7 1. T erug op aarde ‘Wat een toestand!’ Patrick zegt het zo vol overtuiging dat zijn klasgenoten die al binnen zijn in de lach schieten. ‘Had jij er ook zo’n moeite mee dat we vanmorgen weer gewoon naar school moesten?’ vraagt Charlotte. ‘Vorige week om deze tijd vertrokken we bijna naar Rome’, herinnert Wilco zich. ‘Wat mij betreft hadden we daar best wat langer mogen blijven.’ ‘Dan hadden we jou en Patrick dus niet op moeten zoeken in de catacomben’, grijnst Bas. ‘Niet leuk, Bas!’ waarschuwt Martine. ‘Ik vind dat we het niet meer over die stommiteit van Patrick en Wil - co moeten hebben.’ ‘Dat vind ik ook!’ zegt Merel. ‘Weet je, ik had het hele - maal niet erg gevonden als we nu nog een paar dagen vakantie hadden gehad om bij te komen van onze reis n a a r Ro m e .’ ‘Daar spreek je een waar woord!’ is meneer De Jong, hun leraar Nederlands, het met haar eens. Hij komt
8 net het lokaal binnen en heeft Merels woorden op - gevangen. ‘Mensen, wat was ik moe toen ik zaterdag t h u i s kwa m .’ ‘Ik niet’, doet Patrick stoer. ‘Mooi zo’, zegt de leraar. ‘Dan is er vandaag tenminste iemand die bij de les is.’ ‘Dat zal voor Patrick dan voor het eerst zijn’, zegt Bas droog. De laatste leerlingen druppelen het lokaal binnen, waarna meneer De Jong een stuk uit de Bijbel leest. ‘Zo’, zegt hij nadat hij heeft gebeden, ‘wat zullen we vandaag doen? Gewoon verdergaan met de les of het nog over Rome hebben?’ ‘Nou, dat lijkt me niet zo’n moeilijke keus’, zegt Jan. ‘Ik neem aan dat jouw keus op Rome valt?’ vraagt de leraar voor alle zekerheid. Jan knikt instemmend. ‘Wie is het met Jan eens?’ vraagt De Jong. De handen van bijna alle leerlingen schieten de lucht in. Charlotte aarzelt. Zo veel zin heeft ze niet om na te praten over Rome. Het was een leuke reis, maar wat haar betreft heeft die precies lang genoeg geduurd. En zaterdagavond en zondag heeft ze het er ook al over gehad. Om geen spelbreker te zijn, steekt ze ook haar hand op. Bas blijkt de enige te zijn die liever gewoon verder - gaat met de les.
9 ‘Dus jij wilt het niet meer over Rome hebben?’ glim - lacht de leraar Nederlands. ‘Jawel, hoor’, knikt Bas, ‘maar ik weet zeker dat er een addertje onder het gras zit.’ De Jong haalt zijn schouders op. ‘Het spijt me voor jou, Bas, maar de meeste stem - men gelden. Wil jij de blaadjes uitdelen, Zoë?’ ‘Blaadjes uitdelen?’ vraagt Zoë verbaasd. ‘Jullie willen het toch over Rome heb - ben? Nou, dat kan! Ik wil dat jullie een opstel schrijven van minstens vijfhonderd woorden over onze beleve - nissen in de Italiaanse hoofdstad. Jullie krijgen er een cijfer voor dat meetelt voor jullie rapport, dus doe je b e st.’ ‘Nu begrijp ik wat Bas bedoelde met dat addertje!’ zegt Patrick verontwaardigd. ‘Wat een flauwe streek! Of wist jij hiervan, Bas?’‘Nee, maar ik ken meneer De Jong langer dan vandaag. Ik vind het trouwens helemaal niet erg dat we een opstel moeten maken. Ik kan wel een boek schrijven over onze reis naar Rome!’ ‘Gaaf!’ roept Wilco. ‘Kom ik er ook in v o o r, B a s ? ’
10 ‘Als je mij er maar buiten laat!’ vindt Nadine. ‘Ik zei dat ik het kan, niet dat ik het ga doen’, stelt Bas zijn klasgenoten gerust. ‘Zo makkelijk is het niet om een boek te schrijven’, weet De Jong. ‘Een opstel lijkt me voorlopig al moeilijk genoeg. O ja, het helpt niet als je mij als een fantas - tische, vriendelijke, grappige of sympathieke leraar afschildert. Dat levert geen extra punten op.’ ‘Jammer’, zegt Martine, ‘dat was ik net van plan.’ ‘Bas, jij gaat zeker een deel van het verhaal in het Italiaans schrijven?’ vraagt Charlotte. ‘Dat zou kunnen’, gaat Bas er serieus op in. ‘Mooi niet!’ lacht De Jong. ‘Ik ben leraar Nederlands!’ ‘Woorden zoals “cool” en “chill” kunnen we dan beter ook niet gebruiken’, bedenkt Bas. ‘Dan krijgen we ge - garandeerd een lager cijfer.’ ‘Precies’, knikt de leraar. ‘En als ik jullie was, zou ik nu maar eens beginnen, anders zijn jullie niet op tijd klaar en moeten jullie het opstel thuis afmaken.’ ‘Ik dacht dat de kinderarbeid was afgeschaft’, kreunt Bram. ‘Dat was in 1874’, weet Bas. ‘Toen werd de wet van Van Houten aangenomen. Maar die gold alleen voor kinde - ren tot twaalf jaar. Ik ben hier in de klas de enige die daaronder valt.’ De mond van meneer De Jong valt open van verbazing. ‘Hoe weet je dat nu weer, Bas?’ vraagt hij.
11 ‘Nou, laatst hadden we het er thuis over dat je geen kleren zou moeten kopen die door kinderen in landen zoals India zijn gemaakt. Mijn moeder zei toen dat we blij mochten zijn dat kinderarbeid in Nederland al meer dan honderd jaar verboden is. En omdat ik wilde weten wanneer dat precies was, heb ik het opgezocht.’ ‘En onthouden!’ zegt Patrick vol ontzag. ‘Als ik iets uit - zoek, ben ik het na een uur weer vergeten. Hoe doe je dat toch, Bas?’ ‘Ik denk dat Bas dat zelf ook niet weet’, komt meneer De Jong tussenbeide. ‘Gaan jullie nu alsjeblieft aan het werk, anders komt er nooit een letter op papier.’ ‘En kunt u nooit uitrusten’, grijnst Marion. De rest van het uur is het rustig in het lokaal. De leer - lingen van klas HV1 beseffen dat ze geen keus hebben en buigen zich over hun opstel. Tekening van de klas: Bas zit vooraan en is druk aan het schrijven, Charlotte zit helemaal achteraan op haar pen te kauwen, Merel kijkt naar buiten in de hoop daar inspiratie te vinden, Patrick veegt met de rug van zijn hand over zijn voorhoofd, Wilco kijkt naar het plafond, etc. De Jong zit op zijn stoel te dommelen.
12 Veel eerder dan de leerlingen verwacht hadden, gaat de bel. Omdat ze zo veel tijd verkletst hebben, is nie - mand klaar met het opstel. ‘Goed’, zegt meneer De Jong opgewekt. ‘Jullie weten gelijk wat jullie huiswerk voor woensdag is. Een fijne dag verder.’ Het wordt een rommelige dag. Sommige leraren die niet mee zijn geweest naar Rome, vragen aan de leer - lingen hoe hun reis was, terwijl anderen net doen of er niets gebeurd is. In de pauze zoeken de bruggers de aula op. ‘Eerlijk gezegd ben ik blij dat alles achter de rug is’, zegt Merel. ‘Hoe bedoel je dat?’ wil Marion weten. ‘Nou, die twee wedstrijden en daarna die reis naar Rome … Eigenlijk was dat allemaal best stressen.’ ‘Die wedstrijden waren verschrikkelijk’, doet Charlotte er een schepje bovenop. ‘Maar die roman - tische reis naar Rome was toch leuk?’ De anderen beginnen te lachen als ze zien dat Merel van oor tot oor begint te blozen. ‘Ja, hoe is het met jullie liefde, Pa - trick en Merel?’ vraagt Sander. ‘Heb ik iets gemist?’ Verwonderd kijkt Margret eerst Merel en dan Patrick aan. ‘Dat Frank en Zoë een setje
13 zijn, weet iedereen, maar jullie …?’ ‘Er is helemaal niets aan de hand’, zegt Merel vlug. ‘Pa - trick en ik zijn alleen maar vrienden, meer niet.’ ‘Waar hebben we het over?’ vraagt Charlotte. ‘We zijn allemaal nog veel te jong voor verkering.’ ‘Echt niet!’ zegt Frank. ‘Ik ken mensen die al op de ba - sisschool verkering kregen en nu al bijna twintig jaar getrouwd zijn.’ ‘Daar geloof ik niets van! Dat zeg je alleen maar om - dat jij Zoë leuk vindt!’ smaalt Wilco. ‘Toch is het zo!’ houdt Frank vol. ‘Als je het mij vraagt, verzin je dit ter plekke. Nou, ik geloof het pas als ze het me zelf verteld hebben.’ Wil - co laat zich niet zo gemakkelijk overtuigen. ‘Misschien moeten we je dan voortaan maar Thomas noemen’, grinnikt Bas. ‘ Ho e zo? ’ ‘Laat maar!’ Hoofdschuddend bedenkt Bas dat het soms toch wel erg lastig is dat zijn klasgenoten hem regelmatig niet snappen. ‘Thomas was een van de twaalf discipelen van Jezus’, legt Charlotte uit. ‘Hij geloofde pas dat Jezus uit het graf was opgestaan, toen hij Hem met eigen ogen h a d g ez i e n .’ ‘Net of ik dat niet weet’, mompelt Wilco. ‘Ik dacht er alleen niet zo gauw aan.’ ‘Nou, als je dat stel wilt zien dat al op de basischool
14 met elkaar ging, moet je straks maar met me mee - gaan naar huis’, zegt Frank. ‘Dan kun je het zelf aan mijn moeder of vader vragen.’ ‘Vandaar dat jij er zo jong bij bent!’ snapt Louren. ‘Goed voorbeeld doet goed volgen.’ ‘Bij hen vergeleken ben ik er in de brugklas nog laat bij’, vindt Frank . ‘Voor jou en Zoë is dit dus inderdaad de beste brug - klas van Nederland!’ bedenkt Jan. ‘Jammer dat we die titel maar zo kort houden’, mij - mert Bas hardop. ‘Over een paar maanden is het va - kantie en daarna zijn we tweedeklassers.’ Tekening van Patrick: Hij zegt: ‘Als we zorgen dat we allemaal blijven zitten, kunnen we vol- gend jaar weer winnen.’Tekening van Patrick: Hij zegt: ‘Ik heb een idee.’ Tekening Wilco: Hij zegt: ‘Na mijn domme plan in de catacomben houd ik me stil.’
15 ‘Zie je wel dat het een dom idee is’, lacht Wilco. ‘Ik geloof niet eens dat me dat zou lukken’, zegt Bas. ‘Zelfs als ik van nu af aan alleen maar onvoldoendes haal, ga ik nog over.’ ‘Dat meen je niet!’ zegt Marion. ‘Ik zal blij zijn als ik op vwo-niveau overga.’ Op vwo-niveau. Opeens realiseert Bas zich dat ze na de zomer niet alleen geen bruggers meer zijn, maar ook geen klas. De groep zal onherroepelijk uit elkaar vallen. Een deel van hen, onder wie hijzelf, gaat naar de atheneum/gymnasiumklas, de rest naar de havo. Blijkbaar denkt Charlotte aan hetzelfde, want ze zegt: ‘Ik vind het jammer dat we na de zomer niet meer allemaal bij elkaar in de klas zitten. We hebben net zo’n gezellige groep.’ ‘Jij gaat naar het vwo, hè?’ vraagt Bas haar. ‘Dat is wel de bedoeling’, knikt Charlotte. ‘Bij mij hangt het erom’, zegt Merel. ‘Als jij niet naar het vwo mag, ga ik ook naar de havo’, zegt Charlotte beslist. ‘Je ouders zullen je aan zien komen!’ weet Bas. ‘Als ik vanaf nu alleen maar lage cijfers haal, kunnen ze mij niets maken!’ ‘Het lijkt me beter dat ik vanaf nu alleen maar goede cijfers haal’, vindt Merel. ‘Dan kunnen we samen naar h e t v wo.’ ‘Als je het mij vraagt, zijn we het aan onze stand als
16 beste brugklas van Nederland verplicht om allemaal naar het vwo te gaan’, lacht Bas. ‘Droom maar lekker verder, Bassiepedia’, zegt Sander. ‘Dat we de beste brugklas van Nederland zijn, hebben we voor het grootste deel aan jou te danken.’ ‘Iedere ketting is zo sterk als de zwakste schakel’, pro - testeert Bas. ‘In Utrecht was ik echt niet de enige die goede antwoorden gaf.’ ‘Maar wel degene die de meeste goede antwoorden gaf ’, zegt Sander. ‘En jou kennende weet je waar - schijnlijk nog precies hoeveel goede antwoorden jij hebt gegeven en hoeveel de rest van de klas.’ Bas voelt dat hij een kleur krijgt. Sander heeft gelijk, hij weet het inderdaad nog, maar dat gaat hij hem niet aan zijn neus hangen! ‘Misschien kunnen we een manier bedenken waardoor we allemaal naar vwo 2 kunnen’, zegt hij in plaats daarvan.‘Het is de vraag of iedereen dat wil’, zegt Martine. ‘Het vwo is een stuk moeilijker dan de havo en ik kan me voorstellen dat niet iedereen daarop zit te wachten. We kunnen niet alle - maal zo goed leren als jij, Bas.’ ‘Dat is zo’, moet Bas toegeven. ‘Maar het zou wel leuk zijn als we één klas bleven!’ Tekening van de klas in de aula. Sommige kinderen zitten op een stoel, vensterbank of tafel, anderen hangen tegen een muur, etc.