Onverdiende goedheid
Op de grens van het Wilde Westen – III Uitgeverij de Parel – Doornenburg Onverdiendegoedheid
Onverdiende goedheid is het derde en laatste deel van de serie Op de grens van het Wilde Westen over de drie zussen Grace, Hope en Mercy, die hun draai moeten zien te vinden in het onherbergzame land van Oregon Country. Nederlandse vertaling © Uitgeverij de Parel – Doornenburg, 2019 Duisterestraat 20a, 6686 CT Doornenburg www.uitgeverijdeparel.nl Oorspronkelijk verschenen in het Engels onder de titel Cherished Mercy bij Bethany House, een onderdeel van Baker Publishing Group, Grand Rapids, Michigan, 49516, U.S.A. Copyright © 2017 by Peterson Ink, Inc. Author photography: © Lissa Barber Photography De Bijbelcitaten in deze uitgave zijn afkomstig uit de Herziene Statenvertaling. Vertaling: Carianne van Holst Opmaak omslag: TMgraphics.nl Opmaak binnenwerk: TMgraphics.nl ISBN 9789492408686 ISBN e-book 9789492408693 NUR 342 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige an- dere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor recensies mogen korte bloemlezingen worden gebruikt. All rights reserved. No part of this publication might be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publishers. The only exception is brief quotations in printed reviews.
Ter nagedachtenis aan Phillip De Shazer Tot mijn vreugde was ik erbij toen je ter wereld kwam en verdrietig genoeg was ik erbij toen je deze verliet. Je was een geweldige jongeman en ik weet dat velen je zullen missen. Ik kijk ernaar uit om je op een dag weer te zien, lieve neef.
8 Hope grimaste en schreeuwde het uit. Grace knikte naar Mercy. ‘Nu.’ Het was niet gemakkelijk, maar Mercy kreeg het voor elkaar om achter Hope te gaan zitten en haar tegelijkertijd overeind te duwen. ‘Persen, Hope. De baby komt nu.’ Mercy voelde Hope verstrakken, terwijl ze haar best deed om te gehoorzamen. Grace pakte het hoofdje van de baby beet toen het tevoorschijn kwam en draaide de baby zodra de schouders zichtbaar werden. Daarna gleed het kind moeiteloos uit Hopes lichaam. ‘Het is weer een jongen,’ fluisterde Mercy in Hopes oor. ‘Een jongen? Echt waar? Sean heeft dus een klein broertje.’ ‘Deze boerderij wordt straks overspoeld door kinderen als jij en Grace maar baby’s blijven krijgen,’ plaagde Mercy. Ze was al tante van de twee kinderen van Grace, Gabe en Nancy, en er zou in het voorjaar een derde geboren worden. Nu had Hope nog een jongen ter wereld gebracht, naast haar tweejarige zoon Sean. Grace sneed de navelstreng door, tilde de baby op bij zijn hielen, en sloeg hem op zijn achterwerk. Hij begon bijna meteen te huilen. Mercy lachte en streek Hopes vochtige haar naar achteren. ‘Hij heeft een goed stel longen.’ ‘Dat klopt,’ stemde Grace in. ‘Mercy, ik wil dat jij voor hem zorgt. Hope, je bent nog niet helemaal klaar, zoals je wel weet.’ Een bevalling was hard werken, maar wat daarna volgde ook. Mercy was op één na bij alle geboortes van de baby’s van haar zus- sen aanwezig geweest, en ze zou ongetwijfeld gaan helpen bij Grace’ derde bevalling. Ze stamde af van een lange reeks vrouwen die werk- zaam waren geweest op het gebied van geneeskunst en verloskunde. Mercy had eerst nooit veel interesse gehad om een dergelijk beroep te leren, maar gedurende de afgelopen jaren was ze het steeds aan- trekkelijk gaan vinden, en Grace had haar geduldig zo veel mogelijk geleerd. Mercy nam de in handdoeken gewikkelde baby van Grace over, hoewel Hope riep: ‘Ik wil hem zien.’
9 De baby huilde nog harder, als dat mogelijk was. ‘Laat me hem eerst toonbaar maken.’ ‘Hij is meer dan prima zoals hij nu is,’ antwoordde Hope. ‘Alsje- blieft.’ Zonder op Grace’ goedkeuring te wachten, bracht Mercy hem naar Hope. Hope aarzelde niet, terwijl ze haar armen naar hem uit- stak. Ze trok hem tegen zich aan en schoof de doek weg om elke centimeter van hem te bestuderen. ‘Hij is prachtig,’ zei ze, en er ontsnapte een snik aan haar lippen. ‘Dat klopt,’ stemde Grace in, ‘maar je moet Mercy voor hem laten zorgen. Er moeten een paar dingen gedaan worden om er zeker van te zijn dat hij gezond blijft.’ Mercy nam de baby in haar armen en glimlachte naar haar neefje. ‘Hoe gaan jullie hem noemen?’ ‘Edward, naar oom Edward,’ mompelde Hope. ‘En Flanagan, naar onze meisjesnaam. Edward Flanagan Kenner.’ Mercy knikte. ‘Hallo, Edward.’ Ze fronste. ‘Dat lijkt een veel te formele naam voor een baby. Ik ga hem “Eddie” noemen.’ ‘Dat zal Lance wel leuk vinden. Hij heeft een goede vriend die ook zo heet.’ De baby begon te kalmeren. Hij keek naar Mercy op met ogen die de kleur van saffieren hadden, net als de ogen van zijn moeder. ‘Kom Eddie, laten we je schoon gaan maken.’ ‘Oom Edward zal geroerd zijn als hij hoort dat jullie de baby naar hem genoemd hebben,’ zei Grace. ‘Nou ja, we hebben onze eerste “Sean Howard” genoemd naar onze beide vaders, dus het leek mij alleen maar juist. Oom Edward heeft zo veel gedaan om ons te helpen toen we naar Oregon City kwamen,’ reageerde Hope. Mercy knikte en begon de baby te wassen. Die behandeling stond Eddie blijkbaar niet aan, want hij zette het op een huilen. ‘Lieve help, ik denk dat hij jouw temperament heeft, Hope.’ Ze wierp la- chend een blik over haar schouder en richtte haar aandacht toen
10 weer op de baby. ‘Ik ben zo klaar, meneer Kenner, en dan zul je je heel behaaglijk voelen in je warme kleding en een deken.’ Mercy zette haar verzorging voort en gebruikte een royale hoe- veelheid azijnwater, net als ze bij andere pasgeborenen gedaan had. Haar moeder en grootmoeder waren overtuigd geweest van de he- lende werking van azijn en hadden hun kennis en overtuiging aan hun dochters doorgegeven. Toen ze Eddie goed gewassen had, smeerde Mercy een kruidenzalf op het stompje van de navelstreng, en bond er toen een touwtje om. Daarna deed ze hem een luier om en kleedde hem aan. ‘Ziezo, kleine man,’ zei ze, terwijl ze hem voorzichtig optilde. Ze wikkelde een deken om hem heen om te voorkomen dat hij kou zou vatten door de vochtige herfstlucht. De baby kalmeerde en keek naar haar op, zijn blauwe ogen open. ‘Je bent echt heel knap.’ Ze bracht hem naar Hope en legde hem in de armen van zijn moeder. ‘Hij is eindelijk klaar om bij jou te zijn.’ ‘En ik ben ook klaar,’ deelde Grace mee. ‘Dus je mag Lance uitno- digen om kennis te komen maken met zijn kersverse zoon.’ Ze stond op en begon de bloederige doeken en de schaal met de nageboorte te verzamelen. Mercy glimlachte. Ze vond het bijna net zo leuk om de vader binnen te laten als om voor de pasgeborenen te zorgen. Ze liet haar zussen achter en liep naar beneden om Lance te zoeken. Het was niet moeilijk om hem te vinden. Hij zat met Sean op de vloer van de woonkamer met houten blokken te spelen. Maar toen hij Mercy zag, sprong hij overeind. ‘Gaat alles goed met haar? Is alles goed met de baby?’ ‘Beiden maken het goed.’ Mercy gaf hem een klopje op zijn arm. ‘Je mag nu naar haar toe, en naar je nieuwe zoon.’ Lance grijnsde. ‘Weer een jongen?’ Hij keek naar de kleine Sean, die zijn best deed om een blok op drie andere blokken te stapelen. ‘Hoor je dat, Sean? Je hebt een babybroertje.’ ‘Boetje,’ herhaalde Sean, maar zijn gedachten werden duidelijk in
11 beslag genomen door de blokken.‘Ga nu maar. Ik zal bij Sean blijven.’ Dat hoefde Mercy geen twee keer te zeggen. Lance rende bijna de kamer uit. Ongetwijfeld zou hij de trap met twee treden tegelijk op vliegen. Ze knielde neer naast haar andere knappe neefje en streek zijn bruine krullen naar achteren. ‘Wil je wat eten?’ Haar eigen maag voelde leeg aan en ze wist dat het ver na lunchtijd was. Sean liet zijn blokken in de steek en wierp zichzelf in Mercy’s ar- men. ‘Nou eten, assebief.’ Ze kwam overeind en verschoof Sean naar haar heup. ‘Nou, aan- gezien je het zo beleefd vraagt, denk ik dat we dat wel kunnen rege- len. Laten we eens kijken wat je mama in de keuken heeft.’ Lance en Hope waren op de Armistead-boerderij blijven wonen, zoals de plek genoemd werd. Het huis en de bijgebouwen eromheen waren het eigendom van Grace en Alex, maar beiden vonden het fijn om hun familie dicht in de buurt te hebben. Nadat Hope en Lance getrouwd waren, hadden ze hun intrek genomen in de kleine blok- hut waar ze allemaal gewoond hadden voordat Grace en Alex hun grotere boerderij hadden gebouwd. Mercy was er altijd dankbaar voor geweest dat Alex voor haar en Hope zorgde alsof ze zijn eigen zussen waren. Het had hen ervoor behoed om een echtgenoot te moeten zoeken voordat ze eraan toe waren. Veel te vaak had Mercy haar vriendinnen jong zien trouwen en ze hadden niet altijd een gelukkig huwelijk. Haar voormalige beste vriendin, Beth Cranston, was getrouwd met de zoon van de dominee, Toby Masterson, op de prille leeftijd van vijftien jaar. Dit was gebeurd nadat Mercy hem had afgewezen. Toby had Mercy gesmeekt om met hem te trouwen, zodat hij meer land kon vorderen op basis van de Donation Land Claim Act. Maar Mercy had niet toegegeven en met die daad was ze haar twee beste vrienden kwijtgeraakt. Het was niet eenvoudig geweest om dat te verwerken. ‘Maar dat was vijf jaar geleden,’ herinnerde ze zichzelf eraan.
12 Sean greep de kraag van haar jurk beet en begon hem richting zijn mond te trekken. Mercy lachte en wrikte hem los. ‘Jurken zijn niet om op te eten, Sean.’ Zonder hem op de grond te zetten, ging Mercy op zoek naar iets te eten. Ze vond brood en boter, en er zou ongetwijfeld ook jam zijn. De zussen hadden meer dan tweehonderd potten appel-, bessen- en perenjam gemaakt die zomer en ook gelei in diezelfde smaken. Toen ze een van de kasten opendeed, trof ze een open pot appeljam aan. ‘Kijk eens. Dit zou een goed begin moeten zijn.’ Ze legde het brood op de tafel, zette de boter en jam ernaast en liep terug om een mes te pakken. ‘Ik wil brood,’ gaf Sean aan. ‘Dat weet ik.’ Mercy ging met Sean op haar schoot aan de tafel zitten. ‘Daarom maak ik een boterham speciaal voor jou klaar.’ Ze stopte even om hem een vlugge kus op zijn wang te geven, en ging toen verder met haar werk. Zodra ze een snee brood rijkelijk besmeerd had met boter en jam, sneed Mercy die in vier stukken en gaf er één aan Sean. ‘Wat zeg je dan?’ ‘Dank.’ Ze grinnikte. ‘Goed genoeg.’ Sean werkte zijn stuk brood snel naar binnen en stak zijn hand uit voor meer. ‘Assebief.’ ‘Hoe kan ik dat nu weigeren aan iemand met zo’n lief gezicht als jij?’ Mercy gaf hem nog een stuk. ‘Waar is iedereen?’ riep Alex vanaf de voorkant van het huis. ‘Sean en ik zijn in de keuken wat boterhammen met jam aan het eten.’ Mercy had de woorden nog niet uitgesproken of ze hoorde het getrippel van rennende voeten in de kamer en ze wist dat ze al snel nog twee monden te voeden zou hebben. ‘Mercy!’ riep de bijna vijfjarige Gabe het volgende moment. Hij vloog op haar af en sloeg zijn armen om haar heen. Gelukkig was het niet aan de kant waar ze Sean vasthield. Toch was de kleinere jongen
13 niet blij dat zijn maaltijd onderbroken werd, en hij gaf Gabe met plakkerige vingers een duw. ‘Ga weg!’ commandeerde hij. Gabe hief zijn hoofd en stak zijn tong uit. Sean reageerde door zijn neef na te doen. Mercy schudde haar hoofd, terwijl Alex lachte. ‘Zie je die ondeugende jongens, Nancy?’ vroeg hij aan zijn doch- ter. Het meisje schudde haar hoofd, waardoor haar lange, donkere haar over haar rug heen en weer zwiepte. ‘Nee.’ Dit maakte Alex alleen nog maar harder aan het lachen. ‘Ze vindt het leuk om “nee” te zeggen. Ik herinner me nog dat Gabe dat ook een tijdje gedaan heeft.’ Mercy knikte. ‘Ik denk dat alle kinderen dat doen. Is het goed als ik hun wat brood met jam geef?’ ‘Natuurlijk.’ Alex zette Nancy op een van de stoelen, terwijl Gabe zelf op een stoel klom. ‘Dus we hebben eindelijk een nieuwe aan- winst?’ ‘Ja. Weer een jongen. Ze hebben hem naar oom Edward ver- noemd, maar ik noem hem “Eddie”. “Edward” klinkt veel te stijf.’ Ze maakte nog twee boterhammen klaar en sneed ze in vier stukken, net als ze voor Sean had gedaan. ‘Daar zullen Edward en Lance blij mee zijn.’ Alex hielp Nancy met haar brood, terwijl Gabe in één keer een heel stuk in zijn mond propte. Toen Sean dit zag, probeerde hij zijn voorbeeld te volgen, maar daar was Mercy al op voorbereid. ‘Nee, waag het niet. Gabes mond is groter dan die van jou. Houd op met proberen om hem na te doen.’ ‘En jij,’ zei Alex, terwijl hij Gabe met een afkeurende blik op zijn stoel vastpinde, ‘propt geen grote stukken eten meer in je mond. Wees een heer. Neem een hap en slik hem door voordat je de vol- gende hap neemt.’ ‘Mag ik erop kauwen?’ vroeg Gabe serieus.
14 Mercy sloeg haar hand voor haar mond om haar lachen te verber- gen, terwijl Alex met zijn ogen rolde. ‘Natuurlijk mag dat. Ik wil dat je erop kauwt voordat je het doorslikt.’ Gabe glimlachte en richtte zijn aandacht weer op zijn brood. Ge- zien zijn zelfvoldane blik was Mercy er niet helemaal zeker van of de vraag wel zo onschuldig was geweest. ‘Ik wist niet dat jullie hier waren,’ zei Grace, terwijl ze de keuken in kwam lopen. Alex draaide zich om en trok haar in zijn armen. ‘Hoe gaat het met jullie twee?’ Hij legde zijn hand op haar licht gezwollen onder- buik. ‘We zijn erg moe. Ik heb behoefte aan een heet bad en een mid- dagdutje.’ ‘We zouden allemaal wel een middagdutje kunnen gebruiken,’ zei Alex, terwijl hij haar voorhoofd kuste. ‘Deze herrieschoppers zijn al vanaf vijf uur wakker.’ ‘Het is maar goed dat het zondag is. We mogen dan misschien de kerkdiensten gemist hebben, maar deze middag van rust zullen we niet mislopen.’ Grace geeuwde. ‘Het spijt me dat ik hun niet iets beters te eten heb gegeven.’ Mercy stond op en zette Sean op een stoel zodat hij de rest van zijn maaltijd op kon eten. ‘Geen probleem,’ zei Grace. ‘Ik heb thuis een stoofschotel voor ons allemaal. Die hoeft alleen maar opgewarmd te worden.’ ‘Ik heb hem al op het fornuis gezet,’ zei Alex. ‘Ik meende dat jullie wel wat vullends zouden kunnen gebruiken, aangezien het zo lang duurde om deze baby ter wereld te brengen.’ Grace glimlachte. ‘Dat is erg attent.’ Ze richtte zich tot Mercy. ‘Waarom breng je Sean niet mee, dan eten we allemaal bij ons thuis.’ ‘Dat klinkt goed. Ik hoop zelf ook een middagdutje te kunnen doen.’ Grace knikte. ‘Alex, zou je naar boven willen lopen om Lance en Hope te laten weten dat Sean bij ons is? O, en zeg tegen Lance dat ik
15 voor hen ook een dienblad klaar zal maken als hij het op wil komen halen.’ Alex drukte opnieuw een kus op haar voorhoofd, terwijl Grace nog eens geeuwde. ‘Ik hoop maar dat je lang genoeg wakker kunt blijven om te eten.’ Hij maakte aanstalten om naar boven te gaan, maar hield toen stil. ‘Dat vergeet ik bijna.’ Hij haalde een brief uit zijn jaszak. ‘Jed Drury bracht deze brief. Hij zei dat hij hem vrijdag met zijn eigen post had opgehaald en meteen bij ons had willen af- geven, maar dat hij er vandaag pas weer aan dacht. Toen hij zag dat we niet in de kerk waren, besloot hij om op weg naar huis langs onze boerderij te rijden.’ ‘Van wie is hij?’ vroeg Grace, toen ze de brief van hem aanpakte. ‘O, hij is van Eletta. Ik ben zo blij. Ik had al zo lang niets van haar gehoord. Ik begon me zorgen te maken.’ Ze vouwde de brief open en begon te lezen. ‘O! Ze verwacht een baby! Isaac moet wel dolblij zijn.’ Ze las verder en begon te fronsen. ‘Wat is er mis?’ vroeg Mercy. ‘Ze is erg ziek geweest. Haar lichaam reageert niet goed op haar zwangere toestand en ze was niet in staat om voedsel binnen te hou- den. Ze dacht dat het over zou gaan na de eerste paar maanden, maar ze is nog steeds ziek en is enkel in staat om een klein beetje eten of drinken binnen te houden.’ ‘Wanneer wordt de baby verwacht?’ vroeg Alex. ‘In dezelfde maand als die van ons: maart.’ Ze las hardop: ‘“Ik weet dat jij en Hope het allebei druk hebben met jullie eigen kin- deren, maar ik vroeg me af of Mercy wellicht wil komen om mij te helpen. Ik weet dat je je zorgen zult maken vanwege de problemen rond de Rogue-rivier, maar ik verzeker je dat onze mensen in de directe omgeving niet op oorlogspad zijn.”’ Mercy wist dat de Rogue River-indianen in oorlog verkeerden met de blanken. Aangezien ze in november ’47 de gevangenschap bij de Whitman Zendingspost overleefd had, was ze bang om zichzelf opnieuw in gevaar te begeven. Bij het bloedbad op de zendingspost
16 van Whitman waren de meeste mannen vermoord en werden meer dan vijftig vrouwen en kinderen een maand lang gegijzeld. Mercy en Hope hadden deel uitgemaakt van die groep. De vrouwen waren af- schuwelijk behandeld door mannen van de Cayuse-indianen. Hope had het klaargespeeld om Mercy te beschermen tegen verkrachting. Mercy was twaalf jaar oud geweest en andere meisjes van die leeftijd werden misbruikt. Maar gezien haar kleine figuur had Mercy er veel jonger uitgezien en werd zodoende voor dit kwaad behoed. Voor het grootste gedeelte althans. Ze had wel de nachtmerrie meegemaakt waarin mensen om wie ze gaf, neergeveld en gewelddadig vermoord werden. Ze was getui- ge geweest van het gehuil en verdriet van de vrouwen en kinderen die samen met haar gevangen waren gehouden. De hele gebeurtenis had haar beschadigd, maar niet verslagen. Hope en God waren haar steunpilaren geweest. Ze had in die tijd de Bijbel bestudeerd en zo veel gebeden dat haar geestelijke leven was opgebloeid. ‘“… en zoals ik al zei, ligt de schuld voor het grootste gedeelte bij de blanke mannen.”’ Mercy besefte dat ze een gedeelte van de brief gemist had. ‘Ik ben bang dat ik niet oplette. Wat is de schuld van de blanke mannen?’ Grace keek op van de brief. ‘Eletta zegt dat er veel aanvallen zijn geweest langs de Rogue-rivier. Een aantal van de ergste waren ver in het binnenland, aan de andere kant van de bergen bij de plek waar zij wonen. Ze zei dat het leger een vernietigingsstrategie hanteert. Ze zijn van plan om elke indiaan die zich op de een of andere manier verzet te doden.’ ‘Ik begrijp het niet. Verzet waartegen?’ ‘Tegen verwijdering uit de regio en het weggestuurd worden om ergens anders in een reservaat te gaan wonen. Blijkbaar drijft de re- gering de verschillende stammen bijeen en dwingt hen om te verhui- zen naar een plek aan de kust in het zuidwesten.’ ‘Wat zegt ze nog meer?’ Mercy gebaarde naar de brief. ‘Ga maar verder met lezen. Ik luister.’
17 Grace knikte. ‘“De mensen hier koesteren haat tegen de indianen, maar ik zou Mercy niet vragen om te komen als ik vreesde dat ze gevaar zou lopen. Omdat ze blank is, zullen degenen die op moord belust zijn haar niets aandoen. De inheemse bevolking trekt voor het grootste gedeelte naar de heuvels en bergen en ze doen hun best om te voorkomen dat ze gevangen of gedood worden. De mensen hier op onze zendingspost zijn zolang we hier zijn vreedzaam geweest, dus de regering heeft zich nog niet druk gemaakt over hun verwijde- ring. Maar ik vrees dat dit wel zal gebeuren. Als Mercy kan komen, probeer er dan alsjeblieft voor te zorgen dat ze op de eerste dag van november in Port Orford is. Isaac heeft plannen om daar op die dag te zijn en hij kan haar dan mee terugnemen naar onze zendingspost. Hij zal daar een week blijven, dus als ze in die tijd niet komt, zullen we weten dat ze niet in staat was om naar ons toe te komen.”’ ‘Dat is alles wat ze te zeggen heeft,’ zei Grace, terwijl ze de brief liet zakken, ‘afgezien van een paar woorden over hun zendingswerk.’ Ze keek naar Mercy. ‘Ik kan je onmogelijk vragen om dit te doen en eerlijk gezegd ben ik verbaasd dat Eletta dat wel doet. Ze weet wat je hebt meegemaakt. Ik kan alleen maar bedenken dat ze erg ziek moet zijn.’ Zelfs met de herinnering aan het bloedbad in haar achterhoofd, voelde Mercy een merkwaardige vrede wat betreft de kwestie. Ze had vurig gevast en gebeden of God haar wilde laten zien wat ze met haar leven moest doen. Ze was er zeker van dat dit Zijn plan voor haar was. ‘Ik denk niet dat het wijs is dat Mercy zich midden in een oorlog waagt,’ zei Alex met een grimmige blik. ‘Ik ook niet.’ Grace keek haar strak aan. ‘Ik wil niet dat je gaat. Het is erg ver weg en ik zou gek worden van bezorgdheid.’ ‘Ik wil nog meer brood met jam, alstublieft,’ verzocht Gabe. Mercy liet de blik van haar zus niet los. ‘Ik zal erover bidden.’ ‘Denk je serieus dat God zou willen dat je daarheen gaat?’ vroeg Alex. Hij liep naar de plek waar Nancy op het randje van haar stoel
18 balanceerde en hielp haar naar beneden.‘Zoals jullie beiden weten, heb ik dag en nacht gebeden of God mijn leven wilde leiden. Ik geef toe dat dit niet mijn eerste keus is, maar ik voel me vreemd genoeg ook aangetrokken – wellicht geroe- pen – tot deze taak.’ ‘Maar er zijn duidelijk gevaren,’ ging Grace verder. ‘Je weet heel goed hoe gewelddadig men kan zijn.’ Mercy knikte. ‘Dat klopt.’ Ze zuchtte diep. ‘Maar als God me roept om te gaan, dan kan ik me daar moeilijk zorgen over ma- ken. We weten beiden dat geloof geen geloof is, tenzij het beproefd wordt. Ondanks wat er gebeurd is op de zendingspost van Whit- man, koester ik geen wrok tegen de indianen. God roept ons op om te vergeven. Dat heb je meerdere malen tegen me gezegd.’ ‘Ja, maar…’ Grace zweeg en keek op naar Alex. ‘Ik denk dat Mercy gelijk heeft. We moeten erover bidden.’ Maar hij klonk niet echt overtuigd. ‘Ik zal Lance over het middageten vertellen en zie jullie thuis.’ Dat gezegd hebbende, liep hij met een frons op zijn gezicht de keuken uit. Mercy hielp Sean van zijn stoel. Ze pakte zijn hand en stak haar vrije hand uit naar Nancy. ‘Kom op. Ik zal met jullie teruglopen naar het huis, maar jullie moeten me helpen door mijn hand vast te houden.’ De kinderen gehoorzaamden met alle plezier en zelfs Gabe volgde haar. ‘Het is jammer dat God ons maar twee handen gegeven heeft,’ zei hij tegen haar. ‘Als we er drie hadden, dan kon u mijn hand ook vasthouden.’ Mercy lachte. ‘Nou, in het tempo waarin er in deze familie neefjes en nichtjes worden geboren, zou ik ten minste een half dozijn han- den nodig hebben, en dat zou ronduit vreemd zijn.’ ‘Spinnen hebben acht poten,’ merkte Gabe op. ‘Papa heeft me dat laten zien.’ Mercy hield stil toen ze bij Grace kwam, die fronste. ‘“Wees dan niet bezorgd over de dag van morgen, want de dag van morgen zal
19 voor zichzelf zorgen.”’ Ze citeerde Mattheüs zes vers vierendertig, zoals Grace vaak gedaan had. Grace frons werd alleen maar dieper. ‘Als ik het me goed herinner, komt daar nog wat achteraan.’ Mercy knikte en slaakte een zucht. ‘Ja. “Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad.”’