Je kan tenminste zwanger worden
Je kan tenminste zwanger worden En wat er nog meer niet (of wel) helpt na een miskraam Nannette Poortinga
Colofon ISBN: 978 94 6369 201 4 © 2023 Buijten & Schipperheijn Motief Amsterdam Behoudens uitzonderingen krachtens de Auteurswet van 1912 mag niets uit deze uitgave worden verveel - voudigd, opgeslagen of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Voor het maken van kopieën uit deze uitgave, ook voor zover toegestaan door de Auteurswet, zijn vergoedingen verschuldigd. Voor betaling van ver - goedingen en voor toestemming voor het overnemen van gedeelten in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken wende men zich tot de uitgevers. Een paar zinnen op pagina 10, 11 en 82 zijn overgeno - men uit de Nieuwe Bijbelvertaling. Het lied op pagina 37: De Here zegent jou , Marcel & Lydia Zimmer, 2007. De regel onderaan bladzijde 89 leen ik uit Liefhebben van Laura van Dolron. Dit boek was mijn bijbel, in de eerste dagen van verlies. Ik zeg het er even bij omdat jij nu misschien haar boek ook gaat lezen, wat een heel goed idee is. Zeker na het lezen van dit boek. Omslagillustratie: Theresia Koelewijn Foto auteur: Fiona Kelatow Vormgeving: Theresia Koelewijn
5 Voor Jip, Sam en Imme Voor iedereen die iemand mist Voor iedereen
6
7 Je weet niet waar je aan begint. Dat geldt voor het open - slaan van een boek; dat is ook zo bij het krijgen van een kind. Het wordt geen mooi verhaal en toch ook weer wel. Een zwaar verhaal. Toen ik het meemaakte, werd het bijna alleen dragelijk wanneer ik ruimte maakte voor de zwaarte. Dus dat doe ik in dit boek ook. Het wordt tegelijk een licht verhaal, want zonder humor had ik het niet overleefd, denk ik. Een verhaal over dat ik moeder werd en toen toch niet en toen toch wel en toen… Nou ja, laat ik niet alles verklap - pen. Behalve dit: het loopt niet goed af. En toch ook weer wel.
8
9 Dit is het begin.
10 GGGGGGGG God legde een tuin aan. Voor wie zich afvraagt waarom ik over God begin… Ik wilde ooit dominee worden. Ik ben gerefor - meerd opgevoed en mijn ouders hebben dat zo goed gedaan dat ik er mijn werk van wilde maken. Dat zat er niet in, maar soms komt die theoloog in me er toch nog uit. God maakte mensen en gaf hen het paradijs. Alles was goed. Een doodeng idee. Vanaf toen kon het alleen nog maar verkeerd gaan. Ik doe de dingen graag goed. Daarom deed ik altijd wat er van me verwacht werd. Dan zou het namelijk goed gaan. Dat is niet waar, maar we hebben allemaal zo onze overtuigingen. Deze was van mij: doe de dingen zoals ze horen, dan gaan ze goed. De overtuiging bleek vrij hardnekkig. Aan het begin van dit verhaal begin ik dus bij het begin. Dan gaat het daar in elk geval niet mis. In het begin schiep God de hemel en de aarde. God zei: ‘Laat er licht zijn.’ God zag dat het licht goed was. Dat staat er. En je kan veel dis - cussiëren over wat er in de Bijbel staat, maar dit klopt gewoon: Het licht is goed. En hij scheidde het licht van de duisternis. Daar ging het wat mij betreft voor het eerst mis. Waarom moest het licht gescheiden worden van de duisternis? Want vanaf dat moment kon je dus lekker in het licht zitten, maar ook vol - ledig in het donker. God maakte van alles. Hij maakte ook de dagen. Die GGGGGGGG
11 dagen gingen voorbij en op de zesde dag, in het week - end, zei hij: ‘Laten wij men - sen maken die ons even - beeld zijn, die op ons lijken.’ Daarna keek God naar alles wat hij had gemaakt en zag dat het zeer goed was. En dan komt nu het mooi - ste punt van deze preek: als God mensen maakte die op hem lijken, dan kunnen die mensen dus ook van alles maken. En op sommige dagen, in het weekend bijvoorbeeld, gaan ze zelf mensen maken. Ik ben een mens, en ik maakte ook een mens. Ik weet niet meer of het in het weekend was. Amen. GGGGGGGG GGGGGGGG
12 Ik deed de dingen graag goed. Dus toen ik voor het eerst zwanger was, at ik zo gezond mogelijk. Blauwe bessen, door mijn havermout, die ik daarna weer De volgende ochtend probeerde ik het gewoon opnieuw, want ik at zo gezond mogelijk. Nou ja, ik at af en toe wel een blokje chocola. Of een reep. Of twee. Drie. Drie dikke repen chocola. Maar dat hoefde verder niemand te weten. Ik sliep alleen op mijn linkerzij – dat schijnt beter te zijn. Al maanden voor ik daadwerkelijk twee streepjes tevoor - schijn plaste op de test slikte ik zwangerschapsvitamines. Tegen spina bifida. Zo’n leuk woord voor iets verschrikke - lijks. Een open rug.
13 Iemand die tegelijk met mij in verwachting was, zei: ‘O, dat doe ik niet, hoor. Dat vind ik zo’n overdreven gedoe.’ ‘Nou, dan hoop ik voor jou dat je kind geen open ruggetje heeft!’ zei ik. Daar had ik achteraf wel spijt van. Ik bedoel: ik meende het wel, maar het kwam toch niet helemaal goed over. Het lukte niet altijd, maar ik deed de dingen graag goed. Als ik maar gewoon mijn best deed, dan had het daar in elk geval niet aan gelegen. Ik legde de lat zo hoog mogelijk en alles wat ik daaronder deed was onder de maat. Dat was niet erg, want zo ging het meeste gewoon heel goed. Ik had wel zin in het moment waarop ik niets meer zou hoeven te doen, behalve nog één keer uitademen. Klaar. Eindelijk opgelucht ademhalen. Het werd tijd om een therapeut op te zoeken. Tot die tijd: Geen fouten maken. Niemand tot last zijn. Alles kunnen. Alles aankunnen. Kiezen op elkaar. Doorzetten. Niet huilen. Alles altijd goed doen. En als iets dan toch mislukt, houd dan zo lang mogelijk vol dat het niet gebeurd is.
14 Rouwen heeft vijf fases. Het begint met fase 1: ontkenning.
15 Dus daar hoeven we het verder niet over te hebben.
16 Kom je dichterbij? Zodat ik je weg kan duwen Geef me een uitgestoken hand die ik gauw weg kan slaan Liever sta ik alleen dan dat je me knuffelt Want als je me omhelst kan ik niet bij je vandaan Ik kan de schijn zo goed ophouden Daar kan de zon nog wat van leren Maar achter die stralen schijnen wolken te zijn Donkergrijze zorgen ’k houd ze goed verborgen Ik laat me niet kennen mij krijg je niet klein
17 ’t Achterste van mijn tong krijgt niemand onder ogen Soms steek ik hem uit maar alleen als niemand kijkt Als ik mijn hart even op mijn tong leg durf je dan te kijken of krijgen we dan spijt? Kom je dichterbij voordat ik je weg kan duwen? Sla je armen om mijn lijf tot ik stop met slaan Ik sta hier zo alleen ik wil dat je me knuffelt Want als je me omhelst kan ik niet bij je vandaan Ik kan de schijn zo goed ophouden Daar kan de zon nog wat van leren Maar achter die stralen schijnen wolken te zijn Donkergrijze zorgen ’k hield ze goed verborgen Ik laat me kennen dat doet even pijn Kom je dichterbij? Zodat ik je weg kan duwen Geef me een uitgestoken hand die ik gauw weg kan slaan Liever sta ik alleen dan dat je me knuffelt Want als je me omhelst kan ik niet bij je vandaan Ik kan de schijn zo goed ophouden Daar kan de zon nog wat van leren Maar achter die stralen schijnen wolken te zijn Donkergrijze zorgen ’k houd ze goed verborgen Ik laat me niet kennen mij krijg je niet klein
18 Voor het tijd was voor mijn eerste bezoek aan de verloskundige vroeg ik een vriendin wat ik nou met mijn schaam haar moest. Of ik dat netjes moest bijwerken, of dat zij dan door zou hebben dat ik dat speciaal voor haar deed. Ze zei: ‘Joh, daar hoef je je echt niet druk om te maken, daar letten ze niet op.’ Maar aan mijn schaamhaar kan je precies zien in hoeverre ik mijn leven op orde heb. En dat was al een tijdje niet zo. Ik kreeg een echo. Ze zei niets over mijn schaamhaar. Ze zei: ‘Het hartje klopt.’ Ik zag het, op het scherm:
19 alles klopte.
20 Daar ben je dan, zo mooi Je ligt daar, veilig in mijn lichaam Je zit er in, je bent er echt Ik kan er nog niet bij Maar jij bent onderweg – kan je net als ik niet wachten tot je straks naar buiten mag de wijde wereld in? Ik tel de maanden af tot ik je vast mag houden je lijfje in het echt kan zien Wat ga je daarmee doen? Daar ben je dan, zo mooi Dit is je leven lang je lichaam Je zit er in, je bent het zelf Wat ga je ermee doen?
21 Je ogen, naar wie zoeken ze op welke schouder leun je? Waar ga je met die voeten heen wiens hand houd jij graag vast? Je knieën – door wie knikken ze je wangen – waardoor bloos je? Wie neem je in je armen en wie draag je in je hart? Door wie frons jij je wenkbrauwen of gaan je handen jeuken? Naar wie steek jij je tong uit en je middelvingers op? Kijk nou naar dat mooie lijf zomaar aan het groeien Je zit er in, je bent het zelf Wat ga je ermee doen?
22 We liepen voor de derde controle naar de verloskundige. We liepen, want wandelen is gezond en gezond is goed en goed moet. We maakten een klein beetje ruzie. Ik wilde graag dat hij straks de hartslag van ons kind zou opnemen, zodat we die later terug konden luisteren. Hij wilde dat niet, want de keer ervoor had ik hem al met een camera aan het werk gezet, zodat we de echo konden filmen om thuis terug te kijken. Het was een dansend kindje van tien weken en drie dagen. Beste film ooit gemaakt. Hij wilde gewoon in het moment zijn en meemaken wat er gebeurde, zonder met de techniek bezig te zijn. We zouden geen hartslag opnemen.
23 De verloskundige: ‘Soms kan ik het hartje niet vinden, dan kijken we met het echo-apparaat.’ Ze kon het hartje niet vinden.
24 We zagen ons kind. Tien weken en drie dagen groot. Het lag helemaal stil. Niemand zei iets. Tot ik vroeg: ‘Is het niet goed?’ Het was niet goed.