11 1. Vakantie ‘Ik dacht echt dat het er nooit van zou komen!’ overdrijft Jael de Graaf. ‘Eindelijk vakantie!’ voegt haar broer Joël eraan toe. Precies tegelijk smijten ze hun schooltas in een hoek van de keuken. Het levert meteen een reactie van hun oudere zus Tamar op. ‘Opruimen die boel!’ zegt ze streng. ‘Trommels en bekers eruit en in de vaatwasser! En berg je rugzak maar meteen op, want die heb je de komende weken toch niet nodig. ’ ‘Je doet nu net alsof je mama bent!’ protesteert Jael. ‘Nog erger’, vindt Joël. ‘Want mama vraagt het meestal netjes. ’
12 ‘Ga jij maar lekker een paar weken voor een dichte school- deur staan!’ lacht Tamar. ‘Ik denk dat je binnen het uur met hangende pootjes naar huis komt. ’ ‘Om me aan mijn zus te onderwerpen? Dat nooit!’ ‘Je doet net alsof we oorlog met elkaar voeren’, grin- nikt Tamar. ‘Begin er maar niet aan, want die win ik toch altijd. ’ ‘Niet als Joël en ik gaan samenwerken’, zegt Jael. Tamar schiet in de lach en schenkt drie bekers limonade in. ‘Het lijkt me niet verstandig als wij met z’n drieën de hele dag alleen thuis zijn’, zegt ze. ‘Ik ben benieuwd hoe mama en papa dit op gaan lossen!’ ‘Het duurt nog twee weken voor ze vakantie krijgen’, weet Jael. ‘Ik vind trouwens dat we best alleen thuis kun- nen blijven. ’s Morgens slapen we toch uit en mama is de dagen dat ze moet werken ’s middags altijd vroeg thuis. ’ ‘Als ze maar niet van mij verwachten dat ik jullie constant in de gaten ga houden’, zegt Tamar. ‘Drie van mijn vrien- dinnen gaan ook pas over twee weken met vakantie en we hebben afgesproken tot die tijd samen leuke dingen te gaan doen. ’ ‘Zoals? ’ vraagt Jael nieuwsgierig. ‘O, van alles’, doet Tamar vaag.
13 ‘Wij gaan ook van alles doen, hè Jael? ’ zegt Joël. ‘Als je bedoelt dat we de hele dag gaan gamen, heb je het mis. Ik ben veel te blij dat ik een paar kilo kwijt ben!’ ‘Je hebt gelijk’, geeft Joël toe. ‘Voor we het weten hebben we weer een niet-bestaande ziekte onder de leden. ’ 1 ‘Dus jullie gaan de hele vakantie sporten’, begrijpt Tamar. ‘Goed van jullie, hoor!’ Joël trekt een bedenkelijk gezicht. De hele vakantie spor - ten? Alsjeblieft niet! ‘Als we de hele vakantie gaan sporten, herkennen onze klasgenoten ons na de zomervakantie niet meer’, zegt hij. 1. Zie deel 1: Joël en Jael gaan sporten.
14 ‘Ja, dan zijn we zo dun dat we bij ieder windvlaagje omver worden geblazen’, overdrijft Jael. ‘Jullie boffen maar’, zegt mama als ze een paar uur later met z’n vijven aan tafel zitten. ‘Zes weken zomervakantie. Wat lijkt me dat heerlijk!’ ‘Dan moet u ook in het onderwijs gaan’, raadt Tamar haar aan. ‘Dan hebt u ook een lekker lange zomervakantie, een voorjaarsvakantie, een herfstvakantie, een kerstvakantie …’ ‘Tja’, zegt mama, ‘dat klinkt erg aantrekkelijk, maar ik ben bang dat voor de klas staan niets voor mij is. Ik heb nu al moeite om vier kinderen fatsoenlijk op te voeden, laat staan meer dan twintig. ’ ‘U zou volgens mij een heel goede juf zijn’, zegt Jael. ‘En vast niet zo streng als meester Kapitein’, voegt Joël eraan toe. ‘Ik snap werkelijk niet waarom die man altijd zo moeilijk doet. ’
15 ‘Misschien omdat jullie een moeilijke klas zijn? ’ vraagt Ta- mar. ‘Wij een moeilijke klas? Hoe kom je daar nu bij? ’ vraagt Jael. ‘Wij zijn juist de makkelijkste klas van de hele school’, zegt Joël. ‘Meester Kapitein is dol op ons. ’ ‘Zo dol dat hij met ons meegaat naar groep acht!’ doet zijn zus er nog een schepje bovenop. ‘Vreemd’, zegt papa. ‘Ik had juist begrepen dat dit is omdat juf Houtkamp bang was dat ze jullie niet aan zou kunnen. ’ ‘Dat klopt niet’, zegt Jael vlug. ‘Ze is alleen bang dat Hylke meer weet dan zij en het van haar over gaat nemen. ’ Tamar en mama schieten in de lach. ‘Dat zou heel goed kunnen’, geeft mama toe. ‘Ik zie het al helemaal voor me. Die Hylke is zo slim …’
16 ‘Eigenlijk wil ik het de komende zes weken niet over school hebben’, zegt Jael. ‘We hebben lekker vakantie!’ ‘Papa en ik helaas nog niet’, zegt mama. ‘En omdat we vinden dat jullie onmogelijk met zijn drieën alleen thuis kunnen blijven, hebben we opa en oma gevraagd om op jullie te passen. ’ ‘Welke oma en opa? ’ vraagt Joël. ‘Doet dat er iets toe? ’ wil papa weten. ‘Dat weet u best’, zegt Jael. ‘Opa en oma De Graaf zijn lief, maar …’ ‘Oud!’ vult Joël. ‘De laatste keer dat we met hen naar de Efteling zijn geweest, wilden ze bijna nergens in. ’ ‘Alleen in saaie dingen, zoals het sprookjesbos’, herinnert Tamar zich. ‘Volgens mij had het toen niet veel gescheeld of opa was naast Doornroosje gaan liggen om een middagdutje te doen’, overdrijft Joël. ‘Ik geloof niet dat jullie, als jullie gepensioneerd zijn, in een achtbaan gaan’, zegt mama. ‘Tegen de tijd dat wij zo oud zijn, moeten we doorwerken tot we vijfentachtig zijn’, zegt Tamar met een diepe zucht. ‘Dan zijn we zo stram, dat we niet eens meer de trap op kunnen komen. ’ ‘Alles goed en wel’, zegt Joël, ‘maar nu weten we nog niet wat we gaan doen in de vakantie. ’ ‘Jullie gaan in ieder geval naar het museum!’ verklapt papa.
17 ‘Moeten we bij opa en oma De Graaf logeren? ’ schrikt Jael. ‘Dat willen we niet, hè Joël. ’ ‘Noemen jullie het huis van opa en oma een museum? ’ vraagt mama verwonderd. ‘We noemen het niet alleen zo, het ís ook een museum’, vindt Tamar. ‘Ik durf nauwelijks bij hen op bezoek te gaan, omdat ik bang ben dat ik iets breek!’ ‘Ze sparen van alles’, weet Jael. ‘Oma spaart poppen, be- ren, stenen hondjes, katten, olifanten, paarden, koeien …’
18 ‘En opa spaart postzegels, oude blikken waarin van alles en nog wat heeft gezeten, oude ansichtkaarten van het stadje waar ze wonen, koelkastmagneten van plaatsen waar ze geweest zijn …’ vult Joël aan. ‘En waar je ook kijkt zie je boeken, over van alles en nog wat!’ zegt Jael. ‘Jullie vergeten de Flippo’s’, lacht Tamar. ‘Flippo’s? ’ vraagt Joël. ‘Ja, van die ronde schijven met plaatjes erop, die je vroe- ger bij de chips kreeg. Die hebben ze gespaard omdat ze dachten dat de kleinkinderen, als ze die zouden krijgen, dat wel leuk zouden vinden’, legt Tamar uit. ‘Tja, en voor zover ik weet heeft niemand van hun klein- kinderen er ooit naar omgekeken. Ook jullie neefjes en nichtjes niet’, zegt papa. ‘Jullie hebben gelijk, ze sparen alles wat los en vast zit. ‘Als dat geen museum is, weet ik het ook niet meer!’ zegt Tamar. ‘Ik weet nog goed dat we, toen we klein waren, daar één keer hebben gelogeerd’, zegt Jael. ‘We hebben toen tien minuten moeten zoeken voordat we ons bed onder een heleboel poppen in klederdracht hadden gevonden!’ ‘En ’s morgens werden we gewekt door het geluid van minstens tien verschillende wekkers en slaande klokken!’ huivert haar broer. ‘Wat kunnen jullie toch gruwelijk overdrijven!’ vindt mama.
19 ‘Opa en oma vinden het leuk om spulletjes om zich heen te hebben. Volgens mij is dat hun goed recht. ’ ‘Dat vind ik ook’, knikt papa ernstig. ‘En ik verheug me er nu al op dat wij al die spulletjes van hen krijgen als zij straks kleiner gaan wonen. ’ De drie kinderen schieten in de lach, maar mama kijkt papa verschrikt aan: ‘Dat meen je toch niet, hè? ’ ‘Het zal wel moeten’, gaat papa er serieus op door. ‘Als al die prachtige spullen dan naar de kringloopwinkel wor - den gebracht, breken we hun hart. ’ ‘Laten we dan maar hopen dat ze de komende twin- tig jaar nog niet gaan verhuizen’, zegt mama. ‘Tegen die tijd zijn Joël en Jael de deur uit en kunnen wij zo klein gaan wonen dat al die rommel er niet bij in past. ’ ‘Hoor ik dat goed? ’ vraagt Tamar. ‘Noemt u al die prach- tige spulletjes rommel? Hoe durft u!’ ‘Als oma dat hoort, wil ze ons vast nooit meer zien’, zegt Jael hoopvol. ‘We hoeven daar toch niet echt te logeren, hè mama? ’ Mama schudt haar hoofd. ‘Dat wil ik jullie en opa en oma niet aandoen. Het is de bedoeling dat mijn ouders hier een paar dagen komen lo- geren. En om te voorkomen dat jullie weer aanvallen van chronische hangelitis krijgen, zijn ze van plan met jullie verschillende museums te bezoeken. ’ ‘Kunnen we niet beter naar een pretpark gaan? ’ vraagt
20 Joël. ‘Opa Van Velzen wil vast wel een keer met ons in de Python. ’ ‘Of we gaan met oma van de hoge glijbaan in het zwem- bad van Duinrell!’ bedenkt Jael. ‘Ze zijn ertoe in staat’, grinnikt papa. ‘Maar of dat op hun leeftijd nou zo verstandig is? ’