Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.
3 2
G od maakte alles Kijk eens, de lucht. Dat is mooi. Zie je de zon? Lekker warm. Pffff! Voel je de wind? De wind blaast. Pffff, tegen je wangetjes. De zon en de wind: God heeft alles gemaakt. Spetter, spat. Hoor je de regen? Spetter, spat. Water in je bad. Sla maar met je handjes! Het water, het land: God heeft alles gemaakt. 5 4
Ruik je de bloemen? Wat ruiken ze lekker. Voel je het gras? Het kriebelt aan je voetjes. Bloemen en gras: God heeft alles gemaakt. Zie je het vogeltje? Hoor je hem fluiten? Kijk nou, een visje. Hij zwemt in het water. Kijk, nou een eendje. Een eendje in bad. Het eendje gaat duiken. De vissen, de vogels: God heeft alles gemaakt. 7 6
Wat zacht, een konijntje! Wat sterk, een beer! Wat lief, een poesje! God maakte de dieren. God maakte jou. Dank u wel, lieve God. 9 8 Een twee drie vier, zon en maan, kip en haan. Een twee drie vier, olifant en mier. Vogel zingt en kikker kwaakt, God heeft alles mooi gemaakt. Een twee drie vier, zon en maan en mier. Een twee drie vier, hé, wat doet dat kindje hier? Vijf zes zeven acht, kijk nou eens, hij lacht. Oortjes, oogjes, neusje, mond, vingertjes en buikje rond. Een twee drie vier, God geeft ons plezier. Op de wijs van: Hoedje van papier