Woord vooraf1. Wateen verschil! 2. Zelfstandiger worden 3. Je mag er zijn zoalsje bent4. Van jongen totman 5. Van meisje totvrouw 6. Op weg naar hethuwelijk7. Geboorte en groei Kijk, datben ik!voor jongensvan 10 tot13 jaar Teerds-Gertenbach, A. Illustraties: Heezen, Petra Eerder isditboekverschenen onder 978-90-5030-390-3 (? 1994-2008)isbn 978-90-5829-920-8 Boekverzorging: Buitenspel, Meppel? 2009 uitgeverij groen ? heerenveenwww. jongbloed. com Woord vooraf Ditiseen bijzonder boekje. Hetgaatnamelijkover jou;hoe je groeiten verandert. Ookleesje over hethuwe-lijk, over de groei van een kindje in de buikvan demoeder en over de geboorte. Misschien weetje er alietsvan. Maar hier, in ditboekje, wordtallesnogeensduidelijkuitgelegd. Natuurlijkzou je ditboekje all? ? n kunnen lezen, maarhetisbeter datje vader ofje moeder hetookleest. Dan kun je er daarna samen over praten. Datissomsbestmoeilijk, wantvaakschaam je je om ietsoverbijvoorbeeld je lichaam te vragen. Ookje oudersweten somsnietzo goed, hoe ze jou zullen vertellenover geboorte en groei. Misschien kan ditboekje wel Je Bijbelmag je daarbij nietdichtlaten, wantdaarinleesje juistover hetw? nder van de liefde tussen manen vrouw. Je leestover hetongeboren kind, waarvande Heere alafweet. Heb je de geschiedenisvan deschepping gelezen? Man en vrouw zijn allebei doorde Heere gemaakt. Leesdan ooknog eens Psalm 139. David looftdaarin de Heere. Hij zegt: ? Wonderlijkzijn Uw werken!? In diezelfde psalm staatook, datde Heere weetvan jezitten en opstaan. Hij verstaatvan verre jouw gedachten. Wateen verschil!? O ja, ikheb nog watbij me van school. ? Jan- Willem zoektin zijn rugzak. Tussen allerlei blaadjeskomteen enveloptevoorschijn. ? Zijn datschoolfoto? s? ? vraagtmoederver-wonderd, ? daarwistiknietsvan. ? ? Ja, vorige weekkwamde fotograaf op school. Hij maakte expresallerlei grap-jes. We moesten lachen op de foto, zei hij. Moetu maarkijken hoe raardatis!? Aandachtig kijktmoedernaardefoto van Jan- Willem. Dan kijktze meteen glimlach naarhaarzoon. ? Watben je al groot! En de fotograaf heeftzijnzin. Je lachtvriendelijk? ? ? Nou ikvind ernietsaan, ? bromt Jan- Willem, ? moetu die tanden zien. ? ? Die tanden? Ikzie, datze grootzijn, maarookmooi wit. En ikzie nog meer. Een boskrullend haaren daarondereen paarglinste-rende bruine ogen. En ? eenseven kijken. Ja, een littekenboven je wenkbrauw. ? Nieuwsgierig buigt Jan- Willem zichoverzijn foto. Nauwkeurig bekijkthij zichze? Ditben ikdus. Z? zien andere mensen mij. Vreemdeigenlijk, om zo naarmezelf te kijken. ? Zo bekijkjij misschien ookweleenseen foto van jezelf. Zomaar ineenskunnen je dan verschillende dingen op-vallen, waar je vroeger nooitnaar keek. ? Watjammer, datikmijn mond open heb op de foto. O, watzie je diepukkelop m? n wang goed. ? Maar je ontdektmisschienookaardige dingen. Je kuntookweltevreden naar jezelfkijken. ? Die groene trui staatme beststoer? , denkje dan, of: ? Gelukkig heb ikgeen lange neus. ? Alkijkend naar Ookjouw gedachten over je groeiende lichaam, overliefde, seksualiteit, huwelijken geboorte. Juistdaarover hoor je vaakzo lelijkspreken. Schutting-taal. Schuine moppen. Alsje nog nietsweetover dezedingen, zou je daardoor heelverkeerd kunnen gaandenken. Vergeetdie taalvan de straatmaar. Leesditboekje en praaterover en bedenkiedere keeropnieuw datwij allen, meisjesen jongens, vrouwenen mannen, hetwerkzijn van Godshanden (Jesaja64:8). Dan krijg je eerbied voor alleswatde Heere gaf:je lichaam, hethuwelijk, de geboorte en de groei. Datisdan ookde bedoeling van ditboekje. maalvoor jou doet. Hetisimmersnietzomaar een strakvelletje, zoalsom de worst. Je huid beschermthettereen gevoelige weefseleronder. Hij bewaartje lichaams-warmte. Je lichaam droogtnietuit. Je huid beweegtmeemetje armen en benen. Hij moetkunnen uitrekken eninkrimpen. Stelje voor datje huid nietelastisch was! Jezou je hoofd, je armen ofje benen nieteenskunnen be-wegen. Wonderlijkmooi Alsje heelgoed kijktnaar je huid, zie je allemaalopenin-getjes. Er zijn er welongeveer duizend op elke vierkantecentimeter. Door die openingetjesraken we bijvoorbeeldzweetkwijt. Weetje hoeveel? Welongeveer een liter perdag! Alleswatgebruiktwordt, slijt. Datisookzo metjehuid. De buitenlaag schilferterafen daaronder wordtsteedsweer nieuwe huid gevormd. In heelje leven raakje door hetafslijten weltwintig kilo huidschilferskwijt. Ongelooflijk!jezelfkun je ineensooktotde ontdekking komen, datjede laatste jaren veranderd bent. Je schoolfoto van tweejaar geleden laatdatgoed zien. Je legtde foto? snaastelkaar en je denkt: ? Watwasiktoen nog klein! Echteenkind nog. ? Je hoektanden waren misschien nog nieteensdoorgekomen, je haar wasveelkorter en wateen kin-derachtig bloesje had je toen aan. Wateen verschil! Foto? svan vroeger Paker maar een fotoalbum bij en blader eensterug. Hierwasje zesjaar en daar vier. Een rond gezichtje, grotebruine ogen, kleine melktandjes: echteen kleutertje. En jebladertnog verder terug in de tijd. Foto? svan een jonge-tje in de zandbak, van een peutertje op moedersschoot, van een babyin de wieg. Op foto? svan vroeger herken jejezelfnietmeer. Je weetvan die tijd ooknietsmeer af. Hetisdatje vader ofmoeder, je oudere zusofbroer er-over vertelde. Daardoor weetje verhalen uitje babytijd. En toch heb je ? tzelfmeegemaakt, toch ben jij datstevigekereltje! Je groeide van babynaar peuter en van peuternaar kleuter. Je werd schoolkind en nu ben je albijna toeaan de puberteit. Eerstwoog je zo? n zespond. Nu weegje misschien weltien keer zo veel! Je waseen babyvanvijftig centimeter. Nu ben je vastalmeer dan een meterlanger geworden. Je huid moestookmaar steedsmee-groeien. Datlijktzo gewoon, maar alsje er over naisdateen grootwonder. Die buitenkantvan je lichaammoeststeedsmaar weer om je heen passen, wantzonderhuid kun je nietleven. Weetje datdie huid eigenlijkheelbijzonder is? Niemand kan namaken watde huid alle- wijd open, om ookmaar hetkleinste lichtstraaltje op tevangen. Zo kun je in hetschemerdonker nog watzien. Volverwondering en bewondering mag je zo hetlichaambekijken. Je handen, die zo veelverschillend werkkun-nen doen, je oren die hetgeluid om je heen opvangen, je ? ja alleswataan jou is, wekteerbied. Eerbied voorjouw Schepper. Je bentuniek Er zijn heelveelmensen op de aarde. Welzesen halfmiljard. Aldie mensen zijn verschillend. Niemand opaarde isgelijkaan een ander. Sommige mensen lijkenwelveelop elkaar. Jij lijktmisschien welop je broer, ofop een neef. Maar toch ? je bentnieteender. Er istochverschil. En alzou je nu jezelfkunnen vergelijken metaldie miljarden mensen, je zou niemand vinden zoalsjijbent. Je bentuniek. Tussen aldie mensen zietde Heerejou. Hetisniette begrijpen. Hetisalleen te geloven. De Heere kentjou. Hij weetvan jouw zitten en opstaan. Hijkentzelfsvan ver jouw gedachten. Datlezen we ookin Psalm 139. Ouder worden Je bentgroter aan hetworden, je bentaan hetverande-ren. Somsheb je datzelfnieteenszo in de gaten, maaralsje tante op bezoekkomt, roeptze volverbazing uit:? Watben jij grootgeworden!? Natuurlijkishetfijn datjeouder wordt. Je wiltnietgraag altijd kind blijven. In je Er isnog meer te ontdekken. Kijkmaar eensnaar je vin-gertoppen. Allerlei lijntjeszie je lopen. Wateen mooipatroontje heb je daar; heelregelmatig staan de lijntjesnaastelkaar. Ze vormen bijvoorbeeld een prachtige Je kuntdatgoed zien, alsje een vingerafdrukmaakt. Metje vinger drukje op een stempelkussen en daarna opeen witvelletje papier. Weetje watnu zo bijzonder is? Bekijkde vingerafdrukken maar eensvan je vader, jemoeder, je broersofzussen, je vrienden en vriendinnen. Je ontdektdatalle vingerafdrukken verschillend zijn. Niemand heeftdezelfde alsjij. Ze kunnen er op lijken entoch ? Nee, die lijntjeslopen toch anders. De politiemaaktdaar gebruikvan. Datweetje vastwel. Alseen in-breker een deurknop ofietsdergelijksheeftbeetgepakt, kun je zijn vingerafdrukken daarop vinden. De politie laatvingerafdrukken maken van verdachte personen. Ze kun-nen dan gaan vergelijken. Vinden ze dezelfde patroon-tjes, dan weten ze wie de inbraakgepleegd heeft. Want? er zijn geen twee mensen metpreciesdezelfde vinger-afdrukken. Nietalleen je huid iseen wonder van Godsschepping. Jeogen doen ookonbegrijpelijkveelwerk. Hoe kan hetdatje van allesom je heen ziet? Dingen vlakbij, dingen opgrote afstand. Grote dingen, kleine dingen. Een heellschap, maar ookhetvlindertje op een bloem. Je zietdekleuren, donker en licht, in allerlei verschillende tinten. Je zietde bladeren bewegen. Je volgtde vogelin de lucht. Alshetlichtwatfelis, knijp je alsvanzelfje ogen watdicht. Je pupillen, die zwarte balletjesin je ogen, wordenheelklein. Zo kunnen er niette veellichtstralen in jeogen vallen. Ishetschemerig? Dan gaan je pupillen juist dan terug in je eigen kamer, en je valtneer op je eigenbed. Even alleen zijn. Je hebtmisschien weleen eigenbureautje ofeen eigen kast. Wantalsje groter wordtwilje ookgraag ietsvan jezelfhebben. Je eigen boeken, jeverzameling stickers. Daar hoefteen ander nietaan tekomen. Die berg je zorgvuldig op in je bureau ofin jekast. ? t Kan bestzijn, datje weleensopschrijft, watjemeemaakt. Een verslag van de vakantie bijvoorbeeld. Anderen hebben daar nietsmee te maken. Fijn, alsjedan een plekje hebtom je eigen dingen in op te bergen. Vroeger had je daar allemaalnietzo? n erg in. Zie je wel, datje langzamerhand ouder wordt? fotoalbum zie je de geschiedenisvan jezelf. Van vroegertotnu toe. Je zietjezelfalgroter worden, veranderen. Van kleine jongen groei je zo totje een man bent. Je bentnu een jaar oftien, twaalf. Hetgroeien en veranderen isnog lang nietafgelopen. Ja, hoe zalhetzijn, alsje hetbeleven mag, over een jaar oftwee? Hoe zulje er dan uit-zien? Zulje dan weer veranderd zijn? Zeg je dan van defoto van nu: ? Watwasiktoen nog een kind? ? Hetdenkenover de toekomstkan je misschien ookweleen beetjebang maken. Je weetimmersnietprecieswatje te wach-ten staat. Je weetweldater heelveelverandertin dejaren waarin je groeitvan jongen totman. Hetzijn dejaren van volwassen worden, waar je nu voor staat, ofwaar je langzamerhand in groeiten waar sommigenwellichtookalmidden in zitten. Je vader ofje moederhebben misschien aleensover allerlei veranderingenverteld, zodathetniethelemaalvreemd voor je is. Je merktaan steedsmeer dingen datje ouder wordt. Jekiestvaakzelfuitwelke kleren je zultaantrekken. Jebeslistmee, alsje metje moeder ofvader een nieuw jackgaatkopen. Somsmerkje datjouw smaaknietmeerhelemaalhetzelfde isalsdie van je ouders. Die lichtespijkerbroekbijvoorbeeld, waar jij weg van bent, vindtjouw moeder helemaalnietmooi. En alsje overvloediggelin je haar smeert, maaktje moeder er opmerkingenover. Somsmopper je: ? Ikben toch geen klein kind meer!? Nee, klein ben je nietmeer. Maar je bentooknog langnietvolwassen. Je weetweldatjouw vader en moedervoor jou zorgen. Je voeltookbestdatje naar ze luisterenmoet. Maar je wiltdaar nietaltijd eerlijkvoor uitkomen. Je wiltgraag je eigen zin doen ? Almopperend trekje je dan terug in je eigen kamer, en je valtneer op je eigenbed. Even alleen zijn. Je hebtmisschien weleen eigenbureautje ofeen eigen kast. Wantalsje groter wordtwilje ookgraag ietsvan jezelfhebben. Je eigen boeken, jeverzameling stickers. Daar hoefteen ander nietaan tekomen. Die berg je zorgvuldig op in je bureau ofin jekast. ? t Kan bestzijn, datje weleensopschrijft, watjemeemaakt. Een verslag van de vakantie bijvoorbeeld. Anderen hebben daar nietsmee te maken. Fijn, alsjedan een plekje hebtom je eigen dingen in op te bergen. Vroeger had je daar allemaalnietzo? n erg in. Zie je wel, datje langzamerhand ouder wordt? fotoalbum zie je de geschiedenisvan jezelf. Van vroegertotnu toe. Je zietjezelfalgroter worden, veranderen. Van kleine jongen groei je zo totje een man bent. Je bentnu een jaar oftien, twaalf. Hetgroeien en veranderen isnog lang nietafgelopen. Ja, hoe zalhetzijn, alsje hetbeleven mag, over een jaar oftwee? Hoe zulje er dan uit-zien? Zulje dan weer veranderd zijn? Zeg je dan van defoto van nu: ? Watwasiktoen nog een kind? ? Hetdenkenover de toekomstkan je misschien ookweleen beetjebang maken. Je weetimmersnietprecieswatje te wach-ten staat. Je weetweldater heelveelverandertin dejaren waarin je groeitvan jongen totman. Hetzijn dejaren van volwassen worden, waar je nu voor staat, ofwaar je langzamerhand in groeiten waar sommigenwellichtookalmidden in zitten. Je vader ofje moederhebben misschien aleensover allerlei veranderingenverteld, zodathetniethelemaalvreemd voor je is. Je merktaan steedsmeer dingen datje ouder wordt. Jekiestvaakzelfuitwelke kleren je zultaantrekken. Jebeslistmee, alsje metje moeder ofvader een nieuw jackgaatkopen. Somsmerkje datjouw smaaknietmeerhelemaalhetzelfde isalsdie van je ouders. Die lichtespijkerbroekbijvoorbeeld, waar jij weg van bent, vindtjouw moeder helemaalnietmooi. En alsje overvloediggelin je haar smeert, maaktje moeder er opmerkingenover. Somsmopper je: ? Ikben toch geen klein kind meer!? Nee, klein ben je nietmeer. Maar je bentooknog langnietvolwassen. Je weetweldatjouw vader en moedervoor jou zorgen. Je voeltookbestdatje naar ze luisterenmoet. Maar je wiltdaar nietaltijd eerlijkvoor uitkomen. Je wiltgraag je eigen zin doen ? Almopperend trekje je wijd open, om ookmaar hetkleinste lichtstraaltje op tevangen. Zo kun je in hetschemerdonker nog watzien. Volverwondering en bewondering mag je zo hetlichaambekijken. Je handen, die zo veelverschillend werkkun-nen doen, je oren die hetgeluid om je heen opvangen, je ? ja alleswataan jou is, wekteerbied. Eerbied voorjouw Schepper. Je bentuniek Er zijn heelveelmensen op de aarde. Welzesen halfmiljard. Aldie mensen zijn verschillend. Niemand opaarde isgelijkaan een ander. Sommige mensen lijkenwelveelop elkaar. Jij lijktmisschien welop je broer, ofop een neef. Maar toch ? je bentnieteender. Er istochverschil. En alzou je nu jezelfkunnen vergelijken metaldie miljarden mensen, je zou niemand vinden zoalsjijbent. Je bentuniek. Tussen aldie mensen zietde Heerejou. Hetisniette begrijpen. Hetisalleen te geloven. De Heere kentjou. Hij weetvan jouw zitten en opstaan. Hijkentzelfsvan ver jouw gedachten. Datlezen we ookin Psalm 139. Ouder worden Je bentgroter aan hetworden, je bentaan hetverande-ren. Somsheb je datzelfnieteenszo in de gaten, maaralsje tante op bezoekkomt, roeptze volverbazing uit:? Watben jij grootgeworden!? Natuurlijkishetfijn datjeouder wordt. Je wiltnietgraag altijd kind blijven. In je Er isnog meer te ontdekken. Kijkmaar eensnaar je vin-gertoppen. Allerlei lijntjeszie je lopen. Wateen mooipatroontje heb je daar; heelregelmatig staan de lijntjesnaastelkaar. Ze vormen bijvoorbeeld een prachtige Je kuntdatgoed zien, alsje een vingerafdrukmaakt. Metje vinger drukje op een stempelkussen en daarna opeen witvelletje papier. Weetje watnu zo bijzonder is? Bekijkde vingerafdrukken maar eensvan je vader, jemoeder, je broersofzussen, je vrienden en vriendinnen. Je ontdektdatalle vingerafdrukken verschillend zijn. Niemand heeftdezelfde alsjij. Ze kunnen er op lijken entoch ? Nee, die lijntjeslopen toch anders. De politiemaaktdaar gebruikvan. Datweetje vastwel. Alseen in-breker een deurknop ofietsdergelijksheeftbeetgepakt, kun je zijn vingerafdrukken daarop vinden. De politie laatvingerafdrukken maken van verdachte personen. Ze kun-nen dan gaan vergelijken. Vinden ze dezelfde patroon-tjes, dan weten ze wie de inbraakgepleegd heeft. Want? er zijn geen twee mensen metpreciesdezelfde vinger-afdrukken. Nietalleen je huid iseen wonder van Godsschepping. Jeogen doen ookonbegrijpelijkveelwerk. Hoe kan hetdatje van allesom je heen ziet? Dingen vlakbij, dingen opgrote afstand. Grote dingen, kleine dingen. Een heellschap, maar ookhetvlindertje op een bloem. Je zietdekleuren, donker en licht, in allerlei verschillende tinten. Je zietde bladeren bewegen. Je volgtde vogelin de lucht. Alshetlichtwatfelis, knijp je alsvanzelfje ogen watdicht. Je pupillen, die zwarte balletjesin je ogen, wordenheelklein. Zo kunnen er niette veellichtstralen in jeogen vallen. Ishetschemerig? Dan gaan je pupillen juist maalvoor jou doet. Hetisimmersnietzomaar een strakvelletje, zoalsom de worst. Je huid beschermthettereen gevoelige weefseleronder. Hij bewaartje lichaams-warmte. Je lichaam droogtnietuit. Je huid beweegtmeemetje armen en benen. Hij moetkunnen uitrekken eninkrimpen. Stelje voor datje huid nietelastisch was! Jezou je hoofd, je armen ofje benen nieteenskunnen be-wegen. Wonderlijkmooi Alsje heelgoed kijktnaar je huid, zie je allemaalopenin-getjes. Er zijn er welongeveer duizend op elke vierkantecentimeter. Door die openingetjesraken we bijvoorbeeldzweetkwijt. Weetje hoeveel? Welongeveer een liter perdag! Alleswatgebruiktwordt, slijt. Datisookzo metjehuid. De buitenlaag schilferterafen daaronder wordtsteedsweer nieuwe huid gevormd. In heelje leven raakje door hetafslijten weltwintig kilo huidschilferskwijt. Ongelooflijk!jezelfkun je ineensooktotde ontdekking komen, datjede laatste jaren veranderd bent. Je schoolfoto van tweejaar geleden laatdatgoed zien. Je legtde foto? snaastelkaar en je denkt: ? Watwasiktoen nog klein! Echteenkind nog. ? Je hoektanden waren misschien nog nieteensdoorgekomen, je haar wasveelkorter en wateen kin-derachtig bloesje had je toen aan. Wateen verschil! Foto? svan vroeger Paker maar een fotoalbum bij en blader eensterug. Hierwasje zesjaar en daar vier. Een rond gezichtje, grotebruine ogen, kleine melktandjes: echteen kleutertje. En jebladertnog verder terug in de tijd. Foto? svan een jonge-tje in de zandbak, van een peutertje op moedersschoot, van een babyin de wieg. Op foto? svan vroeger herken jejezelfnietmeer. Je weetvan die tijd ooknietsmeer af. Hetisdatje vader ofmoeder, je oudere zusofbroer er-over vertelde. Daardoor weetje verhalen uitje babytijd. En toch heb je ? tzelfmeegemaakt, toch ben jij datstevigekereltje! Je groeide van babynaar peuter en van peuternaar kleuter. Je werd schoolkind en nu ben je albijna toeaan de puberteit. Eerstwoog je zo? n zespond. Nu weegje misschien weltien keer zo veel! Je waseen babyvanvijftig centimeter. Nu ben je vastalmeer dan een meterlanger geworden. Je huid moestookmaar steedsmee-groeien. Datlijktzo gewoon, maar alsje er over naisdateen grootwonder. Die buitenkantvan je lichaammoeststeedsmaar weer om je heen passen, wantzonderhuid kun je nietleven. Weetje datdie huid eigenlijkheelbijzonder is? Niemand kan namaken watde huid alle- Wateen verschil!? O ja, ikheb nog watbij me van school. ? Jan- Willem zoektin zijn rugzak. Tussen allerlei blaadjeskomteen enveloptevoorschijn. ? Zijn datschoolfoto? s? ? vraagtmoederver-wonderd, ? daarwistiknietsvan. ? ? Ja, vorige weekkwamde fotograaf op school. Hij maakte expresallerlei grap-jes. We moesten lachen op de foto, zei hij. Moetu maarkijken hoe raardatis!? Aandachtig kijktmoedernaardefoto van Jan- Willem. Dan kijktze meteen glimlach naarhaarzoon. ? Watben je al groot! En de fotograaf heeftzijnzin. Je lachtvriendelijk? ? ? Nou ikvind ernietsaan, ? bromt Jan- Willem, ? moetu die tanden zien. ? ? Die tanden? Ikzie, datze grootzijn, maarookmooi wit. En ikzie nog meer. Een boskrullend haaren daarondereen paarglinste-rende bruine ogen. En ? eenseven kijken. Ja, een littekenboven je wenkbrauw. ? Nieuwsgierig buigt Jan- Willem zichoverzijn foto. Nauwkeurig bekijkthij zichze? Ditben ikdus. Z? zien andere mensen mij. Vreemdeigenlijk, om zo naarmezelf te kijken. ? Zo bekijkjij misschien ookweleenseen foto van jezelf. Zomaar ineenskunnen je dan verschillende dingen op-vallen, waar je vroeger nooitnaar keek. ? Watjammer, datikmijn mond open heb op de foto. O, watzie je diepukkelop m? n wang goed. ? Maar je ontdektmisschienookaardige dingen. Je kuntookweltevreden naar jezelfkijken. ? Die groene trui staatme beststoer? , denkje dan, of: ? Gelukkig heb ikgeen lange neus. ? Alkijkend naar Ookjouw gedachten over je groeiende lichaam, overliefde, seksualiteit, huwelijken geboorte. Juistdaarover hoor je vaakzo lelijkspreken. Schutting-taal. Schuine moppen. Alsje nog nietsweetover dezedingen, zou je daardoor heelverkeerd kunnen gaandenken. Vergeetdie taalvan de straatmaar. Leesditboekje en praaterover en bedenkiedere keeropnieuw datwij allen, meisjesen jongens, vrouwenen mannen, hetwerkzijn van Godshanden (Jesaja64:8). Dan krijg je eerbied voor alleswatde Heere gaf:je lichaam, hethuwelijk, de geboorte en de groei. Datisdan ookde bedoeling van ditboekje.