9 1. Z e ez iek ‘Hé ouwe zeeschuimer, gaat-ie lekker? ’ Theo snelt met de hand voor zijn mond het trapje op, de kajuit uit. Hij hangt over de reling en leegt zijn maag. Arthur ziet het vanaf zijn zwartleren stoel achter het teak - houten roer grijnzend aan. Hij kijkt op zijn horloge. ‘Het is nog maar acht uur en nu al zeeziek? In een van de twee keukenkasten boven de spoelbak liggen pilletjes, Cyclizine staat er op. Die helpen wel. Alleen als je zwanger bent mag je die niet. Maar dat is toch zeker niet zo? ’ schatert hij. Theo maakt vreemde geluiden en buigt zich opnieuw over de reling. Er verschijnt nog een hoofd boven aan het trapje naar de kajuit. ‘Nou nou nou, wat is hij aan het doen? ’ vraagt Thierry aan Arthur. ‘Visjes voeren’, grijnst Arthur. ‘Nu al? ’ klinkt het verbaasd. ‘Pak jij even een pilletje voor hem’, zegt Arthur. ‘Cyclizine, ligt in een van de keukenkastjes boven de spoelbak. ’ ‘Dat kun je wel doen, maar het heeft geen zin als iemand al ziek is’, weet Thierry. ‘Je kunt dat beter innemen voordat je g a at v a r e n . ’‘Jij zult het wel weten met je medicijnstudie’, grijnst Arthur. ‘Dus Theo … innemen voordat we gaan varen. ’ Theo knikt. Terwijl het schip traag op de deinende golven beweegt, probeert hij zich tegen de reling staande te hou- den.
10 ‘Met een uurtje of tien, elf zijn we in Den Helder. Je zult zien: als je aan de wal stapt, is het over. ’ ‘Lekker vooruitzicht, nog tien uur ziek’, kermt Theo. ‘We zijn net door de Goereese sluis de zee op gegaan. Het is nog zo’n 80 zeemijl dacht ik en we varen 7, 5 knoop. Dus reken maar uit. Hoe is het met John en Dinand? Zijn die niet ziek? ’ vraagt Arthur. ‘Zo-even nog niet’, antwoordt Thierry. ‘John is al wat aan het voorbereiden voor het eten straks en Dinand ligt te pitten. ’ Theo gaat plat op het achterdek zitten. Hij hangt met zijn rug tegen de kajuit. Zijn ogen zijn gesloten. Arthur ziet zijn grauwe gezicht en schudt zijn hoofd. ‘En het is nog een rustige zee nu’, mompelt hij. ‘Dat kan wat worden …’ Thierry verdwijnt weer in de kajuit. Arthur pakt zijn iPhone uit zijn broekzak en veegt met zijn duim over het scherm. Hij bekijkt de weersverwachting. Voor vandaag ziet het er goed uit. Stralende dag. Nou, dat is wel dui - delijk. Morgen verandert het. Een storing met wind en mogelijk een onweersklap komt onze kant op, leest hij. Oeps Theo, denkt hij. Ik zal je er nog maar niets over vertel - len. Hij is zelf wel wat gewend. De boot van zijn vader is vaker met ruw weer buitengaats geweest. Wat dat betreft heeft hij echte zeebenen. Van jongs af aan is hij er regelmatig met zijn vader op uit geweest. Hij heeft zelf zijn vaarbewijs ook gehaald. Drie jaar geleden heeft vader deze boot gekocht. Een pracht - boot, de Zorba. Arthur studeert in het dagelijks leven. Daarnaast heeft hij een baantje in een supermarkt, maar dat levert niet zoveel op.
11 Gelukkig stopt z’n pa hem zo nu en dan wat toe. Arthur vraagt zich weleens af waarom hij ook nog in de supermarkt werkt. Hij weet het wel: zijn vader wil het zo, omdat hij meent dat hard werken goed voor je is. Deze zomer mag hij voor het eerst met de boot van zijn vader op vakantie. Ook mocht hij enkele vrienden meenemen. Arthur heeft meteen maar groot uitgepakt: de reis voert naar Denemarken. Zijn vader weet niet dat hij een verborgen agenda heeft. Hij heeft contacten in Denemarken waardoor hij tijdens deze vakantie een mooi centje gaat bijverdienen. Het is een vrij simpel klusje en hij vangt er een smak geld mee. Daarbij vergeleken is dat wat hij af en toe van z’n vader krijgt peanuts. En zijn maats? Alleen Thierry weet ervan. Die deelt dus mee in de opbrengst. En laat hij het maar zo houden ook. Anders wordt de spoeling dunnetjes. Bovendien is het de vraag of Theo, John en Dinand zouden willen meedoen. Thierry wel, dat weet Arthur allang. Met hem gapte hij op de lagere school al wel eens wat snoep in de winkel. Nooit werden ze gesnapt. Daardoor zijn ze bondgenoten geworden. Toen Arthur hem vroeg voor deze onderneming was Thierry er meteen voor. De vader van Thierry heeft niet zoveel te mak - ken als zijn eigen vader. Toch is Thierry ook gaan studeren, zij het op een andere universiteit dan Arthur. Terwijl Arthur wat mijmert, koerst de Zorba mijl voor mijl naar het noorden. ‘Nou, ik denk dat we alles wel hebben’, zegt vader De Jongh, terwijl hij in de volle kofferbak kijkt. ‘Nu is het nog wachten op de Groeneveldjes. ’
12 Hij is nauwelijks uitgesproken of er nadert een auto die achter de auto van vader parkeert. Er stappen drie mensen uit: vader en moeder Groeneveld en hun zoon Peter. ‘Perfect getimed’, vindt vader. ‘Wij zijn precies klaar. ’ ‘Mag ik met Peter meerijden? ’ vraagt Edwin aan zijn vader. ‘Dat moet je aan Peters vader vragen. ’ Peters vader hoort de vraag. ‘Natuurlijk, geen probleem. We hebben plek zat en jullie zitten misschien wat krap met de honden erbij. ’‘Het gaat, maar je hebt wel gelijk’, zegt vader. ‘Kon je alles met een gerust hart achterlaten? ’ ‘Ja’, antwoordt pa Groeneveld. ‘Onze Jacob is nu oud genoeg om het alleen aan te kunnen. We hebben net vorige week al het grasland gemaaid en ingekuild. De nieuwe melkrobot doet het perfect, da’s een heel gemak. En Jacob kan er goed mee overweg. Die jongens hebben heel die digitale ontwikkeling veel beter in de vingers dan wij … toch? En Jacob doet het allemaal graag. Hij wordt een echte boer. Veel meer dan Peter, die is meer een techneut. ’ Vader knikt begrijpend. ‘Zullen we vertrekken? ’ stelt pa Groeneveld opgewekt voor. ‘Ik heb er veel zin in. We zijn in geen jaren op vakantie geweest omdat het niet ging met een boerderij. Maar nu alles geregeld is, ben ik blij dat het weer eens kan. ’‘Goed’, vindt vader. ‘We gaan vertrekken. Zal ik voorop rij - den? ’ ‘Ik vind het allemaal best’, lacht pa Groeneveld. ‘Oké mensen, we gaan rijden!’ Vader klapt een paar keer in zijn handen.
13 De beide moeders kijken wat verstoord om. ‘Jullie kunnen de hele vakantie met elkaar beppen’, grijnst vade r. Even later rijden de twee auto’s achter elkaar de Visserdijk af, het dorp uit. Vader heeft vooraf de tomtom ingesteld. ‘Het is 193 kilometer’, leest hij op het kleine scherm. ‘Bijna twee uur rijden. En dan nog overvaren. Da’s dacht ik ook nog anderhalf uur. Maar we hebben de tijd. Ik zeg maar zo: “De vakantie begint zodra we wegrijden van huis”, of niet soms? ’ Vader kijkt moeder even aan. ‘Je bent een rasoptimist, maar houd je er wel rekening mee dat niet iedereen zo goed tegen reizen kan als jij? ’ ‘Je hebt je pilletje toch wel ingenomen? ’ grijnst vader. ‘Plaaggeest’, zegt moeder. ‘Ik zal rustig rijden, kalm in de bochten en haarspeldbochten komen we niet tegen. Stelt dat je gerust, lief? ’Moeder zegt niets en port vader een keer in zijn zij. ‘De bestuurder niet afleiden’, klinkt Vera’s stem vanaf de achterbank. ‘Moet jij je vader nog gaan helpen ook’, zegt moeder quasi- veront waardigd. ‘Maar je dochter spreekt wel de waarheid’, zegt vader snel. ‘Ik hoor het al’, zucht moeder op haar beurt. ‘Ik ben blij dat de moeder van Peter er deze keer ook bij is. Die begrijpt me tenminste. ’ ‘Dat hoop je …’ plaagt vader.