5 InleIdIng Wanneer een stel gaat trouwen, is het mooi om bij deze bijzondere gebeurtenis passende bijbelteksten te vinden. bij jullie huwelijk bevat bijbel- teksten die geschikt zijn rondom de periode van het huwelijk. Ze kunnen verdieping bieden in een kerkelij- ke viering, maar ook in persoonlijk gebruik of bij een (pastoraal) bezoek. Naast bijbelteksten bevat deze uitgave ook teksten uit de catechismus over het huwelijk, en een aantal gebeden. Boven iedere bijbeltekst staat kort vermeld waar de tekst over gaat. In deze serie verschijnen ook deeltjes met bijbeltek - sten rondom geboorte en ziekte.
7 TeKSTen UIT de CATeCHISMUS OVeR HeT HUWelIJK De Heilige Schrift begint met de schepping van man en vrouw naar Gods beeld en gelijkenis (Gen. 1) en eindigt met het visioen van de ‘bruiloft van het Lam’ (Openb. 19). Van het begin tot het einde spreekt de Schrift over het huwelijk en zijn ‘mysterie’, over zijn instelling en de zin die God eraan gegeven heeft, over zijn oorsprong en doel, over de verschillende verwe- zenlijkingen ervan in de loop van de heilsgeschiedenis. God die de mens uit liefde in het bestaan heeft ge- roepen, heeft hem ook geroepen tot de liefde – een fundamentele roeping die iedere mens is aangeboren. De mens is immers geschapen naar Gods beeld en gelijkenis en God is zelf liefde. Omdat God de mens als man en vrouw geschapen heeft, wordt hun weder- zijdse liefde een afbeelding van de absolute en onver - gankelijke liefde van God voor ieder mens. De mens is goed, heel goed, in de ogen van de Schepper (Gen 1:31). En deze liefde waar Gods zegen op rust, is be- stemd om vruchtbaar te zijn en zich te verwezenlijken in de gemeenschappelijke opdracht om de schepping in stand te houden: ‘God zegende hen en God sprak
8 tot hen: “Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar.”’ (Gen. 1:28) De hoofdpersonen van het huwelijksverbond zijn een gedoopte man en een gedoopte vrouw, vrij om het huwelijk te sluiten, die in vrijheid hun instemming ge- ven. ‘Vrij zijn’ betekent: niet onder dwang handelen en niet belet zijn door een wet van de natuur of van de kerk. De kerk beschouwt de instemming (consensus) die de echtgenoten uitwisselen als het onontbeerlijk element waardoor het huwelijk tot stand komt. Zon- der instemming is er geen huwelijk. Het kan moeilijk of zelfs onmogelijk lijken zich voor het leven aan een mens te binden. Daarom is het ook zo belangrijk de blijde boodschap te verkondigen dat God ons bemint met een definitieve en onherroepe- lijke liefde, dat de echtgenoten aan deze liefde deel- hebben, dat zij erdoor gedragen en gesteund worden, en dat zij door hun trouw getuigen mogen zijn van Gods trouwe liefde. Echtgenoten die met de genade van God vaak in moeilijke omstandigheden dit ge- tuigenis afleggen, verdienen de dankbaarheid en de steun van de kerkelijke gemeenschap.
9 Krachtens haar aard zelf eist de liefde van de echt- genoten eenheid en onschendbare trouw. Dit volgt uit het feit dat de echtgenoten zich wederzijds aan elkaar geven. Liefde wil definitief zijn. Ze kan niet ‘tot nader order’ zijn. Het diepste motief vindt men in de trouw van God aan zijn verbond, van Christus aan zijn kerk. Het sa- crament van het huwelijk maakt de echtgenoten be- kwaam deze trouw tegenwoordig te stellen en ervan te getuigen. Door het sacrament ontvangt de onont - bindbaarheid van het huwelijk een nieuwe en diepere zin. Krachtens hun aard zelf zijn de instelling van het hu- welijk en de huwelijksliefde geordend op voortplan- ting en opvoeding, en zij vinden daarin als het ware hun bekroning. De vruchtbaarheid van de huwelijksliefde strekt zich ook uit tot de vruchten van het zedelijk, geestelijk en bovennatuurlijk leven, dat de ouders door de opvoe- ding aan hun kinderen overdragen. De ouders zijn de eerste en voornaamste opvoeders van hun kinderen. In deze zin is de dienstbaarheid aan het leven de meest wezenlijke taak van het huwelijk en het gezin.
10 HeT WOndeR VAn HeT leVen En God zei: ‘Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vis- sen van de zee, over de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’ En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. God ze- gende hen, en God sprak tot hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’ God bekeek alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het heel goed was. Genesis 1:26-28; 31a
11 de MenS MOeT nIeT Alleen blIJVen JHWH God sprak: ‘Het is niet goed dat de mens alleen blijft. Ik ga een hulp voor hem maken die bij hem past.’ Toen boetseerde JHWH God uit de aarde alle dieren op het land en alle vogels van de lucht, en bracht die bij de mens, om te zien hoe hij ze zou noemen: zoals de mens ze zou noemen, zo zouden ze heten. De mens gaf dus namen aan alle tamme dieren en aan alle vo- gels van de lucht, en aan al de wilde beesten; maar een hulp die bij hem paste vond de mens niet. Toen liet JHWH God de mens in een diepe slaap vallen; en terwijl hij sliep, nam Hij één van zijn ribben weg en zette er vlees voor in de plaats. En JHWH God vormde de rib die Hij uit de mens had weggenomen tot een vrouw, en bracht haar naar de mens. Toen zei de mens: ‘Eindelijk, dit is been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees! Mannin zal zij heten, want uit een man is zij genomen.’ Daarom zal een mens zijn vader en zijn moeder ver- laten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zul- len één zijn. Ze waren beiden naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze voelden geen schaamte voor elkaar. Genesis 2:18-24