Goed begonnen is half gewonnen januari - Nieuwjaarsdag Vrijdag 1
Lezen: Johannes 1:1-5 … het Woord was bij God en het Woord was God. (vs. 1) Aan het begin van een nieuw jaar openen wij een nieuw evangelie. Johan nes verhaalt ons hoe wij wel of niet zullen kiezen voor Jezus. Al- leen noemt hij aanvankelijk deze naam niet. Cryptisch verwijst hij naar de enige Zoon die al vanaf het begin bij God was. Johannes noemt Jezus: het Woord. Om met de eerste regel uit de eerste brief van Johannes te spreken: wij verkondigen het Woord dat leven is. Ook in het evangelie vergelijkt Johannes Gods Zoon met leven. Leven dat een licht voor de mensen is. Er gaat ons een licht op in dit nieuwe jaar wanneer wij ons oriënteren op het Woord. Met verschillende beelden zal Johannes ons verder gaan vertellen wie God is en hoe Hij handelt. Dit nieuwe begin vertoont overeenkomsten met het scheppingsverhaal in Genesis 1.
Kind van God zijn, een voorrecht januari Zaterdag 2
Lezen: Johannes 1:6-13 … het voorrecht … om kinderen van God te worden. (vs. 12) Wat kunnen wij verrukt zijn wanneer wij vader of moeder worden. Een pasgeboren kind als de vrucht van de liefde van twee mensen schenkt meestal veel vreugde. Maar het kan ook pijnlijk zijn om een baby te verwelkomen. Voor mensen die ook graag ouders hadden willen wor - den, is zo’n ontmoeting confronterend. De ander moeten feliciteren met het geluk dat jou niet ten deel valt. Kind van God te mogen zijn, is een voorrecht. Je ervaart dan dat een hemelse Vader zich over jou ontfermt. Johannes ziet het als gave van God, dat wij diens kinderen mogen zijn. Het heeft alleen wel consequenties: gedragen wij ons als kinderen van God? Is aan de wijze waarop wij onze naasten liefhebben, af te lezen dat wij een hemelse Vader vertegenwoordigen?
Jezus, het venster op God januari Zondag 3
Lezen: Johannes 1:14-18 Niemand heeft ooit God gezien … (vs. 18) Hoe kun je God leren kennen? Heeft Hij niet tegen Mozes gezegd: ‘Mijn gezicht zul je niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in le- ven blijven’ (Exodus 33:20)? Wij spreken wel van ‘voor Gods aangezicht’, maar wij kunnen Hem niet zien. En toch kunnen wij Hem wel leren kennen. Johannes zal er meerdere keren naar verwijzen. Alleen Hij die van God komt, heeft Hem gezien. Filippus zal later, in Johannes 14, aan Jezus vragen: ‘Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet.’ Een zichtbaar bewijs kan ons immers helpen om te gaan geloven. Het antwoord van Jezus aan Filippus wijst ons de richting. Na zijn teleur - gestelde opmerking: ‘Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je Me niet, Filippus’, geeft Hij uitsluitsel: ‘Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.’
Wil de echte Jezus opstaan? januari Maandag 4
Lezen: Johannes 1:19-28 Wie bent u? (vs. 19) Johannes de Doper brengt de priesters en Levieten in vertwijfeling. De voorloper van Jezus maakt zo’n sterke indruk op de mensen, dat zij zich afvragen of hij de Messias is. Messias is het Hebreeuwse woord voor Gezalfde, in het Grieks: ‘Christus’. De mensen gissen naar de identiteit van Johannes. Het doet denken aan wat zij later zullen antwoorden op Jezus’ vraag: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ Een belangrijke vraag waarvan het antwoord iets zegt van de betekenis van Jezus. Is Hij een van de vele profeten zoals Elia of Jesaja? Er is een cartoon waarop Jezus op drie verschillende wijzen is afgebeeld. Een protestantse Jezus – een tikje zwaarmoedig, mild begrijpend; een historische Jezus – een leider zoals Robin Hood; en een ‘katholieke’ Jezus – met een doornenkroon. Met de vraag eronder: ‘Wil de echte Jezus opstaan?’
Lam Gods dat de zonden wegneemt januari Dinsdag 5
Lezen: Johannes 1:29-34 Daar is het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt. (vs. 29) Een ander de schuld van iets in de schoenen schuiven is een mecha- nisme dat veel voorkomt. Wij wijzen een zondebok aan en leiden de aandacht van onszelf af. Een persoon, een groep of een volk beschuldi- gen van een misstand houdt jezelf buiten beeld. Een ‘zondebok’ verwijst naar een gebruik in het oude Israël, waarbij op Grote Verzoendag een geitenbok werd genomen. De priester legde zijn handen op de kop van het dier als symbool van schuldvereffening. De zondebok werd vervol- gens de woestijn in gejaagd. Als Johannes naar Jezus verwijst als het ‘Agnus Dei’, het Lam Gods, klinkt dit oude verzoeningsritueel mee. Hij draagt de zonden der wereld weg – jouw en mijn zonden.