u zijn, allegenera- ties door totin eeuwigheid: 13Mijn boog heb Ik in de wolken gegeven; die zal dienen als teken van het verbond tussen Mij en de aarde. 14Het zal gebeuren, als Ik wolken boven deaarde breng en de boog in de wolken ge- zien wordt, 15dat Ik aan Mijn verbond zal denken, dat genesis 8-9 aGen.1:22,28;9:1 gGen. 1:29 kGen. 1:27 lGen. 1:28; 8:17 mJes. 54:9 17
er is tussen Mij en u en alle levende we-zens van alle vlees. Het water zal niet meertot een vloed worden om alle vlees tegronde te richten.16Als deze boog in de wolken is, zal Ik hemzien, en denken aan het eeuwig verbondtussen God en alle levende wezens van allevlees dat op de aarde is.17God zei dus tegen Noach: Dit is het tekenvan het verbond dat Ik gemaakt heb tus- sen Mij en alle vlees da topdeaardeis. De zonen van noach 18En de zonen van Noach, die uit de arkgingen, waren aSem, Cham en Jafeth; Cham is de vader van Kanaän.19Deze drie waren de zonen van Noach; enuit hen is heel de aarde bevolkt. * 20En Noach werd landbouwer en plantte een wijngaard. 21Hij dronk van de wijn en werd dronken;en hij ontkleedde zich midden in zijn tent.22En Cham, de vader van Kanaän, zag de naaktheid van zijn vader en vertelde het aan zijn beide broers buiten. 23Toen namen Sem en Jafeth een kleed,legden het op hun beider schouders, lie-pen achteruit en bedekten de naaktheidvan hun vader, met het gezicht afgewend, zodat zij de naaktheid van hun vader niet zagen. 24Toen ontwaakte Noach uit zijn roes en kwam hij te weten wat zijn jongste zoon hem aangedaan had. 25Hij zei: Vervloekt is Kanaän! Laat hij voor zijn broers een dienaar van dienaren zijn! 26Ook zei hij: Gezegend is de HEERE, de God van Sem! Laat Kanaän een dienaar voor hem zijn! 27Laat God Jafeth uitbreiden en laat hij in de tenten van Sem wonen! En laat Kanaän voor hem een dienaar zijn! 28En Noach leefde na de vloed driehon-derdvijftig jaar.29Zo waren al de dagen van Noach negen- honderdvijftig jaar; en hij stierf. naKomelingschap van noachs zonen 10 Dit zijn de afstammelingen van bde zonen van Noach, Sem, Cham en Jafeth. Bij hen werden na de vloed zonen geboren. 2Deczonen van Jafeth zijn: Gomer, Magog, Madai, Javan, Tubal, Mesech en Tiras.3De zonen van Gomer zijn: Askenaz, Rifathen Togarma.4De zonen van Javan zijn: Elisa en Tarsis, de Kittiërs en de Dodanieten. 5Van hen stammen de mensen af diezichover de kustlanden van de volken ver-spreid hebben, in hun landen, elk overeen-komstig zijn taal, overeenkomstig hungeslachten, onder hun volken.6De zonen van dCham zijn: Cusj, Mizraïm, Put en Kanaän. 7De zonen van Cusj zijn: Seba, Havila,Sabta, Raëma en Sabtecha. De zonen van Raëma zijn: Sjeba en Dedan. 8EneCusj verwekte Nimrod; die begon een geweldenaar op de aarde te worden.9Hij was een geweldig jager voor het aan-gezicht van de HEERE; daarom wordt ge-zegd: Als Nimrod, een geweldig jager voorhet aangezicht van de HEERE.10Het begin van zijn koninkrijk bestonduit Babel, Erech, Akkad en Kalne in hetland Sinear.11Uit dit land is Assur weggegaan en hijbouwde Ninevé, Rehoboth-Ir, Kalach12en Resen, tussen Ninevé en Kalach; dat is de grote stad. 13Mizraïm verwekte de Ludieten, de Ana- mieten, de Lehabieten, de Naftuchieten, 14de Pathrusieten, de Kasluchieten – uitwie de Filistijnen voortgekomen zijn – en de Kaftorieten. 15Kanaän verwekte Sidon, zijn eerstgebo- rene, Heth, 16en de Jebusiet, de Amoriet, de Girgasiet,17de Heviet, de Arkiet, de Siniet,18de Arvadiet, de Zemariet en de Hama-thiet; daarna zijn de geslachten van deKanaänieten verspreid.19En de grens van de Kanaänieten reikte van Sidon in de richting van Gerar tot aan genesis 9-10 aGen. 6:10 18
Gaza,enin de richting van Sodom, Gomor-ra, Adama en Zeboïm, tot aan Lasa.20Dit waren de zonen van Cham,ingedeeldnaar hun geslachtenennaar hun talen,met hun landen en hun volken.21Ook bij Sem zijnzonengeboren; hij is de voor vader van alle zonen van Heber,en de broer van Jafeth, de oudste. 22aSems zonen waren: Elam, Assur, bAr- fachsad, Lud en Aram.23De zonen van Aram waren: Uz, Hul,Gether en Mas.24cArfachsad verwekte Selah, en Selahverwekte Heber.25Bij Heber werden twee zonen geboren; de naam van de ene was Peleg, *omdat in zijn dagen de aarde verdeeld is, en denaam van zijn broer was Joktan.26Joktan verwekte Almodad, Selef, Hazar-mavet, Jerah,27Hadoram, Uzal, Dikla,28Obal, Abimaël, Sjeba,29Ofir, Havila en Jobab. Zij allen waren zo- nen van Joktan. 30Hun woongebied reikte van Mesja tot inde richting van Sefar, het bergland in het oosten. 31Dit waren de zonen van Sem,ingedeeldnaar hun geslachtenennaar hun talen,met hun landen en hun volken.32Dit waren de geslachten van de zonenvan Noach,ingedeeldnaar hun afstam-ming, met hun volken; van henstammen de volken af diezich na de vloed over de aarde hebben verspreid. De toren van babel 11 Heel de aarde had één taal en eende-re woorden. 2En het gebeurde, toen zij naar het oostentrokken, dat zij een vlakte in het land dSi- near vonden. Daar gingen zij wonen. 3En zij zeiden allen tegen elkaar: Kom, la-ten wij kleiblokken maken en die goedbakken! En de kleiblokken dienden huntot steen en het asfalt diende hun tot leem.4En zij zeiden: Kom, laten wij voor ons eenstad bouwen, en een toren waarvan de top in de hemel reikt, en laten we voor ons een naam maken, anders worden wij over heelde aarde verspreid!5Toen daalde de HEERE neer om de stad ende toren te zien die de mensenkinderenaan het bouwen waren,6en de HEERE zei: Zie, zij vormen één volk en hebben allen één taal. Dit is het begin van wat zij gaan doen, en nu zal niets van wat zij zich v oornemen te doen, voor hen onmogelijk zijn. 7Kom, laten Wij neerdalen en laten Wij hun taal daar verwarren, zodat zij geen van allen elkaars taal zullen begrijpen.8eZo verspreidde de HEERE hen vandaarover heel de aarde, en zij hielden op met het bouwen van de stad. 9Daarom gaf men haar de naam Babel; * want daar verwarde de HEERE de taal van heel de aarde, en vandaar verspreidde de HEERE hen over heel de aarde. nageslacht van sem 10fDit zijn de afstammelingen van Sem:Sem was honderd jaar oud, toen hij Ar-fachsad verwekte, twee jaar na de vloed.11Sem leefde, nadat hij Arfachsad verwekthad, vijfhonderd jaar; en hij verwekte zo- nen en dochters. 12Arfachsad had vijfendertig jaar geleefd,toen hij Selah verwekte.13Arfachsad leefde, nadat hij Selah ver- wekt had, vierhonderddrie jaar; en hij verwekte zonen en dochters.14Selah had dertig jaar geleefd, toen hijHeber verwekte.15Selah leefde, nadat hij Heber verwekthad, vierhonderddrie jaar, en hij verwektezonen en dochters.16Heber had vierendertig jaar geleefd,toen hij Peleg verwekte.17Heber leefde, nadat hij Peleg verwekt had, vierhonderddertig jaar; en hij ver- wekte zonen en dochters.18gPeleg had dertig jaar geleefd, toen hijRehu verwekte.19Peleg leefde, nadat hij Rehu verwekt genesis 10-11 a1Kron.1:17 bGen. 11:10g1Kron.1:25 10:25 Pelegkan vertaald worden met: verdeling. 11:9 Babelwordt hier in verband gebracht met een Hebreeuws woord dat ‘verwarren’ betekent. 19
had, tweehonderdnegen jaar; en hij ver-wekte zonen en dochters.20Rehu had tweeëndertig jaar geleefd,toen hij Serug verwekte.21Rehu leefde, nadat hij Serug verwekthad, tweehonderdzeven jaar; en hij ver-wekte zonen en dochters.22Serug had dertig jaar geleefd, toen hijNahor verwekte.23Serug leefde, nadat hij Nahor verwekthad, tweehonderd jaar; en hij verwektezonen en dochters.24Nahor had negenentwintig jaar geleefd,toen hij Terah verwekte.25Nahor leefde, nadat hij Terah verwekthad, honderdnegentien jaar; en hij ver-wekte zonen en dochters.26Terah had zeventig jaar geleefd, toen hijAbram, Nahor en Haran verwekte. nageslacht van terah 27aDit zijn de afstammelingen van Terah: Terah verwekte Abram, Nahor en Haran; en Haran verwekte Lot. 28Haran stierf tijdens het levenvan zijnvader Terah, in zijn geboorteland, in Urvan de Chaldeeën.29En Abram en Nahor namen zich vrou-wen; de naam van Abrams vrouw wasSarai, en de naam van Nahors vrouw wasbMilka, een dochter van Haran, de vader van Milka en Jiska. 30cSarai nu was onvruchtbaar; zij had geenkind.31dEn Terah nam Abram, zijn zoon, en Lot, zijn kleinzoon, de zoon van Haran, en Sa- rai, zijn schoondochter, de vrouw van zijnzoon Abram, en zij trokken met hen uit Urvan de Chaldeeën om naar het land Ka-naän te gaan; en zij kwamen tot Haran en bleven daar wonen. 32De dagen nu van Terah waren tweehon-derdvijf jaar, en Terah stierf in Haran. De roeping van abram 12 De HEERE nu zei tegen Abram: eGaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het landdat Ik u wijzen zal. 2Ik zal u tot een groot volk maken, u zege-nen en uw naam groot maken; en u zult toteen zegen zijn.3Ik zal zegenen wie u zegenen, fen wie u vervloekt, zal Ik vervloeken; en in u zullenalle geslachten van de aardbodem geze-gend worden.4Toen ging Abramop weg, zoals de HEEREtot hem gesproken had, en Lot ging methem mee. Abram was vijfenzeventig jaar oud, toen hij uit Haran vertrok. aanKomst in Kanaän 5gAbram nu nam Sarai, zijn vrouw, en Lot,dezoonvanzijnbroer,enalhunbezittin- gen die ze verworven hadden, en de men- sen die zij in Haran verkregen hadden; en zij gingen weg om naar het land Kanaän tegaan; en zij kwamen in het land Kanaän.6En Abram trok door dat land heen tot aandeheiligeplaatsbijSichem, tot de eik van More. hDe Kanaänieten woonden toen in dat land. 7Toen verscheen de HEERE aan Abram en zei:iAan uw nageslacht zal Ik dit land ge- ven. Toen bouwde hij daar een altaar voorde HEERE, Die hem verschenen was.8Vandaar brak hij op naar het berglandten oosten van Bethel en zette zijn tent optussen Bethel in het westen en Ai in hetoosten. Daar bouwde hij voor de HEERE eenaltaar en riep de Naam van de HEERE aan.9Daarna trok Abram gaandeweg verdernaar het Zuiderland.10Er kwam hongersnood in dat land. Daar-om trok Abram naar Egypte om daar als vreemdeling te verblijven, omdat de hon- gersnood in het land zwaar was. 11En het gebeurde, toen hij op het puntstond om Egypte binnen te gaan, dat hijtegen zijn vrouw Sarai zei: Zie toch, ik weetdat je een vrouw bentdie knap is om tezien.12Als de Egyptenaren je zien, dan zullen zezeggen: Dat is zijn vrouw! Dan zullen ze mijdoden en jou in leven laten.13jZeg toch dat je mijn zuster bent, zodathet mij omwille van jou goed zal gaan en ik omwille van jou blijf leven. genesis 11-12 aJoz.24:2;1Kron.1:26 fGen.18:18;22:18;26:4;Hand.3:25;Gal.3:8 jGen.20:12;26:7 20