7 I De kleine dorre notaris keek door het hoge raam van zijn herenhuis en zei: ‘Bovendien, mijnheer Maulveau, het spookt er als de hel. Men spreekt van poltergeisten.’ ‘Zo?’ zei Vergy Maulveau. Hoewel hij het vormelijk zei, klonk er een lichte ergernis in zijn stem. Hij was tweeënveertig jaar, sterk ge - bouwd, en had een verweerd roodbruin gezicht met gereserveerde blauwe ogen. De ergernis was de notaris niet ontgaan. Het prikkelde hem enigs - zins en gekwetst voegde hij eraan toe: ‘Deze mededeling heb ik u vrijwel ambtelijk verstrekt, maar u kunt er natuurlijk mee handelen naar believen.’ ‘Ik zou ze dan graag terzijde leggen.’ ‘Zoals u wilt.’ Vergy Maulveau keek peinzend naar de dorre beaderde handen van de notaris en vandaar naar buiten, waar zijn glanzende groene wagen geparkeerd stond aan de voet van een eeuwenoude kastanje. Ten slotte zei hij: ‘Ik heb nu twee gesprekken met u gevoerd over de hoeve. In beide gevallen heb ik de indruk gekregen dat u over de transactie niet enthousiast bent. Hoe komt dat?’ ‘Hoe dat komt?’ zei de notaris driftig. ‘Dat komt alleen maar om - dat ik meer weet dan u. Is het u bijvoorbeeld bekend dat de burge - meester zich, sinds u in dit dorp bent, reeds driemaal bedronken heeft in de herberg van Marties?’ Over het stroeve gezicht van Vergy gleed de vleug van een glim - lach. ‘Ik weet het,’ zei hij, ‘ik logeer boven de gelagkamer. Naarmate hij beschonkener wordt, kan ik hem duidelijker verstaan. De oorzaak van zijn vreugde ligt meen ik in de omstandigheid dat de gemeente de hoeve misschien toch nog kwijtraakt. Aan mij. Ik geloof zelfs dat het ook nog iets uit te staan heeft met politiek, maar om daarachter Detornado_NIJENHUIS_druk1_binnenwerk_tweede_proef_02-11-2011JP.indd 7 02-11-11 14:41
8 te komen zou ik op de vloer moeten gaan liggen.’ ‘Dat is niet nodig,’ zei de notaris, ‘u kunt het wel van mij horen. De hoeve is een zeer onrendabel bezit en de tegenstanders van de burgemeester buiten dat uit om hem te wippen.’ ‘Niet zo billijk, wel?’ ‘Nee. Maar in de politiek zeer bruikbaar.’ ‘Ja.’ Vergy ging staan en stak de notaris zijn hand toe. ‘Ik dank u voor uw inlichtingen,’ zei hij beleefd. ‘Over een paar dagen zal ik u berichten.’ Terwijl de notaris Vergy’s hand drukte keek hij er vluchtig even naar. Toen zei hij: ‘U hebt niet de handen van een boer.’ ‘Nee,’ zei Vergy, ‘ik heb de ziel van een boer.’ Na even zwijgen liet hij erop volgen: ‘Ik ben landbouwkundig ingenieur.’ ‘Dan weet u wat u daar te wachten staat.’ ‘Ja. Dat weet ik.’ De notaris haalde zijn schouders op en begeleidde toen Vergy naar de hal. Bij de deur zei hij nog: ‘Ik hoop dat u in mij een verlicht mens bent blijven zien.’ Vergy fronste. ‘Waarom zou ik niet?’ ‘Omdat u gereserveerd stond tegenover mijn mededeling dat er geesten geconstateerd zijn.’ ‘Geconstateerd?’ ‘Ik heb ze zelf horen schreeuwen.’ ‘Juist,’ zei Vergy. Hij keek door de reeds geopende deur over het voorplein. ‘Kunnen het geen uilen geweest zijn?’ ‘Ik woon negenenzestig jaar buiten,’ zei de notaris scherp, ‘ik weet meer van uilen dan u.’ Nogal bitter voegde hij eraan toe: ‘Alleen dit dorp reeds telt er zeshonderd.’ Vergy keerde zich langzaam naar hem toe. ‘Zouden ze een tractor kunnen omsmijten?’ vroeg hij bedachtzaam. ‘Of een ploeg?’ ‘Wie?’ ‘De poltergeisten.’ De notaris keek een ogenblik in de koele ogen van Vergy Maulveau. Hij las er een sterke gereserveerdheid in en wrevelige spot. Toen zei hij stijf: ‘In die richting heb ik nooit iets vernomen. Goedemorgen, mijnheer Maulveau.’ Detornado_NIJENHUIS_druk1_binnenwerk_tweede_proef_02-11-2011JP.indd 8 02-11-11 14:41
9 Die morgen reed Vergy voor de vierde maal naar de hoeve, zes ki - lometer voorbij de laatste landerijen van het dorp, imponerend van grootheid, drukkend van verlatenheid en verwaarlozing: de pest - hoeve, driemaal opgebouwd, voor de derde maal op de knieën. De eerste keer gegeseld door de builenpest, opgetekend in de vergeel - de geschriften van de historie: drie generaties van een sterk en rijk geslacht, weggeharkt door de dood binnen de tijdsduur van twee maanden; een verhaal van benauwdheden en sterven – misvormde lijken, soms bij drie tegelijk weggevoerd in twee richtingen: naar het familiekerkhof tussen de verste bossen van het bezit, en naar het kerkhof aan de rand van het dorp, leden van het personeel waarvan slechts twee overbleven, een kind en een oude vrouw. Toch dateert de naam pesthoeve niet uit die dagen. In die dagen stierven zovelen aan de pest. De naam pesthoeve fluisterde men pas honderd jaren later voor het eerst. Nadat twee generaties vergeefs geprobeerd hadden de uitgebreide bezittingen weer rendabel te ma - ken, de eerste door gebrek aan personeel, de tweede door gebrek aan kennis en nadat daarna een man gekomen was die beide bezat maar zelfbeheersing ontbeerde. Hij dronk en dobbelde, en werd op reeds hoge leeftijd aan zijn eigen hooivork gestoken door een knecht wiens vrouw hij aanrandde in de stallen. Diezelfde nacht ging de hoeve in vlammen op; een inferno van vuur dat, aangewakkerd door een storm, zich zat vrat aan het enorme gebouw en wild en rossig naar de sterren lekte, een gigantische flambouw van verderf die grillige figuren tekende over het lijk van de vermoorde bezitter, inderhaast overgebracht naar een grote kippenren achter de apart staande per - soneelsvertrekken. Pas toen voor het eerst fluisterde men in het dorp de naam pesthoeve. Vloekhoeve, bedoelden ze. Maar daarna kwam een andere man. Hij bezat personeel, hij be - zat kennis, hij bezat zelfbeheersing. Hij bouwde de hoeve op, bijna zoals ze geweest was. Hij regeerde. Hij regeerde mild en scherpzin - nig en hij verdiende in heel de Eerste Wereldoorlog geen cent die niet met recht de zijne genoemd kon worden, en de naam pesthoeve werd in het dorp vergeten. Dat was ook al zo lang geleden, niemand Detornado_NIJENHUIS_druk1_binnenwerk_tweede_proef_02-11-2011JP.indd 9 02-11-11 14:41
10 wist meer dat eens de hoeve zo geheten had. Ook de zoon van deze man regeerde mild en scherpzinnig zoals hij dat van zijn vader geleerd had; en ook hij handelde in de Tweede Wereldoorlog zoals zijn vader het gedurende de eerste gedaan had. Maar hij deed nog meer. Hij deed hetzelfde wat ook zijn vader ge - daan zou hebben, en op een dag reden er Duitse patrouillewagens over de landerijen en rond de hoeve. De Duitsers namen zeventien onderduikers gevangen, vonden twee zenders en zesenveertig sten - guns die ze op een vrachtwagen laadden, fusilleerden de zoon van de man op een aardappelveld terzijde van de hoeve en hingen hemzelf op in zijn eigen bossen. Zijn vrouw stierf krankzinnig. En waar de naam weer zo gauw vandaan kwam: de pesthoeve, zeiden ze weer in het dorp. Daarna gaven de Duitsers het beheer van de hoeve in handen van iemand die zij hun vertrouwensman noemden, maar toen de voorposten naderden van de geallieerde armee, joegen zij hem er met de geweerkolf weer uit en maakten van de hoeve een vesting. Vijfhonderd meter oostwaarts stond echter een oud en een slecht gerestaureerd kasteel. Daar werd dit regionaal gevecht beslist. Toen de Duitsers vanuit de hoeve zagen hoe hun kameraden bedolven werden onder het puin van het gebombardeerde kasteel, staken zij de witte vlag aan hun geweren en klommen naar buiten om zich over te geven. Nadat de Duitsers weggevoerd waren trok er een onderdeel in van de geallieerde armee en nodigde de burgemeester uit, een dikke ban - ketbakker. Zij leerden hem rum zuipen, playing at darts en een plasje doen in een weckfles. ‘Van wie is dit eigenlijk allemaal?’ vroegen ze, om zich heen wijzend naar de hoeve en de landerijen. ‘Van niemand,’ zei de burgemeester. ‘Prachtig,’ zeiden ze, ‘dan is ’t nou van jou.’ Toen gaven ze hem nog wat whisky, jonasten hem op een vrachtauto en reden hem terug naar het dorp. In grote trekken wist Vergy dit allemaal. Hij had het gehoord in het dorp en van de notaris. Daarna waren er nog verschillende strubbelingen geweest tussen tijdelijke bestuursapparaten en de ge - meente, zaken waarnaar Vergy nauwelijks geluisterd had omdat ze hem niet interesseerden. In elk geval was de gemeente eigenaar ge - Detornado_NIJENHUIS_druk1_binnenwerk_tweede_proef_02-11-2011JP.indd 10 02-11-11 14:41
11 bleven; niet omdat de burgemeester het cadeau gekregen had, maar omdat de bezittingen op gemeentegrond lagen. Maar de gemeente bezat nauwelijks het geld om een schutting te laten teren en de eerste pachter die ze ten slotte wisten te vinden, trok na een maand terug naar waar hij vandaan gekomen was. ‘Ik heb ze horen schreeuwen,’ zei hij. ‘Ik heb ze met mijn eigen oren horen schreeuwen.’ Hij dacht aan de opgehangen man, aan de krankzinnig gestorven vrouw en aan de gefusilleerde zoon; hij dacht ook aan de dingen die in het verleden gebeurd waren, dingen die hij te weten gekomen was. ‘Wie daar durft wonen,’ zei hij, ‘moet een heilige zijn of de duivel zelf.’ De dorpelingen dachten er net zo over. Ook zij hadden het horen schreeuwen in de buurt van de hoeve. De pesthoeve, zeiden ze. De vloekhoeve, bedoelden ze. Vergy Maulveau liet zijn auto staan bij het inrijhek, waarachter de lange laan lag die naar de hoofdpoort leidde. Hij stak de handen in zijn zakken en liep toen langzaam voort, achter de bomenrij vanwaar hij de hoeve beter kon zien. Terwijl hij er steeds dichter op toeliep, mat hij het imposante complex met zijn ogen. ‘De pesthoeve,’ mom - pelde hij. ‘We zullen zien.’ Een paar uur later kwam hij op de terugweg naar het dorp de bur - gemeester tegen. Tot nog toe had hij hem slechts uit de verte ge - zien, maar de burgemeester scheen het thans aan te leggen op een onderhoud. Hij stak reeds uit de verte een hand omhoog en Vergy kreeg de indruk dat hij op hem had lopen wachten. Hij stopte vlak naast hem, tegelijk hem met zijn koude blik onderzoekend opne - mend. De burgemeester had rood haar, onzichtbare wenkbrauwen en lichtgroene ogen. Hij zag er bleek en katterig uit, en Vergy moest denken aan het kabaal dat hij de avond tevoren gemaakt had in de herberg van Marties. Hij droeg een slobberbroek met een manches - ter jasje waaronder een groezelige bakkerskiel schemerde, maar zijn hoed stond zorgvuldig recht op zijn ronde hoofd. Verder had hij een dom dopneusje, maar zijn bezorgde hangwangen verleenden hem een fluïdum van ernst en waardigheid. Ze moesten hun aanzienlijk Detornado_NIJENHUIS_druk1_binnenwerk_tweede_proef_02-11-2011JP.indd 11 02-11-11 14:41
12 aandeel hebben bijgedragen in de burgemeestersbenoeming, dacht Vergy vermaakt. Hij nam toeschietelijk zijn hoed af en zei: ‘De burgemeester, niet - waar?’ De burgemeester nam ook zijn hoed af. ‘Ha!’ zei hij nogal schuw, ‘u kent me dus al.’ ‘Ja,’ zei Vergy. ‘Het is me een eer met u kennis te maken.’ ‘Natuurlijk,’ zei de burgemeester, ‘natuurlijk is het dat.’ Hij was kennelijk een beetje in de war en het kwam Vergy voor dat er iets schichtigs was in de waterige ogen en in de manier waar - op hij ruksgewijze zijn hangwangen opblies en weer liet leeglopen. Daarom zei Vergy kalmerend: ‘U hebt een buitengewoon mooi dorp, burgemeester.’ ‘Nou,’ zei de burgemeester, ‘’t zal zeker niet zo wezen,’ maar Vergy kon zien dat hij er niet bij was. De manier waarop hij naar de mo - torkap keek deed denken aan getemperde wanhoop, en hij pompte hevig met zijn wangen. Maar plotseling zei hij, schichtig naar Vergy kijkend: ‘Het bevalt u toch goed in de herberg van Marties?’ Aha, dacht Vergy, is het ’m dat. Je bent onrustig van wat je er gis - teravond uitgegooid kunt hebben. Hij kreeg er meteen plezier in, maar op een koude, grimmige manier. ‘Het bevalt me er uitstekend,’ zei hij nadrukkelijk, ‘men hoort daar nog eens wat.’ ‘Horen?’ zei de burgemeester. Zijn ogen kwamen een eindje naar buiten van ontstelde argwaan. ‘Horen ja,’ zei Vergy. ‘Van de gaande en komende man.’ ‘O,’ zei de burgemeester. Hij zag er nu wezenloos uit en begon nerveus aan het kruis van zijn slobberbroek te trekken, waardoor de linker pijp boven zijn schoen op en neer danste. Ineens zei hij klagend: ‘Ik had gisteravond toch zo’n verbazende kiespijn, mijnheer Maulveau, het is er nog dik van.’ ‘Ach,’ zei Vergy deelnemend. ‘Ik hoop…’ maar de burgemeester onderbrak hem zonder geluisterd te hebben. ‘Toen ben ik even een oude klare gaan halen,’ zei hij. ‘Bij Marties.’ Vlug van wanhoop zei hij erachteraan: ‘Maar misschien weet u dat al, misschien hebt u mij ho - ren praten.’ De manier waarop hij daarbij langs zijn dopneus gluurde deed Vergy bijna in lachen uitbarsten, maar hij hield zich ernstig. Detornado_NIJENHUIS_druk1_binnenwerk_tweede_proef_02-11-2011JP.indd 12 02-11-11 14:41
13 ‘Het spijt me,’ zei hij, ‘ik heb niets gehoord.’ ‘Warempel niet?’ zei de burgemeester opgelucht. ‘Warempel niet,’ bevestigde Vergy. Barmhartig voegde hij eraan toe: ‘De zoldering boven de gelagkamer is zo dik dat ik vanuit het bed een muis over mijn slaapkamervloer kan horen lopen, al heeft Marties ook twintig stamgasten.’ De burgemeester liet verheugd het kruis van zijn broek los. ‘Dat is prachtig, mijnheer Maulveau,’ zei hij blij, ‘dat is prachtig. Blij het te horen. Ik wil de gasten in mijn dorp goed verzorgd weten.’ Ineens trok hij zijn hangwangen autoritair naar beneden. ‘Wat drommel!’ viel hij uit. ‘Heeft die luie stinkende Marties muizen op zijn logeer - kamers?’ ‘O nee,’ zei Vergy haastig, ‘dat was maar bij wijze van spreken.’ ‘Aah, juist. Nu, dat is dan maar goed ook. Ik zou hem direct zijn vergunning hebben ingetrokken. Dan kan hij met zijn duimen gaan draaien, het luie varken. Daar heb ik hem al eens voor gewaar - schuwd. Marties jongen, heb ik gezegd, als ik ooit één klacht over je hoor van een toerist, ben je binnen een week los arbeider.’ ‘Ja,’ zei Vergy, ‘dat is al ’t minste. Maar was dit het enige waarover u mij spreken wilde?’ De burgemeester trok zijn wangen in ambtelijke lijnrechte plooi - en. ‘Eigenlijk niet, mijnheer Maulveau, al staat dit natuurlijk helemaal als punt twee op het programma. Ik heb namelijk gehoord dat u een paar maal bij de hoeve bent wezen kijken.’ ‘Bij de pesthoeve? Ja, dat is zo.’ ‘De pesthoeve,’ zei de burgemeester getroffen. ‘Hoe verzinnen ze ’t.’ Hij trok ongelukkig aan zijn dopneus. ‘Ik hoop niet dat u zich door zulke halfgare praatjes van de wijs laat brengen, mijnheer Maulveau.’ Vergy haalde zijn schouders op. ‘Och, van de wijs… Maar in elk geval zijn ’t geen prettige dingen om te horen.’ ‘Zeker niet. Maar de pest zijn we al een paar honderd jaar de baas.’ Hij trok een gezicht of hij er zelf een groot aandeel in had. ‘Kan zijn, maar er zijn nog een paar andere dingen gebeurd ook.’ ‘Andere dingen?’ vroeg de burgemeester schijnheilig. ‘Bijvoorbeeld dat het er spookt.’ Detornado_NIJENHUIS_druk1_binnenwerk_tweede_proef_02-11-2011JP.indd 13 02-11-11 14:41
14 ‘Spoken,’ zei de burgemeester doodongelukkig. ‘Ik hoop dat u een ontwikkeld mens bent, mijnheer Maulveau!’ ‘Afgezien daarvan,’ ging Vergy onbarmhartig door, ‘hebben veel van uw dorpelingen daar horen schreeuwen.’ ‘Bakerpraatjes, mijnheer Maulveau, bakerpraatjes en bosuilen.’ ‘En is uw pachter weggelopen. Gevlucht, mag men wel zeggen.’ ‘O die,’ zei de burgemeester verachtelijk. In de raad had hij ge - schreeuwd: ‘’t Is nog een wonder dat we hem niet op de rekening gekregen hebben van ’t gekkenhuis.’ Tegen Vergy zei hij: ‘Een zenuw - lijer, mijnheer Maulveau, een zenuwlijer. Zijn hele familie zoop. Z’n vader, z’n moeder en z’n grootouders. Hij is daar eerder opgeknapt dan minder geworden.’ ‘Maar al die dingen bij elkaar…’ zei Vergy harteloos, en zweeg toen onheilspellend. ‘Maar al die kletspraatjes bij elkaar,’ zei de burgemeester, bijna ten einde raad, ‘zijn de oorzaak dat we de hoeve voor een appel en een ei wegdoen. De indrukwekkendste bezittingen in de wijde omtrek.’ ‘En toch, burgemeester,’ zei Vergy vriendelijk, ‘zal uw raad een keus moeten maken.’ ‘Keus maken?’ vroeg de burgemeester. ‘Tussen wat?’ ‘Tussen de appel en het ei,’ zei Vergy, ‘daarna zullen we weer zien.’ Marties was bijna even groot als Vergy, een goedmoedige man met trage bewegingen en een zwarte snor. Zijn vrouw was veel kleiner maar dikker, een dikke snater met koolzwarte ogen. Toen Vergy ’s middags de gelagkamer binnenkwam om naar zijn kamer te gaan had ze juist ruziegemaakt. ‘Mijnheer Maulveau,’ schreeuwde ze, ‘hoor eens wat deze ezel zegt. Heb ik u niet verteld dat we morgen kip zouden eten?’ ‘Ik herinner me zoiets, ja,’ zei Vergy. De oorzaak van de ruzie deed hem niet onprettig aan. ‘U had het inderdaad over kip.’ ‘Maar ze bedoelde haan,’ zei Marties. Zijn vrouw keek Vergy vleiend aan. ‘Maar kip of haan, dat is toch hetzelfde, nietwaar mijnheer Maulveau?’ Detornado_NIJENHUIS_druk1_binnenwerk_tweede_proef_02-11-2011JP.indd 14 02-11-11 14:41
15 ‘Dat is het niet,’ zei Marties beslist. ‘Een haan wordt nooit een kip. Zelfs niet in de pan.’ ‘Dan komt dat van zijn gekkigheden,’ schreeuwde zijn dikke vrouw, ‘maar boven het vuur zal ik hem zijn kunsten afleren.’ Vergy onderdrukte met moeite een glimlach, want hij meende haar te doorzien. Boven, op zijn kamer, was hij al een paar maal op - geschrikt door een luid gekakel en hij had dan onwillekeurig uit het raam gekeken. Hij zag dan een kip doodsangstig de weg oversteken, fladderend met haar vleugels, gevolgd door een magere pikzwarte haan met hoge poten en een vuurrode kop. Ze staken de dorpsweg over, namen in vliegende vaart een droge sloot en verdwenen achter een rand struiken. Het was altijd een andere kip en het was altijd dezelfde haan. Vergy Maulveau voelde er niets voor om de natuur geweld aan te doen, maar hij vond dit een buitensporige haan en Marties’ vrouw dacht er blijkbaar net zo over. ‘Bedoelt u misschien die zwarte?’ vroeg hij welwillend. ‘Precies,’ zei ze, ‘die bedoel ik. Hij zal malser zijn dan een kip.’ Vergy knikte. ‘Laten we ’t dan houden op de zwarte haan,’ zei hij serieus. Op zijn kamer vouwde hij de zelfgeschetste plattegrond open en legde hem over de tafel, zich daarna verdiepend in een aantal bere - keningen. Toen zijn maaltijd door het dienstmeisje opgediend werd, onderbrak hij zijn gecijfer voor de duur van het eten, maar ging er daarna weer mee door, rekenend, schrijvend, tekenend, en slechts eenmaal opkijkend toen hij de zwarte haan schreeuwend naar de droge sloot zag stuiven, achtervolgd door de vrouw van Marties. Maar hij was zozeer met zijn gedachten bij de hoeve, dat hij zelfs niet glimlachte toen hij haar dikke achterwerk in de struikrand zag verdwijnen en hij fronste afwezig toen een poos later de haan ver weg een luide kreet slaakte. Tijdens het avondeten werden zijn gedachten even onderbroken. De oorzaak ervan was het dienstmeisje. Ze was knap op een boerse manier en erg verlegen. Het was haar gewoonte na het opdienen bijna haastig te verdwijnen en ze wenste hem dan zo zacht smakelijk eten dat hij het nauwelijks verstond. Maar deze avond merkte hij ineens dat ze weifelend bij de deur was blijven staan. Detornado_NIJENHUIS_druk1_binnenwerk_tweede_proef_02-11-2011JP.indd 15 02-11-11 14:41
16 Hij keek haar een beetje bevreemd aan, maar vroeg niet onvrien - delijk: ‘Wat is er, Nellie?’ Ze wierp een snelle blik naar de plattegrond die hij op zijn bed gelegd had, kreeg tegelijk een kleur, en zei: ‘Is het waar, mijnheer, dat u daar gaat wonen?’ ‘Misschien,’ zei hij fronsend. Hij hield niet van dat geklets achter zijn rug. ‘Hoezo?’ Ze kleurde nog heviger. ‘U moet er niet boos om zijn, mijnheer, maar ik wou u zeggen… Het is daar niet goed.’ ‘Wat mankeert er daar dan aan, Nellie?’ Hij probeerde de ergernis uit zijn stem te houden. Ze haalde verlegen haar schouders op. ‘Iedereen zegt het, mijn - heer. Niemand durft daar ’s avonds langs. Ook de veldwachter niet. Hij zegt van wel, maar hij durft niet.’ ‘Dan is dat een bange man,’ zei hij geïrriteerd. Als veel verlegen mensen was Nellie ook koppig. Ze kreeg een nog heviger kleur en zei hardnekkig: ‘Mijn verloofde is niet bang, maar hij zegt het ook.’ ‘ Wa t ? ’ ‘Dat het daar niet goed is.’ ‘Onzin,’ zei hij kort. Ze haalde haar schouders op en ging na een zachte groet weg. Maar nog vóór ze de deur gesloten had riep hij haar vriendelijker terug en vroeg: ‘Je zou me daar dus niet durven helpen, Nelly?’ Ze schudde beslist haar hoofd. ‘Nee, mijnheer, ik wil u graag hel - pen, maar daar niet.’ ‘En zullen ze er allemaal zo over denken?’ ‘Ja,’ zei Nellie, ‘allemaal.’ ‘De mannen ook?’ ‘Ja mijnheer, de mannen ook. ’s Avonds tenminste. En op zo’n hoeve moeten ook ’s avonds mannen zijn, nietwaar?’ ‘ J a .’ Hij keek lange tijd peinzend naar buiten, en ten slotte zei hij: ‘Nu Nellie, ik dank je dat je me zo eerlijk gewaarschuwd hebt.’ Hij zag haar een kleur krijgen van erkentelijkheid. Nadat ze later de tafel weer afgeruimd had, begon hij opnieuw aan Detornado_NIJENHUIS_druk1_binnenwerk_tweede_proef_02-11-2011JP.indd 16 02-11-11 14:41
17 zijn berekeningen, stug voortgaande tot hij ten slotte de burgemees - ter hoorde schreeuwen. Pas toen merkte hij dat het al halftwaalf was. ‘Marties!’ schreeuwde de burgemeester, ‘lelijke aap! Ik kan je staart in je broekspijp zien zitten.’ Vergy grinnikte, maar met een minachtende glans in zijn ogen. Toen kleedde hij zich uit en ging naar bed. Hij lag starend naar het donkere plafond te kijken, zijn hoofd nog vol van berekeningen, ter - wijl hij in zijn gedachten opnieuw rondwandelde door de hoeve en over de uitgestrekte landerijen. ‘Voor een ei, Marties,’ schreeuwde de burgemeester, ‘voor een ei gaat hij naar ’t gekkenhuis, let op wat ik je zeg. Maar i k …’ De rest was niet meer te verstaan, maar Vergy trok het tweede kussen over zijn hoofd. ‘Balkende ezel,’ zei hij zacht. Vrijwel direct viel hij in slaap. Hij sliep roerloos en diep, een oersterke man. Zelfs in de slaap bleef zijn gezicht hard. Detornado_NIJENHUIS_druk1_binnenwerk_tweede_proef_02-11-2011JP.indd 17 02-11-11 14:41