11 1. Naar het erf van dominee Visky ‘Fek, Fek.’ Een jongen met zwart haar, die naast Freek aan de tafel zit, trekt Freek aan zijn mouw en wijst naar buiten. Freek, die samen met Gerdien en hun moeders in Roemenië in het kindertehuis Julice Home is, kijkt naar de jongen en denkt: Kan deze jongen mijn naam nog niet zeggen? Hij is net zo oud als ik. 1 Tante Riet, die dit ziet, zegt: ‘Freek, voor deze mensen is het heel moeilijk om jouw naam goed uit te spreken. Net zoals wíj moeite hebben om hún namen uit te spre - ken. Maar hij wil met jou naar buiten. Omdat hij geen Nederlands spreekt, probeert hij je met gebaren te vertel - len wat hij wil.’ ‘Mogen we dan al van tafel? Moeten we niet helpen met de tafel afruimen?’ vraagt Gerdien na het danken. ‘Nee, dat hoeft niet. Tante Wilma en ik helpen mee.’ Freek staat op van zijn stoel en loopt met de jongen mee naar buiten. Wanneer de andere jongens dit zien, lopen ze achter hen aan. En dan lopen de meisjes naar Gerdien, pakken haar bij de arm en nemen haar ook mee naar bui - ten. Moeder en tante Wilma kijken lachend toe. ‘Ik ben benieuwd hoe dit zal gaan’, zegt moeder. 1. In Een grote verrassing (deel 6) lees je hoe Freek en Gerdien in Roemenië zijn gekomen.
12 ‘Nou, ik denk dat de kinderen elkaar vlug begrijpen, al is het met gebaren.’ De jongen die Freek heeft meegenomen, loopt naar de bal die aan de zijkant van het kindertehuis ligt en pakt hem op. In het Hongaars 2 praat hij tegen Freek, die er natuurlijk niets van kan verstaan. Dan wijst de jongen naar Freek en Gerdien. De bal houdt hij met één hand vast, daarna wijst hij naar een Nederlandse auto die op dat moment langs komt rijden. ‘Ik denk dat ik het begrijp. Deze bal komt uit Nederland’, zegt Gerdien. ‘Igen, igen 3’, knikt een van de meisjes dat Aniko heet. Zij herkent het woord ‘Nederland’ omdat zij dit al heel vaak heeft gehoord. ‘Zullen we gaan voetballen?’ Vragend kijkt Freek de kinde - ren aan. Ze halen hun schouders op. ‘Freek, ze verstaan ons toch niet? Ga jij maar een eindje bij mij vandaan staan, dan schop ik de bal naar je toe. Dan zullen ze het wel begrijpen.’ Gerdien loopt naar de jongen toe en pakt de bal. Ze legt hem voor haar voeten en schopt de bal naar Freek. Daarna wijst ze naar de kinderen. Een van de meisjes begrijpt het meteen, ze loopt naar Freek, die de bal voor 2. Het kindertehuis Julice Home staat in Roemenië, maar in dit gedeelte van Roemenië spreken de mensen Hongaars. 3. Ja, ja.
13 zijn voeten heeft liggen, en schopt de bal weg. Ha, nu begrijpen ze elkaar. Even later zijn ze met z’n allen aan het voetballen. Dan hoor je Hongaars spreken en dan weer Nederlands. De kinderen hebben veel plezier met elkaar. ‘Wat is dit leuk om te zien’, zegt Wilma tegen Riet, de moeder van Gerdien. ‘Ja, heel leuk hoe ze elkaar met gebaren kunnen verstaan. Had je dat gezicht van Freek moeten zien, hoe aandach- tig hij luistert naar deze kinderen. Nog even en ze kun - nen ook een paar woordjes Hongaars. Ik hoor Freek en Gerdien al Hongaars spreken.’ Ze schieten in de lach en gaan vlug verder met het afrui - men van de tafels. Het is middag. Freek en Gerdien en hun moeders zitten met de weeskinderen en Magdolna en Sàndor aan tafel iets te drinken. ‘Het is hier heel gezellig, maar we gaan nu met Sàndor naar het erf van dominee Visky’, zegt moeder tegen Freek en Gerdien. ‘Maar voordat wij gaan, delen we eerst fruit, speelgoed, kleren en snoep uit. Daar hebben we nog geen gelegenheid voor gehad.’ De Roemeense kinderen halen hun schouders op en kij - ken vragend naar Gerdiens moeder. Voordat moeder nog iets kan zeggen, komt Sàndor binnenlopen. ‘Je komt precies op tijd, Sàndor. Ik vertelde net aan Freek en Gerdien dat we met jou meegaan, maar dat we eerst
14 speelgoed, fruit en kleding gaan uitdelen. De andere kin- deren kijken mij aan, maar ik kan mij niet goed verstaan - baar maken.’ Sàndor begrijpt het meteen en vertaalt wat de moeder van Gerdien vertelde. Freek en Gerdien luisteren met gespitste oren, maar van deze taal begrijpen ze niet veel, behalve sommige zinne - tjes en woorden die Sàndor hun heeft geleerd toen hij bij Gerdien thuis logeerde. Sàndor kijkt hen lachend aan en knipoogt naar hen. ‘Moeilijk, hè?’ zegt hij. ‘O Sàndor, wat spreek jij al goed Nederlands!’ zegt Gerdien. ‘Maar wat vertelde je de kinderen?’ vraagt Freek. ‘Ze vinden het jammer dat jullie nu weggaan, maar ze zijn blij dat ze snoep en speelgoed krijgen.’ ‘En kleding’, zegt Gerdien. Sàndor lacht. ‘Ze hebben meer belang bij snoep en speelgoed.’ ‘Dat snap ik. Ook dat ze het jammer vinden dat wij weg - gaan. Dat vinden wij ook, maar we willen heel graag mee naar dominee Visky.’ ‘Ja, dat begrijp ik.’ ‘Is het hier ver vandaan of kunnen we er lopend heen?’ vraagt Gerdien. ‘We gaan met de auto.’ ‘Heb jij dan een auto, Sàndor?’ ‘Nee, dit busje is van het kindertehuis. Het is een uur
15 rijden. Laten we eerst alles uitdelen, dan gaan we.’ Moeder en tante Wilma staan op, net als Freek en Gerdien. Ze lopen naar moeders slaapkamer en halen de dozen op. Wanneer ze met de dozen binnenkomen en die op tafel zetten, gaan alle kinderen om hen heen staan. Gerdien en Freek delen snoep uit. Sàndor deelt het fruit uit en moeder legt de kleding op tafel neer. ‘De kleding deelt Magdolna uit. Zij weet precies de maten van de kinderen’, zegt Sàndor, die het meteen voor Magdolna vertaalt. Magdolna knikt en ze vertelt hem een heel verhaal. Sàndor vertaalt het daarna weer voor hen. ‘Magdolna zegt dat wij zo moeten gaan. Zij zorgt voor de kleding. Ze is er zo blij mee. We komen precies op tijd. De meeste kinderen hebben weer kleding nodig.’ ‘Wat fijn dat we zo kunnen helpen’, zegt Gerdiens moe- der. ‘Sàndor, wil jij de kinderen ook vertellen dat we nog een middag met hen weggaan?’ ‘Oké, dat zullen ze heel gaaf vinden.’ Sàndor vertelt het aan de kinderen en dan gaat er een gejuich op. Hun gezichten stralen. Ze steken hun handen met het snoep en fruit omhoog en ze ratelen door elkaar. ‘Mam, wat een leuk idee van u. Je kunt wel zien hoe blij ze zijn.’ ‘Zullen we nu gaan?’ zegt Sàndor. ‘Ja. Kom, we gaan’, zegt moeder. Dan draaien Gerdien en Freek zich nog een keer om en ze zeggen: ‘Doeg.’ De kinderen zwaaien naar hen. Een paar kinderen pro - beren ook ‘doeg’ te zeggen, maar dat lukt niet helemaal.
16 Freek en Gerdien bijten op hun lippen om niet in de lach te schieten. Dat is niet leuk voor de kinderen. Sàndor houdt de deur voor hen open en even later stappen ze in de auto en rijden naar het erf van dominee Visky. Onderweg kijken Freek en Gerdien hun ogen uit. ‘Mam, ik zie een heel oud vrouwtje uit dat hutje komen. Ze woont daar toch niet?’ ‘Schrik niet, maar daar woont ze wel’, zegt Gerdiens moe- der verdrietig. ‘Dat … dat kan toch niet? Het hutje zakt bijna in elkaar. Heeft ze wel een kachel?’ ‘Een heel klein kacheltje, waar ze haar eten op moet koken, als ze tenminste eten heeft … En ze moet zich er ook bij warmen. Dat kan alleen als ze hout heeft gesprok - keld. Je ziet haar vaak de hele dag naar hout zoeken.’ ‘Maar tante Riet, dat zal niet veel helpen. Kijkt u eens: er zit een groot gat in het dak en dat ene raam is er hele - m a a l u i t .’ ‘Ja Freek, ze zal ook niet veel warmte hebben, maar we vergeten haar niet, hoor. We brengen haar ook kleding en e t e n .’ ‘Gelukkig’, zegt Gerdien en ze zucht diep. Zo veel armoe - de heeft ze nog nooit gezien. ‘O Freek, kijk daar eens. Die kinderen die uit dat kleine huisje komen, hebben helemaal geen schoenen aan en wat zien ze er onverzorgd uit.’ ‘Ja, en de deur hangt helemaal scheef. Wat is dit erg. Wat
17 hebben wij dan veel’, zegt Freek. Na een uurtje rijden ze het erf van dominee Visky op. ‘O mam, dat is de vrachtwagen van Sonja’s vader.’ ‘Ja, dat klopt, en de man die naast de vrachtwagen staat, ken je ook wel.’ ‘Ja, dat is meneer De Groot van onze kerk.’ Sàndor parkeert de auto ook op het erf. Er is ruimte genoeg. ‘Ik ga helpen met het uitpakken van de vrachtwagen’, zegt hij terwijl ze uit de auto stappen. ‘Daar doe je goed aan. Wij gaan de vrouwen en mannen helpen met het uitzoeken van kleding’, zeggen moeder en tante Wilma. Ze lopen naar de kleren toe die al uitge- pakt zijn en op de grond liggen. Opeens komen er van alle kanten mensen aanlopen. Vrouwen en mannen, die in houten huisjes en onder het plastic wonen. Moeder en tante Wilma lopen meteen naar een paar vrouwen toe om hen te helpen bij het uitzoeken van kle - ren. Freek en Gerdien staan verbaasd te kijken hoe moe - der en tante Wilma met gebaren deze vrouwen helpen. Ze verstaan totaal niets van het rappe spreken van deze vrouwen, maar met gebaren kom je een heel eind, dat zien ze wel. ‘Gerdien en Freek, zoeken jullie voor deze vrouwen eens een rok en een blouse, maat 42’, zegt moeder. Freek en Gerdien lopen naar de kleding die door Sàndor en de andere Nederlandse mannen steeds wordt aange - vuld. Ondertussen graaien heel wat mannen en vrouwen
18 in de kleding. Moeten we die allemaal helpen? denkt Freek terwijl hij naar al die kleding kijkt. Waar moet hij zou gauw een rok en een blouse zoeken? Gerdien speurt ook heel goed in de kleding. Ha, dat lijkt wel een rok. Ze pakt het kledingstuk en trekt het uit de kledingmassa. Ja, een rode rok. Deze mensen houden van felgekleurde kleding. Nu nog even naar de maat kijken. Terwijl Gerdien naar de maat kijkt, graait ook Freek eens in de kleding. Wat heeft hij in zijn handen? Een bruine dameshoed. Meteen loopt hij naar tante Riet. ‘Kijkt u eens? Dit is geen rok of blouse, maar een hoed.’ Voordat tante Riet iets kan zeggen pakt de vrouw die bij haar staat de hoed al uit de handen van Freek en zet hem op haar hoofd. ‘Mooi’, zegt tante Riet. De vrouw kijkt tante Riet verbaasd aan, maar Sàndor die er aan komt lopen, vertaalt het. Hij blijft zo veel als het kan in de buurt om hen te helpen met de taal. ‘De hoed staat u prachtig’, zegt Sàndor. De vrouw straalt. Ondertussen heeft tante Wilma een rok en blouse gevonden met maat 42 en geeft die ook aan de vrouw. ‘Zie toch eens hoe gelukkig ze is met de kleding en de hoed’, zegt Gerdien. ‘Ja, ze kijkt zo blij. Wil je mij helpen zoeken naar nog een rok en blouse voor die andere mevrouw, Gerdien?’ ‘Ja, dat wil ik wel. Freek, wil jij dan die man helpen? Hij blijft maar graaien, zo te zien kan hij niets vinden.
20 Misschien vind je wel een mooie spijkerbroek voor hem met een rood overhemd. Dan zoek ik ook nog een rok en blouse voor die mevrouw, die ook maar aan het zoeken i s .’ Freek werpt Gerdien een dankbare blik toe. Een broek zoeken voor die jonge man past hem beter. Hij loopt naar hem toe. ‘Zal ik je helpen?’ Meteen ziet Freek een donkerblauwe spijkerbroek en geeft die aan hem. Met een glimlach neemt hij de broek aan. Bekijkt hem van alle kanten en knikt naar Freek. Die gaat nu verder zoeken naar een rode blouse. Het lukt niet om er een te vinden, wel een witte. Die geeft hij ook aan de jongeman. Omdat het prachtig weer is, heeft hij alleen maar een T-shirt aan. Hij trekt de blouse er meteen overheen. Dan komt Wilma, de moeder van Freek, aanlopen. ‘Zo Freek, jij hebt deze man goed geholpen. Wat staat die blouse hem mooi bij zijn zwarte haar.’ De jongeman kijkt van de een naar de ander en zegt iets tegen hen. Maar Freek en zijn moeder verstaan er niets van. ‘Ik zal het wel even vertalen’, zegt Sàndor die plotseling achter hen staat. ‘Fijn, Sàndor. Wij begrijpen echt niet wat hij bedoelt.’ ‘Wilma, hij bedankt Freek hartelijk voor de mooie kleren en vraagt of Freek nóg iets voor hem wil uitzoeken.’ ‘Natuurlijk wil ik dat.’ Tegelijk begint Freek weer in de kle- ren te graaien, om even later een rood shirt en weer een
21 donkerblauwe broek aan de jongeman te geven. ‘Mam, zou dit de goede maat zijn?’ Moeder bekijkt de jongeman en zegt: ‘Ik denk het wel.’ Sàndor, die nog steeds bij hen staat, zegt iets tegen de man. Deze knikt en zegt: ‘Igen, igen.’ Meteen loopt hij weg. ‘Sàndor, heb ik iets verkeerds gedaan?’ Freek kijkt Sàndor geschrokken aan. ‘Nee hoor, helemaal niet. Ik vertelde hem dat hij nu even thuis zijn kleren kan gaan passen. Wanneer ze niet passen, mag hij ze komen ruilen. Deze mensen zijn dolblij met deze kleding en heel gauw tevreden. Maar de vrachtwa- gen is nog niet leeg. Help je mij even, Freek? Er zit zo ont - zettend veel kleding in de vrachtwagen. De chauffeur met zijn helpers uit Nederland werken hard om de vrachtwa - gen leeg te maken.’ ‘Net als jij, Sàndor’, lacht Freek die nu met Sàndor mee - loopt naar de vrachtwagen. De tijd vliegt voorbij. Moe maar voldaan zitten ze aan het eind van de middag weer bij Sàndor in het busje en rijden ze weer naar het kindertehuis.