De ROEIER van KOPENHAGEN ROMAN SARAH SUNDIN SARAH SUNDIN De ROEIER van KOPENHAGEN In het Kopenhagen van 1943 tonen twee gewone mensenzich buitengewoon dapper Als de Duitsers Denemarken bezetten, verruilt baron Henrik Ahlefeldt zijn adellijke status voor anonimiteit zodat hij met een roeiboot geheime boodschappen naar Zweden kan vervoeren. De Amerikaanse natuurkundige Else Jensen weigert Kopenhagen te verlaten wanneer de oorlog uitbreekt. Ze wil koste wat kost doorgaan met haar onderzoek, haar grote droom, maar ze zet zich ook in voor het verzet en helpt bij het drukken van verzets - kranten. Ondertussen begint ze zich af te vragen of de mysterieuze en zwijgzame scheepswerker die in hetzelfde kosthuis woont als zij iets te verbergen heef . Deze roman is geïnspireerd op de heldendaden van de Deense roeier Knud Christiansen, die Joden hielp onderduiken en hiervoor een Yad Vashem-onderscheiding kreeg. Sarah Sundin schrijf graag verhalen over de Tweede Wereld- oorlog, een onderwerp dat haar mede door haar familie- geschiedenis fascineert: haar grootvader was legerarts en haar oudoom zat bij de luchtmacht. Eerder schreef ze De boekhandel van het verzet. NUR 342 Sundin-De roeier van Kopenhagen@8. indd 1 14/07/2023 10:47
1940
KOPENHAGEN, DENEMARKEN Dinsdag, - april ---- De zon kwam tevoorschijn op de eerste dag van weer een nieuw jaar in het verspilde leven van baron Henrik Ahlefeldt. Henrik bleef staan bij zijn ouderlijk huis aan de Bredgade, dat nog helemaal in het duister gehuld was. ‘Dertig. Ik ben dertig, ’ mompelde hij tegen Svend Øster- gaard, zo’n vriend die bereid was omwille van Henriks ver - jaardag diens losbandige groep aristocratische kameraden te verdragen, zo’n vriend die begreep wat Henrik niet onder woorden kon brengen. Henrik was altijd van plan geweest om tegen zijn dertigste Olympisch goud te hebben veroverd, een zetel in het parle - ment en een vrouw die net zo geniaal en charmant was als zijn eigen lieve moeder – God hebbe haar ziel. Maar in plaats daarvan prikte het in zijn neusgaten, het gevolg van de Deense traditie om een vrijgezel op zijn dertigste verjaardag met peper te bestrooien. ‘Het is nog niet te laat, Henning, ’ zei Svend. ‘Ik ken niemand die zoveel po–’ ‘Zeg dat niet. ’ Henrik stak een hand op om te voorkomen dat Svend het gehate woord zou zeggen. ‘De enige norm waar - aan ik ooit heb voldaan is het verspillen van mijn potentieel. Maar dat heb ik dan ook buitengewoon goed gedaan. ’ Svend slaakte een zucht in de ochtendkilte. ‘Je denkt dat je hiermee je vader straft, maar in feite straf je alleen jezelf. ’ Henrik huiverde en balde zijn vuisten. Hij kende Svend al
sinds hun eerste dag op het gymnasium. Hij was al die tijd de enige geweest die hem eerlijk en vriendelijk had behandeld, en had om die reden recht van spreken. Een eind verderop klonk opeens een vreemd geluid. Een zwak, ritmisch gestamp. Het leken wel voeten, heel veel voeten, marcherend in de maat. ‘Wat is–’ Toen klonken er knallen – scherp en keihard. Net vuurwerk. Of… geweerschoten? Svend slaakte een gesmoorde kreet. ‘De Duitsers. ’ Henrik tuurde ingespannen door het etse ochtendlicht. Maandenlang had Svend al razend en tierend lopen verkon - digen dat de nazi’s op een dag Noorwegen zouden binnenval - len om hun aanvoerroute voor ijzererts uit Zweden veilig te stellen. Maar daarbij stond het kleine, neutrale Denemarken hen in de weg. Opnieuw klonken er schoten. ‘Kom op!’ Henrik rende op het geluid af, naar de Frede - riksgade, die naar het paleis Amalienborg leidde waar koning Christian X woonde. Svend rende naast hem. ‘Ons leger…’ Henrik vloekte inwendig. Het Deense leger, klein en slecht uitgerust als het was, maakte geen schijn van kans tegen de Duitse Wehrmacht. Hij rende de bocht om naar de Frederiksgade. Op het plein voor de Amalienborg, dat een eindje verderop lag, zag hij heel veel mannen in uniform. Maar ze droegen niet de scharla - kenrode jassen van de Koninklijke Lijfwacht. Nee, het waren Duitse uniformen. ‘Stop!’ Svend greep Henriks arm beet. ‘We kunnen niks doen. ’ Henrik schudde Svend van zich af en rende gewoon door. Dit was zíjn land. Zíjn koning. ‘Henning! Je bent maar in je eentje!’ Glijdend kwam hij tot stilstand. Svend had gelijk. Eén man.
Onbewapend. Moedeloos liet hij zijn schouders hangen. ‘Ik… ik moet gaan. ’ Svend zag lijkbleek, ook al had hij de hele nacht geen druppel alcohol gedronken. Met een zucht gebaarde Henrik naar waar ze vandaan waren gekomen. ‘Kom, dan breng ik je naar huis. ’ Svend liep met grote passen de andere kant op. ‘Nee. Dan komen ze me halen. Ik moet het land uit. ’ ‘Het… het land uit? ’ Henrik moest rennen om hem bij te houden. ‘Je hebt die artikelen die ik heb geschreven toch gelezen? ’ Henrik had ze niet gelezen, maar aan de hand van de titels ervan had hij wel begrepen dat ze gingen over de wandaden van nazi-Duitsland. Svend rende de bocht om, naar de Bredgade. ‘De tas die je voor mij zou bewaren? Die heb ik nu nodig. ’ ‘Maar… maar Birgitte… de kinderen. ’ ‘Ik bel Birgitte wel op als we bij jou thuis zijn. We wisten dat deze dag zou komen. Nu moet je mij naar Zweden roeien. ’ Henrik keek zijn vriend verbijsterd aan. Svend was altijd de verstandigste van hen beiden – behalve nu. ‘Roeien? ’ ‘Het is ongeveer vijftien kilometer over de Sont. Dat kun je best roeien. ’ ‘Jawel, maar –’ Svend draaide zich met een ruk om, pakte Henriks bo - venarm beet en keek hem met een messcherpe blik in zijn azuurblauwe ogen aan. ‘Jij hebt op Olympisch niveau geroeid. Je roeit voor je plezier. Nu vraag ik je… Nee, nu smeek ik je om het te doen om mijn leven te redden. ’ Diep vanbinnen voelde Henrik iets ontluiken, iets wat hij in tijden niet had gevoeld: het verlangen om een goede en nobele daad te verrichten. Een gevoel dat hij niet kon en mocht negeren. ***
Woensdag, -- april ---- Op de terugweg vanuit Zweden overpeinsde Henrik met elke slag van zijn roeispanen het voorstel dat Svend hem had gedaan. Onder de sterrenhemel liet hij zijn roeispanen onder water zakken, strekte zijn benen en leunde achterover. Svend was knettergek. Hij had een veel te hoge dunk van Henrik. Hij trok de spanen weer uit het water en gleed naar voren tot hij in licht gehurkte positie zat. Stel dat hij deed wat Svend hem had voorgesteld… Zijn dubbeltwee, breder en steviger gemaakt door Thorvald Thorup, maakte het Henrik mogelijk om de Sont over te roeien, de zeestraat die het Deense eiland Seeland scheidde van de zuidpunt van Zweden. Zijn spieren voelden warm aan en trilden na de nachtelijke roeitocht. Meteen nadat ze de Duitse soldaten hadden gespot, hadden Henrik en Svend de tas van Svend opgehaald en daarna waren ze in noordelijke richting gereden, naar Lyd-af-Lys, de villa van de familie Ahlefeldt aan de kust in Vedbæk. De hele dag had - den ze de radio aangehad en geschakeld tussen de staatsradio van Denemarken en de BBC, die beide verslag deden van de Duitse invasie in zowel Noorwegen als Denemarken. Denemarken had zich binnen een paar uur overgegeven. Om zes uur die ochtend had koning Christian de voorwaar - den voor de capitulatie getekend. Duitsland zou de Deense militaire bases bezetten en toezicht houden op de pers. Maar het koningshuis en het parlement bleven aan, en de nazi’s stonden zelfs de landmacht en de marine toe aan te blijven. Die avond had de Deense regering haar burgers verzocht zich te gedragen, de wet te gehoorzamen en de Duitsers cor - rect te behandelen. ‘Correct. ’ Henrik gaf een ruk aan de riemen. Toen hij die aankondiging had gehoord, had hij zijn eigen tas ingepakt,
vastbesloten om samen met Svend naar Zweden te gaan. Hij kon niet leven in een bezette en uitgeholde natie. Ondanks een huis vol peperdure spullen had Henrik alleen contant geld meegenomen, wat kleren, scheerspullen, en foto’s van zijn moeder, zijn zussen, zijn Amerikaanse studievrienden en een foto van het Deense Olympische roeiteam van . En ten slotte de bijbel van zijn moeder. Tijdens de oversteek van de Sont had Svend zijn idee uit de doeken gedaan en hij had Henrik weten over te halen om terug te keren naar Kopenhagen om erover na te denken. Als hij bereid was Svends plan uit te voeren, zou hij in De - nemarken blijven. Zo niet, dan zou hij binnenkort weer naar Zweden varen. Door een leven lang roeien was zijn techniek steeds beter geworden, geperfectioneerd door training en ijver, en gevoed door zijn liefde voor de weerstand van het water, die hem in staat stelde om met hoge snelheid over de golven te varen. Svend was van plan in het neutrale Zweden het Britse con - sulaat te bezoeken en de geallieerden zijn diensten aan te bieden. Met zijn connecties binnen de Deense regering, het leger en de handelswereld kon hij de geallieerden van heel wat informatie voorzien. Maar zijn plan was afhankelijk van Henrik en zijn scull, die over de Sont zouden scheren met informatie en documenten aan boord. Het was gekkenwerk. Gevaarlijk. Het zou zijn leven op z’n kop zetten. Maar toch… Zijn boot passeerde de punt van Nordhavn, de toegang naar de haven van Kopenhagen. Fort Trekroner, midden in de Sont, was er de afgelopen nacht niet in geslaagd de Duitse schepen tegen te houden, maar Henrik nam geen enkel risico. Een donkere muts verhulde zijn blonde haar en een zwarte overjas onttrok zijn gestalte grotendeels aan het zicht. Hij minderde vaart om geen geluid te maken met zijn roei - spanen. Toen hij de golfbreker van het fort naderde, bukte hij zich en liet hij de boot erlangs glijden.
Een paar minuten later ging hij weer rechtop zitten en speurde het water af naar eventuele patrouilleboten. Scheepsbouwbedrijf Ahlefeldt lag aan de oostzijde van de smalle haven. Henrik was van plan een dutje te doen op de pier van de scheepswerf totdat hij aan het werk moest. Als hij zich weer versliep, zou zijn vader hem ongetwijfeld een kse uitbrander geven. Maar Henrik trok zich al sinds zijn veertiende niets meer aan van wat Far goedvond, en sinds de dood van Mor maalde hij helemaal niet meer om wat Far van hem vond. Hij roeide verder, langzaam en zonder geluid te maken. Far was het vast niet eens met het plan van Svend, en die gedachte veroorzaakte een glimlach om Henriks gebarsten lippen. Even later vervaagde zijn glimlach. Als het gerucht de ronde deed dat een aristocraat per roeiboot geheime inlichtingen naar Zweden vervoerde, zou het niet lang duren voordat Henrik opgepakt werd. Hij was immers een bekend man in deze stad, en een Olympisch roeier. Hoe leeg zijn leven ook was, hij wilde het nog niet verliezen. De boot gleed naar het beeld van de Kleine Zeemeermin. Henrik tilde zijn roeispanen uit het water en wachtte totdat de boot stillag. Den Lille Havfrue , de creatie van Hans Christian Andersen, zat op een rots, haar bronzen vinnen opgetrokken onder haar lijf, en staarde weemoedig uit over de zee. Om te krijgen waarnaar ze verlangde, had ze haar stem opgegeven in ruil voor benen. ‘Wat wil ik? ’ vroeg Henrik zich af, alsof de zeemeermin het antwoord wist. Hij wist het al. Hij wilde voor de verandering iemand anders helpen, en niet langer zichzelf. Hij wilde zijn land helpen. Maar zijn stem zou de aandacht op hem richten. Het feit dat hij van adel was, stond hem in de weg. Om benen te krijgen, moest hij zijn stem opoeren. Om zich vrij te kunnen bewegen, moest hij zijn adellijke titel opgeven.
Die nacht, in het donkere water vlak bij de weemoedige donkere Havfrue, zag hij het licht. Baron Henrik Ahlefeldt moest verdwijnen. En in zijn plaats… Henrik uisterde zijn nieuwe identiteit. ‘De Havmand. ’
1943
2 KOPENHAGEN Maandag, -- januari ---- Het licht in het laboratorium was mat, maar dat vond dr. Elsebeth Jensen niet erg. Hoewel het licht in het gebouw de helderheid en het enthousiasme van het zonlicht miste, voldeed het aan de verwachtingen: het verlichtte. In het Instituut voor Theoretische Fysica in Kopenhagen verlichtte het dr. George de Hevesy, een kalende fysicoche- micus van in de vijftig, een vluchteling uit Hongarije. Tegen de muren stonden kooien opgesteld, vol met piepende en rondrennende ratten. Else noteerde de hoeveelheid fosfor- die Hevesy nodig had uit de deeltjesversneller. Zijn onderzoek maakte gebruik van radioactieve indicatoren om chemische reacties te traceren bij dieren, een onderzoek met veelbelovende mogelijkheden voor de geneeskunde. Ze glimlachte naar Hevesy. ‘Morgen brengen we de fosfor- mee. ’ ‘Bedankt, Jensen. ’ Hevesy sprak Engels, de ofciële taal van het instituut. ‘Ik zou willen dat je in mijn team zat. ’ Zij zou nooit de Nobelprijs winnen als ze niet verder kwam dan assistent, dus keek ze hem glimlachend aan. ‘U hebt Hilde Levi al. Ik denk dat de anderen jaloers worden als u twéé vrouwen in uw team zou hebben. ’ De punten van zijn snor krulden omhoog. ‘Ach ja. We moe - ten onze rijkdom eerlijk verdelen. ’ ‘Inderdaad. ’ Hoog op een plank stonden twee bekerglazen, gevuld met
een glinsterende oranje vloeistof. De kleur van vergane dromen, van dromen die werden bewaard voor betere tijden. Hevesy volgde haar blik en knipoogde naar Else. Op die vreselijke dag, bijna drie jaar geleden, toen de nazi’s Denemarken hadden ingenomen, had Hevesy Else de bekergla - zen laten zien, vol met koningswater, een mengsel van dampend zoutzuur en salpeterzuur. Op de bodem van de bekerglazen lagen corroderende schijven, bedekt met luchtbelletjes – de Nobelmedailles van Max von Laue en James Franck. Als de nazi’s hadden ontdekt dat Laue goud uit Duitsland had ge- smokkeld, zou hij gearresteerd zijn. En Franck was een Jood. Hevesy, die zelf ook Joods bloed had, had Else met haar blonde Deense uiterlijk en haar Amerikaanse paspoort zijn geheim toevertrouwd. Gelukkig behandelden de Duitsers Denemarken als een modelprotectoraat. De Deense regering beschermde haar bur - gers tegen de wreedheden en de antisemitische wetten die in andere bezette landen gehanteerd werden. Als er ooit een einde kwam aan deze oorlog en de Duitsers Denemarken ooit zouden verlaten, zouden de wetenschappers het Nobelgoud precipiteren en er nieuwe medailles van gieten. Else deed haar notitieboekje dicht, nam afscheid van He- vesy en liep het laboratorium uit. Tijd voor haar afspraak met Niels Bohr. Ze keek er zo naar uit dat ze haar handen niet stil kon hou - den. Ze koesterde de keren dat Bohr haar naar zijn kantoor liet komen voor een gesprek. Inmiddels woonde ze al drieënhalf jaar in Denemarken, maar ze vond het nog steeds geweldig om te mogen werken op het instituut dat was opgericht door dr. Niels Bohr zelf. Niels Bohr, die met zijn atoommodel de Nobelprijs voor de Natuurkunde had gewonnen. De man wiens complementari - teitsprincipe Else had geïnspireerd bij het schrijven van haar proefschrift. In zijn kantoor stond de Nobelprijswinnaar op om Else te
begroeten. Zijn glimlach verlichtte zijn ietwat bolle gezicht. Toen wierp hij een blik over Elses schouder naar de deurope- ning. ‘Ah, Wol. ’ Dr. Jørgen Wol kwam binnen. ‘Goedemiddag, Bohr, Jensen. ’ Else groette terug. Wol, een van haar favoriete fysici, werkte al bij het instituut sinds Bohr het in had opgericht. Ze waren ongeveer even oud, en hadden allebei donker haar – hoewel er bij Bohr wat meer zoutkleurige tussen zaten en bij Wol peperkleurige. Bohr ging achter zijn bureau zitten, onder een schilderij van de Deense fysicus Hans Christian Ørsted uit het begin van de negentiende eeuw, terwijl Wol met zijn magere gestalte neerstreek op de hoek van Bohrs bureau. Else ging zitten en frommelde wat aan haar labjas. Wols aanwezigheid tilde de afspraak van het niveau van een gesprek naar dat van een vergadering. Bohr wees met zijn pijp naar haar. ‘We willen het graag even hebben over je nieuwe functie. ’Else voelde haar ademhaling in haar keel stokken. Zou ze na jaren als onderzoeksassistent dienst te hebben gedaan nu eindelijk de kans krijgen om haar eigen onderzoek te starten? Bohr trok aan zijn pijp. ‘Met jouw ervaring wat betreft het cyclotron ben jij de perfecte keuze. ’ Haar ademhaling stokte opnieuw. Het cyclotron? Maar haar onderzoeksgebied was licht. ‘De keuze voor…? ’ Wol sloeg zijn broodmagere armen over elkaar. ‘Mortensens assistent heeft ontslag genomen. Hij zei dat hij liever natuur - kunde wil doceren aan een gymnasium. ’ Nu sloeg de angst Else om de keel. Norup was opgestapt omdat Mortensen hem een uitbrander had gegeven. ‘Koch zegt dat jij de beste assistent bent die hij ooit heeft gehad, ’ zei Bohr. ‘Voor het team van Mortensen hebben we iemand nodig die echt goed is. ’ ‘Wat denk je ervan, Jensen? ’ Wol sloeg zijn ogen neer alsof hij zich voorbereidde op een kinderachtige driftbui.
Wat dacht Else ervan? Ze wilde haar eigen onderzoek starten. Maar als ze per se assistent moest blijven, dan voor iedereen behalve Sigurd Mortensen. Ze vlocht haar vingers in elkaar om haar wanhoop te ver - bergen. ‘Wat vindt Mortensen ervan? ’ ‘Mortensen heeft geen keus, ’ zei Bohr. ‘We hebben een tekort aan personeel. Sinds de bezetting kunnen we geen we - tenschappers uit het buitenland meer aannemen. ’ Else was de enige fysicus uit een geallieerd land. In hadden de Duitsers mannen uit Engeland, Frankrijk en Polen geïnterneerd. Maar sinds de Verenigde Staten zich in december in de strijd hadden gemengd, waren er geen Amerikaanse mannen meer geïnterneerd. Als vrouw met een dubbele na - tionaliteit voelde Else zich dubbel veilig. Haar grootouders hadden haar aangespoord naar huis te gaan, terug naar Californië, maar ze had te hard gewerkt voor een aanstelling aan het prestigieuze instituut. Bovendien genoot ze enorm van haar weekendbezoeken aan haar grootouders die net buiten Kopenhagen woonden. Wol snoof ongeduldig. ‘Je hebt mijn vraag nog niet beant - woord, Jensen. Wat denk je ervan? ’ Else keek de mannen om beurten aan. Ze was inmiddels achtentwintig, maar zonder onafhankelijke publicaties had ze geen been om op te staan. Bezwaar maken zou het toppunt van arrogantie betekenen. Ze glimlachte geforceerd. ‘Ik zou het een hele eer vinden. ’ Wol vertrok zijn mondhoeken – was hij teleurgesteld? ‘Uitstekend. ’ Bohr bladerde door een stapel papieren. ‘Je begint morgen. ’ Wol boog zich voorover, en zette zijn ene elleboog op zijn knie. ‘Je begrijpt dat Bohr en ik ons niet bezighouden met persoonlijk gekibbel. ’ Toen Norup zich had beklaagd, had Wol hem opgedragen het probleem zelf op te lossen, wist Else. Ze kreeg een brok in haar keel. ‘Ja, meneer. ’
‘Je begrijpt ook dat dit je laatste plek als assistent is. ’ Er klonk tromgeroel door in Wols woorden. Else hield even haar adem in. Het instituut diende om ont - kiemend talent de kans te geven tot volle bloei te komen. Een kwijnende geest hoorde hier niet thuis. ‘Ja, meneer. Dat begrijp ik. ’ *** Aan het einde van de dag verruilde Else haar labjas voor haar kobaltblauwe winterjas en verliet ze het complex waar het instituut gevestigd was, een serie crèmekleurige gebouwen met rode daken en rode schuiframen. Norup was nogal kregel van aard, en telkens als Mortensen hem had toegesnauwd, had hij teruggebeten. Maar Else was er in Kochs lab regelmatig in geslaagd spanningen te sussen. Waarschijnlijk lukte haar dat ook in het lab van Mortensen. De ondergaande zon schoot met haar oranje en roze stralen door het wolkendek terwijl Else door het gietijzeren hek de Blegdamsvej op liep. Iets verderop verliet dr. Laila Berend net het Instituut voor Mathematica, dat werd geleid door de broer van Niels Bohr, Harald. Else liep snel naar haar vriendin toe; ze ontspande wat omdat ze verwachtte dat Laila terecht verontwaardigd zou zijn en haar wel zou kunnen troosten. ‘Kijk. ’ Laila wierp een heimelijke blik door de straat, waar- door haar zwarte krullen heen en weer zwierden, en toen haalde ze een krant uit haar jas tevoorschijn. De kop luidde Frit Danmark – Vrij Denemarken. Else hapte naar adem. ‘Hij is er weer!’ Laila stopte de illegale krant snel weer in haar jas. ‘Kom, we gaan naar huis. Dan kunnen we lezen wat erin staat. ’ De Duitsers hadden hun best gedaan om de ondergrondse kranten het zwijgen op te leggen, en in december hadden ze een zestal leiders van de Frit Danmark gearresteerd. Blijkbaar
had een stel dappere zielen de gevaarlijke taak om de krant opnieuw uit te brengen op zich genomen. Else en Laila liepen door de ijzige wind naar de Trianglen, waar de tramhalte was. Ofcieel werd de pers niet gecensu - reerd door de Duitsers, maar ze keken wel over de schouders van de verslaggevers mee. Gelukkig hadden de Duitsers het luisteren naar de BBC niet verboden, want de Britse korte - golfuitzendingen in het Deens vormden een bron van nieuws uit de buitenwereld. ‘Ik denk dat ik ga meehelpen, ’ zei Laila. ‘Meehelpen? ’ Laila sloeg op haar borst, zodat ze de krant hoorden ritselen. ‘De geallieerden zitten de Duitsers op de hielen – in Stalingrad, in de Kaukasus en in Noord-Afrika. ’‘Eindelijk. ’ Jarenlang leken de Duitsers onverslaanbaar. ‘Wij, Denen, gedragen ons veel te netjes. ’ Laila’s stem droop van sarcasme. ‘Dus hebben ze niet veel soldaten nodig om ons in de gaten te houden. Als daar verandering in zou komen…’ Dan zouden de Duitse soldaten die nu in Rusland en Tunesië gestationeerd waren, Denemarken overspoelen, zodat de druk op de Sovjets, de Engelsen en op Elses Amerikaanse vrienden zou afnemen. Misschien had dat zelfs gevolgen voor haar eigen oudere broers. Maar wat zou het Denemarken kosten? ‘Ik dacht…’ Else ging zachter praten toen ze de drukke driesprong naderden. ‘Ik dacht dat ze jou hadden verboden mee te werken. ’ Laila stak verontwaardigd haar smalle kin vooruit. ‘De Joodse leiders zijn bang dat als we ons ermee gaan bemoeien, de Duit - sers dat gebruiken als een excuus om ook hier antisemitische wetten in te voeren. Maar ik ben het zat. Overal in Europa zijn Joden hun baan en hun vrijheid verloren. Ze worden gedwongen een gele ster te dragen. Ze worden gedeporteerd en vermoord. Het Deense volk moet dat weten. ’ ‘Zelfs als –’ ‘Zelfs als dat hier ook gebeurt? ’ Het licht verdween uit de
avondlucht en uit Laila’s bruine ogen. ‘Zouden we niet bereid moeten zijn om dat risico te nemen? ’Er stak een ijzige wind op, en Else trok haar sjaal over haar mond. ‘Daar komt lijn . ’ Laila wees naar een tram met een witte vier op een groen vierkantje. Else liep achter haar vriendin aan de tram in en kocht een kaartje. Toen ze ging zitten, zag ze twee Duitse soldaten in - stappen, gehuld in ziekelijk groengrijze overjassen, die lachten om een mop. Er viel een ijzige stilte in de tram, en ook Else en Laila de- den er het zwijgen toe. Tijd voor Den Kolde Skulder, de koude schouder, een tactiek die de Denen gebruikten in aanwezigheid van hun ongewenste bezoekers. Enkele passagiers stonden op en stapten uit de tram, en Else en Laila volgden hun voorbeeld. Voor deze stille blijk van ver - zet verspeelde Else graag haar reisgeld door naar huis te lopen. Niet veel later bereikten ze het pension van Lotte Riber, een smal gebouw van rode baksteen, dat met opgetrokken schouders tussen twee grotere gebouwen geperst stond. Op de begane grond bevond zich een kapperszaak. Else en Laila liepen de trap op naar de eerste verdieping, en Else deed de deur naar de woonkamer open. ‘ Fru Riber! Laila en ik zijn thuis!’ Hun hospita stak haar hoofd om het hoekje van de keu - kendeur en glimlachte. ‘Hallo, meiden. We eten om half zes. ’ ‘Prima. ’ Else deed haar sjaal af. ‘Ik kleed me even om en dan kom ik u helpen. ’ ‘Ik moet eerst even warm worden. ’ Laila liep snel naar de houtkachel. ‘Is goed. ’ Else draaide zich om, maar kwam bijna in botsing met een… Viking? ‘O! Neem me niet kwalijk. ’ ‘Neemt u mij niet kwalijk. ’ De man deed een stap achter - uit en vulde de deuropening met zijn gestalte. Hij was min - stens dertig centimeter langer dan Else met haar een meter
vijfenzestig. Hij had een volle rossige baard, een spitse neus en diepliggende helderblauwe ogen. In plaats van een Viking- gewaad droeg hij een slecht passende arbeidersjas om zijn enorme lijf. Hij stond nog steeds in de weg en leek wat van zijn stuk gebracht, dus glimlachte ze beleefd naar hem. ‘Komt u iets repareren hier? ’Hij zweeg even. ‘Nej. ’ Fru Riber kwam gehaast naar hen toe lopen. ‘Neem me niet kwalijk, meiden. Ik was nog niet in de gelegenheid om jullie voor te stellen aan onze nieuwe huurder. Dit is Hen - ning Andersen. Hij werkt op de scheepswerf. Maak je geen zorgen: hij huurt het zolderkamertje, en jullie zullen geen last van hem hebben. ’ Dat was enerzijds een belofte en anderzijds een waarschuwing. De arme man trok zijn wenkbrauwen op. Else wilde niet hooghartig overkomen, dus stak ze haar hand uit. ‘Ik ben Else Jensen. Henning Andersen, toch? ’ ‘Nej, Hemming. ’ Hij benadrukte de m en omsloot haar hand met de zijne, een ruwe hand vol kloven. ‘Ah, Hemming. Naar de mythologische guur die van vorm kon veranderen. ’ De man trok zijn goudkleurige wenkbrauwen hoog op. Hij trok zijn hand terug en zijn blik dwaalde af. ‘Naar mijn opa. ’ Fru Riber legde een hand op Elses schouder. ‘Else is een professor. Vergeet dat niet. ’ ‘Ik ben nog geen professor. ’ Ze keek Herre Andersen ver- ontschuldigend aan. ‘Ik ben bezig met mijn doctoraalstudie in theoretische fysica. ’ Hij keek haar met grote ogen aan. Misschien was ze toch hooghartiger dan ze dacht. Waarom vertelde ze er niet meteen bij dat ze een doctorstitel had be - haald aan de Universiteit van Californië en dat ze nu samen - werkte met de beroemde Niels Bohr? ‘Ik ben wetenschapper, ’ vertaalde ze.
‘O, ’ zei hij. ‘Juist, ja. ’ Fru Riber gebaarde de man om aan de kant te gaan. ‘Opzij! Uw vorige hospita zei dat u rustig en beleefd bent. Ik verwacht dat u zich ook zo gedraagt. ’ ‘Ja, Fru. ’ Hij boog zijn hoofd en deed een stap opzij. ‘Aangenaam kennis te maken, Herre Andersen. ’ Else glim - lachte en liep naar boven. Terwijl ze de trap op liep, voelde ze het gewicht van die dag opnieuw zwaar op zich drukken. Wat had ze aan een doctorstitel en een baan bij het wereldberoemde instituut als ze voor eeuwig assistent in opleiding bleef? Haar droom over Nobelgoud zou door het uitblijven van een promotie als in het penetrante, dampende koningswater vergaan.
3 KOPENHAGEN Woensdag, -- januari ---- Henrik bracht het hout dat zijn ploeg overhad naar de houtop- slag. Hij bromde een afscheidsgroet naar de anderen en rolde de lege handkar naar buiten. De laatste zonnestralen kleurden de stad, de haven en Scheepsbouwbedrijf Ahlefeldt oranje. Henrik trok zijn muts wat omlaag en ging op weg naar de timmermanswerkplaats, waarbij hij de mannen passeerde die bezig waren hun gereedschap op te ruimen. De hellingen en dokken waar vrachtschepen werden gebouwd en gerepareerd werden omringd door werkplaatsen en rijdende hijskranen. Rechts van hem stond het statige bakstenen kantoorgebouw waar hij ooit op de luxueuze bovenste verdieping had gewerkt. Beter gezegd: waar hij nooit iets had uitgevoerd. Als Frederik Ahlefeldt zich niet te goed zou voelen om naar beneden te kijken, naar zijn arbeiders, zou hij dan in staat zijn om dwars door Henriks baard en sjofele kleding heen te kij - ken? Wat zou Far ervan vinden als hij vernam dat zijn enige zoon en erfgenaam nu al bijna drie jaar ondergeschikt werk verrichtte op de scheepswerf? De dag waarop Henrik had besloten om de Havmand te worden – de Zeemeerman – had hij een vriend bij de Deense burgerlijke stand weten over te halen om hem een vals iden - titeitsbewijs te geven. Zijn vriend had hem verwezen naar een sympathieke predikant, die de geboorte van Hemming Andersen in de archieven van de parochie had bijgeschreven.
Vervolgens had Henrik bij de familie Thorups bij Lyd-af-Lys een briefje achtergelaten voor zijn vader, waarin hij hem liet weten naar Zweden te roeien om daar zijn leven te leiden zoals hij dat wilde. Far moest maar denken dat zijn zoon een egoïstische lafaard was. Far verdiende die schande omdat hij Mor had laten sterven. Hij ademde uit en liep door de witte wolk die zijn adem veroorzaakte. De wielen van de handkar ratelden over de keien. Na verloop van tijd was het leedvermaak dat hij aanvankelijk had gevoeld om de nederlaag van zijn vader wel wat afgezwakt. Zijn baan diende doelen die veel belangrijker waren dan het stiekem treiteren van zijn vader. Henrik kon in zijn eigen on - derhoud voorzien zonder gebruik te maken van het geld dat Svend hem ter beschikking had gesteld. Hij ontmoette nooit meer iemand uit zijn oude leven. En hij hoefde niet veel te zeggen. ‘Andersen!’ Lars Koppel, die bij de timmermanswerkplaats stond, wenkte hem naar zich toe. Henrik aarzelde even, maar liep toen naar de man toe. Zijn langzame manier van bewegen en spreken hielpen hem om de verjnde manieren en de woordenschat van vroeger te ver - mijden, en tegelijkertijd zorgde hij er zo voor dat de mensen geen hoge verwachtingen van hem hadden. Hij was intussen vlak bij zijn ploegbaas. ‘Ja? ’ Koppel wees naar een stapel hout. ‘Laatste vracht. ’ Henrik stapelde het hout op de handkar en reed ermee naar de houtopslag. Hemming Andersen stond bekend als een man met veel spieren en weinig hersenen, wat de kans op een bevordering op zijn werk uitsloot. Helaas had een kostganger op zijn laatste kostadres gemeend te moeten opmerken dat Henriks spieren hem uiterst geschikt maakten om dienst te nemen bij de Deense nazi’s. Toen de man maar bleef proberen hem te rekruteren, had Henrik zich genoodzaakt gezien om weer te verhuizen. Henrik duwde de handkar langs de rails voor de rijdende
hijskranen, en hij ademde de zilte lucht in, die was vermengd met de geur van stookolie en vet. Aan het begin van de Duitse bezetting had hij in de arbei - dersbuurten gewoond, ver van zijn aristocratische vrienden. Maar iedereen wilde hem meenemen naar de kroeg, en hij wist dat hij onder invloed van bier en vriendschap loslippiger zou kunnen worden. Dicht bij de universiteit gaan wonen had hem dus een perfecte oplossing geleken. De huur was er niet hoog, en omdat hij op Harvard had gestudeerd en geen vrienden had in de Deense academische wereld, kende hij niemand in deze wijk, ook niet de andere kostgangers van Fru Riber – zes studenten, een wiskundige en een natuurkundige. Henrik grinnikte en sloeg af aan het eind van de kade. Else Jensen had mooie ogen voor een theoretisch natuurkundige – niet dat hij er ooit eerder een had ontmoet. Gezien de hoog - dravende gesprekken die ze met Laila Berend hield, zou ze vast even weinig aandacht schenken aan baron Henrik Ahlefeldt als aan Hemming Andersen. Hij vond het best. Vroeger zou hij ook geen aandacht voor haar hebben gehad. Henrik passeerde de rij Hansa-klasse schepen die op de helling lagen, omgeven door steigers. Als deze schepen klaar waren, zouden ze Duitse vracht en soldaten gaan vervoeren. Gisteren waren er twee andere schepen aangekomen om gere- pareerd te worden. Ze hadden schade opgelopen door mijnen of bombardementen. Hij leerde de namen van de schepen uit zijn hoofd voor zijn verslag aan Svend, als hij tenminste de kans kreeg het te versturen. In de winter werden zijn tochtjes over de Sont beperkt door stormen en ijs. Opeens klonk er een luid gejammer door de haven. Het lucht- alarm. Henrik liep gewoon door, en ook de mannen om hem heen werkten gewoon door; ze waren gewend aan het geluid. Naast de dagelijkse test die elke middag om twaalf uur ge - houden werd, ging het luchtalarm telkens af wanneer de Ro - yal Air Force over Kopenhagen vloog op weg naar doelen in Duitsland, hoewel dat meestal ’s-nachts gebeurde. De RAF viel
ook vliegvelden van de Luftwae in Denemarken aan, maar nooit de stad zelf. In de purperen schemering twinkelden zilveren voorwerpen over de stad. Meerdere voorwerpen. De luchtmacht. Op weg naar haar doelen. Toen klonken er doe klappen – het Duitse luchtafweer - geschut. Henrik zette zijn handkar tegen het dichtstbijzijnde gebouw, zodat hij niemand in de weg stond. ‘Zoek dekking, mannen!’ Hij rende naar zijn werkplek om zijn ploeg te waarschuwen, maar Koppel en de anderen holden al zijn kant op. Tientallen mannen haastten zich naar de schuilkelder onder het kan - toorgebouw. ‘Zoek dekking!’ Henriks werkschoenen dreunden over de keien, en hij wierp een blik over zijn schouder. De zilveren lichtjes werden feller. Gestroomlijnd, snel, met twee glanzende propellerbladen. Negen tweemotorige bommenwerpers. ‘Zoek dekking!’ bulderde Henrik nogmaals, niet tegen zich - zelf, maar tegen de anderen. Hij was niet langer bang voor de dood. Hij was al gestorven aan zijn oude leven. Gestorven, om een nieuw leven te beginnen. Terwijl hij onderweg was naar de schuilkelder, groeide het gevoel van trots voor die Britse jongens, vermengd met be - zorgdheid voor de Deense jongens om hem heen. De bommenwerpers zoefden laag over hem heen, maar veranderden van koers naar de Burmeister & Wainscheepswerf, die grensde aan die van Ahlefeldt. Daar lieten ze hun zilver - kleurige kogels vallen. Een voor een kwamen ze met donderend geweld op de grond terecht. Henrik en de anderen bleven staan, hun benen iets gespreid. Er stegen zwarte rookpluimen op van de Burmeister & Wain. ‘Dat hadden wij kunnen zijn, ’ klonk Koppels schorre stem achter Henrik. ‘Dat hadden wij moeten zijn. ’
Henrik keek de oudere man even aan. ‘Ooit zullen wij dat ook zijn. ’ Koppel drukte een vlezige vuist tegen een vlezige handpalm. ‘Dat was een waarschuwing, mannen. ’Een waarschuwing? De bommenwerpers koersten terug naar Engeland. De Britten konden de schepen op zee beschieten. Of ze konden voorkomen dat ze ooit de zee bereikten door de scheepswerven te bombarderen. Tenzij de Denen stopten met het bouwen van schepen. Of ze saboteerden. Hij voelde de drang opkomen om de Duitsers te dwarsbo - men zonder ontdekt te worden om het moreel van de mannen op te krikken. Om de leiding te nemen. Maar het kantoor van zijn vader stak hoog boven hem uit. Henrik zou nooit leiding kunnen nemen. Macht was niet vertrouwd in zijn handen.
De ROEIER van KOPENHAGEN ROMAN SARAH SUNDIN SARAH SUNDIN De ROEIER van KOPENHAGEN In het Kopenhagen van 1943 tonen twee gewone mensenzich buitengewoon dapper Als de Duitsers Denemarken bezetten, verruilt baron Henrik Ahlefeldt zijn adellijke status voor anonimiteit zodat hij met een roeiboot geheime boodschappen naar Zweden kan vervoeren. De Amerikaanse natuurkundige Else Jensen weigert Kopenhagen te verlaten wanneer de oorlog uitbreekt. Ze wil koste wat kost doorgaan met haar onderzoek, haar grote droom, maar ze zet zich ook in voor het verzet en helpt bij het drukken van verzets - kranten. Ondertussen begint ze zich af te vragen of de mysterieuze en zwijgzame scheepswerker die in hetzelfde kosthuis woont als zij iets te verbergen heef . Deze roman is geïnspireerd op de heldendaden van de Deense roeier Knud Christiansen, die Joden hielp onderduiken en hiervoor een Yad Vashem-onderscheiding kreeg. Sarah Sundin schrijf graag verhalen over de Tweede Wereld- oorlog, een onderwerp dat haar mede door haar familie- geschiedenis fascineert: haar grootvader was legerarts en haar oudoom zat bij de luchtmacht. Eerder schreef ze De boekhandel van het verzet. NUR 342 Sundin-De roeier van Kopenhagen@8. indd 1 14/07/2023 10:47