Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.17 Hoofdstuk 1 Een levend document Papier is geduldig. Dat geldt ook voor de statuten van een christelijke school. Meestal staat er een verwijzing in naar de belijdenisgeschriften . Dat artikel moet ongewijzigd blijven. Het gaat immers om de grond- slag van de school. Maar is de geloofsbelijdenis een levend document? Een belijdenisgeschrift is niet zomaar een stukje tekst. Dat blijkt wel uit de ontstaansgeschiedenis van de ngb. Ze stamt uit een spannende tijd. Belijden kon je leven kosten. In de begeleidende brief aan Filips II schrijft Guido de Brès dat hij bereid is voor deze belijdenis zijn leven te geven. Op 31 mei 1567 gebeurt het: De Brès sterft in Valenciennes de marteldood. Die achtergrond moet bij het lezen van de ngb meeklinken. Uit een verwijzing naar de belijdenis alleen vloeit geen bloed. De belijdenis vraagt om instemming. Dit stelt voor de vraag of ze voor ons een levend document is; of we verlangen om mee te belijden. Leerling De inzet van de ngb is in elk geval uitnodigend. Uit naam van zijn geloofsgenoten zegt De Brès: Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond. De kerk van de Reformatie in ons land heeft deze belijdenis overgenomen. Het is de bedoeling dat wij de woorden mee gaan zeggen. Niet als een vanzelfsprekendheid, niet als lippentaal alleen, maar als geloofstaal. Het is heilzaam om die woorden te overdenken. Ook als we ze (bijna) niet op de lippen durven nemen. Want wat geloof ik? Kan ik die hoge woorden wel beamen? Is het geen grootspraak? De vraag is dan wel hoe we er onze handtekening onder konden zetten bij het benoemings- Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond. Artikel 1
1819 gesprek. Nadenken over de geloofsbelijdenis brengt ons bij de kernvraag van christelijk leraarschap, en breder: van de christelijke school. Zijn wij zelf leerlingen van Christus? Of, als we dit nog niet durven zeggen: verlangen we ernaar? Liefde Het is overigens belangrijk om de eerste zin van de ngb helemaal te lezen. Het geloven met hart en mond heeft betrekking op God. Ten aanzien van de vraag naar identiteit zet dit op een belangrijk spoor. Identiteit gaat niet alleen om de vraag waarbij we horen, maar vooral om de vraag bij Wie we horen. Christelijk onderwijs dat alleen in naam christelijk is, mag die naam niet hebben. Dan is de Naam van Christus een vlag om de lading te dekken. In dat ge- val klinkt de belijdenis niet meer. Daar komt immers God ter spra- ke, met hart en mond. Het begint vanbinnen, in het hart, maar het komt ook naar buiten, via de mond. We zouden er de handen aan kunnen toevoegen. Bij christelijk onderwijs staat God in Christus in het middelpunt. Om het te zeggen met het liefdegebod, zoals de Heere Jezus het heeft geleerd: God liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf. Hart Luisteren naar de belijdenis betekent dat we geen genoegen ne- men met christelijke vormen en regels, al zijn die er ook. Het gaat dieper: naar ons hart, naar ons verlangen in het onderwijs. Of we ernaar verlangen zelf een leerling van Christus te zijn, net als onze leerlingen. Om met hen in te stemmen met het koor van belijders: Wij geloven allen in God, met hart en mond.Gespreksvragen l Welke betekenis hebben de belijdenisgeschriften voor jouw le- raarschap en onderwijs? l Ga na op welke momenten de belijdenisgeschriften binnen de school aan de orde komen. In hoeverre functioneren ze als een levend document? Omdat men ons niet alleen als echte vijanden van uw troon en van de publieke zaak vervolgt, maar tevens als vijanden van God en Zijn kerk, bidden wij u nederig dit te willen beoordelen naar de belijdenis van het geloof die wij u aanbieden. We zijn bereid en gereed om die, zo nodig, met ons eigen bloed te verzegelen. Uit: Brief aan koning Filips II, 1561 Lezen: Johannes 4:21-26 Laat de belijdenis een bron van inspiratie zijn voor je onder- wijs. Lees daarom elke week een passage van de geloofsbelijdenis en vraag je af wat de verbin- ding met je beroep als leraar is. FOCUS