5 Inhoud Aanbeveling door dr. H. van den Belt 6 Inleiding 7 1. Dertigersentree – onafhankelijk 12 2. Dertigersdilemma – gezinsvorming 18 3. Dertigersroeping – de kerk heeft je nodig 23 4. Dertigersonrust – is dit het leven dat we willen leven? 32 5. Dertigersstrijd – over de raadsels van God 35 6. Dertigersvraag – wat is werken in Gods Koninkrijk? 40 7. Dertigersvreugde – tel je zegeningen 44 8. Dertigersdrukte – ik schiet tekort 48 9. Dertigersval – wie ben ik eigenlijk? 55 10. Dertigerszoektocht – hoe vind ik mijn balans? 63 11 . Dertigersgedachten – hoe zit het eigenlijk met God? 69 12. Dertigersles – ‘Het leven is een damp’ 76 1 3 . Dertigersrealiteit – een frommeltje in de tijd 85 1 4 . Dertigersexit – met verve een veertiger? 89 Nawoord 95
6 Aanbeveling Openhartig en autobiografisch vertelt Annemarie van Heijningen over de lotgevallen van dertigers. Ze schrijft over gezinsvorming, over teleurstellingen in Gods leiding en over de vergankelijkheid van het leven. Zij heeft het lef om de dingen die er echt toe doen bij de naam te noemen. Onder de humor en de overdrijving zit een diepe levensernst. Het boekje helpt verder omdat er veel goede theologie in verpakt zit: ‘Worstelen met Gods haarspeldbochten is niet ongepast; Hij kan het wel hebben.’ ‘In het Vaderhuis zal ontplooiing zijn, beweging, wervelende dynamiek.’ ‘Bij iedere verjaardag kruipt het cijfer omhoog richting Jezus.’ Zo geven de luchtige oneliners stof tot bezinning. Wie ernst met neerslachtigheid verwart, kan genoeg vinden om te bekritiseren, maar wie goed leest, herkent een soort ‘profetisch charisma’ waarmee de schrijver anderen de spiegel voorhoudt waar ze eerst zelf diep in gekeken heeft. Dr. Henk van den Belt, hoogleraar systematische theologie
12 1. Dertigersentree – onafhankelijk Het heeft wel iets, een dertiger te zijn. Wanneer je letterlijk de grens van twintiger naar dertiger bent overgestoken, valt het woord ‘dertig’ prima te gebruiken in pittige discussies met – bijvoorbeeld – de mensen die decennia geleden onze billen afveegden. ‘Mam, ik ben dértig!’ riep ik tegen mijn moeder, als ze eens een kritische opmerking lanceerde over mijn handel en wandel, en ik zwierde dat ‘dértig’ met flair de dialoog in. Dertig is een woord met nieuw elan en vraagt erom geëerbiedigd te worden, ook door de generatie boven ons. Ja, laten we het eerst even over hén hebben. De bevindelijk gereformeerde babyboomer Waar wij millennials worden genoemd vanwege ons opgroeien rond het millennium, zijn onze ouders de babyboomers: afkomstig uit de geboortegolf direct na de Tweede Wereldoorlog. Babyboomers hebben de oorlog niet meegemaakt, maar wel de gevolgen ervan ondervonden. Ze hebben hard gewerkt aan de opbouw van het land, zijn opgeklommen van armoede tot
13 welvaart. Ze wurmden zich los uit strakke keurslijven, baanden zich een weg naar anticonceptie, vrije seks en vrouwen op de arbeidsmarkt. Over deze ‘algemene babyboomer’ is al veel geschreven. Ik wil kort even inzoomen op een speciaal soort babyboomer, en wel de bevindelijk gereformeerde babyboomer (voor het gemak hieronder de bgb’er genoemd). Voor hen geen gedollemina, geen gebaasineigenbuik. De bgb’er hield zich strikt afzijdig van bovenstaand werelds rumoer, bouwde zorgvuldig aan een eigen zuil, reformatorisch, vrijgemaakt of iets van dien aard. Zaak was om met vaste tred het pad der deugd te blijven betreden van praat, gelaat, gewaad en gij geheel anders. En om de kinderen die vaak zonder enige geboortebeperking enthousiast het levenslicht zagen ‘in de voorzeide leer naar hun vermogen te onderwijzen of te doen onderwijzen’. Als je alles strikt reformatorisch houdt, van kraamhulp tot en met uitvaartondernemer, moet het goed komen met ons kroost, moeten deze bgb’ers hoopvol hebben gedacht. Maar, horrorscenario van de bovenste plank, toen lanceerde de boze himself het Wereld Wijde Web. In twintig jaar tijd een laptop op elke keukentafel, een smartphone in iedere broekzak.
14 Baas in eigen kast Het viel voor de bgb’ers niet mee om de vruchten van hun lendenen en schoot vrij te moeten laten in een losgeslagen samenleving. Hun kinderen maakten doorgaans andere keuzes dan ze zich bij het opgroeien hadden voorgesteld. Waar de meisjes zich in de jaren negentig hulden in tafelkleedachtige gewaden met servetten om hun nek van dezelfde geruite stof (merk: Jackpot), was een deel van hen rond hun twintigste niet meer in dat gareel te houden. Baas in eigen kledingkast, een dominee bleek ook maar gewoon een mens en de mythische macht van kerkenraadsleden brokkelde af. Bovendien ging een deel van de millennials kerkshoppen, kwam digitaal en analoog in aanraking met andere kerkverbanden en deelovertuigingen en leerde zo verder te kijken dan hun neus lang was. Opvoeden tot aan de kist Voor sommige bgb’ers waren dit soort dingen moeilijk te verteren. Ach, kon het altijd maar blijven zoals in de jaren negentig, de jaren van tafellaken en servet, van oorlellen zonder gaatjes, wangen zonder rouge en haren zonder verf.
15 Ik heb om me heen relaties tussen ouders en kinderen om hierboven geschetste situaties zien verkillen. Van korteharenstrijd en langebroekenoorlog, naar een verbeten zwijgen of oppervlakkig koetjes-en-kalfjes- gebabbel. Ik kende ouders die domweg niet konden dealen met het gegeven dat hun volwassen kinderen andere keuzes maakten dan zij oorspronkelijk voor ogen hadden. Er kon met scherp worden geschoten. ‘Als jij geen hoed draagt wanneer jullie je kind laten dopen,’ sprak een al te kordate schoonmoeder tegen een vriendin, ‘zijn wij niet bij de dienst aanwezig.’ Oh boy, wanneer stopt dit soort ouders met hun krampachtige pogingen op te voeden en bij te sturen? Bleven ze zich verantwoordelijk voelen tot hun laatste ademtocht en hun kroost ook al de leeftijd der sterken had bereikt? Die kant wilde ik niet op, wilde ik per se niet op. Heilig hekje Ik had al jong besloten onafhankelijk te zijn in mijn beslissingen. Rond mijn twintigste had ik daarbij hulp gezocht en gekregen. ‘Je leven is een tuintje’, zo leerde ik van mijn therapeut. ‘Plaats een hek om je tuin, kies met zorg de bloemen en struiken uit die je wilt planten. Dierbaren mogen best een mening hebben, zolang ze
16 maar achter dat hekje blijven en niet met hun handen in jouw tuintje gaan wroeten.’ Kijk, met dit soort adviezen kan een mens uit de voeten. Een hekje, hoe simpel kan het zijn. Geen muur, dan wordt je leven eenzaam en kil. Geen vrije in- en uitloop, dat komt je tuintje niet ten goede. Gewoon een gezellig hekje. Prima als je even komt kijken, een buurpraatje komt houden, me eens spontaan van een advies voorziet, maar hé, tot hiertoe en niet verder! Wanneer omstanders en dierbaren ineens geconfronteerd worden met zo’n hek, wordt er behoorlijk gesputterd. In het begin is het lastig om duidelijkheid te scheppen, om grenzen aan te geven. Maar ik ontdekte hoe bevrijdend en verhelderend het is op de lange termijn. Mijn hekje was (en is) mij heilig. Van tijd tot tijd markeerde ik de grens nog eens extra met witte waarschuwingsverf. ‘Mam, hou op zeg, ik ben dértig!’ Kijk, onze grijze (en hopelijk wijze) ouders mogen best een beetje patriarchaal zijn, ze hebben per slot van rekening een schat aan levenservaring. Het is fijn als ze waardevolle lessen aan ons kunnen overdragen. Ouders zullen in zekere zin altijd invloed blijven uitoefenen op hun kinderen, positief en negatief, bewust en onbewust. Maar het is wel zo gezond als verantwoordelijkheid
17 verandert in betrokkenheid. Hoera bgb’ers, jullie zijn vrij! De tijd van opvoeden is definitief voorbij. Doorgeknipte navelstreng Moet je te allen tijde in vol ornaat strijden voor je felbegeerde onafhankelijkheid? Je tuin bewaken als destijds de engelen de hof van Eden, met vlammend zwaard en al? Soms kun je ook een andere keuze maken. De vriendin van de doopdienst en de hoed wilde geen bonje in zo’n dankbare periode van geboorte en doop. Ze vond een hoofddeksel ergens in een vergeten hoekje en de voltallige familie was er getuige van hoe God het verbond bevestigt van kind tot kind. Voor dat moment wellicht de beste optie. De Bijbel roept ons op zachtmoedig te zijn, onszelf te verloochenen, een tweede mijl te gaan. Evengoed hoeven we niet grenzeloos en levenslang rekening houden met de wensen van de mensen met wie je een bloedband hebt. De Bijbel spreekt net zo goed over het verlaten van je vader en moeder, om (samen of alleen) een nieuw begin te maken. In de psychologie noemt men dit het doorknippen van de navelstreng. Zonder dat denkbeeldige knipje geen groei naar een persoonlijke zelfstandigheid.
18 ‘Jouw ouders hebben vast ook keuzes gemaakt die je opa’s en oma’s niet leuk vonden,’ aldus mijn psycholoog van destijds, ‘ieder volwassen geworden kind doet dat.’ Heerlijke eyeopener, helpend tegen kleine oprispingen van schuldgevoel. Ik heb ’m altijd onthouden. 2. Dertigersdilemma – gezinsvorming Ik had mijn tweede zoon naar school gebracht en wierp overdag verdwaasde blikken naar mijn lege nest. Hoe stond het met mijn kinderwens? Mijn droom was een handvol kroost, maar een droom is enkel theorie, woorden in een wolkje, zoete combinatie van verbeelding en verlangen. De teller stond al vier jaar lang op twee en ik schommelde heen en weer tussen verlangen en angst. Natuurlijk, een kind is een geschenk van God. We némen geen kinderen – en we máken ze ook niet. Maar we kregen wel een portie verstand en hebben als mens tot op zekere hoogte de hand in het tegenhouden van een zwangerschap. Bleef het in ons geval bij twee? Zo ja, waarom eigenlijk? En zo niet, was
19 ik stabiel en sterk genoeg om moeder van een drietal te zijn? En nog weer later van een viertal? Een vijftal? Het verlangen groeide en groeide, maar als ik een keer overtijd was raakte ik in paniek. Rond de geboorte van onze tweede hadden we lastige dingen meegemaakt die nog vers in mijn geheugen zaten. * Blijkbaar was ik er nog niet klaar voor. Baarangst Liefst wilde ik dus vijf kinderen, net zoals mijn ouders destijds kregen. En, als het me gegeven werd, ‘gespreid’: vroeg beginnen en laat eindigen. ‘Zolang er nog een maxi-cosi in je huis staat is het lente in je leven,’ hoorde ik ooit een vader zeggen. Een twintig jaar durende lente, daar zag ik wel wat in. Hoewel de maatschappij een gezin van vijf kinderen belachelijk groot vindt, kwam ik bij de reformatorische basisschool van onze jongens dagelijks oermoeders tegen: vrouwen die baarden, zoogden, zorgden, uitdijden en opnieuw baarden. Nummer zeven in zicht, nummer acht in aantocht. ‘Hoe dóen ze dat toch?’ vroeg ik me soms jaloers-verwonderd af, ‘zou ik dat óók kunnen?’ Ik hoopte erop maar betwijfelde het. * Ik kan het niet loslaten, KokBoekencentrum (2012).
20 Deze vrouwen hadden een girlpower die ik zelf niet leek te bezitten. Buiten deze subcultuur zijn er argumenten te over om je kinderaantal binnen de perken te houden. Van ‘meer dan drie passen er niet op de achterbank’ tot ‘wij kunnen het fysiek en/of mentaal niet aan’ en alles wat ertussen zit. Tegenwoordig wordt ook de verandering van het klimaat erbij gehaald. We spreken van ‘baarangst’ als we geen kinderen durven krijgen met het oog op het milieu. Om onze ecologische voetafdruk te verkleinen en de CO2-uitstoot te verminderen, zouden we ons niet zo enthousiast moeten voortplanten. Prins Harry vertelde onlangs in een interview dat hij en Meghan om deze reden maximaal twee kinderen willen. Kinderen voor de overkant Ieder argument heeft zijn eigen kern van waarheid. Feit is dat het grote gezin langzaam maar zeker uit de samenleving verdwijnt. Zelfs binnen de behoudend christelijke kerken heeft men dan eindelijk de pil ontdekt. Wij willen inmiddels óók een carrière. Zeggen net zo goed dingen als: ‘De muren komen op me af.’ Of: ‘Ik heb meer in mijn mars dan alleen het moederschap.’ Of: ‘Ik ben beslist een leukere moeder als ik daarnaast
21 ook nog mijn eigen ding mag doen.’ Het zal allemaal waar zijn, écht waar, maar mag ik toch een beetje porren in ons geseculariseerde getoeter? Durven we als christenen nog anders te zijn? Tegen de stroom in te roeien? Kinderen te krijgen ‘voor de overkant’, zoals Matthijn Buwalda dat zo prachtig zingt? Durven we het leven te zien in breder perspectief? Offers te brengen van tijd en geld, in de wetenschap dat een stabiel gezinsleven een kostbaar spoor zal trekken in de toekomstige generaties? Zelf was ik net zomin een toonbeeld van godsvrucht en vertrouwen. Ik drong nog lang niet met David door sterke benden en sprong evenmin met hem over hoge muren. Ik had de handen vol aan mijn gezin-van-twee en behoorde zowel fysiek als mentaal niet echt tot de krachtpatsers. En in mijn strijd tussen verlangen náár en angst vóór een nieuwe zwangerschap, was de angst nog altijd aan de winnende hand. Ik durfde niet. Nog niet. Vrij Twee schoolgaande kinderen. De vrije uren overdag boden nieuwe perspectieven. Wat ging het worden? Herintreden? Een opleiding volgen?
22 Meer werken of op termijn een hogere functie betekende meer geld, meer financiële zekerheid. Uiteraard was ik niet vies van een groter huis, duurdere kleding en royalere vakanties. Maar vóór alles wilde ik vrij zijn. Geen hijgende werkgever in mijn nek of loodzware hypotheek op mijn schouders. Ik wilde de ruimte hebben om mijn bijtaken in geval van nood à la minuut te kunnen cancelen, zodat mijn hoofdtaak (de zorg voor mijn gezin) per definitie op nummer één zou kunnen staan. Evengoed wilde ik wel graag iets omhanden hebben. Ik werd kerkvrijwilliger; meldde me aan bij de werkgroep vrouwenochtenden, ging in de redactie van het gemeentemagazine. Ik was er wekelijks een dag of twee mee zoet en verder was ik gewoon thuis. Snot afvegen, slaapkamers ontdoen van rondslingerende zooi, de vaatwasser in- en uitruimen. Hoewel niet erg indrukwekkend, kon ik me er doorgaans prima in vinden. Anderen leken meer te kunnen dan ik, konden naast hun taken binnen het gezin, op het werk en in de kerk zich ook nog ongans sporten. In mijn leven paste dat allemaal niet. Echtgenote zijn, moederen, poetsen, vrijwilligen en slapen, daarmee was mijn dagelijkse toebedeelde 24 uur tot de nok gevuld.
23 3. Dertigersroeping – de kerk heeft je nodig ‘O ja, de wijkouderling belde nog,’ meldde ik terloops aan mijn man, ‘hij moest jou hebben. Geen idee waarvoor.’ ‘Werkelijk? Dan denk ik dat ik op het lijstje sta.’ Het lijstje. In Gereformeerde Bondstaal kon dat maar één ding betekenen: dat je op de lijst stond voor een vacature in de kerkenraad. Ik verschoot van kleur, plantte mijn handen stevig in mijn zij en blies als wijlen Saulus dreiging en moord. ‘Dat ga je dus niet doen, hè. Ik wil echt niet de vrouw van een ouderling of een diaken zijn. Haha, het idéé dat jij op zondag in die stoffige kerkenraadsbank zit met een pák aan. En dat je aan het begin van de dienst met die colonne pinguïns achter elkaar aan de kerk komt binnenmarcheren. Reken er maar op dat ik onbedaarlijk de slappe lach zal krijgen, iedere zondag weer. En oude mensen bezoeken is al helemaal niks voor …’ ‘Hoor eens even hier,’ onderbrak Michel nijdig mijn tirade, ‘ik geloof dat er nog altijd Iemand boven staat, ja? Als de kerk mij nodig heeft, wil ik daar op z’n minst serieus over kunnen nadenken