Frans Hartensveld De dynamiek van de stilte Een spirituele zoektocht De dynamiek van de stilte 1-112_Opmaak 1 21-05-14 16:20 Pagina 3
© 2014 Uitgeverij Kok Utrecht www.kok.nl Omslagontwerp Garage BNO Opmaak binnenwerk ZetSpiegel, Best ISBN 978 90 435 2348 6 ISBN e-book 978 90 435 2349 3 NUR 700 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe- stand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestem- ming van de uitgever. De dynamiek van de stilte 1-112_Opmaak 1 21-05-14 16:20 Pagina 4
De blinde baron Soms heb je het gevoel dat je iemand werkelijk hebt ont- moet; zo warm, direct of intens was het contact. Vaak ook zijn echte ontmoetingen tussen mensen spontaan en onver- wacht, en worden ze daardoor als een ‘geschenk’ ervaren, ja soms zelfs als een ‘goddelijk geschenk’. In de tijd waarin wij jaarlijks met vakantie in Zuid-Frankrijk waren, had ik op een ochtend een bijzondere ontmoeting. In die tijd fietste ik veel, en tijdens zo’n tocht zocht ik meestal een stil dorpje met een sfeervol café op om daar tij- dens mijn rustpauze koffie te drinken. Bij de plaatselijke bakker kocht ik dan tevoren deux croissants, en verorberde die onder het genot van een café au lait. Ik nam daar ruim de tijd voor, las er het laatste nieuws van la Grande Boucle in een Franse krant, en sprak soms met de plaatselijke gas- ten. Ik had zelfs al een stamcafé, waarvan de patron mij meestal zonder vragen kort na mijn binnenkomst een geu- rige kop koffie voorzette. Zo zat ik op een ochtend aan de bar, en praatte wat over koetjes en kalfjes met de eigenaar daarachter. Niet ver van mij vandaan zat een man van naar schatting rond de dertig. Hij zag er zeer verzorgd uit in zijn deftige donkerblauwe kostuum. Hij had een zonnebril op, waardoor ik zijn ogen niet kon zien. Naast hem aan de barrand hing een roodwit stokje, zo een waarmee blinden wandelen. Ik merkte dat hij had zitten meeluisteren. Plotseling begon hij tegen me te praten. Hij sprak zeer verzorgd Frans, en zijn stem was heel wellui- dend. Zijn haar was blond, en hij had een zachte gelaatsuit- drukking. ‘Vous êtes touriste ici, monsieur?’, was zijn eerste vraag. 9 De dynamiek van de stilte 1-112_Opmaak 1 21-05-14 16:20 Pagina 9
‘Oui, monsieur’, antwoordde ik verrast. Mijn Frans was blijk- baar niet zo perfect als ik wel dacht, al complimenteerde hij mij er wel mee. Maar dat doen Fransen altijd, zolang ze zelf maar geen vreemde taal hoeven te spreken. Ik vertelde hem waar ik aan de Middellandse Zee in de buurt van Béziers kampeerde, en dat ik vaker in dit café kwam wanneer ik een tocht op mijn racefiets maakte. ‘Quel âge avez-vous?’, vroeg hij toen. Ik liet hem ernaar raden, en ik stond perplex toen hij het juiste antwoord gaf: ‘Trenteneuf, je pense’. Hij wilde van alles van mij weten: of ik getrouwd was, of ik kinderen had, wat voor werk ik deed, of ik gelukkig was enzovoort. Hij was op een werkelijke manier betrokken, want hij luisterde heel aandachtig. Toen hij uitgevraagd was, begon ik naar hem te informeren. Hij vertelde dat hij uit Montreux kwam, en dat vrienden hem hadden meegenomen. Hij logeerde veertien dagen in een plaatselijk hotel, en kwam hier elke morgen om, net als ik, koffie te drinken en wat te praten. ‘Et vous, monsieur, êtes-vous marié?’, vroeg ik. Hierop rukte hij zijn zonnebril van zijn hoofd, en toonde mij zijn ogen. Ik schrok hevig, want zulke ogen had ik nog nooit van zo dichtbij gezien. Hij merkte dat ik geschokt was. Toen ver telde hij mij zijn levensverhaal. Met zijn rechterhand maakte hij een gebaar alsof hij een pistool op zijn rechter- slaap richtte. Daar zag ik een litteken. ‘J’ai voulu me tuer pour une femme’, zei hij hevig geëmotioneerd. Ik luisterde aandachtig. Hij pakte zijn portefeuille uit zijn binnenzak, en haalde er een foto uit. Er stond een knappe jongeman op van een jaar of twintig, geleund op een motorfiets. Hij ver- telde dat hij dat was, wat ik al vermoedde. Hij zat toen in militaire dienst en was nog niet blind. In die tijd kende hij een meisje waarvan hij hartstochtelijk hield, maar de liefde was niet wederzijds. In een uiterste wanhoopspo- ging heeft hij haar, met een geladen pistool op zijn rechter- slaap gedrukt, gedwongen voor hem te kiezen. Toen zij dat niet deed, heeft hij zichzelf willen ombrengen. De kogel 10 De dynamiek van de stilte 1-112_Opmaak 1 21-05-14 16:20 Pagina 10
had hem echter niet gedood, wel zijn gezichtsvermogen vernie tigd. Ik was hevig aangedaan door het verhaal, en probeerde hem te troosten, maar niets hielp. Het ergste vond hij nog dat hij waarschijnlijk nooit, zoals ik, zou trouwen en kinderen krijgen. Vooral dat laatste vond hij verschrikkelijk. Ik pro- beerde dat voor hem nog enigszins te relativeren door te zeggen dat hij die staat nu ook weer niet moest idealiseren. Waarom wilde hij dan zo graag nazaten? Omdat hij de laat- ste telg was uit een adellijk geslacht van zijn vaders kant. ‘Je suis le dernier baron de la famille Von S.’, had hij me niet zonder weemoed in zijn stem toevertrouwd. Hij had een Zwitserse moeder en een Duitse vader, die overleden was, en hij was enig kind. Nadat we elkaar bedankt hadden voor deze kortstondige, doch innige ontmoeting, namen we afscheid, en wensten elkaar nog een fijne vakantie toe. Een week later was ik er weer heen gefietst, vol verlangen de blinde baron nogmaals te ontmoeten. Hij was er inder- daad weer, maar het was niet meer zoals het die week daar- voor was! Martin Buber (1878-1965), een van de grote en invloedrijke joodse denkers van de twintigste eeuw, heeft het begrip ‘ontmoeting’ tot centrale categorie van zijn dialogische filo- s ofie gemaakt. 1Als introductie op het denken over ontmoe- ting bij Buber volgt hieronder een van zijn chassidische vertellingen. ‘Op een reis kwam rabbi Jehuda Zwi van Stretyn aan de weet dat rabbi Sjimon van Jaroslaw dezelfde weg reed in tegengestelde rich- ting. Hij klom van de wagen, en liep hem tegemoet. Maar ook rabbi Sjimon had van zijn nadering gehoord, was uitgestapt, en kwam hem tegemoet. Zij begroetten elkaar broederlijk. Dan sprak rabbi Jehuda Zwi: ‘Nu is me de zin duidelijk van de spreuk: Men- sen ontmoeten elkaar; bergen niet. Als de één zich voor een eenvou- 11 De dynamiek van de stilte 1-112_Opmaak 1 21-05-14 16:20 Pagina 11
dig mens houdt, en de ander ook, kunnen zij elkaar tegenkomen. Maar als de één zich voor een hoge berg houdt, en de ander ook, kunnen zij elkaar niet ontmoeten.’ 2 Uit dit verhaal mag voorlopig duidelijk worden dat ont- moeting bij Buber het volgende impliceert: a. ontmoeting is wederkerig; b. ontmoeting is onverwacht en plotseling; c. ontmoeting is het resultaat van actie, van het in bewe- ging komen van personen. Het denken over ontmoeting bij Buber kan als dialogisch worden gekenschetst. Zijn Ich und Du 3begint met een uit- spraak over de wereld: ‘De wereld is de mens tweevoudig naar zijn tweevoudige houding.’ 4 In een grondige en omvangrijke dissertatie over Buber merkt Waaijman 4over deze beginuitspraak op dat met het woord ‘wereld’ hier globaal bedoeld wordt: de leefwereld van de mens, het geheel van zijnden dat hem omgeeft: plan- ten , dingen, dieren, mensen, kunstvoorwerpen, wat te den- ken en te handelen geeft, enzovoort. 5 Dit geheel van zijnden wordt later door Buber ingedeeld in drie sferen: de sfeer van de natuur, de sfeer van de mede- mens en de sfeer van het geestelijke (het denken, het han- delen en de kunst). 6 ‘Het is de mens, die door de wereld wordt omringd. Evenals het woord ‘wereld’ heeft ook het woord ‘mens’ hier een globale beteke- nis: de concrete aanwezigheid van een ik in de wereld. Nog niet wordt onderscheiden tussen het zijn van het ik, het wezen van het ik, tussen ik-spreken en ik-bedoelen. Ook de verschillende houdingen van het ik blijven impliciet.’ 7 Van de wereld wordt vervolgens gezegd dat zij in relatie met de mens tweevoudig is. Buber heeft zijn gehele Ich und 12 De dynamiek van de stilte 1-112_Opmaak 1 21-05-14 16:20 Pagina 12
Du nodig om deze tweevoudigheid te expliciteren en te concretiseren. Aanvankelijk kan algemeen gesteld worden dat de wereld zich tegenover de mens op twee wijzen ont- vouwt: ‘De houding van de mens is tweevoudig naar het tweevoud van de grondwoorden die hij kan spreken. De grondwoor den zijn niet al- leenstaande woorden, maar woordparen. Het ene grondwoord is het woordpaar ‘ik-jij’. Het andere grondwoord is het woordpaar ‘ik-het’; waarbij, zonder verandering van het grondwoord, ‘het’ ook door een van de woorden ‘hij’ en ‘zij’ vervangen kan worden. Dus is ook het ik van de mens tweevoudig. Want het ik van het grond- woord ‘ik-jij’ is een ander dan dat van het grondwoord ‘ik-het’.’ 8 Welke van deze twee zijnswijzen de wereld ontvouwt, hangt niet af van de wereld zelf, maar van de houding van de mens. Deze houding vormt bij Buber een wezenlijk as- pect van het mens-zijn .9 Laat ik thans proberen deze twee zijnswijzen van de wereld nader uit te werken om daarna te komen tot het begrip ont- moeting. In de eerste plaats moet duidelijk worden wat Buber bedoelt met de grondwoordparen ‘ik-jij’ en ‘ik-het’. Buber gebruikt niet een afzonderlijk grondwoord ‘ik’, omdat het hem niet gaat om de doorlichting van een zijn- op-zichzelf, maar om wat het ‘ik’ in de verhouding tot een tegenover-zijnde is. Er zijn volgens Buber twee houdingen van de mens mogelijk: de houding van een ‘ik’ tegenover een ‘jij’ en de houding van een ‘ik’ tegenover een ‘het’ (‘hij’, ‘zij’). Tweevoudig is het ‘ik’ van de mens in zoverre dat elk van deze twee houdingen van de mens een andere verhou- ding, een andere hoedanigheid van de verhouding tot een gegeven tegenover-zijnde impliceert .10 ‘Ik-jij’ erkent een persoonlijk tegenover-zijnde; ‘ik-het’ er- kent alleen maar een ‘het’, een object, waar het ‘ik’ als sub- ject, maar niet als persoon tegenover staat. Spreek ik ‘jij’, dan zeg ik ja tegen een persoon, en ga ik daarmee een re- 13 De dynamiek van de stilte 1-112_Opmaak 1 21-05-14 16:20 Pagina 13
latie met die ‘jij’ aan. Ik stel mij daarmee als persoon open voor een persoon. Bij ‘ik-het’ is dat anders. Wanneer het tegenover-zijnde als een ‘het’ wordt beschouwd, met de houding van een toeschouwer als een bekeken object, is de relatie van persoon tegenover persoon uitgesloten .11 Wat nu verstaat Buber onder ontmoeting? Laat ik vooropstellen dat Buber geen ondubbelzinnige of eenmalige definitie geeft van het begrip ‘ontmoeting’ .12 In feite heeft Buber heel Ich und Du nodig om het begrip ‘ontmoeting’ volledig te ontvouwen. Het lijkt mij hier niet de plaats om deze ontwikkelingsgang te volgen, en ik vol- sta met een verwijzing naar de genoemde dissertatie van Waaijman. Samenvattend geef ik een aantal typeringen of omschrijvin- gen van het begrip ‘ontmoeting’ aan de hand van Bubers Ich und Du zelf. 1. De betrekking tussen ‘ik’ en ‘jij’ wordt van twee kanten geconstitueerd. Van de ene kant ontmoet het ‘jij’ een ‘ik’. Deze ontmoeting van het ‘jij’ kan door het ‘ik’ niet worden gezocht. Het is een genade: ‘Het ‘jij’ komt mij tegen uit genade; door zoeken wordt het niet ge vonden.’ 13 Van de andere kant laat het ‘ik’ zich in zijn wezen raken door het verschijnende ‘jij’, en raakt dit ‘jij’ met dit ge- raakt-zijn: ‘Het ‘jij’ komt mij tegen. Maar ik treed in de onmiddellijke betrek- king tot hem. Zo is de betrekking gekozen worden en kiezen, pas- siviteit en activiteit ineen.’ 14 2. De betrekking tussen ‘ik’ en ‘jij’ is onmiddellijk; dat wil zeggen: tussen ‘ik’ en ‘jij’ zit geen ‘bemiddeling’; ‘ik’ en ‘jij’ bemiddelen zichzelf tegenover elkaar. Dit niet door iets an- 14 De dynamiek van de stilte 1-112_Opmaak 1 21-05-14 16:20 Pagina 14
ders bemiddelde contact wordt naar twee kanten ingevuld: naar het verleden en naar de toekomst: ‘De betrekking tot het ‘jij’ is onmiddellijk; tussen ‘ik’ en ‘jij’ staat geen begrippelijkheid, geen voorweten en geen fantasie; en de her- innering zelf verandert, omdat ze uit de verbijzondering in de heel- heid valt.’ 15 3. Ontmoeting tussen ‘ik’ en ‘jij’ wordt gekenmerkt door de tegenstelling tussen tegenwoordigheid en tegengesteldheid . Tegenwoordigheid is de tijdsdimensie van de onmiddellijke betrekking: het in zich vervulde gebeuren waarin ‘ik’ en ‘jij’ zichzelf tegenover elkaar vertegenwoordigen: ‘Tegenwoordigheid, niet de puntachtige die slechts de op een gege- ven moment in het denken vastgezette afsluiting van de ‘afgelopen’ tijd, de schijn van de vastgehouden afloop, aanduidt, maar de wer- kelijke en vervulde, is er slechts inzover er tegenwoordig-zijn, te- genkomst, betrekking is. Slechts doordat het ‘jij’ tegenwoordig wordt, ontstaat tegenwoordigheid.’ 16 Tegengesteldheid is de ruimtedimensie van de onmiddellij- ke betrekking: de distantie waarin ‘ik’ en ‘jij’ zich als het anderszijn van elkaar ontdekken, elkaars voorbijgegane tegenwoordigheid ervaren: ‘Tegengesteldheid is niet de duur, maar de vastgesteldheid, het op- houden, het afbreken, het verstijven, de afstekendheid, de betrek- kingloosheid, de presentieloosheid.’ 17 Deze polariteit van tegenwoordigheid en tegengesteldheid laat zien dat de ontmoetingsbetrekking tegelijk relatief en eindig is. Dit betekent dat ze niet noodzakelijk geconstitu- eerd wordt, maar wel noodzakelijk ten einde loopt. Tegenge- steldheid als relatiebegrip geeft dus een breukvlak tussen ‘ik’ en ‘jij’ aan, een tegenstelling. Juist in de wisseling van te- 15 De dynamiek van de stilte 1-112_Opmaak 1 21-05-14 16:20 Pagina 15
genwoordigheid en tegengesteldheid vindt de omslag plaats van het ‘ik-jij’ naar het ‘ik-het’ en omgekeerd. Dit geeft het ontmoetingsbegrip bij Buber zijn dynamisch karakter. Het relatiebegrip bij Buber wordt dus gekenmerkt door distantie en relatie. De twee polen ‘ik’ en ‘jij’ worden door distantie uit elkaar, en door relatie bijeen gehouden .18 4. Ontmoeting is het werk van de liefde. Buber maakt een wezenlijk onderscheid tussen gevoel en liefde. Gevoel ligt in de sfeer van de polariteit: man-vrouw, blank-zwart, mooi-lelijk enzovoort, en is bovendien zeer wisselend: afkeer, sympathie, nijd, bewondering enzovoort, en ligt verankerd in het ‘ik’ .19 Liefde daarentegen is voor Buber wezenlijk het onherleid- baar tegenover elkaar staan van twee en het daarin werkzam e aspect, en is door alle emotionele bindingen heen de ene gelijkblijvende onderstroom. Ze beweegt zich niet in het ‘ik’, maar tussen ‘ik en jij’. Het gaat bij de liefde om een fundamentele werking met mijn bestaan zelf, en wel op zo’n wijze dat de ander als ander in relatie met mij zich kan verwerkelijken tegenover mij .20 Buber zegt zelf: ‘Gevoelens ‘heeft’ men; de liefde geschiedt. Gevoelens wonen in de mens; maar de mens woont in zijn liefde. Dat is geen metafoor, maar de werkelijkheid: de liefde kleeft niet aan het ‘ik’, zodat ze het ‘jij’ slechts tot ‘inhoud’, tot tegengesteldheid zou hebben; ze is tus- sen ik en jij. (…) Liefde is verantwoording van een ‘ik’ tegenover een ‘jij’: hierin bestaat een gelijkheid die in geen enkel gevoel be- staan kan: de gelijkheid van allen die liefhebben.’ 21 5. Ontmoeting is toenadering tot het eeuwige ‘jij’: God. In deel 3 van Ich und Du gaat het om de vraag hoe het ‘ik’ via het ‘jij’ in relatie kan treden tot het eeuwige ‘jij’: God. Hoewel in Ich und Du al eerder verwijzingen naar het eeu- wige ‘jij’ gegeven worden, vindt hier een principiële aan- 16 De dynamiek van de stilte 1-112_Opmaak 1 21-05-14 16:20 Pagina 16
dachtverschuiving plaats van het onmiddellijke raakvlak ‘ik-jij’, als doorkijk naar het eeuwige ‘jij’, naar het bijzon- dere ‘jij’ .22 Wat bedoelt Buber? Het eeuwige ‘jij’ moet gedacht worden in het verlengde van ‘ik’ naar ‘jij’. Daarom wordt dit ‘jij’ nu bijzonder, en krijgt het een tussenfunctie tussen het mensen-‘ik’ en het eeuwige ‘jij’. Dit bijzondere ‘jij’ is van de mens naar God toe een doorkijk, en van God naar de mens toe het gelaat van God. Een ‘jij’ zeggen tot het bijzondere ‘jij’ en het ‘jij’ zeggen tot het eeuwige ‘jij’ vallen samen 23. Buber zegt het als volgt: ‘De verlengde lijnen van de betrekkingen snijden elkaar in het eeu- wige ‘jij’. Ieder bijzonder ‘jij’ is een doorkijk op hem. Door ieder bijzonder ‘jij’ spreekt het grondwoord het eeuwige aan. Uit dit middelaarschap van het ‘jij’ van alle wezens komt de onvervuldheid van de betrekkingen met hen, en de vervuldheid. Het ingeboren ‘jij’ verwerkelijkt zich aan iedere en voleindt zich aan geen enkele. Het voleindt zich enkel in de onmiddellijke betrekking tot het ‘jij’ dat naar zijn wezen niet ‘het’ kan worden.’ 24 De implicatie hiervan is dat het bijzondere ‘jij’ een dubbel- zinnige positie inneemt: aan de ene kant staat het tegen- over het ‘ik’ als eindigheid van de concrete ‘ik-jij’-relatie, terwijl het aan de andere kant tussen dit zelfde ‘ik’ en het eeuwige ‘jij’ staat. Hieruit vloeit de dubbelzinnige waarde van de concrete menselijke relatie in werkelijke ontmoetin- gen voort: enerzijds is iedere bijzondere of concrete relatie vervuld, en anderzijds is zij onvervuld doordat zij beperkt blijft tussen het ‘ik’ en het bijzondere ‘jij’ tegenover het ‘ik’. Dit nu geeft het denken over ontmoeting bij Buber een enorme spanningsverhouding en een mystiek karakter: enerzijds doordat de mens in het woord God ‘jij’ zegt, en dus door het uitspreken van dit woord teruggeworpen wordt op het bijzondere ‘jij’, en anderzijds doordat de mens 17 De dynamiek van de stilte 1-112_Opmaak 1 21-05-14 16:20 Pagina 17
in het ‘jij’ zeggen tegen de ander zich deelgenoot weet aan het eeuwige ‘jij’. Deze polariteit is nooit op te heffen .25 Overigens waarschuwt Buber dat we voorzichtig moeten zijn met het uitspreken van de naam ‘God’: iemand die het woord ‘God’ in de mond neemt, en tegelijkertijd het ‘jij’ in zijn leven vergeet aan te spreken, is misschien minder vol- komen mens dan iemand die het woord ‘God’ niet in de mond neemt, of het zelfs verafschuwt, en het ‘jij’ in zijn leven wel aanspreekt, en daarmee in feite tevens de levende God: ‘Want wie het woord ‘God’ spreekt en werkelijk ‘jij’ bedoelt, spreekt, door wat voor waan hij ook bevangen moge zijn, het ware ‘jij’ van zijn leven aan, dat door geen ander ingeperkt kan worden, en tot wie hij in een betrekking staat die alle andere insluit. Maar ook wie de naam verafschuwt, en godloos meent te zijn: wanneer hij met zijn hele overgegeven wezen het ‘jij’ van zijn leven aan- spreekt als het ‘jij’ dat door geen ander kan worden ingeperkt, spreekt hij God aan.’ 26 Buber heeft met het dialogisch principe in zijn ontmoe- tingsfilosofie op beslissende wijze bijgedragen aan de over- winning van het dialogische denken op het monologische, en aan de vernieuwingen binnen – onder meer – het gods- dienstige, wijsgerig-antropologische, pedagogische en psy- chotherapeutische denken onmisbare impulsen gegeven .27 18 De dynamiek van de stilte 1-112_Opmaak 1 21-05-14 16:20 Pagina 18