helga van kooten er groeit een opa in de tuin Illustraties Michel de Boer Buddy Books
2 Er groeit een opa in de tuin © 2023 Buddy Books ISBN 9789087821166 NUR 283 Tekst: Helga van Kooten Illustraties: Michel de Boer Alle rechten voorbehouden buddybooks.nl
2 3 hoofdstukken 1 Pak ze allemaal! ............................................................ 5 2 Is dat niet jouw opa? ................................................... 13 3 Valt jou ook iets op aan opa? ...................................... 19 4 Ben je alleen? .............................................................. 23 5 Het is oorlog ................................................................. 31 6 Hoezo: je kunt opa niet vinden? ................................. 35 7 Ik ga écht niet met jou in een groepje! ..................... 47 8 Voor de draad ermee! .................................................. 53 9 Niks aan de hand ......................................................... 61 10 Ik heb een geheim plan .............................................. 67 11 Bij ons thuis .................................................................. 71 12 Een leugentje om bestwil ........................................... 77 13 Zo komen we natuurlijk nérgens ................................ 79 14 Niet aan je moeder verklappen, hoor ........................ 83 15 Opa, mag ik wat vragen? ........................................... 89 16 Weet jij waar opa is? ................................................... 95 17 We hebben twee namen ........................................... 101 18 Ga je mee? ................................................................. 105 19 Ik kom voor je opa ..................................................... 109
4
4 5 1 pak ze allemaal! ‘Hallo? Hallo? Zijn jullie hier?’ Ze staat in de poort, Fenno’s moeder, zwarte aktekoffer in haar hand, lange jas over de arm. ‘Mam! Mam!’ Fenno wurmt zich los uit opa’s armen en rent op zijn moeder af. ‘Ieuw!’ Ze zet een stap naar achteren en maakt een afwerend gebaar. ‘Je zit onder de … onder de …’ Ze trekt haar neus op. ‘Je stinkt!’ Met een diepe zucht: ‘Trek die spullen maar uit bij de achterdeur en ga dan eerst even douchen. Er ligt nog wel een schoon setje kleren in de logeerkamer.’ En tegen opa: ‘Waar heb je de boodschappen gelaten? Ik zie ze nergens.’ Opa springt in de houding en salueert. ‘Present!’ roept hij. ‘Heb je ze al opgeruimd soms?’ Opa blijft strak in de houding staan. ‘In de koelkast? De trapkast? Oké, oké, op de plaats rust,’ zegt zijn moeder dan. Opa doet zijn rechterarm naar beneden en plaatst zijn voeten een stukje uit elkaar. ‘ De boodschappen? Welke boodschappen?’ Fenno’s moeder staart opa een paar seconden lang aan. ‘Je wilt toch niet zeggen dat je die paar boodschappen niet hebt gehaald, hè. Dat lijstje dat ik je vanmorgen heb geappt? Een krop sla, een komkommer … Wat stond er nou nog meer op? Tempé? Sperziebonen?’ Opa kijkt beteuterd, alsof hij een klein kind is dat op zijn kop
6 krijgt. Zachtjes: ‘Ik kan nu wel even …’ ‘Nee, nú hoeft het niet meer, nu kan ik net zo goed zélf gaan.’ ‘O, mam!’ roept Fenno. ‘Ga je naar de winkel van Aisha? Dan wil ik mee, dan wil ik mee!’ De winkel van Aisha is eigenlijk de winkel van Aisha’s ouders. Die hebben op de hoek van opa’s straat een buurtsuper. De gangpaden zijn er zo smal zijn dat je altijd moet oppassen dat je niet per ongeluk iets uit de schappen stoot als je langsloopt. Een winkel voor de vergeten boodschappen, zegt Fenno’s moeder altijd. Maar dat is niet helemaal waar, ze hebben óók dingen die je in hun normale supermarkt niet kunt krijgen. Kousenband bijvoorbeeld, een soort superlange sperziebonen. En baklava, een bladerdeeghapje met honing. Lekker vindt Fenno dat. En Aisha is superaardig. Opeens richt Fenno’s moeder haar blik een beetje naar beneden. ‘Sta je hier nou nog? Wat had ik gezegd? Zit de modder soms ook in je oren? Onder de douche, jij. Húp, opschieten!’ Bij de achterdeur trapt Fenno zijn schoenen uit en daarna rent hij de keuken door en met twee treden tegelijk de trap op. Van beneden klinkt even later het gemopper van zijn moeder. Dat ze niet begrijpt waarom opa nou altijd per se met ‘dat joch’ door ‘dat gore park’ heen moet kruipen. Dat het één grote modderbende is nu al het ijs is gesmolten. Dat zijn kleren er zo vies van worden en dat zíj die dan maar weer schoon moet zien te krijgen. En dat er misschien wel beestjes … ‘Fenno?’ Zo te horen staat zijn moeder nu onder aan de trap.
6 7 ‘Hoor je me? Fenno! Geef antwoord als ik je roep!’ Fenno staat al in zijn poedelnakie op de overloop, voor de kast met handdoeken. Zijn kleren liggen verspreid over de overloop en de logeerkamer. Hij hoopt maar dat zijn moeder nu niet naar boven komt stormen. ‘Ja, mama?’ zegt hij snel.
8 ‘Als je onder de douche staat, controleer dan even goed of je niet ergens een teek hebt.’ ‘Doe ik!’ ‘Ook tussen je billen!’ ‘Doe ik!’ ‘En was je haren!’ Fenno pakt de bovenste handdoek van de stapel, een grote, met witte en blauwe strepen. Liever had hij gewacht en vanavond thuis gedoucht. De handdoeken bij opa zijn altijd zo hard, bijna als schuurpapier, en de douche is klein en donker en het ruikt er muffig. Thuis hebben ze een droger, waar de handdoeken altijd lekker zacht uit komen. En hun douche is groter en lichter en frisser, met wanden van glas, en de straal uit de douchekop is thuis ook véél en véél lekkerder. Hoe erg is een beetje opgedroogde modder nou eigenlijk? Maar Fenno weet: als zijn moeder zó uit haar werk komt – zo mopperig, zo bozig – kun je maar beter elke ‘ja, maar’ inslikken en snel doen wat ze zegt. Het duurt lang totdat het water warm wordt. Gelukkig hoeft hij bijna nooit te douchen bij opa. Hij is er meestal wel een paar keer per week, na schooltijd. Niet op vaste dagen, maar als zijn moeder ’s middags nog afspraken heeft. Soms blijft hij op het schoolplein hangen of gaat hij met een vriend mee naar huis. Dat mag, maar dan moet hij opa wel even een appje sturen. Onder de douche knijpt Fenno een flinke klodder shampoo op zijn hoofd. Hij wast zich met het schuim. De vlekken op zijn knieën boent hij weg met een washandje. O ja, bijna vergeten. Hij voelt tussen zijn billen – niks, natuurlijk niks. Hij heeft nog nooit een teek gehad. Geen idee waarom zijn moeder zo panisch doet over teken. Als hij zijn billen
8 9 uit elkaar trekt, ontsnapt er opeens een harde scheet. ‘Bommen!’ roept hij. ‘En granaten!’ hoort hij opeens vanachter de badkamerdeur. Opa. Zijn moeder is vast al weg, naar de winkel. Fenno maakt het geluid van een ratelende mitrailleur. Het schuim vliegt in het rond. ‘Jaaa!’ roept opa vanaf de overloop. ‘Pak ze! Pak ze allemaal, die schoften! Geef ze maar wat ze verdienen!’ Daarna een roffel op de deur. ‘Fenno? Het is nog veel te koud voor teken, hoor.’
10 Een klein uurtje later, terwijl Fenno op het bed in de logeerkamer ligt te lezen, roept zijn moeder dat het eten op tafel staat. Hij telt hoeveel bladzijden hij nog moet: vijf. ‘Ik kom zo!’ Opa heeft dozen vol oude stripboeken op zolder. Er staat altijd één doos op de logeerkamer. Wanneer Fenno alle strips in de doos heeft gelezen, zegt hij dat tegen opa en die wisselt de doos dan om. ‘Nee, je komt nú! En waar zijn je vieze kleren? Die zou je toch bij de achterdeur uittrekken?’ ‘Ik neem ze wel mee,’ roept Fenno snel. Het stripboek legt hij op de kop op het kussen. Onder aan de trap staat zijn moeder hem op te wachten. Met
10 11 haar armen gestrekt en haar gezicht afgewend houdt ze een vuilniszak open. Fenno laat zijn vieze kleren erin vallen. ‘Is dat alles?’ Als Fenno knikt, frommelt ze de zak dicht en gooit ze hem naar buiten. ‘Help me straks herinneren dat we die moeten meenemen.’ Fenno knikt. ‘Als we naar huis gaan.’ Ja, dat snapt hij ook wel. Opa zit al. Onderzoekend kijkt hij naar de schaal die midden op tafel staat met veel groente en tempé en pinda’s en een bruine saus. ‘Waar is het vlees?’ ‘Nee, hè,’ zegt Fenno’s moeder. ‘Niet weer, hè.’ ‘Hoezo: niet weer? Ik ben een volwassen man, Marlies. Ik heb vlees nodig! Ham en spek!’ ‘Niet waar, pa,’ zegt zijn moeder, terwijl ze naar Fenno gebaart dat hij moet gaan zitten. ‘Het is gewoon niet waar. En zeker niet zeven dagen per week. Die paar keer dat wij hier eten, kun je best overslaan.’ ‘Mam, mam,’ fluistert Fenno, ‘heb je baklava meegenomen?’ Zijn moeder glimlacht en knijpt met haar ogen. ‘Voor na het eten, als toetje.’ ‘Lekker,’ zegt Fenno. ‘Ik wil er niks meer over horen,’ zegt zijn moeder tegen opa. ‘Helemaal niks. Eet smakelijk!’ Even blijft het stil. Dan vraagt opa hoe het op het werk was. ‘Gékkenhuis!’ antwoordt zijn moeder, terwijl ze haar voorhoofd masseert. ‘Mensen staan bij elk huis te dringen om het te bezichtigen. En ze bieden allemaal vér over de vraagprijs, allemaal! Alsof ze een brood kopen in de hongerwinter – het is echt niet normaal.’