Jezus zei: ‘U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven.’ Johannes 6:27 Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 5
Woord vooraf namens uitgeverij Filippus –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– ls uitgeverij Filippus zijn we blij dat we dit boek kunnen presenteren. We zien het als onze taak om gelovigen te helpen hun geloof te verdie- pen, te vernieuwen en te verankeren in het Woord van God. Het is ons verlan- gen en ons gebed dat deze uitgave hieraan zal bijdragen. Het idee voor dit boek is een aantal jaren geleden binnen ons bestuur ont- staan. We zochten naar een uitgave die verdieping geeft aan mensen die op zoek zijn naar antwoorden op geloofsvragen, maar voor wie een dogmatiek te uitgebreid is. Dr. Van Veluw heeft ruime ervaring als gemeentepredikant. De vragen die hij in dit boek bespreekt komen op uit de praktijk. Het zijn vragen die leven in de gemeente en raken aan het geloofsleven. We hebben gekozen voor de opzet van een maaltijd, u krijgt een driegan- genmenu voorgeschoteld. Dat betekent dat de tijd genomen wordt om u iets goeds aan te bieden. Iets waar je voor gaat zitten. Tegelijkertijd kun je er dan ook weer een poosje mee vooruit. De onderwerpen zijn los van elkaar te lezen en te gebruiken. Het boek kan goed gebruikt worden voor eigen studie en geloofsverdieping. Maar het is ook geschikt voor gebruik in groepsverband, bijvoorbeeld in een gesprekskring of in een bijbelkring. Als bestuur zijn we dr. Van Veluw dankbaar dat hij dit boek voor het fonds van Filippus heeft willen schrijven. In het bijzonder danken we ook onze oud- voorzitter, mr.drs. Petralijn Hellinga, die het thema heeft bedacht en in het begin de uitgave heeft begeleid. Helaas heeft zij ons bestuur vanwege gezond- heidsredenen moeten verlaten. Namens het bestuur van uitgeverij Filippus ds. Jeroen de Jong Baambrugge, mei 2015 15 A Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 15
D Amuse-gueule –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– it boek heeft als doel gelovigen, twijfelaars en zoekers toegankelijke kost voor te schotelen over een aantal vragen die bij het christelijk geloof kunnen opkomen. Het gaat erom mensen te helpen in hun zoektocht naar bijbelse geloofsverdieping. Het is echter geen snelle hap die u op uw bord krijgt, maar een twaalftal driegangenmenu’s. Ieder hoofdstuk bestaat uit een voorgerecht, hoofdgerecht, nagerechten een aantal gespreksvragen om nog wat na te tafelen. Op de menukaart [pag. 7-14] vindt u de twaalf menu’s waaruit u er telkens een kunt kiezen. De gekozen onderwerpen komen allen op uit de praktijk van het (geloofs)leven. Meestal naar aanleiding van vragen die op mijn bordje gelegd werden, of omdat het in een gemeente of kerkenraad aan de orde kwam. Elk hoofdstuk biedt u een diner aan waar u de hele avond over kunt doen. Het zijn gerechten die u misschien niet allemaal kent of zou uitkiezen, maar die wel de smaakpapillen prikkelen. Dit boek is niet alleen voor geïnteresseer- de gemeenteleden, maar ook predikanten en studenten wil ik uitdagen toe te happen. Deze publicatie is tevens een gevolg van de roep die in kerken klinkt: ‘Zet eens wat steviger kost voor. Ook die hebben we nodig voor een gezond geloof.’ Tegelijk hoop ik dat de thema’s op zodanige manier geserveerd worden dat velen zin krijgen aan tafel aan te schuiven. Dit boek bestaat uit twee delen. In deel iworden zeven vragen bij de geloofs- leeropgedist. Het gaat over God en Allah, geweld in het Oude Testament, waar- om Jezus moest lijden, over zijn afkomst en wederkomst, en over vragen betreffende hemel en hel. In deel iivindt u vijf vragen met betrekking tot de geloofspraktijk: singles en de kerk, vragen rond huwelijk en echtscheiding, kinderdoop, vrouw in het ambt, en hoe om te gaan met seksueel misbruik in de christelijke gemeente. 17 Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 17
Elk onderwerp staat op zichzelf. U kunt dus met elk gewenst hoofdstuk begin- nen. Heeft u meer gevoel bij de praktijk van het geloven, dan begint u met de thema’s die u worden aangereikt in deel ii. Vanwege de verscheidenheid aan onderwerpen is er voor velen vast iets bij dat smaakt of raakt. Kortom: tast toe en eet smakelijk. Bert van Veluw zomer 2015 18 Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 18
I VRAGEN BIJ DE GELOOFSLEER Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 19
Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 20
E 1 Is Allah dezelfde als God? VOORGERECHT Bidden met moslims? –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– en goede maaltijd begint met een gebed. Laten we daarom dit diner be- ginnen met als voorproefje een vraag over bidden. Kun je samen met een moslim bidden tot God? Of kunnen we alleen maar naast hen, maar niet met hen bidden? Als Allah een andere God is dan de Here(jhwh) God, is het niet mogelijk samen tot dezelfde God te bidden. Als we echter bedenken dat christe- nen en moslims beide geloven dat er maar één God is, dan ligt de zaak wat anders. Dan is het namelijk niet mogelijk dat ze tot verschillende goden bid- den, want er is er maar Eén. Bovendien mogen we ervan uitgaan dat ieder mens altijd tot God mag bidden ongeacht of je Hem goed kent, minder goed, of nog helemaal niet. Juist mensen die God nog niet kennen, roepen we toch op God te zoeken en tot Hem te gaan bidden. Als we dit in ogenschouw nemen, moe- ten we dan niet stellen dat christenen en moslims wel tot dezelfde God bidden, ook al kennen moslims Hem (nog) niet goed, dat wil zeggen nog niet zoals Hij Zich geopenbaard heeft in Jezus Christus? Daar komt nog bij dat ook Paulus in Handelingen 17:23 tegen de Atheners zegt dat ze zonder Hem te kennen wel God vereren, doordat ze een altaar ‘aan de onbekende god’ hebben opgericht. Bij dat vereren van die onbekende god zal ook wel een vorm van gebed hebben gehoord. Paulus’ opmerking lijkt dus te suggereren dat hij niet ontkent dat die Atheners onwetend tot God baden, 21 Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 21
ook al hadden ze geen (goed) beeld van God. Voor de stelling dat moslims en christenen tot dezelfde God bidden is dus wel wat te zeggen. Nu kunnen we daarbij ook nog een andere vraag stellen, namelijk hoe het zit met christenen onderling. Er zijn niet alleen verschillende godsbeelden tus- sen moslims en christenen, maar ook onder christenen zelf zijn er soms totaal verschillende (denk)beelden over wie God is. We kunnen ons bijvoorbeeld evenzogoed afvragen of een vrijzinnig christen en iemand uit de Gerefor- meerde Gemeente in Nederland wel tot dezelfde God bidden. Zij zien God zo verschillend dat er tussen bepaalde moslims en bepaalde christenen soms meer overeenkomsten zijn dan tussen hen, bijvoorbeeld als het gaat over voorzie- nigheid of de almacht van God. Maar dan kunnen we ons vertwijfeld afvragen: wie bidt er echt tot God? Hebben we niet allemaal min of meer onze eigen (denk)beelden ontworpen van de God tot wie we bidden? En in hoeverre zijn dat goede voorstellingen? Is het tweede gebod, dat we God niet moeten vast- leggen in door ons op onze maat gesneden beelden, niet juist een waarschu- wing daartegen? Onze denkbeelden worden gauw verkeerde voorstellingen van wie God werkelijk is. Als we dus starten met de kwestie van het al of niet samen bidden, zien we gelijk hoe lastig de vraag van dit hoofdstuk te beantwoorden is. We zouden aan de ene kant kunnen zeggen dat moslims en christenen bidden tot dezelfde God, ook al hebben ze een verschillend beeld van God, want zelfs christenen hebben vaak al verschillende beelden van Hem. Bovendien zouden we kunnen zeggen dat moslims niet eens tot een andere God kunnenbidden, want er is maar één God. Aan de andere kant zouden we kunnen stellen dat het uitgesloten is dat moslims tot dezelfde God bidden, want alleen de Heer(jhwh), de Vader van Jezus Christus, is God en Allah niet. In dat geval bidden moslims tot een pro- jectie, want er is maar één God. Daarbij gaan we nog voorbij aan de vraag of de gebedsrituelen die moslims uitvoeren (Dhikr, Dua, Salat) wel bidden is in onze betekenis van het woord, of dat het slechts reciteren is van (verplichte) teksten zonder meer. Het is overigens ook de vraag of samen bidden wel wenselijk is. We moeten niet door gezamenlijk gebed een eenheid simuleren die, noch vol- gens ‘de kerk van de levende God’, noch volgens ‘het huis van de islam’, bestaat. Uit al deze overwegingen zien we dat het een lastig thema is dat in dit eer- ste hoofdstuk wordt besproken. Is Allah nu dezelfde als de HereGod of niet? Wat zeggen moslims daar zelf van? Sommige moslims die christen geworden zijn, menen dat ze God daardoor dieper hebben leren kennen. Zij zullen de vraag dus met ‘ja’ beantwoorden. Andere moslims die christen werden zeggen dat ze pas nu God dienen. Zij zullen de vraag dus met ‘nee’ beantwoorden. 22 Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 22
23 A Nog een laatste punt wil ik hier noemen. Zij die stellen dat moslims en christe- nen niet dezelfde God vereren, baseren dat vaak op het feit dat moslims het hart van het christelijk geloof ontkennen, namelijk Jezus Christus, de Gekrui- sigde en Opgestane. Ook al kunnen we dat feit niet negeren, het is tevens zo dat ook joden dat ontkennen en dat de kerk toch belijdt dat joden en christenen het over dezelfde God hebben. Dan toch maar weer aannemen dat ook moslims dezelfde God aanbidden? Maar waarom dan ook niet de sikhs daarbij betrek- ken? Ook zij hebben een monotheïstische godsdienst. Of moeten we het beperken tot de drie Abrahamitische godsdiensten, zoals sommigen joden- dom, christendom en islam noemen. Maar ook dit is problematisch, omdat de stelling dat de Arabieren van Ismaël zouden afstammen moeilijk als historisch feit is te beschouwen. Ten slotte: de Heidelbergse Catechismus brengt de criteria voor een gebed mooi onder woorden in antwoord 117. Het wordt sterk gekoppeld aan het Woord. Bidden is ‘dat wij alleen de enige, ware God, die zich in zijn Woord aan ons geopenbaard heeft, van harte aanroepen’, ten tweede ‘dat wij onze nood en ellende goed en grondig kennen’ en ten derde ‘dat wij deze vaste grond hebben, dat God ons gebed (...), omwille van de Heer Christus, zeker wil verhoren, zoals Hij ons in zijn Woord beloofd heeft.’ Daarom bidden we altijd in Jezus’ naam, in de naam van de Gekruisigde en Opgestane. Als er moslims zijn die dat op deze wijze met ons willen doen, zijn er wat mij betreft geen bezwaren samen te bidden. HOOFDGERECHT Wat voor soort woord is het woord ‘God’? –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– ls we nu wat steviger in dit onderwerp bijten, is het wellicht goed eens te kijken naar de betekenis en het gebruik van het woord ‘God’. Mensen die beweren dat Allah uiteindelijk toch dezelfde is als onze God, voeren daar- voor vaak aan dat het Arabische woord ‘Allah’ gewoon ‘God’ betekent, net als ‘El’ of ‘Elohim’ in het Hebreeuws. ‘Allah’ en ‘El’ komen tenslotte van dezelfde Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 23
woordstam. Ook in de Arabische vertaling van de Bijbel staat op de plek waar bij ons ‘God’ voorkomt, gewoon ‘Allah’. Anderen daarentegen stellen dat het woord ‘God’ niet alleen gebruikt wordt door christenen en moslims, maar door aanhangers van vele godsdiensten. Met het gebruik van het woord God, Allah, Elohim of Dieu op zich, zeg je dus nog niet zo veel over welkeGod je het hebt. Bovendien, zo redeneert men ver- der, kan de God die Zich in de Bijbel openbaart als de God die in zijn Zoon Jezus Christus mens werd, nooit dezelfde zijn als Allah, omdat dat voor Allah alle- maal wordt ontkend. ‘Allah heeft geen zoon.’ Hoe zouden we in deze kwestie enige helderheid kunnen verschaffen? Zou het kunnen helpen als we eens goed kijken naar het gebruik van het woord ‘God’? Want het woord ‘God’ is een bepaald soort term. Het is namelijk een titelterm. Dat wil zeggen dat het een titel is die verwijst naar een bepaalde functie, positie, ambt of rang, net zoals ‘burgemeester’ of ‘minister-president’. De laatste twee verwijzen naar de hoogste functie of het hoogste regeerambt in respectievelijk een gemeente of een land. Daarnaast kennen we nog andere titeltermen, zoals ‘edelachtbare’, ‘excellentie’, ‘heilige vader’, ‘generaal’, ‘serge- ant’, ‘koning’ en ‘keizer’. Nu is er met het gebruikvan deze titeltermen iets aan de hand. Niet altijd verwijst de titelterm naar de functie of het ambt. Soms wordt de titelterm ook gebruikt als een soort (eigen)naam voor de persoon die die positie bekleedt. Zo is het ook met het gebruik van de titelterm ‘God’. ‘Want God is niet een God …’ (1 Kor. 14:33) –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– n de bijbeltekst die boven deze paragraaf staat, komen we het dubbele gebruik van de titelterm ‘God’ al tegen. We kunnen namelijk niet alleen vra- gen: Wieis God, maar ook: watis een god. De eerste keer dat het woord ‘God’ in de tekst van bovenstaand kopje voorkomt, wordt de Persoon(wie) bedoeld die de positie of het ambt vervult waarop deze titelterm duidt, terwijl de tweede keer dat het woord ‘God’ in deze zin staat de functie of hetambt zelf (het wat) wordt bedoeld dat met deze titelterm wordt beschreven. De eerste keer fungeert de titelterm ‘God’ dus als eigennaam. Daarom kun- nen we op die plek in de zin het woord ‘God’ vervangen door een echte (eigen)- naam, bijvoorbeeld: jhwh(Heer), terwijl dat verderop in de zin met het woord ‘God’ niet kan. De uitspraak: ‘De Heer(jhwh) is God’ beantwoordt dan ook precies de vraag wieGod is, namelijk door zijn naam te noemen, net zoals de zin ‘de heer Koelewijn is burgemeester’ dat ook doet. 24 I Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 24
Daarbij moeten we bedenken dat een naam in de Bijbel altijd meer is dan alleen maar een naam. Het zegt vaak ook iets over het wezenvan iemand. Dat geldt bijvoorbeeld voor de naam Jakob (‘bedrieger’, wat hij ook was), maar zeker voor de naam Jezus (‘Redder’, wat Hij ook is) en voor de naam van God: jhwh (‘Ik ben, die Ik ben’). Als we dus zeggen dat de Heer (jhwh )de enige God is, belijden we daarmee dat entiteiten die met andere eigennamen worden aange- duid, zoals Zeus, Wodan of Allah (Allah nu als eigennaam gebruikt) niet God kunnen zijn. We kunnen dus zeggen dat Allah (gebruikt als eigennaam) een ander is dan de HereGod. Alleen jhwhis God en heeft recht op deze titel. Bovendien kan er maar één God zijn, dus een Allah (eigennaam) daarnaast kan niet bestaan. Omgekeerd zullen moslims op grond van dezelfde redenering zeggen dat alleen Allah (eigennaam) deze titel mag en kan dragen. Het niet goed onderscheiden van dit tweeledige gebruik van de titelterm God/Allah kan heel vervelende consequenties hebben. Dat blijkt wel uit het feit dat in 2014 het hooggerechtshof in Maleisië in hoger beroep uitsprak dat de Rooms-Katholieke Kerk niet meer het woord Allah mag gebruiken, terwijl christenen daar op vele plekken al eeuwenlang die aanduiding voor God gebruikten. Het hof meent dat het gebruik van het woord ‘Allah’ voor de god van de christenen een aantasting is van de heiligheid van de islam. Bovendien vreest het hof voor verwarring onder moslims en zou het een poging kunnen zijn moslims tot het christendom te bekeren. Verder zou het woordgebruik de nationale veiligheid en openbare orde in het goeddeels islamitische Maleisië kunnen bedreigen. Tot zover het krantenbericht. Als verweer zou de kerk kun- nen aanvoeren dat het hof de titelterm ‘Allah’ slechts opvat als eigennaam, ter- wijl de kerk het woord Allah juist alleen gebruikt om de functie of het ambt dat jhwhbekleedt mee aan te duiden. Als we nu vragen wat de functie of het ambt dat we met de titelterm ‘God’ aanduiden inhoudt, dan vragen we naar een beschrijving van watwe met de term God bedoelen. Een van de meest gangbare algemene beschrijvingen van wat God is, luidt: hoogste Wezen. Dit is grammaticaal vergelijkbaar met de betiteling ‘langste man ter wereld’. Uit dit soort betitelingen blijkt tevens dat er hier maar één van kan zijn. Er kan namelijk maar één de langste zijn of het hoogste. Vervolgens komen daar voor God nog een aantal beschrijvingen bij, zoals: eeuwige, almachtige, volmaakt goede, Schepper van alle zichtbare en onzichtbare dingen. Voor christenen geldt dat deze beschrijvingen van wat God is, geijkt moeten worden aan wat Hij in de Bijbel van Zichzelf openbaart. Dat is de enige bron om niet alleen te weten te komen wát, maar ook Wíe God is. Het is hier echter niet de plaats om nog verder op de eigenschappen van God in te gaan. Het gaat er mij alleen om aan te geven dat met de titelterm ‘God’ 25 Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 25
twee verschillende dingen bedoeld kunnen zijn. De titelterm kan in een zin gebruikt worden als een eigennaam, maar hij kan ook bedoeld zijn als een functieaanduiding. Nu komt het tweeledige gebruik van titeltermen vaker voor. Laat ik een voorbeeld noemen. In de zin: ‘Onze burgemeester is geen burgemeester die de kantjes ervanaf loopt’, zien we op exact dezelfde manier het dubbele gebruik van deze titelterm als in het kopje boven deze paragraaf ten aanzien van God: als aanduiding van de persoon en als beschrijving van een ambt of functie. Met een tweede voorbeeld wil ik laten zien dat de als eigennaam gebruikte titelterm grammaticaal gezien zowel in de derde als in de tweede persoon kan worden toegepast. Als we bijvoorbeeld zeggen: ‘Napoleon ging uit paard- rijden’, dan bedoelen we dat de persoon die de naam ‘Napoleon’ draagt, ging paardrijden. Als we zeggen: ‘De keizer ging uit paardrijden’ gebruiken we de titelterm ‘keizer’ als een soort eigennaam. We verwijzenin dat geval met die titelterm ‘keizer’ naar de persoon met de naam Napoleon die op dat moment het ‘ambt’ van keizer bekleedt en gaat paardrijden. Grammaticaal gezien is deze verwijzing in de derde persoon. Nu wordt de als eigennaam gebruikte titelterm ook aangewend om de per- soon in kwestie direct aan te spreken, dus als aanspreeknaam. Dat gebeurt grammaticaal gezien in de tweedepersoon. Als we zeggen: ‘Keizer, gaat u mee uit paardrijden?’ dan verwijzenwe met het woord ‘keizer’ nu niet slechts naar de persoon, maar spreken hem direct aan. Nu niet door zijn naam (Napoleon) te noemen, maar door zijn titel ‘keizer’ in de tweede persoon te gebruiken als een eigennaam, namelijk als aanspreeknaam. Kortom: als zelfstandig naamwoord blijven titeltermen beschrijvingen van functies, ambten of rangen, maar soms kan in een zin een titelterm het werk doenvan een eigennaam. Vooral bij het gebruik van een titelterm als aan- spreeknaam (in de tweede persoon) zien we goed dat een dergelijke titelterm als eigennaam wordt gebruikt. Je kunt er dan namelijk geen lidwoord voor zet- ten. Het is (grammaticaal) onjuist te zeggen: ‘De keizer, mag ik u iets vragen?’ Ook voor eigennamen zetten we in zo’n geval nooit een lidwoord. We zeggen niet: ‘De Bert, mag ik je wat vragen?’ Door het onderkennen van dit dubbele gebruik van titeltermen kunnen we nu de op het eerste gezicht vreemd aandoende zin: ‘ Want God is niet een God ...’ begrijpen. De eerste keer dat het woord ‘God’ in de zin voorkomt wordt de titelterm ‘God’ gebruikt als een eigennaam (in de derde persoon), en de tweede keer wordt met het woord ‘God’ verwezen naar de functie (positie, ambt of rang) die met de titelterm ‘God’ wordt beschreven. Volgens het christelijk geloof krijgt het woord ‘God’ pas inhoud doordat de Bijbel ons openbaart wat 26 Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 26
deze functie behelst en wiedeze functie vervult, anders gezegd: wie het waard is de titel ‘God’ te mogen dragen. De Bijbel openbaart ons dat de Heer(jhwh) dat is. Toen de schrijvers van de Septuaginta het Oude Testament gingen vertalen in het Grieks, schroomden ze niet de titelterm ‘El, Elohim’ te vertalen met ‘Theos’, maar ze identifi ceerden jhwhniet met Zeus. Ook de nieuwtestamen- tische schrijvers identifi ceerden de Vader van Jezus Christus niet met de vadergod Zeus, terwijl ze in navolging van de Septuaginta wel het woord ‘Theos’ als titelterm gebruikten. jhwhis Degene die met recht deze titel Theos/God mag dragen, omdat Hij de enige God is, de Schepper van hemel en aarde, de Vader van Jezus Christus. De Grieken vereerden Hem nog als ‘de onbekende god’, want ze kenden zijn naam – en dus zijn Wezen – nog niet. God is wel Allah, maar Allah is niet God –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– e kunnen bovenstaande analyse nu ook goed gebruiken in het be- antwoorden van de vraag van dit hoofdstuk. Ook moslims hanteren namelijk de term ‘Allah’ in het hierboven uiteengezette dubbele gebruik. Indien moslims de titelterm ‘Allah’ gebruiken als beschrijvende betiteling van het hoogste wezen, dan doen zij hetzelfde als wanneer christenen dat doen met het woord ‘God’. Immers, El, Elohim, Theos, Deus, Allah, God, Gott en Dieu zijn allemaal woorden in verschillende talen die naar hetzelfde willen verwij- zen. Wanneer moslims echter de titelterm ‘Allah’ als eigennaam of aanspreek- naam gebruiken, duiden ze daarmee een andere persoon aan dan jhwh, de Vader van zijn Zoon Jezus Christus. Want ‘Allah’ (gebruikt als eigennaam) heeft geen zoon. We zouden vervolgens kunnen zeggen dat moslims in dat geval niemand aanroepen, want er kan naast jhwhgeen Ander bestaan die ook de titel ‘God’ draagt. Met andere woorden: moslims weten wel dat er één God is, want er kan er maar Eén ‘de hoogste’ zijn, alleen ze kennen Hem niet. Ze ken- nen niet zijn ware Wezen. Ze aanbidden een algemene functie, maar niet de Persoon die deze functie vervult. Daarom is er ook altijd een zekere afstande- lijkheid te bespeuren bij moslims in de omgang met Allah. Dit alles is tot op zekere hoogte te vergelijken met de eerste evangeliever- kondiging in Nederland. Ook toen werd verteld dat niet Wodan, Donar (eigen- namen) of wie dan ook de functiebeschrijvende betiteling ‘God’ dragen, maar dat alleen God de Heer(jhwh) dat is, de Vader van Jezus Christus, de drie- enige God. Verder werd erbij verteld dat er ook maar Eén die titel echt kan dragen. 27 W Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 27
De situatie ten tijde van Bonifatius in ons land of op de Areopagus in de tijd van Paulus is in bepaald opzicht vergelijkbaar met de gesprekken met moslims vandaag de dag. Het verschil met moslims nu en Friezen en Grieken toen is dat moslims weten dat er maar één persoon met de term ‘God’ betiteld kan worden. De islam is namelijk, net als christendom en jodendom, ook een monotheïstische godsdienst, in tegenstelling tot de godsdiensten van Friezen en Grieken. We kunnen zeggen dat de titelterm ‘El’, ‘Allah’, ‘Theos’, ‘God’ in het wereldwijde religieuze spraakgebruik in principe een ‘leeg begrip’ is. Het begrip ‘God’ zal ook leeg blijven ondanks het feit dat mensen dat vullen met allerlei on-goden, tenzij de Heer, de ‘Ik ben’, deze leegte zelf vult. Moslims vereren en erkennen wel het bestaan van een ‘hoogste Wezen’. Daarom kan volgens J. Slomp ook elke moslim op artikel 1 van de Nederlandse Geloofs- belijdenis ‘ja’ zeggen. Moslims kennen echter de Persoondie deze God is (nog) niet. Concluderend kunnen we stellen dat met de titelterm ‘God’ of ‘Allah’ het- zelfde bedoeld is als beide woorden worden gebruikt als functie- of ambtsaan- duiding, maar dat Allah niet dezelfdeis als God als beide woorden als eigen- naam worden gebruikt. Daarom kunnen we zeggen dat God (eigennaam) wel Allah (functieaanduiding) is, maar dat Allah (eigennaam) niet God (functie- aanduiding) is. We kunnen zelfs zeggen dat Jezus Christus Allah is, omdat God/Allah in Jezus Christus mens is geworden. Hij kreeg de naam die elke naam te boven gaat (Fil. 2:9). Kortom: alleen de Heer(jhwh) is God/Allah (functie). Hij alleen heeft het recht op deze betiteling, omdat christenen gelo- ven dat de Bijbel openbaartwie de Persoon isdie de titel ‘God/Allah’ mag dragen. Dit stemt overeen met wat moslims vertellen wanneer zij christen worden. Zij getuigen dan vaak dat zij pas echt hebben leren kennen wieAllah/God (functie) is door Jezus Christus. Kortom: Jezus Christus laat ons God zien. ‘Hij is beeld (‘eikoon’ in het Grieks) van God, de onzichtbare’ (Kol. 1:15). Hij is de ‘icoon’ door wie we een doorkijkje krijgen tot op God. Anders gezegd: Jezus Christus is de ‘selfie’ die God van Zichzelf aan ons heeft gestuurd. Wie naar Jezus kijkt, leert kennen wie God/Allah (functie) is. Dan zien we dat Allah (opgevat als naam) niet God kan zijn. Want die Allah heeft geen zoon. Hij kan ook niet lijden en sterven voor de wereld. Alleen de ware God deed dat in Jezus Christus. Van Mohammed is een volmaakt mens gemaakt, een vergoddelijkt mens, Jezus is anders. Hij is de mensgeworden God. Voor moslims en veel anderen is dat dwaasheid, ‘maar voor ons die worden gered, is het de kracht van God’ (1 Kor. 1:18). 28 Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 28
29 A NAGERECHT Messiasbelijdende moslims? –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– ls toetje nog de vraag of moslims moslim kunnen blijven en toch Jezus als hun Redder omarmen. Miroslav Volf beantwoordt in zijn boek Allah. Het antwoord van een christendeze vraag bevestigend. Moslims hoeven volgens hem niet een vorm van (westers) christendom aan te nemen. Hij ziet onder moslims voor die gedachte een toenemende openheid. Ook wordt er tegen- woordig wel gesproken van Messiasbelijdende moslims, zoals er ook van Messiasbelijdende joden gesproken wordt. Toch is dat eerste mijns inziens moeilijker voorstelbaar dan het tweede. Messiasbelijdende joden delen het Oude en Nieuwe Testament met christenen, terwijl joden en christenen altijd al het Oude Testament met elkaar deelden. Dat is wel een verschil met moslims. Met moslims delen wij geen enkel (deel van een) heilig boek. Nu neem ik aan dat we met de zogenoemde Messias- belijdende moslims – dus met moslims die Jezus Christus als de Messias en als de Zoon van God hebben leren kennen – in elk geval het Nieuwe Testament delen. De vraag is wel of ze dan nog de Koran als gezaghebbend boek kunnen handhaven, waarin staat dat God geen Zoon kan hebben en dat Jezus niet is gekruisigd en opgestaan. Bovendien kunnen we ons afvragen of ze niet ook het Oude Testament moeten gaan aanvaarden, omdat ook dat deel van de Bijbel gaat over de (komende) Messias. Maar is een moslim, die grote en essentiële delen van de Koran moet opgeven en de Bijbel aanvaardt, nog wel een moslim? Als we dit alles bedenken, zien we dat christendom en islam toch twee ver- schillende godsdiensten zijn en niet twee varianten van dezelfde godsdienst. Dat Mohammed de heidense Arabische volken naar het geloof in de ene God leidde, heeft iets tragisch. Juist de nadruk op het geloof in de ene God leidde tot een bijna onoverbrugbare kloof tot Jezus, de Zoon van God. Een Messias- belijdende moslim lijkt mij daarom een contradictie. Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 29
NATAFELEN –––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––– 1 Wat vindt u van de volgende uitspraak: Of God en Allah nu wel of niet dezelfde zijn, uiteindelijk moet je toch kiezen tussen Jezus en de Koran. 2 Hoe zou u een gesprek over God met een welwillende moslim beginnen? 30 Binnenwerk Aan tafel_Binnenwerk Aan tafel 04-09-15 15:12 Pagina 30