6 © 2018 Den Hertog B.V. Houten ISBN 978 90 331 2885 1 www.uitgeverijdenhertog.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij digitaal, elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
7 Inhoud Woord vooraf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Deel I: Het oprecht geloof 1. De noodzaak van het geloof . . . . . . . . . . . . . . . . 13 2. De oorsprong van het geloof . . . . . . . . . . . . . . . . 21 3. Het fundament van het geloof . . . . . . . . . . . . . . . 25 4. De Werkmeester van het geloof . . . . . . . . . . . . . . . 28 5. De belijdenis door het geloof . . . . . . . . . . . . . . . . 32 6. Het geloof en de wedergeboorte . . . . . . . . . . . . . . 38 7. Het geloof en de rechtvaardiging . . . . . . . . . . . . . . 46 8. Het geloof en de heiliging . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 Deel II: De vrucht van het geloof A. De Schrift 1. Abraham . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79 2. Mozes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82 3. Rachab . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 4. Ruth . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 5. Maria . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 6. Christus en Zijn onderwijs . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 7. Jakobus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
8 B. De belijdenisgeschriften 8. De Nederlandse Geloofsbelijdenis . . . . . . . . . . . . . 112 9. De Heidelbergse Catechismus . . . . . . . . . . . . . . . 115 10. De Dordtse Leerregels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 Besluit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
9 Woord vooraf Wat is een waar of een oprecht geloof? Het is een vraag die in de Heidelbergse Catechismus in Zondag 7 aan de orde komt. Het is een hoogst belangrijke vraag. Een vraag die, als het goed is, ons telkens bezighoudt als we onszelf hierop onderzoeken. Kunnen wij weten of wij het zaligmakend geloof deelachtig zijn? En op welke wijze moeten we dit onderzoeken? Gods Woord wijst ons erop dat het zaligmakend geloof geen dood geloof is, maar een levend geloof. Dat wil zeggen: het heeft gevolgen, het draagt vrucht. Het oprecht geloof kan niet verborgen blijven, want als het licht van Gods genade in onze harten schijnt, dan blijven de vruchten niet uit. Het ware geloof is een rechtvaardigend geloof. Daarbij staat de vergeving der zonden centraal. Dit geloof gaat altijd samen met de genade van de heiligmaking, dat is het leven der dankbaarheid. Rechtvaardigmaking en heiligmaking zijn twee onderscheiden weldaden, maar ze zijn nooit te scheiden. Waar de rechtvaardiging is, daar is ook de heiligmaking, en omgekeerd. Het zijn beide wel- daden die Christus verworven heeft voor al de Zijnen. Over het geloof en de vrucht van dat geloof gaat dit boek. Aan de hand van Gods Woord, de belijdenis van de kerk en citaten van verschillende oude schrijvers wil ik proberen zicht te krijgen op wat het zaligmakend geloof inhoudt en op welke wijze dat geloof zich in de vrucht openbaart. Wanneer dit boek ons brengt tot een nader bestuderen van de Heilige Schrift, onder inroeping van Zijn Geest en tot een per-
10 soonlijk onderzoek voor het aangezicht des Heeren, dan zal dit mij tot blijdschap zijn. Ouderkerk aan den IJssel, januari 2018 Ds. D. Heemskerk
11 DEEL I Het oprecht geloof
12
13 D A G t o O a n o b h G g e a U v D G Z k s o A - 1 - De noodzaak van het geloof Wat moet in ons leven het voornaamste doel zijn? Hier zijn allerlei antwoorden op te geven en hier worden ook allerlei antwoorden op gegeven. Wat heeft voor ons de hoogste prioriteit? Wat vinden wij het aller- belangrijkste in ons leven? Mensen die geen enkele rekening houden met het Woord van God geven hier verschillende antwoorden op. Hun belangen liggen bijvoorbeeld op het gebied van de economie, de sport of de muziek, of allerlei vormen van amusement. Ook wij die leven op het kerkelijk erf kunnen door verschillende zaken zeer beziggehouden worden. Dat kan onze baan zijn, een goede gezondheid, ons huwelijk, een huis, de kinderzegen enzo- voort. Het voornaamste doel Wat moet bij ons op de eerste plaats staan, wil het wel zijn voor tijd en eeuwigheid? De Westminster Catechismus leert dat heel treffend. In de eerste vraag klinkt het: ‘What is the chief end of man?’ Het antwoord op de vraag naar het voornaamste doel van ons leven luidt: ‘Man’s chief end is to glorify God, and to enjo y him forever.’ Dit betekent: ‘Het voornaamste doel van de mens is God de eer te geven en zich in Hem eeuwig te verheugen.’ Treffend dat dit belijdenisgeschrift zo begint. De Heere Jezus heeft Martha voorgehouden: ‘Maar één ding is nodig’ (Luk. 10:42). De apostel Paulus schrijft, door de Heilige Geest geïnspireerd, in de brief aan de Hebreeën, hoofdstuk 11 vers 6: ‘Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet
14 geloven dat Hij is, en een Beloner is dergenen die Hem zoeken.’ Het geloof is een genade die onmisbaar is op weg en reis naar de eeuwigheid. Ik ga in dit verband geen nadere omschrijving geven van allerlei vormen van het geloof die min of meer de schijn hebben van waar geloof, maar het toch niet zijn. Dit heb ik al in een eerder verband gedaan. 1 Ik wil mij nu beperken tot een omschrijving van het waar zaligmakend geloof. De Heere, onze Schepper, heeft ons geschapen opdat wij Hem lief zouden hebben boven alles, en onze naaste als onszelf. Aan dit doel van onze schepping kunnen wij niet meer voldoen, omdat wij in ons verbondshoofd Adam gevallen zijn. Het heeft Adam, en wij in hem, niet goed gedacht onze Schepper in erkentenis te houden. De gevolgen van deze val zijn zeer ingrijpend. De Heidelbergse Catechismus zegt in dit verband: ‘Ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten.’ De gevolgen van de val maken het ons onmogelijk om God op de Hem welbehaaglijke wijze te dienen. Wij zijn niet meer in staat om in gehoorzaamheid aan Zijn geboden te leven. De toegang tot het paradijs is voor ons gesloten en blijft voor ons gesloten. Al onze beste werken zijn onvolkomen en met zonden besmet. Onze kerkelijke meelevendheid, ons Schriftonderzoek en ons gebedsleven gaan altijd samen met tekorten en gebreken. Die kunnen daarom voor God niet bestaan. Ze voldoen niet aan Zijn rechtvaardige eis van volkomen gehoorzaamheid. God eist een volkomen gehoorzaamheid aan al Zijn geboden in werken, woorden en gedachten. Daarom worden we op zondag in Gods huis met Zijn heilige wet geconfronteerd. De plaats van de wet in de eredienst heeft als doel om ons bekend te maken met Zijn rechtvaardige en volmaakte eis. De wet wordt ons dan als een spiegel voorgehouden. Direct op de afkondiging van de wet op de 1. Zie D. Heemskerk, Geloof en gevoel, Houten 2011, en Wiens gunst ons troost, Apeldoorn 2011, deel I, Zondag 7.
15 berg Sinaï volgt de tekst: ‘Toen het volk zulks zag, weken zij af en stonden van verre’ (Ex. 20:18). Een heilzame schrik had het volk bevangen voor de majesteit van God. Het is nodig dat wij bij het licht van de Heilige Geest in deze spiegel leren zien, zodat wij onze ongelijkvormigheid, onze schuld leren zien en belijden. Is het u weleens gebeurd dat u met David mocht belijden in Psalm 143:2: Wil Uwen knecht, door schuld verslagen, O Heer’, niet voor Uw vierschaar dagen; Want niemand zal in dat gericht, Daar zelfs zijn hart hem aan moet klagen, Rechtvaardig zijn voor Uw gezicht. Het Formulier van de Heilige Doop spreekt over het mishagen dat wij dan aan onszelf hebben, de verootmoediging voor God die daarop volgt om zo gebracht te worden tot het zoeken van de zaligheid buiten onszelf in Christus Jezus. Zonder geloof staan wij schuldig voor God! Gods toorn Een ander en zeer ernstig gevolg van onze zonden is de toorn van God. In de Bijbel wordt op veel plaatsen van deze toorn gespro- ken. Zij is een Bijbelse werkelijkheid die we niet ernstig genoeg kunnen nemen. Zowel in het Oude Testament als in het Nieuwe Testament wordt vaak over deze heilige, rechtvaardige toorn van God gesproken. Hij wordt genoemd een rechtvaardig Rechter en een God Die alle dagen toornt (Ps. 7:12). Zijn toorn wordt ook als zeer hevig beschreven: ‘Wie kent de sterkte Uws toorns, en Uw verbolgenheid naar dat Gij te vrezen zijt?’ (Ps. 90:11). De apostel Paulus roept de gemeente van Korinthe op ernst te maken met oprechte bekering en waar geloof als hij zegt: ‘Wij dan, wetende den schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof ’ (2 Kor. 5:11). Gods toorn is rechtvaardig, want de zonde is in deze bedeling geko-
16 men door de dwaze keuze van Adam en tot alle mensen doorgegaan. Wij worden in zonde ontvangen en komen in ongerechtigheid ter wereld. Ons gehele bestaan is doortrokken van de zonden. We bedrijven dan ook de zonden in onze werken, met woorden en met onze gedachten. ‘Want de toorn Gods wordt geopenbaard van den hemel over alle goddeloosheid, en ongerechtigheid der mensen’ (Rom. 1:18). Het is de profeet Habakuk die smeekt of Hij in de toorn wil geden- ken naar Zijn ontferming. Het is de tempelzanger Asaf die in zijn benauwdheid vraagt: ‘Zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen? Zult Gij Uw toorn uitstrekken van geslacht tot geslacht?’ (Ps. 85:6). Kent u deze vraag bij bevinding? De val van Adam De Schrift benoemt ons natuurlijk bestaan onomwonden. Deze ontdekkende en aangrijpende beschrijvingen kunnen worden samengevat in één naam: zondaar. Wij zijn ‘kinderen des toorns’ en liggen van nature dood in de misdaden en de zonden, zegt de apostel Paulus in Efeze 2. Onze aangeboren en werkelijke zonden roepen Gods toorn op. Hij kan met de zondaar geen gemeenschap hebben. Het beeld van God zijn we door de zondeval kwijtgeraakt. De overeenstemming met God die er bij de schepping was, namelijk dat we geschapen zijn naar Zijn beeld, dat wil zeggen in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid, zijn we geheel verloren. We dragen nu het beeld van de grote leugenaar, de duivel. We zijn blind voor de eer van God en doof voor Zijn roepstem. Niettemin heeft God in Zijn grote barmhartigheid omgezien naar de gevallen mens. Terstond na de val riep Hij Adam en sprak: ‘Waar zijt gij?’ God maakte hem bekend met zijn schuld en ontkrachtte al zijn tegenwerpingen en uitvluchten, zodat de hand op de mond gelegd werd. Evenzo ontdekte de Heere Eva aan haar zonde. Hij maakte onze eerste voorouders hun schuld en zonde bekend. De Heere sprak het vonnis en de straf over hen uit en Hij sloot de deur
17 van het paradijs. Eerst echter verkondigde God Zijn genadeverbond. Hij onderwees hen daarin, hen wijzend op de tweede Adam, Die in de volheid des tijds zou komen. Christus zou de toorn Gods dragen, de schuld voor Zijn gehele Kerk verzoenen en de macht van de vorst der duisternis verpletterend verslaan. De prediking In de Woordbediening worden wij, als het goed is, gedurig onder- wezen in deze zaken. We worden gewezen op de volmaakte eis van Gods Wet. Het Woord maakt ons duidelijk dat wij voor deze eis niet kunnen bestaan en hieraan ook nooit kunnen voldoen. De hoofdopdracht in de bediening der verzoening betreft de prediking van Christus, de Enige Naam onder de hemel gegeven tot zaligheid (Hand. 4:12). Hij is gekomen om aan Gods recht voldoening te geven. Hij kwam om verzoening te verwerven voor arme, verloren zondaars. Hoe nodig is het dat in de prediking Zijn Naam verkondigd wordt in Zijn noodzakelijkheid, gepastheid, almachtige kracht en gewilligheid om ons met God te verzoenen. De apostel Paulus spreekt over deze opdracht op duidelijke wijze als hij zegt: ‘Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende, en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Zo zijn wij dan gezanten van Christus’ wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus’ wege; Laat u met God verzoenen’ (2 Kor. 5:19, 20). De Zaligmaker Zelf heeft de opdracht gegeven aan al Zijn knechten: ‘Ga uit in de wegen en heggen; en dwing hen in te komen, opdat Mijn huis vol worde’ (Luk. 14:23). Gods lankmoedigheid Wij zijn nog in het heden der genade. De Heere draagt en verdraagt ons nog in Zijn grote lankmoedigheid. Het woord lankmoedig heeft alles te maken met geduld. God heeft nog geduld met ons, Hij doet ons niet naar onze zonden. Hij komt vooral tot ons in de bediening van het Woord en roept ons tot bekering en geloof.
18 Wat is lankmoedigheid eigenlijk? Ik las hier een definitie van die ik u wil door geven: ‘Zij is die eigenschap Zijner mensenliefde en barmhartigheid waardoor Hij de zondaar niet terstond naar zijn verdiensten en het strenge van Zijner rechtvaardigheid straft, maar hem tot Hem betaamlijke oogmerken een tijd lang verschoont.’ 2 De Heere is groot van goedertierenheid en lankmoedigheid. Hij onderhoudt ons, verdraagt ons en komt tot ons met de eis van Zijn wet. Daarin ligt het onderwijs in de diepte van onze zonden en schuld. Ook komt God tot ons met de prediking van Christus Jezus, de Zaligmaker van zondaren. Gods lankmoedigheid is zeer groot. Wellicht al van onze jonge jaren af roept Hij ons door de onderwijzingen uit Zijn Woord. Daarnaast is er de afzondering door de Heilige Doop en de bedie- ning der verzoening. Hoewel wij helaas nog niet moe zijn van het zondigen, is Hij in Zijn grote lankmoedigheid nog niet moe om ons te roepen en ons toe te roepen wat tot onze eeuwige vrede is dienende. Het geloof: eis en gebod De boodschap van het Woord Gods is geen vrijblijvende bood- schap. Integendeel, God maakt Zich vrij van ons door de bediening der verzoening. Hij toont de diepte van onze zonde en schuld, Hij ontneemt ons alle verontschuldiging en maakt ons bekend met de Zaligmaker van zondaren, de schuldverzoenende Borg en Middelaar. De bediening der verzoening mag nimmer vervallen tot een vrijblij- vende verhandeling van een aantal Schriftuurlijke waarheden. Het is de bijzondere bemoeienis des Heeren met ons wanneer Hij tot ons komt met Zijn Woord en Getuigenis. Hij spreekt tot ons niet alleen vanuit de schepping en onderhouding van alle dingen, Hij getuigt evenmin alleen tot ons door de stem in ons geweten. Deze vormen van openbaring zijn gegeven aan ieder mens en ontneemt 2. J.G. Staringh, Bybels Zakelyk Woordenboek, deel 5, blz. 74.
19 hem alle verontschuldiging. Zo spreekt de apostel Paulus: ‘Want Zijn onzienlijke dingen worden van de schepping der wereld aan uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldiging zouden zijn’ (Rom. 1:20). Wij behoren bij de wijngaard waarvan de Heere zegt: ‘Wat is er meer te doen aan Mijn wijngaard, hetwelk Ik aan hem niet gedaan heb?’ (Jes. 5:4). Wij zijn niet te verontschuldigen. God roept ons op tot bekering en geloof in Zijn Zoon, door Wiens hand Zijn welbehagen voorspoedig voortgang heeft. U wordt geroepen tot bekering en geloof. Het geloof, hoewel dit een gave Gods is, is een eis en gebod aan u. Het moet niet verkondigd worden in de wensende vorm. Dan is het vrijblijvend. Een wens stelt niet schuldig en kent geen directe tijdslimiet. Het kan over een jaar, of over tien jaar, maar ook over een uur of een dag eeuwigheid zijn. God wenst echter onze bekering niet, maar Hij eist onze bekering. Hij heeft recht op ons. We zijn geschapen tot Zijn eer. Zie de woorden van Christus Zelf: ‘Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem’ (Joh. 3:36). Roeping en verkiezing Duidelijk is de verhouding tussen roeping en verkiezing bij de apostel Paulus in bijvoorbeeld Handelingen 13. Hij verkondigde de Joden in de synagoge het Evangelie: ‘Zo zij u dan bekend, man- nen broeders, dat door Dezen u vergeving der zonden verkondigd wordt; en dat van alles, waarvan gij niet kondet gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door Dezen een iegelijk die gelooft, gerechtvaardigd wordt’ (vs. 38, 39). Daarna baden de heidenen of zij het Evangelie mochten horen, en mocht de apostel met zegen onder hen arbeiden. De Joden daarentegen werden met nijdigheid vervuld en spraken tegen wat de apostel Paulus verkondigde. Hoe duidelijk is dan de aanklacht tegen hen: ‘Maar Paulus en Bárnabas
20 vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, zie, wij keren ons tot de heidenen’ (vs. 46). Daarna pas volgt de verwijzing naar de grond der zaligheid, namelijk Gods verkiezende liefde: ‘En er geloofden zovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven’ (vs. 48). Dit is de bijbelse volgorde, waarbij de Heere alle eer ontvangt en de zondaar alle verontschuldiging ontnomen wordt. Bekend zijn de woorden van de apostel Johannes: ‘En dit is Zijn gebod, dat wij geloven in den Naam van Zijn Zoon Jezus Christus, en elkander liefhebben’ (1 Joh. 3:23). Bekend is een drietal preken over deze tekst van de godzalige Schotse predikant Hugo Binning; ze zijn zeer lezenswaardig. 3 De Dordtse Leerregels zijn hier ook duidelijk in, als zij stellen: ‘Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk die in den gekruisigden Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof ’ (DL II, art. 5). Kortom: wanneer wij onder de Woordbediening verkeren, komt tot ons de welmenende roepstem van God. Hij roept ons tot bekering en geloof in de Gekruisigde, de Jood een ergernis, de Griek een dwaasheid, maar dien die gelooft is Hij de Kracht en de Wijsheid Gods. Voor bijbels en evenwichtig onderwijs in de leer van de roeping en verkiezing, wil ik opnieuw verwijzen naar de Dordtse Leerregels, hoofdstuk III/IV, artikel 8-10. God heilige dit onderwijs aan ons hart, opdat wij tot Hem leren roepen om waarachtige bekering en geloof. Hij, Die ons al zo menigmaal geroepen heeft, schenkt het om niet, uit louter genade. 3. H. Binning, Keurstoffen, 22 preken, Houten 2000, blz. 15-38.