Bijbel in vertellingen BWbijbelinvertellingen(cor).indd 1BWbijbelinvertellingen(cor).indd 1 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
Uw woord is mij een lamp voor mijnen voet, Mijn pad ten licht, om ’t donker op te klaren. Ik zwoer, en zal dit met een blij gemoed Bevestigen, in al mijn levensjaren, Dat ik Uw wet, die heilig is en goed, Door Uw genâ bestendig zal bewaren. Psalm 119:53 BWbijbelinvertellingen(cor).indd 2BWbijbelinvertellingen(cor).indd 2 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
BWbijbelinvertellingen(cor).indd 3BWbijbelinvertellingen(cor).indd 3 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
Bijbel in vertellingen G. Ingwersen Eerder verschenen sinds 1941 30 drukken met het ISBN 90338 24450. ISBN 978-90-8897-312-3 NUR 240 c-NUR 010 Ontwerp omslag: Marcel Flier Opmaak binnenwerk: Andries Mol Herziening taalgebruik: Mevr. G.C. van Kooten-Coster © 2022 UITGEVERIJ GROEN - LEEUWARDEN Alle rechten voorbehouden. Groen is onderdeel van Royal Jongbloed Publishing. www.royaljongbloed.com BWbijbelinvertellingen(cor).indd 4BWbijbelinvertellingen(cor).indd 4 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
Ten geleide 11 Inleiding 12 OUDE TESTAMENT 13 Genesis De schepping 15 De mens 17 De rustdag. Het paradijs 18 Het proefgebod 18 Adam geeft de dieren namen 19 De vrouw geschapen 19 De zonde 20 Gods genade 23 Geloof 24 Geloof en ongeloof 25 Oordeel en behoud 28 De vernieuwde aarde 32 De zonen van Noach 33 Na de vloed 34 De roeping van Abram 35 Abram en Sarai in Egypte 37 Scheiding tussen Abraham en Lot 38 Lot gevangengenomen 40 Abram bevrijdt Lot 40 De Heere alleen maakt Abram rijk 42 Vernieuwing van de belofte 43 Sluiting van het verbond 43 Hagar 46 Hagar vlucht 47 Vader van de volken 48 De besnijdenis 49Belofte aan Sara 49 De Heere bezoekt Abraham 50 Abrahams voorbede 52 De engelen in Sodom 53 Lot gered. De vrouw van Lot 54 Izak geboren 56 Izak en Ismaël 56 God zorgt voor Hagar en Ismaël 57 Abrahams geloof beproefd 58 Abrahams geloof overwint 59 God kiest 60 lzaks huwelijk 61 Rebekka 62 De keuze van Rebekka 64 Jakob en Ezau. Het eerst- geboorterecht 65 Het bedrog. Jakob gezegend 68 Ezau gezegend 69 Ezau wil Jakob doden 70 Jakob blijft gezegend 71 Bethel 72 In Haran 73 Bij Laban 74 Jakob vlucht 76 Jakobs zonden 77 Pniël 78 Jozef 79 Jozefs dromen 79 Jozef in de kuil 81 Jozef verkocht 81 Jozef naar Egypte 82 Jozef in de gevangenis 83 INHOUDSOPGAVE BWbijbelinvertellingen(cor).indd 5BWbijbelinvertellingen(cor).indd 5 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
De bakker en de schenker 84 Farao’s dromen 85 De broers in Egypte 87 Juda, de borg 89 Jakob naar Egypte 93 Jakob in Egypte 94 Dood van Jozef 95 Exodus Israël verdrukt 96 Mozes 97 Mozes bezoekt zijn volk. Zijn vlucht 98 De brandende braambos 99 Wondertekenen 100 Mozes bij Farao 101 Mozes doet wondertekenen bij Farao 102 De eerste plaag 102 Meer plagen 103 De laatste plaag. Het paaslam 106 De uittocht 108 Naar de woestijn 108 Het pad door de zee 109 Ondergang van de Egyptenaren 110 Onder Gods hoede. In Mara 111 Het brood uit de hemel 112 Het volk twist met Mozes 114 De Amalekieten verslagen 114 Sinaï 115 Het verbond. De wet 116 De Engel van het verbond 117 Het bloed van het verbond 118 Het verbond gebroken 119 Mozes, de middelaar 119 De Heere woont bij Zijn volk 121 De tabernakel 121 Numeri De verkenners 123De middelaar 125 Opstand 125 De straf 126 Het offer 127 Meriba 128 De koperen slang 129 Bileam 130 Deuteronomium Afscheid van Mozes 136 De dood van Mozes 137 Jozua Jozua zendt verkenners naar Jericho 137 Door de Jordaan 139 Gilgal 141 Voor Jericho 141 Inneming van Jericho 142 Ai 144 Ai ingenomen 145 De Gibeonieten 146 Jozua verlost de Gibeonieten 148 De dood van Jozua 149 Richteren De richters 150 Debora en Barak 151 Gideon 156 Jefta 168 Simsons geboorte aangekondigd 173 Simson verslaat een leeuw 175 Simson doodt dertig Filistijnen 176 Simsons wraak 178 Simson door zijn volk over- geleverd 179 Simson, de richter 180 Simson in Gaza 181 Simson verraadt zijn nazireeër- schap 183 BWbijbelinvertellingen(cor).indd 6BWbijbelinvertellingen(cor).indd 6 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
Simsons berouw 186 Simson in Dagons tempel 186 Simson overwinnaar 187 Ruth Naomi 188 Ruth kiest 190 Naomi terug in Bethlehem 190 Boaz 191 De losser 193 Boaz, de losser 194 Obed 196 Samuel De wegbereider 197 Samuel 198 Lofzang van Hanna 200 Samuel dient in de tabernakel 200 Samuel geroepen 201 De ark ontwijd 203 Eli’s dood 205 De ark bij de Filistijnen 205 De ark terug 206 Israël bekeert zich 207 Geef ons een koning 208 Saul 209 Saul tot koning gezalfd 211 Saul, de koning 212 Samuels afscheid 213 In Gilgal 214 In de proef bezweken 214 Jonathans geloofsmoed 216 Sauls dwaasheid 217 De Heere is boos 218 Tweede proef 219 Verworpen 220 Samuel naar Bethlehem 222 De koning naar Gods hart 223 David aan het hof 225 Israël in nood 226David, de verlosser 228 David in Sauls dienst 231 Jonathan 232 Saul probeert David te doden 233 David vlucht 235 David en Jonathan 236 David de vluchteling 238 David in Gath 239 De spelonk van Adullam 240 Saul doodt de priesters 241 Jonathans afscheid 243 In de woestijn Zif. David gered 244 In de woestijn van Engedi 245 David zoekt vrede met Saul 247 Nabal en Abigaïl 248 Saul opnieuw gespaard 251 De laatste waarschuwing 253 David in Ziklag 253 Saul in Endor 255 David bij Achis 258 Ziklag verwoest 259 Sauls dood 262 Davids rouw 263 David, de koning 264 Voorspoed en zegen 264 De ark naar Jeruzalem 265 De ark bij Obed-Edom 267 Michal 267 Gods verbond met David 268 Davids zonde en boete 270 Absalom 273 Absaloms verraad 274 David vernederd 275 Simeï vervloekt David 277 Achitofels raad verworpen 278 Absaloms dood 280 Davids droefheid 284 Salomo tot opvolger benoemd 286 Profetie van de grote Koning 286 BWbijbelinvertellingen(cor).indd 7BWbijbelinvertellingen(cor).indd 7 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
Koningen Salomo’s keuze 287 Salomo’s wijsheid 288 De tempel 290 Salomo’s gebed 292 Salomo’s zonde 292 De straf over Salomo’s zonden 293 Jerobeam 294 Rehabeam 295 De scheuring van het rijk 295 Beeldendienst 297 Jerobeam gewaarschuwd 298 De ongehoorzame profeet 299 Het oordeel over Jerobeam 302 Rehabeam 304 Asa 305 Elia 310 Elia aan de beek Krith 311 De weduwe in Zarfath 312 Elia en Obadja 314 Op de Karmel 316 De Heere is God 319 Regen 320 Elia in de woestijn 321 De wijngaard van Naboth 322 Het oordeel 324 Elia en Ahazia 326 Elia opgenomen in de hemel 331 De spottende jongens van Bethel 332 Naäman 333 Gehazi 337 Elisa en de Syriërs 339 Samaria bevrijd 344 Jehu 351 Athalia en Joas 362 Jona Jona 368 Jona naar Ninevé 372 Koningen en Kronieken Ondergang van het tienstammen- rijk 375 De Samaritanen 376 De afval in Juda 377 Hizkia 378 Juda is bang 379 Hizkia’s ziekte 381 Jeruzalem verlost 383 Hizkia’s hoogmoed 384 Manasse 385 Josia 386 Het oordeel over Juda 387 Ondergang van Juda 390 Gods verbond blijft 391 Profetieën De profeet Ezechiël 392 Daniël en zijn vrienden 393 Nebukadnezars droom 395 Het gouden beeld 401 Nebukadnezar vernederd 404 Belsazar 406 De hand aan de muur 407 Daniël in de leeuwenkuil 411 Gebed van Daniël 417 De terugkeer (Ezra) 418 De tempel herbouwd 419 Nehemia’s gebed 421 De stadsmuur opgebouwd 424 Vasthi verdreven 425 Esther koningin 426 Na de ballingschap (Maleachi) 435 NIEUWE TESTAMENT 437 Inleiding 438 De Evangeliën Zacharias 439 Voorspelling aan Maria 441 BWbijbelinvertellingen(cor).indd 8BWbijbelinvertellingen(cor).indd 8 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
Johannes geboren 443 Lofzang van Zacharias 444 De Zaligmaker geboren 445 De boodschap aan de herders 448 De engelenzang 449 Simeon 451 De wijzen uit het oosten 453 De kindermoord 456 Het Kind Jezus 457 Jezus in de tempel 459 Prediking van Johannes 461 De Heere Jezus gedoopt 463 De verzoeking in de woestijn 464 De discipelen geroepen 469 De bruiloft in Kana 473 Nicodemus 476 De Samaritaanse vrouw 482 De zoon van de hoveling genezen 490 In Nazareth 493 Vissers van mensen 496 Heer van de sabbat 499 Een genezing op de sabbat 501 De hoofdman van Kapernaüm 503 De berouwvolle zondares 507 De storm op zee gestild 511 De bezetene van Gadara 514 De jongen in Naïn opgewekt 518 De Bergrede 520 Een melaatse gereinigd 524 Jezus geneest een verlamde 526 Gelijkenis van de zaaier 529 Het onkruid in de akker 532 De schat in de akker. De parel van grote waarde 533 Het visnet 534 Jezus in Bethesda 535 Jaïrus en de zieke vrouw 539 Johannes de Doper gevangen- genomen 544Dood van Johannes 547 De Kanaänitische vrouw 550 De wonderlijke spijziging 554 De Heere bidt 558 Jezus wandelt op de zee 559 De verheerlijking op de berg 561 De genezing van een bezeten jongen 565 In Jeruzalem op het Loofhutten- feest 569 De barmhartige Samaritaan 570 De blindgeborene 575 Het Licht der wereld 578 De goede Herder 580 Jezus zegent de kinderen 582 Eén ding is nodig 585 Lazarus opgewekt 587 De gelijkenis van het grote Avond- maal 593 De gelijkenis van de verloren zoon 596 De gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus 602 De gelijkenis van de onbarm- hartige dienstknecht 606 De Heere reist naar Jeruzalem 609 Bartimeüs 610 Genezing van tien melaatsen 614 Zacheüs 616 Intocht in Jeruzalem 620 De tempelreiniging 624 De gelijkenis van de slechte landbouwers 626 De wijze en de dwaze meisjes 629 De zalving door Maria 632 De Paasmaaltijd 635 De voetwassing 636 Judas weggestuurd 638 Het Avondmaal ingesteld 640 Petrus gewaarschuwd 641 BWbijbelinvertellingen(cor).indd 9BWbijbelinvertellingen(cor).indd 9 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
Gethsémané 642 Gevangengenomen 644 Jezus veroordeeld door de Joodse Raad 646 Door de dienaren mishandeld 648 Petrus verloochent de Heiland 649 De Heere voor Pilatus en Herodes 652 Naar Golgotha 659 Op Golgotha 659 Gestorven 664 Begraven 665 Paasfeest 666 De verschijning aan Maria Magdalena 671 De verschijning aan de Emmaüs- gangers 673 Zie Mijn handen en Mijn voeten 677 Thomas 679 De verschijning aan de zee van Tiberias 681 Handelingen De hemelvaart 686 Pinksterfeest 688 De gemeente 692 Genezing van een kreupele 692 Petrus en Johannes voor de Raad 695 Ananias en Saffira 696 Stefanus 699 De gemeente vervolgd 702 Filippus en de kamerling 703 Saulus bekeerd 707 Wonderen in de gemeente 713 Cornelius 713 Jakobus gedood 719 Petrus gevangengenomen 719 Petrus verlost 720 Herodes gestraft 724 Uitzending van Barnabas en Paulus 725Eerste zendingsreis van Paulus 726 Tweede zendingsreis 729 De duivel uitgeworpen 731 De gevangenbewaarder 733 Naar Jeruzalem 738 Paulus voor Festus en Agrippa 745 Naar Rome 750 Schipbreuk 752 Op Malta 758 Paulus in Rome 759 Openbaring van Johannes De openbaring aan Johannes 760 De draak overwonnen 763 Het beest uit de zee 764 Het Lam en de zaligen 767 Het oordeel 767 De overwinning 768 De nieuwe hemel en de nieuwe aarde 770 Over de auteur en de Bijbel in vertelling en beeld 775 BWbijbelinvertellingen(cor).indd 10BWbijbelinvertellingen(cor).indd 10 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
11 TEN GELEIDE Uit de nood der tijden is dit boek geboren. Wie voelt zijn hart niet branden van verlangen om in deze nood troost en leiding te ontvangen, door een woord dat onze harten bemoedigen en sturen kan? Dat kan alleen het Woord van God zijn, en slechts het hart dat naar dat Woord luistert, zal werkelijk getroost zijn. Aan het Woord van God heeft het hart van een mens in deze dagen meer dan ooit behoefte. ‘Tot de Wet en tot de Getuigenis’, heeft Jesaja in zijn tijd gezegd. ‘Zo zij niet spreken naar dit Woord, het zal zijn dat zij geen dageraad zullen hebben.’ De meerderheid van ons volk kent dit Woord niet meer. Duizenden zijn er die Gods Naam alleen nog maar kennen uit een vloek of van satire. Duizenden die van de Bijbel nog nooit gehoord hebben. Duizenden die, als zij nog iets van de Bijbel weten, alleen maar wat namen kennen en verhalen, zonder diepere betekenis; zonder dat zij daarin de Zaligmaker gevonden heb - ben. Terug naar de Bijbel, zegt de Heere ook tegen ons volk. Naar de Bijbel, als het Woord van God, dat spreekt van onze ongerechtigheid en van Zijn liefde en ontferming in het geven van Zijn Zoon, tot redding van de wereld. Tot redding ook van ons volk. Dit boek wil proberen in vertellingen ons volk de Bijbel te laten begrijpen. Het wil proberen iets te laten zien van de liefde van God in de belofte en in de ver - vulling. Het wil iets laten zien van onze eigen onmacht en verlorenheid, iets van de barmhartigheid van onze Zaligmaker in Zijn leven en sterven. Mag het zo velen tot zegen zijn. G. Ingwersen BWbijbelinvertellingen(cor).indd 11BWbijbelinvertellingen(cor).indd 11 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
Dit boek gaat ons uit de Bijbel vertellen. De Bijbel is het Woord van God. Elke keer als we eruit lezen of vertellen, spreekt God tot ons. God zegt ons in Zijn Woord Wie Hij is en wie wij zijn. Wie Hij voor ons wil zijn, en wie wij voor Hem moeten zijn. Hij vertelt ons waar de mens vandaan komt en waar hij heen gaat. Dat kan niemand ons vertellen behalve God. Luister eerbiedig naar wat God ons vertelt. BWbijbelinvertellingen(cor).indd 12BWbijbelinvertellingen(cor).indd 12 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
OUDE TESTAMENT BWbijbelinvertellingen(cor).indd 13BWbijbelinvertellingen(cor).indd 13 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
BWbijbelinvertellingen(cor).indd 14BWbijbelinvertellingen(cor).indd 14 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
15 De schepping GENESIS 1:1-25 Eerst schiep God de hemel. Dat is Zijn woonplaats. Daar staat Zijn troon en daar zijn de duizenden blinkende engelen. In de hemel is het altijd licht. Daar is vrede en vreugde. Daarna schiep God de aarde. De hemel en de aarde behoren bij elkaar. Dat mogen we nooit vergeten. We hebben de hemel nodig, waar God woont met Zijn heerlijke engelen. Toen God de aarde geschapen had, zag die er heel anders uit dan nu. Ze was woest en leeg en het was er heel donker. Maar God werkte aan die vormloze aarde. Want Hij kan in het donker zien en werken. Voor Hem is het donker even helder als het licht. Toen heeft God het licht geschapen. Hij heeft het zó gemaakt, dat duisternis en licht elkaar afwisselen. Het licht noemde God dag en de duisternis noemde Hij nacht. De dag heeft God ge - maakt voor de mensen om te werken, en de nacht om te rusten. Als wij op God vertrouwen, hoeven we in de donkere nacht niet bang te zijn. Want God waakt over ons. Hij slaapt nooit en gebiedt ook in de nacht Zijn engelen om over ons de wacht te houden. Hij laat het ’s morgens weer licht worden. Dan zijn we blij en danken we Hem dat Hij in de nacht zo trouw over ons gewaakt heeft. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest. De eerste dag was voorbij. Op de tweede dag werkte God verder. Hij maakte om de aarde heen de lucht. Wat is de lucht hoog en ver! En daarboven is de hemel, waar God woont. Nu was er veel veranderd op de aarde. Het was er niet meer woest en donker. Maar er groeide nog niets en er waren nog geen dieren. Die konden er ook niet op leven, want het water stroomde nog overal over het land. Daarom heeft God op de derde dag gezegd dat de aarde droog moest worden. Zo gebeurde het. Het droge noemde God aarde, en de samengestroomde wateren noemde Hij zeeën. God maakte de hoge bergen, waar de beekjes vanaf stromen. De beekjes vor - men samen de rivieren, die naar de diepe zee stromen. BWbijbelinvertellingen(cor).indd 15BWbijbelinvertellingen(cor).indd 15 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
16 Als we de hoge bergen zien, begrijpen we er iets van hoe machtig God is. Zo vast en onbeweeglijk als de bergen zijn, zo sterk en onveranderlijk is God ook. Hij blijft altijd Dezelfde. Nu de aarde droog was, kon er iets op groeien. Dat gebeurde dezelfde dag nog. God liet op die dag het gras, het mos, de bloemen, de bomen en de struik en uit de aarde opkomen. Wat werd de aarde nu mooi! Het was alsof God er een prachtig kleed over legde. Daar stonden de fiere bomen met hun kruinen hoog in de lucht, en de kleine plantjes in het gras. Bloemen van allerlei kleuren en vormen geurden. God schiep de ene nog mooier dan de andere. Nu was de aarde een tuin vol heerlijkheid en pracht! Maar niet alleen had God alles mooi gemaakt. Hij had het ook zo gemaakt dat er eten groeide voor de dieren en de mensen die God nog maken zou. En het groeien zou nooit ophouden. Want nadat de gewassen bloeien, komt er altijd zaad in voor de nieuwe planten. Zo zou er altijd eten zijn. Hoe wijs heeft God dit alles gemaakt! Onpeilbaar diep zijn Zijn gedachten. En hoe dankbaar moeten wij zijn, dat God zo wonderlijk voor ons zorgt! De derde dag was voorbij, de vierde kwam. Nu schiep God de zon, de maan en de sterren. Hij bepaalde voor ieder de tijd waarop ze haar licht zouden geven: de zon overdag, de maan en de sterren ’s nachts. Hij maakte niet alleen dag en nacht, maar ook lente en zomer, herfst en win - ter. Daar lag nu de aarde met dat prachtige kleed bedekt, en daarboven boog zich de mooie blauwe lucht. Overdag straalde de zon, ’s nachts glansde de maan en fonkelden de sterren. Als de bomen, de bloemen en de sterren een stem had - den, dan zouden ze gezegd hebben: ‘God is machtig! God is wijs! Hij heeft ons heerlijk gemaakt!’ Ze kunnen daarentegen niet spreken. Maar met hun bloeien, geuren en schitte - ren zeggen ze ons: ‘God is rijk en wijs en machtig!’ Toen kwam de vijfde dag. Opnieuw sprak God, en plotseling begon in het water iets te bewegen. Vissen kwamen er, grote en kleine. Ze hadden prachtige kleuren en wonderlijke vormen. Sommige zwommen langzaam en majestueus, andere schoten als een pijl door het water. En luister! In de lucht bewoog ook iets. Vogels vlogen omhoog in de lucht. Ze BWbijbelinvertellingen(cor).indd 16BWbijbelinvertellingen(cor).indd 16 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
17 zweefden daar rond, gedragen op hun vleugels. Hoe wonderlijk mooi waren de vogels en hoe heerlijk was hun lied! Ze zongen ieder op zijn eigen wijs. God zag en hoorde alles. Hij zag dat het zeer goed was. Maar het ging nog mooier worden. Want op de zesde dag schiep Hij de viervoetige en de kruipende dieren. Hij maakte de grote olifant en het kleine konijntje, de reusachtige slang en het nietige torretje, de sterke leeuw en het zwakke hert. Hij riep ze, en alle dieren kwamen. Nu was het niet meer stil op de aarde. Het leefde en bewoog overal. De leeuw brulde, het paard hinnikte, de haan kraaide, de vogels floten, het was één groot feest. En alle dieren leefden in vrede met elkaar. God zag opnieuw hoe goed alles was wat Hij gemaakt had. Hij was heel blij met Zijn schepping. De mens GENESIS 1:26-31 Maar God zag ook dat er nog niemand op de aarde was die Hem kende en lief - had. Niemand die Hem danken kon met woorden. Toen zei God: ‘Nu ga Ik het prachtigste van alles maken, Ik ga een mens maken. Die zal mooier zijn dan de mooiste bloem, edeler dan het edelste dier. Die mens zal op Mij lijken, hij zal Mij kennen en Mij liefhebben. Hij zal Mij danken en Mijn lof zingen op een andere wijze dan de bloemen, de dieren en de sterren.’ Omdat de mens zo heel anders moest worden, maakte God hem ook op een heel bijzondere manier. Hij nam stof van de aarde en vormde daaruit een lichaam. Een levend lichaam, want Hij blies in de neusgaten Zijn eigen adem, zodat de ogen konden zien, de oren konden horen, de mond kon spreken, de handen konden grijpen en de voeten konden lopen. Het was een wonder! Maar het grootste wonder was dat de mens kon dénken. Dat hij vertellen kon wat hij dacht, en kon kiezen tussen goed en kwaad. Daarin leek de mens op God. Zo werd de mens naar het beeld van God gemaakt. Nu was God klaar met Zijn schepping. Alles was mooi en goed, en de mens mocht er koning over zijn. Alles wat op en in de aarde was, had God voor de mensen gemaakt. De mens moest natuurlijk God dienen en gehoorzamen, want de schepping is Gods werk en Zijn eigendom. De mens mocht met die mooie aarde doen wat God wilde. Wat was de mens nu rijk en gelukkig! BWbijbelinvertellingen(cor).indd 17BWbijbelinvertellingen(cor).indd 17 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
18 De prachtige aarde was voor hem. Hij mocht van alles genieten. God had hem lief en zorgde voor hem. Dat was een volmaakt, heerlijk leven! De rustdag. Het paradijs GENESIS 2:1-15 De zevende dag werd een heel bijzondere dag. Op die dag heeft God gerust. God zag op die dag al Zijn werk. Hij verheugde Zich erin en genoot ervan. Toen heeft God die dag tot een feestdag gemaakt. Op de zevende dag mag ook de mens rusten van zijn werk. Hij mag dan heel dicht bij God zijn om Hem nog beter te leren kennen. Op die dag laat God de mens nog meer van Zijn liefde zien en mag hij genieten. Zo is de zevende dag voor de mens de mooiste van alle dagen geworden. De Heere God had voor de mens een hof geplant waarin hij wonen mocht. Prachtig was het daar. Midden in de hof stond de boom des levens. Ook stond daar de boom van de kennis van goed en kwaad. Er stroomde een rivier door de hof die vier armen had, zodat er nooit gebrek aan water was. In de grond was goud en edelgesteente. De mens bewerkte de hof. De Heere God liet de zon schijnen en maakte de grond nat door de dauw, zodat alles voorspoedig groeide. Maar de mens moest de hof niet alleen bebouwen, hij moest die ook bewaren. Zo leefde hij daar gelukkig en in vrede. Hij genoot van alles wat God geschapen had. Het meest genoot hij van Gods liefde en gunst. De mens moest zorgen dat er niets in de hof kwam dat schade aan kon richten aan Gods mooie werk. Als hij gehoorzaam bleef aan de Heere God, dan zou het leven zo heerlijk blij - ven, ja zelfs nóg heerlijker worden. Het proefgebod GENESIS 2:16-17 Nu moest de mens ook laten zien dat hij de Heere God liefhad en Hem alléén wilde gehoorzamen. Daarom gaf de Heere God hem een gebod. Dan kon de mens laten zien dat hij echt God wilde dienen. ‘U hebt de vrijheid om van alle bomen te eten. Maar van die ene boom mag u niet eten. Als u daarvan eet, zult u sterven,’ zei de Heere God tegen Adam, toen BWbijbelinvertellingen(cor).indd 18BWbijbelinvertellingen(cor).indd 18 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
19 Hij Adam de boom van de kennis van goed en kwaad aanwees. Nu moest de mens kiezen, vóór of tegen God. Als hij naar die verboden boom keek, zag hij er niets verkeerds aan. De vruchten zagen er heel goed uit. Maar God had gezegd: ‘Niet goed om van te eten.’ En God alleen weet wat goed is. Als Adam vóór God koos, zou hij eeuwig leven en gelukkig zijn. Maar als hij tegen God koos, zou God boos zijn en hem straffen. Dan zouden alle vrede en blijdschap weg zijn. Dan zouden de mens, de aarde en de dieren ongelukkig zijn. Als de mens onge - hoorzaam was, zou hij sterven! Wat hing er enorm veel van af of hij gehoorzaam bleef. Maar midden in de hof stond ook die andere boom. De boom des levens! Daarvan mocht hij wél eten. Zolang hij van die boom mocht eten, zou hij de Heere God steeds meer liefhebben en steeds zekerder geloven dat Hij alleen weet wat echt is en goed. Zijn geluk zou steeds groter worden. En uiteindelijk zou hij voor eeuwig bij God zijn. Adam geeft de dieren namen GENESIS 2:18-20 De Heere God had al de dieren bij Adam gebracht om te zien hoe hij ze zou noemen. Zoals Adam ze noemde, zo zou hun naam zijn. Toen Adam al die dieren zag komen en goed naar ze keek, begreep hij nog beter hoe wonderlijk God alles gemaakt had. Geen twee dieren waren hetzelfde. Niet alleen zagen ze er vanbuiten verschil - lend uit, maar ze hadden ook ieder hun eigen karakter. De leeuw was dapper. De vos was slim. De olifant was sterk. Het paard was trots. Toen Adam dat allemaal zag, wist hij ook welke naam hij hun zou geven. Zo verstandig had God hem gemaakt. Toch miste Adam nog iets. Hij was de enige mens op aarde en had niemand met wie hij samen kon spreken. Daardoor begon Adam te voelen dat hij alleen was. De vrouw geschapen GENESIS 2:21-25 Maar de Heere God liet hem niet alleen. God wilde dat de mens volmaakt geluk - kig zou zijn. Daarom wilde Hij hem iemand geven om mee te spreken, mee te werken en om mee te genieten van alles wat God hem had gegeven. BWbijbelinvertellingen(cor).indd 19BWbijbelinvertellingen(cor).indd 19 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
20 Hij wilde hem zijn vrouw geven. De Heere God liet Adam in een diepe slaap vallen. Toen nam Hij een van zijn ribben en maakte daarvan een vrouw. Toen Adam wakker werd, gaf God hem zijn vrouw. Wat was Adam nu rijk! Nu had hij iemand met wie hij kon spreken en die blij en gelukkig met hem was. Hoeveel heerlijker was nu het paradijs! Iets van die heerlijkheid is nog steeds te vinden in elk huis waar man en vrouw met elkaar over God spreken. Daar woont het geluk. Adam en zijn vrouw waren volmaakt gelukkig. God was bij hen met Zijn liefde en genade. Ze hielden van elkaar. Ze konden samen danken en zingen voor God. Ze hadden alles wat ze nodig hadden. Samen verzorgden zij hun schitterende hof en bewaarden die voor God. Alles konden ze elkaar vertellen. Ze hoefden niets voor elkaar te verbergen, omdat er geen lelijke gedachten in hun hart waren. Daar was alleen liefde en reinheid. Daarom konden ze ook naakt zijn, zonder dat ze zich schaamden. Want God had hun lichamen prachtig gemaakt. Als ze naar elkaar keken, dachten en voelden ze geen zondige dingen. Niets hinderde hun geluk. Er was geen ziekte of gebrek, geen ruzie of oorlog. Alles om hen heen was vrede en een volmaakt heerlijk leven. Zo heerlijk was het leven in het paradijs! De zonde GENESIS 3:1-8 Op een dag was de vrouw in de hof bezig. Ze praatte tegen de dieren die daar rondliepen. Ze aaide de dieren, die allemaal haar vrienden waren. Zij bewonder - de hun mooie vormen en kleuren. Op die dag gebeurde er iets vreemds. Een slang begon tegen haar te spreken, precies zoals een mens spreekt. Wat zal de vrouw verbaasd geweest zijn! De slang kon spreken! Wie had hem dat geleerd? Zij niet, en Adam ook niet. Wie dan? De Heere God misschien? De slang zei: ‘Wat heeft God gezegd? Dat u van al die bomen niet mag eten?’ O, nu kon de vrouw het wel horen. Dat had God de slang niet leren zeggen, want de slang loog. Maar wie dan? Wie was er nog meer? De vrouw kon het wel weten. God had immers gezegd dat ze de hof voor Hem moesten bewaren. Want er was iemand die het mooie werk van God kapot wilde maken. BWbijbelinvertellingen(cor).indd 20BWbijbelinvertellingen(cor).indd 20 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
21 Dat was de duivel! Eens was de duivel een heerlijke engel. God had hem heel machtig gemaakt. Maar hij wilde God niet gehoorzamen. Hij wilde aan God gelijk zijn. Toen had God hem uit de hemel verdreven. Daarom haatte hij God en alles wat Hij gemaakt had. In zijn woede wilde hij Gods prachtige schepping verknoeien. Als ik de mensen ongehoorzaam kan maken en ze aan mijn kant kan krijgen, dan heb ik het gewonnen, dacht de duivel. Daarom gebruikte de duivel de slang. Die liet hij zijn verzinsels spreken tegen de vrouw. Had de vrouw nu maar direct gezegd: ‘Zwijg! Ik mag en wil niet naar je luisteren, want je liegt!’ Dan had de slang moeten zwijgen. De vrouw was namelijk de koningin en kon hem bevelen. Maar dat deed ze niet. Zij ging de slang antwoord geven. Ze zei: ‘Dat heeft God niet gezegd. Hij zei dat we van alle bomen mogen eten. Alleen van die ene boom niet. Als we daarvan eten, moeten we sterven.’ Vreselijk! Hoe kon de vrouw over God spreken met de slang die door de duivel onderwezen was. De slang werd nu nog brutaler. Hij zei: ‘Sterven? Nee hoor. U zult niet sterven. Dat zegt God maar om u bang te maken. Hij wil niet dat u van die boom eet, omdat u dan net zo zult worden als God. Dan hoeft u niet meer naar God te luisteren om te weten wat goed en wat kwaad is. Dan weet de mens het zelf.’ Hoorde de vrouw wel welke slechte dingen de slang zei? Hij durfde te zeggen dat God gelogen had! Waarom bestrafte de vrouw de slang niet, nu hij zo durfde te spreken? Ze begon na te denken over zijn woorden. Net als God zijn? Niet meer aan God hoeven te vragen wat ze wel en wat ze niet mocht doen? Het zelf te kunnen zeggen? Dat leek haar wel mooi. Ze keek naar de verboden boom. Zij zag er niets verkeerds aan. ‘Sterven zul je,’ had God gezegd. Van die prachtige vruchten? Nee, dat geloofde de vrouw niet meer. Dat had God maar gezegd om hen bang te maken. Ze stak haar hand uit. ‘Als je eet, zul je sterven,’ had God gezegd. ‘Als je eet, zul je gelukkig worden,’ zei de duivel. De vrouw plukte een vrucht van de boom. BWbijbelinvertellingen(cor).indd 21BWbijbelinvertellingen(cor).indd 21 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26
22 ‘Niet goed om te eten,’ had God gezegd. ‘Wel goed om te eten,’ zei de duivel. Toen koos ze. Tegen God. Vóór de duivel. Ze at! Ze gaf Adam van de vrucht. En hij at ook! De zonde was gedaan! Het was of het ineens nacht om hen heen was. De zon scheen nog en de vogels zongen nog wel – maar de blijdschap, de vrede en het geluk waren wég! Daar stonden ze, en ze keken vol schrik naar elkaar. Ze waren ongehoorzaam geweest. Ze hadden gezondigd! Ze hadden zichzelf ongelukkig gemaakt. Adam en zijn vrouw sloegen hun handen voor het gezicht. Zij durfden niet meer naar elkaar te kijken. Wat een zondige, onreine gedachten waren daar ineens in hun hart. ‘We zijn naakt,’ fluisterden ze beschaamd. ‘We moeten ons lichaam bedekken.’ Toen trokken ze bladeren van de vijgenbomen en maakten schorten. Maar al bedekten ze hun lichamen nog zo zorgvuldig, hun gedachten bleven zondig. Radeloos liepen zij rond. Ze waren bang, want ze hadden tegen God gezondigd. Het was wél waar wat de Heere God gezegd had. Nu ze gegeten hadden, lag hun geluk kapot. Hoe konden ze verder leven als Hij niet bij hen was? Sterven moesten ze. Ze huilden hete tranen. Nu zou het leven hun enkel ellende brengen. Want de duivel kon hen alleen maar ongelukkig maken. En nooit, nooit konden ze het weer goed maken. Maar stil eens. Wat hoorden ze daar? De stem van de Heere God. Ze hoorden het aan de wind. Ja, de Heere God was in de hof. Wat hadden ze het altijd heerlijk gevonden als ze Gods stem hoorden! Maar nu?! Nu trokken ze elkaar angstig mee. ‘Wég. Wég! Daar is de Heere God! Hij is boos op ons! Hij komt ons straffen. Laten we ons verstoppen voor Hem.’ Domme, zondige mensen! Waren ze nu al vergeten dat ze zich voor God niet konden verstoppen? Dat Hij alles ziet, zelfs in het donker? Ze zaten verstopt tussen de bomen, sidderend voor de Heere God. Als Hij ons maar niet vindt, dachten ze. Maar de Heere God vond hen wel. BWbijbelinvertellingen(cor).indd 22BWbijbelinvertellingen(cor).indd 22 24-08-2022 20:2624-08-2022 20:26