Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.Vier mensen wonen bij elkaar. Vader heet lsaak. Moeder heet Rebekka. De twee jongens heten Esau en Jakob. Esau is de oudste, Jakob de jongste .
Esau is een jager, altijd buiten.
Vader lsaak houdt van Esau omdat hij zulk lekker vlees voor hem meebrengt.
Jakob is graag thuis. Bij de tent en de schapen.
God heeft tegen moeder Rebekka gezegd: De jongste wordt de baas, de oudste wordt de knecht.
lsaak wordt oud en blind. Hij roept Esau en zegt: Schiet een dier voor mij. Maak het vlees lekker klaar. Ik wil je de zegen van God geven voor ik dood ga.
Rebekka hoort het. Ze roept Jakob: Haal vlug twee bokjes. Ik maak ze lekker klaar. Dan krijg jij de zegen van God. Jakob is bang: Vader zal merken dat ik Esau niet ben!