Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.5 inhoudsopgave Het grote bos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Kliko . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 Oma Zwijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Neushoorn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Kliko . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Flamingo . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Kliko . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 Luiaard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33 Kliko . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 Neuwshoorn, Flamingo, Luiaard en Oma Zwijn . . . . . . . . . . . . . . 44
67 Het grote bos Dwars door het grote bos loopt een grijze autoweg. Auto’s en vrachtwagens razen heen en weer. Maar de mensen achter het stuur hebben niets in de gaten. Zij kijken alleen naar voren. Naar de witte strepen op de weg. Naar de volgende bocht die eraan komt. De mensen weten niets van het geheim van het grote bos. Niemand weet dat er tussen de bomen iets verstopt zit. Als je wilt zien wat dat is, rijd dan niet door. Zet de auto stil bij de parkeerplaats. Precies op die plek, dáár moet je zijn. Niet om even in het zonnetje te zitten. Met warme chocolademelk in je hand. Een stroopwafel erbij. En vooral niet om je ogen dicht te doen. Want dan let je niet op. Dan zit je alleen maar te dromen en mis je het. Nee, je moet uitstappen en zachtjes naar de struiken lopen. Duw ze voorzichtig een klein stukje opzij. Geen lawaai maken, hoor. Blijf heel stil. Als je dat doet, ben je de eerste. Nog nooit heeft iemand achter de struiken gekeken. Niemand heeft ooit ontdekt wie er tussen de kronkelbomen woont. Wie vaak stiekem naar de struiken trippelt. Wie altijd stilletjes naar de weg zit te kijken. Niemand kent dit geheim. Echt helemaal niemand. Maar vanaf vandaag wel. Eentje maar. Dat ben jij.
89 K li ko Dit verhaal begint op die parkeerplaats. Een lange auto rijdt net weg. Hij trekt kreunend zijn caravan de weg op. Het is gelijk weer stil in het grote bos. De kronkelbomen bewegen niet. De struiken hangen zwijgend naar beneden. Niets aan de hand. Niets bijzonders. Dan opeens… hoor je het ook? Opeens knispert iets zachtjes. Een groepje takken schudt aarzelend heen en weer. Je kunt het bijna niet horen. Tussen de bladeren wringt een klein rond snuitje zich naar voren. Je kunt het bijna niet zien. Het snuitje is roze. Er zitten vrolijke vlekjes omheen. Het strijkt langs een jong blaadje. Het blaadje kietelt. En dan klinkt er iets zo liefs. Zoiets liefs heb je nog nooit gehoord. Een zacht ‘Hatsjoe!’ Kliko schrikt van zijn eigen nies. Hij trekt zijn kleine biggenneusje terug in de struiken. Maar hij hoeft niet bang te zijn. De parkeerplaats is leeg. Er is niemand anders. Dapper stapt Kliko tevoorschijn. Het is maar goed dat Oma Zwijn hem niet ziet. ‘Ga je fijn spelen, lieverd? ’ ‘Ja, Oma Zwijn. ’ ‘En weet je wat ik altijd zeg? ’ ‘Jaa-a, Oma Zwijn. ’ ‘Zeg het dan. ’
1011 boterhammen. Soms gooien de automensen het gewoon op de grond. Dat is helemaal handig. Dan hoeft Kliko niet naar het rode ding toe te klimmen. Wat ziet hij nou? Het rode ding hangt scheef. Kliko wiebelt op zijn biggenpootjes van geluk. Misschien kan hij er nu makkelijker bij. Hij klimt op de picknicktafel. Hij duwt zijn snuit naar voren, zo ver als hij durft. Wat ruikt hij daar voor lekkers? Stroopwafels. Oude bananenschillen. En iets dat naar spaghetti ruikt. Spaghetti! Nu moet hij vlug zijn. Misschien komt de auto met dat rijdende huisje wel terug. Die mensen willen vast zelf verder eten. Want er zit deze keer zoveel lekkers in het rode ding. Kliko telt af. ‘Drie – twee – een!’ Met een zwiep duikt hij het rode ding in. ‘Heerlijk!’ wil hij roepen, maar hij gilt: ‘Help!’ KRAAK! Het rode ding scheurt los van de paal. Kliko valt op de grond. In één keer is alles donker. ‘Waar ben ik? ’ Kliko probeert zijn kop te draaien. Het lukt niet goed. Zijn kleine biggenkop zit vast in het rode ding. Kliko schudt en wiebelt. Maar het blijft donker. Met zijn voorpootjes duwt hij tegen de rand. Toch gaat het rode ding niet weg. Het houdt Kliko klemvast. Hij zit gevangen. ‘Mag ik weg? ’ piept Kliko. Het donker is zo eng. ‘Altijd in het bos blijven. Blijf weg bij de weg. ’ ‘Zo is het, jongen. Weg bij de weg. ’ ‘Ja, Oma Zwijn. Dat zal ik doen. ’ ‘Beloofd? ’ ‘Ja, Oma Zwijn. Beloofd. ’ Kliko tuurt langs de weg. In de verte verdwijnt de auto met dat rare rijdende huisje erachter. Dan is de autoweg verlaten. Kliko trippelt om de houten picknicktafel heen. Gelijk staat hij bij de lekkerste plek van het bos. Kliko knort en zijn maag knort ook. Hij heeft het rode ding zelf ontdekt. Het is rond en hangt aan een paal. Het ding zegt ‘bonk’ als je er hard met je kop tegen duwt. En er zit altijd iets lekkers in. Niemand weet ervanaf. Oma Zwijn niet. Neushoorn en Flamingo niet. Zelfs Luiaard heeft geen idee. Dit ding is een geheimpje van Kliko. Een geheimpje met de automensen. Steeds als een auto stopt, gaat er een deur open. En dan doen de mensen altijd hetzelfde. Ze gaan even op het bankje zitten. Ze gieten iets in hun mond. En ze knabbelen aan iets dat kraakt. Dat vindt Kliko niet erg. Hij wacht wel even tot ze klaar zijn. Want hij weet wat ze daarna gaan doen. Dan staan de automensen op. Ze rekken zich uit. Ze lopen naar het rode ding. Kliko schudt van blijdschap als hij eraan denkt. De automensen zijn echt lief. Ze stoppen altijd iets in dat rode ding. Een verrassing voor Kliko. Vaak lekkere koekjes of