Serie Th uis in Trinity – deel 2 Delia Parr Uitgeverij de Parel – Wijk bij Duurstede D E Keuze VAN DE Vroedvrouw
De keuze van de van de vroedvrouw is het tweede deel in de serie Thuis in Trinity. Eerder verscheen De vroedvrouw van Trinity. Cover design by Dan Thornberg, Design Source Creative Services Engelse uitgave: Copyright © 2003 by Delia Parr Originally published in English under the title The Midwife’s Choice by Bethany House, a division of Baker Publishing Group, Grand Rapids, Michigan, 49516, U.S.A. All rights reserved. Nederlandse uitgave: © 2016 Uitgeverij de Parel – Wijk bij Duurstede www.uitgeverijdeparel.nl ISBN 9789492408013 Vertaling: D. Beentjes Opmaak: TMgraphics.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige an- dere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor recensies mogen korte bloemlezingen worden gebruikt. All rights reserved. No part of this publication might be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopy- ing, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publishers. The only exception is brief quotations in printed reviews.
Opgedragen aan mijn moeder en vader,Evelyn en John, en alle goede herinneringen die ik aan jullie heb
7 1 Januari 1831 V oor de meeste mensen betekende een klopje op de deur dat er bezoek was. Maar vroedvrouw Martha Cade had in de afgelopen tien jaar geleerd dat elke keer dat er werd aangeklopt, kon betekenen dat ze haar plicht aan haar vrienden en buren moest vervullen; soms kilometers ver van huis en ongeacht het tijdstip, het weer of haar eigen bezigheden. Vlak na zonsopkomst onderbrak geklop op de achterdeur de werkzaamheden in de bakkerij. Martha wierp een blik op haar vrien- dinnen en weldoeners, en veegde haar handen af aan haar schort. ‘Ik ga wel. Op dit tijdstip is het waarschijnlijk voor mij’, zei ze. Ze vreesde dat dit de vierde keer was dat ze werd opgeroepen in even- zoveel dagen. Fern, de oudste van de gezusters Lynn, knikte en bleef het deeg kneden, maar Ivy stopte onmiddellijk en wuifde Martha’s woorden weg. ‘Abner zei dat hij vanmorgen vroeg zou langskomen met room en eieren’, zei ze, en ze liep weg om open te doen. Ze kwam terug met een onbekende man. Hij was jong, waar- schijnlijk halverwege de twintig. Zijn wangen waren rood van de kou en aan de bezorgde uitdrukking op zijn gezicht kon Martha aflezen dat dit, zoals ze al had verwacht, inderdaad een verzoek om hulp was.
8 Ivy wierp Martha een veelbetekenende blik toe. ‘Dit is Russell Clifford. Russel, dit is vroedvrouw Cade.’ Hij nam zijn hoed af, waardoor er een flinke bos bruin haar, in bijna dezelfde kleur als zijn donkere ogen, tevoorschijn kwam. ‘Het spijt me dat ik u zo vroeg kom halen, en ik ben bang dat ik dominee Welsh ook wakker heb gemaakt. Ik wist niet waar ik u kon vinden, maar gelukkig was hij zo vriendelijk om me de weg te wijzen. Hij zei erbij dat u waarschijnlijk toch al op was’, voegde hij eraan toe, alsof het feit dat ze al aan het werk was zijn geweten ontlastte. ‘Het gaat om mijn vrouw, Nancy. Ze is twee dagen geleden gevallen en ze maakt zich zorgen over de baby. We hoopten … Ik bedoel, ik vroeg me af of u met me mee zou willen gaan om te kijken of alles nog goed is. Mijn boerderij bevindt zich aan Double Trouble Creek. Ik ben alleen wel bang dat het met al die sneeuw een flinke rit is van hier naar daar.’ ‘Natuurlijk ga ik mee. Wanneer wordt de baby verwacht?’ ‘Eind april, denkt ze.’ ‘Vertel me wat er is gebeurd’, verzocht ze hem, terwijl ze haar schort losknoopte. ‘Hoe is Nancy gevallen?’ Hij slikte moeizaam. ‘Ze, eh … ze kwam met een stapel brand- hout uit de schuur aanlopen toen ze waarschijnlijk over haar rok gestruikeld is. Ze is altijd al een tikkeltje onhandig geweest.’ ‘Had ze pijn? Bloedde ze?’ vroeg ze, zonder de moeite te nemen hem te berispen voor het feit dat hij zijn zwangere vrouw met hout had laten sjouwen. Hij schudde zijn hoofd. ‘Niet voordat ik vanmorgen wegging. Ze had alleen wat blauwe plekken en maakte zich gewoon erg veel zor- gen. Het is onze eerste, ziet u’, voegde hij eraan toe. Opluchting stroomde door Martha heen. Ze legde haar schort aan de kant. Met Gods genade zou ze in staat zijn de zorgen van het echtpaar weg te nemen en evengoed voor het donker weer thuis te zijn. ‘De natuur beschermt haar baby’s heel goed, maar het kan geen kwaad om even te kijken en jullie gerust te stellen. Ik kleed me
9 snel om en pak mijn tas. Ivy, wil jij deze jongeman iets te eten en iets warms te drinken geven en hem daarna naar de stal van dokter McMillan sturen? Tegen die tijd heb ik Grace wel opgezadeld.’Ivy knikte. ‘Maar jouw ontbijt dan?’ ‘Ik heb niet zo’n trek, antwoordde Martha, al voor de tweede keer die ochtend. Fern stond op van haar stoel. ‘Nonsens. Je kunt niet met een lege maag weggaan. Ik zal een honingbroodje voor je inpakken. Dan kun je dat onderweg opeten. En ga je nu maar snel omkleden’, stelde ze voor. Zonder haar tegen te spreken liep Martha naar de trap, terwijl Ivy zich om de jonge Clifford bekommerde. Ze ging naar boven en liep meteen naar haar kamer. Bird, een gele nachtegaal waar ze voor zorgde, begroette haar met een vrolijk getsjilp. Ze glimlachte en bleef even staan om kleine stukjes stroopkoek in zijn etensbakje te leggen. ‘Ik moet er weer vandoor. Gedraag je terwijl ik weg ben’, waarschuwde ze, waarna ze vlug haar rijrok aantrok. Na ook een dikke, wollen mantel en haar rijhandschoenen te heb- ben aangetrokken, pakte ze haar tas met kruidenmedicijnen die ze zelf had bereid. Voor de zekerheid haalde ze ook de baarkruk die ze van haar grootmoeder had geërfd onder het bed vandaan. Ze haastte zich haar kamer uit, liep de trap af en met grote passen de hal van de bakkerij door. In plaats van zich zorgen te maken over de zware tocht die voor haar lag, richtte ze haar gedachten op de vrouw die haar hulp nodig had. Martha kende de vrouwen en kinderen die ze behandelde niet al- tijd. Ze wilde alleen dat ze Nancy Clifford al eens eerder had gezien, al was het maar om te weten of ze zich zorgen moest maken over de vrouw en haar ongeboren kind. Ademwolkjes vormden zich voor haar gezicht, toen ze zo snel mogelijk over de besneeuwde grond liep. De tas in haar ene en de baarkruk in haar andere hand hielpen om haar evenwicht te bewa- ren, terwijl ze zich een weg door de gierende wind baande. Pas op
10 het moment dat ze de beschutting van de overdekte brug aan de zuidkant van West Main Street bereikte, waarmee ze Dillon’s Stream overstak, ontspande ze haar schouders enigszins.Toen ze bij het huis van dokter McMillan was aangekomen, begaf ze zich rechtstreeks naar de stal achter het huis. Eenmaal binnen zette ze haar tas op de grond, legde de baarkruk erop en sloot de deur achter zich. Grace begroette haar snuivend en stampte met een van haar hoeven op de grond. Aangezien ze half trekpaard en half rijdier was, was ze stevig gebouwd en ze had een grijze vacht vol witte en zwarte vlekken. ‘Ook goedemorgen. En dat geldt ook voor jou,’ voegde ze eraan toe, toen ze Leech, de voormalige schuurkat van haar broer, in het oog kreeg. Het dier lag languit op de rug van Grace. Het was een valse kat die paarden boven mensen prefereerde. Als bewijs daarvan had Martha een litteken op haar onderarm. Leech antwoordde zoals gebruikelijk door te blazen en verkaste met tegenzin naar de rug van het paard van de dokter in de aangren- zende box. Ze gaf Grace een flinke portie haver, die ze opat terwijl Martha de merrie opzadelde en de baarkruk en tas op haar rug bond. Nadat ze het paard naar buiten had geleid, deed ze de deur van de stal achter zich op slot. ‘Als we opschieten en alles meezit vandaag, zijn we voor het eten weer terug’, mompelde ze. Ze besteeg het paard en trok haar mantel strakker om zich heen, om zich te beschermen tegen de koude wind. Ze boog zich naar voren en gaf Grace een klopje op haar hals. Maar in plaats van te wachten op Russell Clifford, spoorde ze Grace aan en reed in de richting van de bakkerij. De tocht door het besneeuwde landschap eiste al Martha’s aan- dacht op. Een huilende, stormachtige wind maakte het onmogelijk
11 om tijdens de lange weg naar zijn boerderij een gesprek met Clifford te voeren. Haar ontbijt bevond zich nog onaangeroerd in de zak van haar mantel en was inmiddels bevroren.Toen ze eindelijk het afgelegen, houten huis binnenstapte, zette Martha haar tas en de baarkruk naast de deuropening neer en trok haar mantel uit. Met enige moeite wist ze ook de bevroren hand- schoenen uit te trekken. Toen keek ze de kamer rond. Het meubilair in het woonvertrek was grof en eenvoudig, maar de houten vloer was schoongeveegd en de kamer was netjes. Bij een kleine tafel voor de open haard stonden twee stoelen. Een grote, zwarte ketel hing boven de bijna volledig afgekoelde as. Het gehaakte vloerkleed onder de tafel was het enige vertoon van kleur in de kamer. Kookbenodigdheden, borden en bestek lagen op een andere wankele tafel. Er hingen geen gordijnen voor de twee ramen aan weerskanten van de deur. Een deur rechts van haar, die waar- schijnlijk naar de slaapkamer leidde, was gesloten. Russell liep meteen naar de haard en stookte het vuur op. ‘We wonen hier nog niet zo lang’, verontschuldigde hij zich. ‘Het is hier vreselijk koud. Nancy had het vuur niet mogen laten uitgaan’, mom- pelde hij. ‘Waarschijnlijk ligt ze nog in bed. Ze slaapt veel sinds ze is gevallen’, legde hij uit toen Martha een wenkbrauw optrok. Ze verwarmde haar handen boven de vlammen. Hoewel ze graag naar haar patiënt toe wilde, wist ze dat ze niet bij haar in de buurt moest komen zolang haar handen nog verdoofd waren van de kou. Blijkbaar had Russell zijn vrouw alleen gelaten, in plaats van een van de buurvrouwen te vragen bij haar te blijven. Dat vond ze op zijn minst merkwaardig en zelfs zorgwekkend. ‘Waar komen jullie vandaan?’ vroeg ze, terwijl de warmte van de haard langzaam tot in haar handen begon door te dringen. Hij stond op en klopte zaagsel en as van zijn broek. ‘We zijn afge- lopen najaar, na onze trouwdag, uit New Jersey vertrokken.’ ‘Ik neem aan dat jullie nog niet veel buren hebben ontmoet.’ Hij kreeg een kleur. ‘Nog niet. Maar ik doe mijn best om goed
12 voor mijn vrouw te zorgen. Toen ze zei dat ze hulp nodig had, ben ik direct naar de stad gereden om u te halen. Gaat u … gaat u nu naar haar toe, of niet?’ vroeg hij, duidelijk bezorgd over zijn vrouw en ongeboren kind.‘Ja.’ Martha pakte haar tas en liep naar de slaapkamer. ‘Wacht hier. Het duurt vast niet lang’, zei ze tegen hem, terwijl ze de kamer binnenging en de deur achter zich dichtdeed. Snel keek ze om zich heen. Tegen de muur stond een grote kist. Een kleine tafel met een lampetkan en waskom stond tegen de andere muur, onder een kaal raam waardoor een zwak licht naar binnen viel. Haar patiënt lag met het beddengoed hoog opgetrokken in een tweepersoonsbed. Nancy leek nog niet zo oud te zijn, misschien zelfs wel even jong als Martha’s dochter, Victoria. Maar toch lag ze hier, getrouwd en in verwachting van haar eerste kind. Bruin haar plakte tegen haar magere, bleke wangen. Martha zag geen spoor van ver- wondingen aan het gezicht van de vrouw; ze had alleen een grote bult op haar hoofd, die een verklaring kon zijn voor het feit dat ze zo veel sliep. Haar ogen waren gesloten en even dacht Martha dat ze in diepe slaap was, maar toen Martha het bed naderde, kreunde Nancy, greep haar buik vast en wiegde zichzelf heen en weer. Martha’s hart begon te bonzen en ze versnelde haar pas. ‘Nancy, ik ben Martha Cade. Ik ben een vroedvrouw. Russell heeft me gehaald om je te helpen.’ Nancy slaakte een kreet en begon te jammeren. ‘Te vroeg. Te vroeg. Help me … alstublieft. Laat de pijn stoppen’, smeekte ze. Martha pakte Nancy’s rechterhand en wist haar schok maar met moeite te verhullen. Naast enkele diepe snijwonden in de hand- palm was de middelvinger verbogen boven de knokkel. Ook de pink stond in een vreemde hoek. Toch vertoonden geen van beide vingers verwondingen die erop duidden dat ze haar hand tijdens de val had bezeerd. Martha had genoeg gebroken botten gezien om te weten dat Nancy al haar vingers op een zeker moment had gebroken, maar ze had geen tijd om zich daar nu mee bezig te houden, ze had al
13 haar aandacht nodig voor de pijn waarin de vrouw op dit moment verkeerde.Martha legde haar hand op de gezwollen buik van de vrouw en probeerde haar bezorgdheid te verbergen. ‘Hoelang heb je deze pijn al?’ ‘Sinds … sinds Russell vertrok, of iets daarna’, wist ze tussen haar opeengeklemde tanden door uit te brengen. Martha voelde de buik van de vrouw aanspannen toen een nieuwe wee zich aankondigde. Nu nam haar bezorgdheid nog verder toe. Al met al was Russell urenlang weggeweest, iets wat de kans dat Martha nog iets kon doen om de weeën te stoppen aanzienlijk verkleinde. ‘Hoelang komen ze al zo snel na elkaar?’ vroeg ze, maar haar patiënt was niet in staat om antwoord te geven. Zowel de snelheid waarmee de weeën elkaar opvolgden als de intensiteit ervan duidde erop dat ze al persdrang had, wat inhield dat de geboorte niet lang meer op zich zou laten wachten. Toen de pijn wegtrok, haalde Martha een schone doek uit haar tas, bevochtigde die met rozenwater en waste Nancy’s gezicht ermee. ‘Hoelang komt de pijn al zo snel na elkaar?’ herhaalde ze. Bruine ogen vol tranen keken haar aan. ‘Dat weet ik niet. Een uur. Misschien twee.’ Ze kneep hard in Martha’s hand. ‘Laat het stoppen. Alstublieft. Het is nog te vroeg. Mijn baby zou pas in april moeten komen. Alstublieft, help me.’ ‘Ik zal doen wat ik kan. Eerst moet ik je onderzoeken. En dan … Nou, dan zien we wel verder’, beloofde Martha. Haastig rolde ze de sprei en het laken vanaf het voeteneinde van het bed op, tot een smalle bundel die op de borst van de vrouw rustte. Toen ze de nacht- pon van de vrouw optrok, zag ze blauwe plekken op beide scheenbe- nen, als bewijs dat ze moest zijn gestruikeld en gevallen, zoals Russell had verteld. Ze vreesde dat de buik van de vrouw haar val had opge- vangen, waardoor de vroegtijdige weeën waren ontstaan. Martha spoelde haar handen af en droogde ze. Toen smeerde ze haar rechterhand in met olie. ‘Ik moet kijken hoe ver je al bent’,
14 legde ze uit. Maar voordat ze met haar onderzoek kon beginnen, slaakte Nancy een kreet en klapte dubbel van de pijn van een nieuwe wee. Een golf bloederige vloeistof stroomde tussen haar benen door.Martha’s adem stokte in haar keel. De geboorte was ophanden. Maar de vreugde die ze daar normaal gesproken bij voelde, was dit- maal afwezig. Als de baby zo vroeg werd geboren, zou het kind te klein zijn om te kunnen overleven. En er was niets wat Martha kon doen om deze tragedie nog te voorkomen. Er zou geen feestmaal worden gehouden. Nancy en Russell zouden geen nieuw leven kun- nen vieren. Er zou alleen verdriet zijn, dat door geloof en tijd heel langzaam moest slijten. ‘Russell, kom snel. En neem de baarkruk mee. Nu!’ schreeuwde ze. Geërgerd dat ze geen assistentes had, hielp Martha haar patiënte overeind. Ze schoof de benen van de jonge vrouw over de rand van het bed totdat haar voeten de grond raakten. Toen ging ze naast haar zitten en sloeg een arm om haar schouders, terwijl Russell met enige moeite de baarkruk uitklapte. ‘Het is te laat om de natuur nog tegen te houden. Het spijt me. Maar ik zal doen wat ik kan om dit gemak- kelijker voor je te maken.’ ‘Mijn baby!’ riep Nancy uit voordat ze dubbelklapte en haar buik vastgreep. ‘Mijn baby. Mijn lieve, kleine baby.’ ‘We mogen de plannen van de Heer voor je baby niet in twijfel trekken. Het kindje is waarschijnlijk nog te klein om het te overle- ven, maar dat weten we niet zeker. Nog niet’, voegde ze eraan toe. Het was niet ongebruikelijk dat een vrouw een verkeerde bereke- ning maakte voor de uitgerekende datum van haar kind, vooral bij een eerste. Maar de geringe omvang van Nancy’s buik bood weinig hoop. ‘Bid, mijn kind, en vertrouw erop dat Hij voor jullie zal zor- gen.’ ‘Nee. Het is nog te vroeg. Mijn baby mag nog niet geboren wor- den’, jammerde ze. Martha hield het meisje tijdens een nieuwe wee vast voordat ze haar naar de kruk begeleidde. ‘Ga jij eerst zitten, Russell. Goed zo.
15 Nancy, ga maar bij hem op schoot zitten. Keurig. Houd je vrouw nu stevig vast, Russell, terwijl ik mijn spullen klaarzet.’Binnen enkele ogenblikken had Martha haar schaar en een kleine doek die als deken moest dienen tevoorschijn gehaald. Nadat ze een schort had omgedaan, trok ze een laken van het bed om als geboor- telaken te kunnen gebruiken. Die spreidde ze zo goed mogelijk uit, waarna ze voor haar patiënt neerknielde en geruststellend naar haar probeerde te glimlachen. Voorzichtig schoof ze een hand onder de nachtpon en drukte die tegen het zachte, weke vlees van het geboor- tekanaal. ‘Zodra de volgende wee zich aandient –’ Ze kreeg niet meer de kans om haar instructies af te maken. De volgende wee sloeg genadeloos toe. Nancy schreeuwde en Martha voelde het hoofdje van de baby naar buiten glijden. Een nieuwe wee volgde en ze hield het kleine lichaampje in haar handen. Martha nam het jongetje bij zich op schoot. Zijn lichaampje was blauw, maar verder had hij door de val van zijn moeder geen verwondingen opgelopen. Hij bleef doodstil liggen. Ze veegde zijn gezichtje en roze lipjes schoon met een punt van de doek. Daarna knipte ze de navelstreng door. ‘Russell? Wat gebeurt er, Russell? Waarom hoor ik hem niet hui- len?’ jammerde Nancy. ‘Sst’, fluisterde hij. ‘Het is al goed. Alles komt goed.’ Terwijl Russell zijn vrouw probeerde te troosten, maakte Martha snel de navelstreng los die niet één, maar zelfs twee keer rond het kleine nekje gewikkeld zat. Ze knipperde haar tranen weg. Te mid- den van deze tragedie had Martha een zegening gevonden. Deze baby zou zijn gestikt tijdens de geboorte, ook wanneer die later had plaatsgevonden. Ze sprak in stilte een dankgebed uit dat dit feit Nancy’s eventuele schuldgevoel over de val kon verzachten. Martha masseerde het lichaampje en bad dat ze het leven in hem kon terugbrengen, al was het maar zodat zijn moeder hem nog even kon horen huilen. Eén keertje maar. Zodat ze nog een moment sa-
16 men konden hebben – een moment dat Nancy de rest van haar leven zou koesteren.Maar het was tevergeefs. Ze hield het levenloze lichaampje in de palm van haar hand. Het was zo klein, maar zo perfect gevormd. ‘Jullie kleine wondertje is al thuisgehaald’, fluisterde ze voordat ze hem in de doek wikkelde en in de trillende armen van zijn moeder legde. Ze slikte haar eigen tra- nen weg en bad, terwijl ze de nageboorte opving. Voor Nancy. Voor Russell. En voor hun kleine wondertje. Ze werd overspoeld door een intens verdriet en het kostte haar grote moeite om het verlies van dit jonge leven te aanvaarden. In de tien jaar dat ze dit werk nu deed, had ze slechts vier baby’s verloren en elk van die geboorten stond haar nog helder voor de geest. Maar niets had haar kunnen voorbereiden op deze ervaring. Uit alle macht probeerde ze de dood van deze baby te zien als een kans voor hen allemaal om nog meer zegeningen te ontvangen. Later zou ze verslag van deze tragedie doen in haar dagboek en bidden dat er lange tijd voorbij zou gaan voordat ze dat opnieuw moest doen. ‘Het spijt me, Russell. Het spijt me zo. Het is allemaal mijn schuld. Vergeef me alsjeblieft. Alsjeblieft.’ Martha keek geschrokken op toen ze Nancy’s smeekbede hoorde. De jonge vrouw drukte het dode kind met haar misvormde hand tegen haar borst. Ze begon onbeheersbaar te snikken. Maar toch was Russell degene die Martha’s aandacht trok. Met samengeperste lippen bleef hij verstijfd zitten. Zijn blik was kil en miste elke vorm van vergevingsgezindheid. In plaats van zijn vrouw antwoord te geven, in plaats van haar te troosten en te zeggen dat hij haar niet de schuld gaf van deze speling van de natuur, schoof hij haar van zich af, stond op en liet haar aan Martha over. ‘Ik moet een graf graven’, mompelde hij. Snel verliet hij de kamer, zonder zijn zoon te hebben vastgehouden of zijn vrouw op enige manier gerust te stellen.
17 Troostend sloeg Martha haar armen om de jonge vrouw heen. Met het kleine lichaampje tussen hen in huilden ze samen. De ge- boorte van een kind vormde een band tussen alle vrouwen – een band die mannen nauwelijks begrepen. Herinneringen aan haar ei- gen twee baby’s, die naast hun vader op het kerkhof lagen, maakten nog steeds diepe emoties in haar los. Voor een man als Russell bracht de schok van het verlies van een kind emoties met zich mee die hij diep in zijn hart zou begraven, verborgen voor de wereld. Maar ze bad dat Nancy en Russell uit- eindelijk samen konden rouwen, hun verlies als Gods wil konden accepteren en vergeving konden schenken voor het ongeluk dat tot deze tragische vroeggeboorte had geleid. Nancy was ver bij haar familie vandaan. Ze had geen moeder in de buurt om haar te troosten, geen vrienden en buren om haar te helpen. Op dit moment moest Martha haar steun en toeverlaat zijn en haar sterken in haar geloof. ‘Huil maar, lieve Nancy. Je bent niet alleen. Je bent nooit alleen’, suste ze. ‘Het spijt me zo ontzettend.’ Later zou er tijd komen om hoop te bieden, om te praten over kinderen die Nancy op zekere dag vol vreugde op de wereld zou zetten, maar nu was het daar nog te vroeg voor. Hoewel deze baby nooit had ademgehaald of door zijn moeder was gezoogd, was hij voor Nancy echt geweest. Hij was maandenlang haar kind geweest – maanden van dromen die nooit in vervulling zouden gaan. Nu was het tijd om om zijn verlies te rouwen, te vergeven en te genezen, zowel lichamelijk als geestelijk. Ze huilde samen met Nancy om alle vervlogen dromen en bad voor de genezing van dit echtpaar – genezing die hen nader tot elkaar zou brengen en hen zou verbinden in geloof en in liefde.