ZEG HET DE BIJEN Zeg het de bijen.indd 1 02-06-14 17:14
Zeg het de bijen.indd 2 02-06-14 17:14
Peggy Hesketh ZEG HET DE BIJEN vertaald door Marianne van Reenen Zeg het de bijen.indd 3 02-06-14 17:14
Oorspronkelijk gepubliceerd onder de titel Telling the bees. Copyright © Peggy Hesketh, 2013 © 2014 Brevier uitgeverij – Kampen www.brevieruitgeverij.nl Vertaling: Marianne van Reenen Omslagontwerp: Dajella Overweg Opmaak binnenwerk: Stampwerk ISBN 9789491583360 NUR 302 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel- voudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelij- ke toestemming van de uitgever. Zeg het de bijen.indd 4 02-06-14 17:14
Voor Eddie, de dronken, ipperende eend, die op !anksgiving zijn laatste optreden gaf Voor Leroy, de dommekracht, de geduchte uitsmijter van Dave & Jakes Slangenkuil Voor George Washington, de roodharige, motorrijdende madam die zo lelijk was dat het leek alsof er een koe op haar gezicht was gaan staan en haar neus door de hoef omhoog was geperst En voor de ontelbare andere gedenkwaardige personages in de hartverscheurend kolderieke verhaaltjes, die mijn vader me vroeger altijd vertelde voor het slapengaan Zeg het de bijen.indd 5 02-06-14 17:14
Zeg het de bijen.indd 6 02-06-14 17:14
7 TELLING THE BEESJohn Greenleaf Whittier Here is the place; right over the hill Runs the path I took; You can see the gap in the old wall still, And the stepping- stones in the shallow brook. !ere is the house, with the gate red- barred, And the poplars tall; And the barn’s brown length, and the cattle- yard, And the white horns tossing above the wall. !ere are the beehives ranged in the sun; And down by the brink Of the brook are her poor "owers, weed-o’errun, Pansy and da#odil, rose and pink. A year has gone, as the tortoise goes, Heavy and slow; And the same rose blows, and the same sun glows, And the same brook sings of a year ago. !ere’s the same sweet clover- smell in the breeze; And the June sun warm Tangles his wings of $re in the trees, Setting, as then, over Fernside farm. Zeg het de bijen.indd 7 02-06-14 17:14
8 I mind me how with a lover’s careFrom my Sunday coat I br ushed o! the burrs, and smoothed my hair, And cooled at the brookside my brow and throat. Since we parted, a month had passed,— To love, a year; Down through the beeches I looked at last On the little red gate and the well- sweep near. I can see it all now,—the slantwise rain Of light through the leaves, "e sundown’s blaze on her window- pane, "e bloom of her roses under the eaves. Just the same as a month before,— "e house and the trees, "e barn’s brown gable, the vine by the door,— Nothing changed but the hives of bees. Before them, under the garden wall, Forward and back, Went drearily singing the chore- girl small, Draping each hive with a shred of black. Trembling, I listened: the summer sun Had the chill of snow; For I knew she was telling the bees of one Gone on the journey we all must go! Zeg het de bijen.indd 8 02-06-14 17:14
9 en I said to myself, “My Mary weepsFor the dead to-day: Haply her blind old grandsire sleeps e fret and the pain of his age away.” But her dog whined low; on the doorway sill, With his cane to his chin, e old man sat; and the chore- girl still Sung to the bees stealing out and in. And the song she was singing ever since In my ear sounds on:— “Stay at home, pretty bees, "y not hence! Mistress Mary is dead and gone!” Zeg het de bijen.indd 9 02-06-14 17:14
Zeg het de bijen.indd 10 02-06-14 17:14
DE KOLONIE Zeg het de bijen.indd 11 02-06-14 17:14
Zeg het de bijen.indd 12 02-06-14 17:14
13 Een APICULTUUR : de kunst en de wetenschap van het bijenhouden. De bijen verplaatsen zich langs de elektriciteitsleidingen, net zo onverbiddelijk als de ene ware zin op de andere volgt. Ik weet niet zeker waarom de bijen juist deze methode hebben gekozen om zich te verplaatsen, maar ik vermoed dat ze daar hun rede- nen voor hebben, en die redenen hebben alles te maken met de moord op de Bijendames. Niet ver van mijn huis woont een gezin dat de elektriciteit die boven hun hoofd zoemt en bromt, ten onrechte als oorzaak ziet van alle sterfgevallen in de omgeving. Ze hebben een inge- wikkelde theorie die te maken heeft met de schadelijke invloed van elektromagnetische velden. Ik ken deze familie nauwelijks, afgezien van wat ik heb kunnen opmaken uit de leuzen op de zelfgemaakte protestborden in hun voortuin. Ik weet dat ze den- ken dat de kabels die boven onze huizen lopen de meest uit- eenlopende aandoeningen veroorzaken en om die reden hebben ze een steeds groter wordend bos van zorgvuldig onderhouden kruizen in hun gazon geplant – één voor elke buurtbewoner die is gestorven sinds ze bijna acht jaar geleden in de nog nieuwe woonwijk niet ver van mijn huis zijn komen wonen. Ik heb hen maar één keer gesproken. Dat was vlak nadat ze waren begonnen kruizen in hun gazon te planten. Het was een van die onmogelijk warme Zuid-Californische dagen die we hier bijna ieder jaar vroeg in februari hebben, een stralende dag voor mensen die de kille, sombere winterkou achter zich willen laten en een nieuw begin willen maken, aangelokt door de belofte van altijddurende zonneschijn. Ik zou waarschijnlijk niet gestopt zijn om een praatje te ma- ken, als ik niet traag langs hun huis was gereden om de kruizen Zeg het de bijen.indd 13 02-06-14 17:14
14 en de wonderlijke borden op hun gazon beter te kunnen bekij- ken. Vanwege de warmte waren de ramen van mijn auto open.‘Hé, opa!’ hoorde ik een man roepen. Mijn eerste gedachte was om gas te geven. Maar toen hoorde ik nog een stem. Een vrouwenstem. Een die vastberaden klonk, maar tegelijkertijd kwetsbaar. ‘Wilt u ons helpen?’ Ik weet dat het dwaas klinkt. Het waren vreemden. Maar het waren ook mijn buren. Ik parkeerde langs de stoeprand. De vrouw glimlachte en rende over het gazon naar me toe. Ze was mager en nerveus, had donker, sluik haar en een vette, bruinrode huid. In haar hand hield ze een klembord. ‘Wilt u dit tekenen?’ zei ze, terwijl ze zich naar de bestuurders- kant van mijn auto haastte. Door het geopende raam overhan- digde ze me het klembord en een pen. ‘¿Por favor?’ ‘Mag ik het eerst even lezen?’ Ze wierp een blik op de man die tien meter verder op de drempel van de garage stond, met een biertje in zijn ene hand en een stuk elektrisch gereedschap in de andere. Ze knikte even in mijn richting. Terwijl ik de gekopieerde petitie doorlas, die alle bovengrond- se elektrische bedradingen in woonwijken wilde verbieden, leek het me een goed idee om de vrouw die zo wanhopig naast mijn portier stond, te vragen waarom ze deed wat ze deed, maar dat zou niet beleefd zijn geweest. In plaats daarvan vroeg ik waar ze vandaan kwam. Dat is im- mers wat nieuwe buren doen. Althans, dat is wat ze vroeger de- den. Dus hoorde ik dat ze oorspronkelijk uit Texas kwam, ergens ten zuiden van Dallas, en dat ze met haar vader, die in het leger zat, naar Californië was verhuisd. Zo kwam ik ook te weten dat ze dol was op zon en ruimte, en bang voor bovengrondse elek- triciteitsleidingen. Die deden haar deden aan prikkeldraadver-sperringen. Zeg het de bijen.indd 14 02-06-14 17:14
15 Toen ik de petitie had doorgelezen, zei ik dat het me oprecht speet, maar dat ik die niet wilde ondertekenen. Ik zei dat ik er de logica niet van inzag. Ze kneep haar ogen dicht, maar bedankte me toch, waarna ze haastig terugliep naar de garage en het klem- bord overhandigde aan de man die haar echtgenoot moest zijn. Toen ik wegreed, hoorde ik geschreeuw. Pas later realiseerde ik me dat ik vergeten had haar te vragen hoe ze heette. In december van dat jaar begonnen mijn buren hun kruizen te versieren met knipperende gekleurde lichtjes ter ere van de kersttijd. Het erop volgende voorjaar hingen ze rond Pasen pas- telkleurige strikjes – roze, blauw en geel – aan de kruizen. Op Onafhankelijkheidsdag verschenen er kleine Amerikaanse vlag- getjes om de kruizen, en elk jaar in oktober draperen ze oranje en zwar t crêpepapier om de kruizen en zetten ze een branden- de pompoenlampion in het midden. En ondertussen breidt het bos van kruizen zich steeds verder uit. Ik vond hun overspannen theorieën behoorlijk lachwekkend, zelfs verontrustend. Maar wat me lange tijd het meest verontrustte, was dat ik geen enkele naam op de kruizen kende. Mijn buren zijn niet meer mijn buren. Er bestaat geen enkele band meer tussen ons – behalve dat zij de vreemden zijn die het dichtst bij me wonen. Elke dag hoor ik slechts bladblazers en auto’s met dreunende speakers, die langzaam door mijn straat rijden, en elke nacht loeiende sirenes en ronkende helikopters boven mijn huis, die zo’n lawaai maken dat ik er hoofdpijn van krijg. Zo veel lawaai. Ik vermoed dat dit de reden is waarom mijn bijen minder honing produceren dan vroeger. De honing is ook minder zoet dan vroeger. Hoewel ik een oude man ben en mijn geheugen me in de steek begint te laten, kan ik me nog een andere, rustiger tijd herinne- ren, toen de weg voor mijn huis bestond uit modder en grind, en mijn lieve moeder vaak op de schommelbank op onze veranda Zeg het de bijen.indd 15 02-06-14 17:14
16 zat en ieder van onze buren bij zijn of haar voornaam groette. Maar die tijd is al lang voorbij, en daarmee is ook een de!nitie van thuis en familie verdwenen waarin stenen en cement, genen en stambomen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.Ik heb geprobeerd me zo goed mogelijk aan de moderne tijd aan te passen, en ik heb tot mijn vreugde gemerkt dat mijn bijen blijven toenemen en afnemen met de seizoenen. Ze herinneren me eraan dat de honderden en duizenden geboorten en sterf- gevallen die elk honingseizoen plaatsvinden bij de natuurlijke levenscyclus van het bijenvolk horen, en dit besef heeft me weer geholpen mijn verdriet te verzachten om het heengaan van alle mensen die me lief en dierbaar waren. De dood is een constante in het leven. Ik dacht dat ik me daar al lang mee had verzoend. Maar toen zag ik vorig jaar augustus een nieuw kruis in de voortuin van mijn buren. Het viel me op omdat het anders was dan de rest. Niet het kruis zelf, gemaakt van dezelfde houten latten, een T-vorm met een naam en sterfdatum erop gekalkt en in de grond gestoken. Wat wél anders was, waren de bloe- men, kaarsen, knu#elbeesten en ballonnen die zich verdrongen om de staak. Al die keren dat ik langs dit huis was gereden, op weg naar de winkels waar ze mijn honing verkochten, of naar de bibliotheek, de supermarkt, de benzinepomp of een andere be- stemming waarvoor ik mijn huis met steeds grotere tussenpozen verliet, had ik nog nooit zo’n merkwaardige uitstalling op hun gazon gezien. De zomer liep ten einde. Het was geen nationale feestdag, waarop iets werd herdacht of gevierd. Als mijn buren in hun garage hadden gezeten met wat in de loop der jaren een steeds dreigender groep vrienden was gewor- den – schreeuwend, luisterend naar harde muziek en alcohol drinkend – zou ik beslist niet zijn gestopt om dit vreemde ge- denkteken te bekijken. Maar op deze bewuste avond was hun garagedeur gesloten, evenals de ramen van mijn auto, en ik meende de geur van eucalyptus en oranjebloesem in de lucht te ruiken. Tegen beter weten in gaf ik een ferme ruk aan mijn stuur, Zeg het de bijen.indd 16 02-06-14 17:14
17 parkeerde langs de stoep, klom uit mijn oude Ford Fairlane, en liep naar wat ik in de gauwigheid telde als het eenentwintigste kruis op het gazon. Om het kruis stond een !akkerende schare van hoge glazen kaarsenhouders met afbeeldingen van heiligen erop, waardoor het geheel meer weg had van een altaar dan van de gebruikelij- ke protestuiting van mijn buren. Tussen de kaarsen zag ik bid- prentjes en handgeschreven brie"es. Vele waren in het Spaans en hingen aan kleine boeketjes anjers en gipskruid, gewikkeld in cellofaan uit de winkel. Er zaten ook bosjes rozen, geraniums, witte aronskelken en hortensia’s tussen, die duidelijk uit iemands eigen achtertuin kwamen, en tussen de bloemen lagen twee of drie pluchen beren en een goedkope vilten piratenhoed. Hoewel het een primitief gedenkteken was, leed het geen twijfel dat het geuite verdriet oprecht en persoonlijk was. Ik bukte me om de tekst te lezen die met de hand op het kruis was geschilderd. Christina Perez: 1974-2011 . Dat de naam me niets zei toen ik hem voor het eerst las, stem- de me verdrietig – veel verdrietiger dan al die andere namen op de kruizen. Toen de naam ten slotte enkele maanden later een belle- tje deed rinkelen, verloor ik het laatste beetje vertrouwen in alles wat me nog lief en dierbaar was. Maar tegelijkertijd bracht het me ook een klein beetje troost. De eerste troost in te veel jaren. Mijn buren blijven de elektriciteit als de boosdoener zien van alles wat er om hen heen is misgegaan, omdat ze toch iets de schuld moeten geven van alles wat er ontbreekt in hun leven. Ze hebben de Bijendames nooit gekend en de tijd – niet eens zo lang geleden – niet meegemaakt dat er nog geen draden boven hun hoofd zoemden en gonsden als een woedende zwerm. Ze herinneren zich geen stille zomeravonden, de lucht zwaar van de zoete geur van eucalyptus, jasmijn en oranjebloesem. Ze geloven dat er voor slechtheid een wetenschappelijke verklaring gevon- den moet worden, die in voltages en magnetische velden kan worden uitgedrukt. Zeg het de bijen.indd 17 02-06-14 17:14
18 Ik ben het niet eens met de vreemde theorieën van mijn bu- ren, noch met hun opzichtige gedenktekens, maar ik ben niet langer geneigd hun pseudowetenschappelijke onzin zo streng te veroordelen als ik eerst deed. Misschien blijkt uit onze behoefte om een verlies te begrijpen, dat we uiteindelijk toch niet zo ver-schillend zijn. Zeg het de bijen.indd 18 02-06-14 17:14
19 Twee APIS MELLIFERA : een gemengde zoölogische naamgeving die ‘honing- dragende bij’ betekent en die wordt gebruikt om de zogenaamde westelijke of Europese honingbij aan te duiden. Apis is ontleend aan het Latijnse woord voor ‘bij.’ Mellifera is een combinatie van de Griekse woorden voor ‘honing’ (melli) en ‘dragen’ (ferre). Het is nu bijna twintig jaar geleden dat de bijen met me begon- nen te spreken via de elektriciteitsleidingen die kriskras door de lucht boven mijn huis liepen. Het was een ongewoon warme zondagmorgen voor de tijd van het jaar, begin mei – 10 mei 1992 om precies te zijn. Ik stond bij de gootsteen in de keu- ken de overblijfselen van mijn gebruikelijke ontbijt – twee ge- pocheerde eieren en een snee geroosterd brood – van mijn bord te spoelen, toen ik een laag brommend geluid hoorde, dat in eerste instantie deed denken aan een klein groepje monniken dat zachtjes de metten zong, maar al snel hoorde ik het onmiskenba- re gonzen van een woedende zwerm. Het geluid leek nergens en tegelijk van alle kanten vandaan te komen. Ik ging naar buiten en verwachtte een grote, donkere wolk bijen te zien. In plaats daarvan werd mijn blik getrokken naar de vijf zwarte elektrici- teitsleidingen boven mijn huis – de draden vibreerden door het koortsachtige gegons van onzichtbare bijen. Ik volgde de draden. Naarmate ik dichter bij het huis kwam van de twee vrouwen die ik eens als vriendinnen had beschouwd, werd het gegons harder en indringender. Het huis van de Bijendames was duidelijk het brandpunt van deze vreemde opwinding, dus klopte ik op hun voordeur en toen er niet werd opengedaan, klopte ik nog een keer. Het was niet zo vreemd dat ze niet meteen opendeden, maar na enkele keren vergeefs aangeklopt te hebben begon het me te verontrusten dat Zeg het de bijen.indd 19 02-06-14 17:14
20 ik geen reactie kreeg, zelfs geen bars bevel om weg te gaan, en dus liep ik naar de achterkant van het huis en klopte ditmaal op de keukendeur. Ook nu geen antwoord.Vroeger zou ik naar hen op zoek zijn gegaan in de verste uit- hoeken van hun amandelboomgaard. Ooit had hun familie ruim twee hectare land bezeten, en de Bijendames hadden vele uren tussen de bomen doorgebracht met het verzorgen van hun bijen- volken. Maar in de loop der jaren hadden mijn buren stukje bij beetje al het land van hun familie verkocht, op een kleine strook na; het enige wat hun restte, was een groepje amandelbomen, hun laatste drie bijenkasten en een klein beetje privacy, waarop ze zeer gesteld waren. Ook ik was in de loop der jaren gedwon- gen geweest om soortgelijke concessies te doen, maar dankzij de zuinigheid van mijn familie en het succes van onze sinds jaar en dag bestaande honinghandel, had ik bijna een halve hectare van onze oude boomgaarden kunnen redden, meer dan genoeg om zestien bijenkasten te houden en in mijn bescheiden behoef- ten te voorzien via een eenvoudig distributienetwerk van boe- renmarkten, winkels en postorderbestellingen. Dat zeg ik niet om op te scheppen. Die vreselijke ochtend was mijn handel het laatste waar ik aan dacht. Omdat ik de Bijendames niet in hun achtertuin zag staan, nam ik aan dat ze binnen waren. Ik drukte mijn oor tegen de deur. Binnen klonken blikkerige radiostemmen, en even dacht ik dat ze misschien naar de markt waren gegaan en de radio aan hadden laten staan, zoals ik zelf doe als ik boodschappen ga doen, om tijdens mijn afwezigheid de suggestie te wekken dat er iemand thuis is. Maar ik zette dit idee onmiddellijk uit mijn hoofd toen ik door het zijraampje van de kleine garage aan het einde van hun oprit hun Rambler geparkeerd zag staan. Ik wist dat de beide Bijendames niet graag door de buurt wandelden, of het nu voor hun plezier was of om boodschappen te doen; evenmin was het waarschijnlijk dat iemand hen had opgehaald. Ik begon het erg- ste te vrezen. Zeg het de bijen.indd 20 02-06-14 17:14
21 Weer klopte ik op de achterdeur en vervolgens draaide ik aan de deurknop; zo ontdekte ik dat de deur niet op slot zat. Langzaam trok ik hem open en aarzelend bleef ik op de drempel staan, even maar, want ondanks mijn terughoudende karakter kon ik de aandrang om naar binnen te gaan niet weerstaan. Terwijl ik de bijkeuken naast de keuken in stapte, riep ik hun naam. Nog steeds kwam er geen reactie, en dus riep ik nog een keer, harder ditmaal, terwijl ik doorliep naar de eigenlijke keuken. Een glanzend geel porseleinen theeservies, waarvan ik me nog heel goed kon herinneren dat ik er ooit als kind thee uit had ge- dronken, stond vreemd verlaten op de eettafel met de chromen randen, wat de griezelige indruk versterkte dat de twee vrouwen het ene ogenblik nog samen van een kopje thee hadden genoten, en het volgende moment in het niets waren opgelost. Op de melkachtige vloeistof die op de thee dreef, had zich een vel gevormd. Ik pakte een van de halfvolle porseleinen kop- jes. Het voelde koud aan, hoewel de vloeistof in het bijpassen- de roomkannetje warm aanvoelde, wat ongetwijfeld eerder aan mijn eigen verwachtingen lag dan dat er daadwerkelijk sprake was van een verschil in temperatuur. Toen viel de geur me op. In eerste instantie was het niet zozeer de zure stank die me trof, als wel het feit dat die in staat was de herinnering te verdrijven aan ontsmettingsmiddelen en kamfer, waarnaar het zolang ik me kon herinneren altijd had geroken in het huis van mijn buren. Terwijl ik in de keuken van mijn buurvrouwen stond, dacht ik terug aan een gesprek met mijn vader. Ik was destijds zes jaar oud. Ik vroeg hem waarom wij een hekel hadden aan de familie Straussman. Mijn vader was een man van weinig woorden. Hij zei dat hékel een te groot woord was. Hij legde uit dat er in de wereld twee soorten mensen zijn: zij die van bijen houden en zij die er bang voor zijn, en dat die twee soorten het zelden met elkaar konden vinden. De bloeien- Zeg het de bijen.indd 21 02-06-14 17:14
22 de haag die mijn vader plantte tussen ons land en dat van onze buren was de concrete invulling van zijn !loso!e: uit het oog betekende voor hem uit het hart. De eerste tien, twaalf jaar van onze co-existentie leek dit een goede oplossing voor beide nogal teruggetrokken gezinnen. Toen, op een ochtend in april 1932, werden we aan de ont- bijttafel opgeschrikt door een luid bonzen op onze voordeur. Ik werd naar de deur gestuurd, en toen ik opendeed zag ik de twee dochters van onze buren ongemakkelijk op de veranda staan. De jongste en brutaalste van de twee meisjes was ruim een jaar ouder dan ik, hoewel ze zeker anderhalve decimeter kleiner was. Haar kastanjebruine haar was in het midden gescheiden en in twee keurige vlechten gevlochten, die tot net onder haar schou- ders reikten. Haar hemelsblauwe ogen stonden ver uit elkaar en keken onbevangen de wereld in. Uit haar bleke huid kon ik op- maken dat ze lang niet zoveel buiten kwam als ik. ‘Mijn naam is Clarinda Jane Straussman,’ zei ze, wat ik na- tuurlijk al wist, omdat ik haar vanaf onze achterveranda in haar tuin had gezien sinds ik groot genoeg was om over de heg te kijken. Ze schraapte nogal plechtig haar keel en knikte naar bin- nen. ‘Maar je mag wel Claire zeggen.’ Zelfs toen klonk het al meer als een bevel dan als een aanbod. Ze zei dat ze mijn vader moest spreken, en dus vroeg ik haar en haar zus om binnen te komen en me te volgen naar de eetkamer, waar ik de meisjes voorstelde aan mijn ouders. ‘Aangenaam kennis met jullie te maken,’ begroette mijn moe- der hen, wat formeler dan ik had verwacht, tot ik zag dat ze er welwillend bij glimlachte – dezelfde glimlach die ze had als ze een van de twijfelachtige culinaire experimenten van mijn zusje proefde. ‘Dank u wel,’ antwoordde Claire kort. Ze wendde zich tot het langere, zwijgende meisje naast haar, van wie ik de naam had moeten kennen. Met een breed gebaar dat even theatraal als volwassen was, zei ze: ‘Dit is mijn zus Hilda.’ Zeg het de bijen.indd 22 02-06-14 17:14
23 Terwijl Claire !jne gelaatstrekken had, even delicaat als die van een porseleinen pop, leek Hilda’s gezicht – en eigenlijk haar hele lichaam, tot aan haar vingertoppen en tenen toe – geboet- seerd te zijn door de onbeholpen vingers van een kind. Hilda’s kortgeknipte haar , dat als plukjes droog maïszaadpluis om haar hoofd hing, was eerder futloos dan sluik. Nog steeds weet ik niet welke kleur ogen ze had, omdat ze zelden iemand aankeek. Mijn vader kon zijn verbijstering niet verbergen toen Hilda een nogal stijve kniebuiging maakte. Mijn moeder, die naast mijn vader stond, wierp hem een afkeurende blik toe. ‘Fijn dat we eindelijk eens kennis kunnen maken,’ zei ze. ‘Al- bert en Eloise kennen jullie natuurlijk al van school.’ Strikt genomen was dat niet zo. De beide zusjes Straussman zaten minstens een paar klassen boven mij. In al die jaren dat we op dezelfde school hadden gezeten hadden we amper een woord gewisseld, alleen als we elkaar toevallig tegenkwamen. Ik was nog maar tien. Ik had even weinig besef van de reden achter mijn zusjes geforceerde onverschilligheid tegenover Claire en Hilda als van mijn moeders gekwetstheid sinds onze buren een potje bosbessenjam koeltjes in ontvangst hadden genomen. Het enige wat ik wist was wat mijn vader tegen me had gezegd: het waren geen bijenmensen. Als zoon van mijn vader had ik tot op dat moment genoegen genomen met dat antwoord. ‘Meneer Honig,’ zei Claire met een geërgerd gezicht omdat haar zorgvuldig ingestudeerde toespraak was onderbroken, ‘mijn moe- der heeft me gestuurd om te vragen of u zo vriendelijk zou willen zijn om nu mee te komen. Ze zegt dat er bijen in de muur van onze zitkamer zitten, en ze wil graag dat u ze onmiddellijk weghaalt.’ Naar mijn jeugdige mening waren de veronderstellingen van onze buren overduidelijk: bijen waren lastige dieren, die geme- den dienden te worden. De zwerm bijen die zijn intrek had ge- nomen in de muur van hun zitkamer moest wel uit een van onze afgelegen bijenkasten komen, en daarom was het onze verant- woordelijkheid ze te verwijderen. Zeg het de bijen.indd 23 02-06-14 17:14
24 Dit soort foutieve veronderstellingen vond ik vooral ergerlijk omdat het zwermseizoen voor de deur stond en mijn vader en ik juist daarom die week extra alert waren geweest op tekenen van rusteloosheid bij onze bijenvolken en we niet de geringste aan- wijzing hadden gezien dat ook maar één nieuwe koningin op het punt stond om uit te komen in een van onze kasten. Ik wilde de zusjes Straussman erop wijzen dat er zelfs uit de volste kast geen zwerm vertrekt voordat er een nieuwe koningin is geboren, die ofwel met de overtollige bijen uit de kast vertrekt, ofwel – in het geval van een zwakkere koningin – de oude matriarch met haar gevolg verdrijft en een nieuw onderkomen laat zoeken. Mijn vader, die misschien merkte dat ik me opwond, opperde voorzichtig dat het waarschijnlijker was dat het om een wilde zwerm ging, die in een holle boomstam of verlaten schuur had gezeten en gestuit was op een kleine kier of een vergelijkbare toegang tot de ruimte tussen de binnen- en buitenmuur van het huis van de Straussmans – wat helaas de plek was die deze spe- ci"eke kolonie had uitgekozen om een nieuw nest te vestigen. Ik zeg ‘helaas,’ omdat je bijen niet gemakkelijk uit een muur kunt halen als ze eenmaal hebben besloten hun intrek te nemen in zo’n onhandig onderkomen. Het verwijderen vergt doorgaans een grote deskundigheid van de imker en een nog groter geduld van de huiseigenaar, tenzij deze er geen bezwaar tegen heeft dat zijn muur wordt opengebroken en dat de argeloze indringers zonder pardon worden vermoord, enkel en alleen om de mens te dienen. Mijn vader besloot dit punt niet met onze buurmeisjes te be- spreken. In plaats daarvan gebaarde hij dat ik mee moest komen naar onze honingschuur, waar we altijd een voorraadje kasten klaar hadden staan om wilde zwermen te kunnen opnemen. Dit moet ik misschien even toelichten. Nieuwe bijenhouders beginnen over het algemeen met het kopen van volle bijenkasten van een goed bekend staande leverancier, maar ervaren imkers geven er de voorkeur aan om hun bijenpopulatie uit te breiden Zeg het de bijen.indd 24 02-06-14 17:14
25 door elk voorjaar wilde zwermen aan te trekken. Wilde zwer- men zijn meestal behoorlijk sterk en hebben geen ziekten, en je betaalt er geen cent voor. Om die reden zorgde mijn vader ervoor dat hij altijd een grote voorraad lege kasten had, waar nieuwe kolonies in konden trekken rond 1 april, wanneer de Valencia- sinaasappelbomen die vroeger rondom ons land ston- den, bloesem kregen. Op die manier konden we altijd direct in actie komen wanneer de boomgaarden in bloei stonden en de bijen gingen zwermen.Dat alles legde mijn vader uit aan mevrouw Straussman, toen hij bij haar voor de deur stond met zijn imkerbenodigdheden in de hand, met mij en de zusjes Straussman om zich heen. Ik verwachtte dat ik mijn vader zou helpen bij het plaatsen van de vangkorf, maar mevrouw Straussman had andere plannen. Mevrouw Straussman was een opvallend forse vrouw met grijs haar en even grijze ogen, de kleur van een winterse wolkenlucht. Ze stapte de veranda op en leunde zwaar op een glimmende hou- ten wandelstok, terwijl mijn vader tegen haar zei dat het waar- schijnlijk wel een maand zou duren om de hele muurkolonie in de vangkorf te lokken. Als zij het goedvond, zei hij, zou hij de vangkorf net naast de kier in de muur zetten die de bijen als ingang gebruikten. De vangkorf was al uitgerust met twee vol- ledig gesloten honingramen, gevuld met honing en stuifmeel, met eitjes en larven en met voedsterbijen om voor het broed te zorgen. Vervolgens liet mijn vader mevrouw Straussman de vernuftige kegel zien die hij had gemaakt van een stuk horrengaas van der- tig bij veertig centimeter. Die wilde hij over de verdachte spleet bevestigen waar de bakstenen buitenlaag van de schoorsteen het dak raakte. Het brede uiteinde van de kegel zou net over de ope- ning in de muur passen, legde hij uit. Het andere uiteinde was ongeveer een centimeter in doorsnede, groot genoeg voor de bij- en wanneer ze het nest verlieten om nectar en stuifmeel te zoe- ken. ‘Maar er weer in komen is een heel ander verhaal voor onze Zeg het de bijen.indd 25 02-06-14 17:14
26 vriendjes,’ zei mijn vader met een veelbetekenende knipoog. Hij legde uit dat de gedesoriënteerde werksters over de muur van het huis zouden rondkruipen, op zoek naar de afgeschermde opening. Uiteindelijk zouden ze het opgeven en hun toevlucht zoeken in de vangkorf, die uitnodigend en zonder belemmering onder de kegel klaar zou staan. Op die manier zou het grootste deel van het volk gaandeweg verhuizen naar de nieuwe korf en zich daar vermengen met het aanwezige broed.‘Op dit moment heeft de nieuwe korf nog geen koningin,’ zei mijn vader. ‘Maar de werksters zullen al gauw een nieuwe konin- gin kweken in de broedcellen. Zij zal de leiding krijgen over de bijen in de vangkorf. En als het een beetje meezit, zal de geur van de nieuwe koningin na verloop van tijd ook de rest van het oude volk uit uw muur naar buiten lokken.’ Mevrouw Straussman leek niet erg geïnteresseerd in de details van mijn vaders ingenieuze methode. ‘Ik hoor die bijen in de muur zoemen, daarginds, pal naast onze schoorsteen,’ zei ze te- gen mijn vader en ze wees chagrijnig met haar wandelstok naar de hoek van de veranda. Met haar vrije hand wenkte ze mij en ze zei: ‘Kom een kopje thee met me drinken, terwijl je vader die beesten weghaalt.’ Net als alle kinderen in de buurt was ik behoorlijk bang voor mevrouw Straussman, die de middag vaak doorbracht in de gro- te rotan stoel op haar veranda, waaruit ze moeizaam overeind kwam om uit te varen tegen elk kind dat per ongeluk een voet op haar gazon zette. Ik probeerde haar uitnodiging beleefd af te slaan door te zeggen dat ik niet zo’n trek had in thee en dat mijn vader op mijn hulp rekende, maar mevrouw Straussman wilde er niets van horen. ‘We willen toch niet dat een knappe jongeman als jij gestoken wordt door al die gemene bijen,’ zei ze, me wenkend met haar stok, terwijl ze zich omdraaide om naar binnen te gaan. Toen ik tegenwierp dat honingbijen helemaal niet gemeen en zelfs mijn beste vrienden waren, snoerde mijn vader me met een strenge Zeg het de bijen.indd 26 02-06-14 17:14
27 blik de mond. Hij was een echte heer en duldde geen gebrek aan respect voor ouderen. En dus had ik geen keus.Schoorvoetend volgde ik mevrouw Straussman naar binnen. Toen ik langs de gangkast liep, werd ik getro!en door de scher- pe kamfergeur van mottenballen. Ik probeerde mijn adem in te houden terwijl ik in haar kolossale kielzog door de gang liep. De zusjes Straussman volgden me op de voet. De keuken was een smetteloos witte ruimte aan de achterkant van het huis. Erin stonden een lichte grenen tafel met vier kale stoelen, een koelkast en een klein fornuis. In de achterste helft van de ruimte hingen witte keukenkastjes met glazen ruiten; de muur boven het aanrecht was bedekt met witte tegels. In de keu- rig opgeruimde keuken van de familie Straussman slingerde geen enkel bord, geen enkele theedoek of zelfs ook maar het kleinste broodkruimeltje rond. Evenmin rook het er naar bacon, geroos- terd brood of gekookte havermoutpap. Al helemaal niet naar mijn moeders zoete scones met honing. In plaats daarvan rook ik een bijtend mengsel van teer- en loogzeep. Nadat mevrouw Straussman was gaan zitten op de stoel die het dichtst bij het raam stond, nam ik op de stoel tegenover haar plaats en was ik getuige van wat een familieritueel bij de Strauss- mans moest zijn. Hilda zette het in gang door op het fornuis de pit rechtsachter met een lange lucifer aan te steken en een ketel van gedreven aluminium op het vuur te zetten, terwijl Claire twee elegante gele porseleinen kopjes met een verguld randje uit de keukenkast haalde en naast twee zilveren theelepels op de tafel zette. Vervolgens zette Claire een bijpassende vergulde porselei- nen theepot en een roomkannetje tussen ons in en ging verse room uit de ijskast halen, die ze in een kleinere kan overschonk. Toen het water kookte, vulde Hilda de porseleinen theepot met het borrelende water uit de aluminium ketel en wachtte ze enke- le minuten voordat ze het kopje van haar moeder door een me-talen zee"e tot de helft volschonk met de getrokken thee. Daarna deed ze hetzelfde met mijn kopje. Zeg het de bijen.indd 27 02-06-14 17:14
28 Ik dronk eigenlijk nooit thee en evenmin lieten ze me thuis uit een !jn porseleinen kopje drinken, dus wachtte ik tot mijn gast- vrouw het porseleinen roomkannetje pakte en eerst mijn kopje en vervolgens het hare volschonk. ‘Dat maakt de thee minder bitter,’ zei ze terwijl ze de zoete room met haar zilveren lepeltje door de thee roerde en mij met haar blik aanspoorde hetzelfde te doen. ‘Pas op dat je niet met je lepeltje tegen het kopje stoot.’ ‘Waarom niet?’ ‘Dat is ongemanierd, jongen,’ zei mevrouw Straussman, ter- wijl ze haar lepeltje voorzichtig op het schoteltje achter haar kop- je in dezelfde richting als het oor legde. ‘Bovendien brengt het ongeluk.’ Hilda en Claire werden niet aan tafel uitgenodigd, maar ble- ven in de buurt om onze kopjes bij te vullen met dampende thee. ‘Is dit echt goud?’ herinner ik me mevrouw Straussman ge- vraagd te hebben toen ik het kopje naar mijn lippen bracht. Ver- baasd door mijn gedurfde vraag keek ik naar de vergulde rand van het kopje. ‘Tweeëntwintig karaat,’ antwoordde ze. ‘Daarom halen we het alleen uit de kast voor speciale gasten, jongeman.’ Ik was er een beetje trots op een ‘speciale’ gast te zijn van de hooghartige mevrouw Straussman – eigenlijk specialer dan haar twee eigen dochters, die tot persoonlijke bedienden gede- gradeerd leken te zijn. Als jongste in het gezin was ik nog nooit met zoveel egards behandeld. Toen ik na zoveel jaar opnieuw naar de theekopjes keek en het donkere vocht dat erin gevangen was, deed het me pijn het spiegelbeeld van de magere, oude man met bril die ik was gewor- den te verenigen met de onschuldige jongen die had genipt van die wonderlijk glanzende thee die ik zestig jaar geleden voor het eerst had gedronken. Ik weet niet hoe lang ik nog, als een schooljongen rondhan- gend in mijn herinneringen, naar dat verloren serviesgoed was Zeg het de bijen.indd 28 02-06-14 17:14
29 blijven staren als het dreigende gezoem van de bijen, dat me in de eerste plaats naar het huis van mijn buren had gebracht, ten slotte niet tot me was doorgedrongen. Op dat moment realiseer- de ik me dat het gezoem van de voorkant van het huis leek te komen.Opnieuw riep ik mijn buurvrouwen, terwijl ik behoedzaam langs de keukentafel de smalle donkere gang naar de woonkamer in liep. Vreemd genoeg werd de stank van zure melk steeds ster- ker. Met groeiende angst liep ik naar de voorkamer, waar ik de Bijendames tot mijn eindeloze verdriet eindelijk aantrof. Ze lagen als opgerolde vloerkleden op het glanzende parket en keken elkaar aan met lege, niet-ziende ogen. Vanaf de drempel van de woonkamer kon ik geen bloed of verwondingen zien op het lichaam van de vrouwen. Niets leek anders te zijn in de kamer, helemaal niets, behalve natuurlijk de Bijendames zelf, die met hun gezicht naar elkaar toe op hun zij lagen, met zilverkleurig plakband om hun polsen en enkels. Blijkbaar was er een rode zakdoek in hun mond ge- propt, die met nog meer zilverkleurig tape op zijn plaats werd gehouden. Tot mijn stijgende ontzetting zag ik dat de huid van beide dames een verontrustend grijsgroene tint had. Het duurde minstens een minuut voordat ik de eerste bij on- der de opening van de openhaard zag zoemen, en misschien weer een halve minuut voordat ik drie andere bijen zag kruipen over de ingelijste foto’s die keurig op een rijtje op de houten schoor-steenmantel stonden. Zeg het de bijen.indd 29 02-06-14 17:14