10 Hoofdstuk 1 Diego Brazilië Diego trekt de deken over zijn hoofd. Het gehuil van zijn zusjes wil hij niet langer horen. Maar de deken helpt niet veel. Boven het huilen uit hoort hij het lelijke gescheld van oma. Oma Luisa doet de laatste tijd niet anders. Ze moppert aan één stuk door. Ze maakt ruzie met iedereen. Ze is boos! Vooral boos op Nina en Livia, zijn twee babyzusjes. Zes weken geleden zijn ze geboren. ‘Op de verkeerde plek’, roept oma om de haverklap. ‘We hebben geen geld om zo veel monden te voeden.’ Dat laatste snapt Diego wel. Alles draait altijd om geld. Geld dat er niet is. Zijn vader brengt gasflessen rond. Met zijn aftandse vracht - wagentje crost hij van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat door São Paulo. Steeds als zijn mobieltje pingelt, krijgt hij een adres door: iemand heeft een gasfles nodig. Het is zwaar werk. Soms moet papa einden lopen met de zware gascilinder op zijn schouder, omdat de wegen in de favela’s , de sloppenwijken, vaak onbegaanbaar zijn voor auto’s. Het gaat papa om de reals die hij verdient. Iedere klant extra betekent een beetje meer verdienste. Af en toe mag Diego met zijn vader mee in de cabine van de vrachtauto. Heerlijk vindt hij dat, lekker door de stad scheuren. Mama werkt in ‘Bruno’s eethuis’, een armoedig restaurant. De tweeling was nog maar net geboren of mama stond alweer boven de stoofpotten in het snikhete keukentje. Ze komt pas
11 thuis als Diego en zijn broertjes allang in bed liggen. Voordat de tweeling er was, kwam ze altijd nog even bij haar drie jon - gens kijken. Diego kreeg meestal een aai over z’n hoofd en de kleintjes stopte ze onder. Sinds Nina en Livia er zijn, gebeurt dat niet meer. Diego begrijpt best waarom oma Luisa zo vaak boos is. Ze is te oud om voor het hele gezin te zorgen. Diego probeert haar een handje te helpen, maar nu de tweeling er is, gaat het mis. Oma kan niet met twee schreeuwende kindjes omgaan. Ze raakt in paniek omdat ze alles tegelijk moet doen. En hij heeft geen verstand van baby’s. Soms huilen ze zo hard dat hij het lelletje achter in hun keel ziet trillen. Het lijkt wel of die twee altijd honger hebben, net als de jonge duiven in het nest achter hun huisje. Het gaat gewoon niet goed. Iedere avond hoort hij oma op hoge toon ruziën met zijn vader en moeder. En ’s morgens vroeg gaat ze tekeer in de keuken. Dan rammelt ze zo hard mogelijk met borden en kommen. Diego slaat de deken met een zucht weer van zich af. Hij kan zo niet slapen. Achter de houten wand van zijn slaapkamertje hoort hij oma driftig heen en weer lopen. Ze slaat met de bui - tendeur en komt weer terug. De meisjes huilen om het hardst. Soms is hij bang dat oma de baby’s iets aan zal doen. Gewoon omdat ze wanhopig is. Het zweet breekt Diego uit. Waarom geeft oma ze geen flesje? Dan zijn ze tenminste een poosje stil. Dat gekrijs is om gek van te worden. Hij stapt uit bed. Even kijkt hij naar zijn slapende broertjes in het stapelbed naast hem. Zij maken zich nog geen zorgen over oma of over de tweeling. Diego bukt en gluurt door de kier in de wand achter zijn bed. Midden op de tafel staat de wasmand. Oma is driftig bezig een
12 kussen in de mand te proppen. Meestal zit die vol wasgoed, maar deze keer niet. Ze duwt het kussen met haar vuist onder in de mand. Hij ziet aan alles dat ze kwaad is. ‘Klaar!’ hoort hij haar grommen. ‘Nu is het afgelopen!’ Onder de lamp lijkt haar huid wel op een verschrompelde papaja. Haar ogen staan donker. Ze loopt naar het kamertje van de tweeling en komt al snel met een van hen terug. Wat gebeurt er nu? Diego’s ogen worden groot van verbazing. Oma legt de baby in de wasmand. Is het Nina of Livia? Nina heeft een vlekje bij haar neus, maar door de kier heen kan hij het niet goed zien. Het vlekje is ook echt het enige verschil, de meisjes lijken sprekend op elkaar. Oma haalt de andere baby. Ook zij wordt in de wasmand gelegd, strak naast haar zusje. Hun koppies met de donkere haartjes rollen tegen elkaar. Van schrik houden ze op met huilen. Nu rommelt oma in de keuken. Ze komt terug met een fles. Het is geen zuigfles. Het is een groene … Diego heeft het gevoel dat zijn adem in zijn keel blijft steken. Dat is de fles van papa! Daar drinkt hij uit als hij niet hoeft te werken. Er zit vies, sterk spul in. Hij mag er nooit een vinger naar uitsteken. ‘Mannendrank’, noemt papa het. Diego knippert met zijn ogen. Hij knijpt in zijn arm. Droomt hij of is dit echt? Oma draait de dop van de fles, houdt een doekje op de opening en schudt de fles heen en weer. Dan houdt ze het natte doekje tegen de lipjes van de meisjes. En nog een keer … Doekje tegen de fles, schudden, doekje op de babymondjes … De meisjes beginnen opnieuw te krijsen. Diego kan het niet langer aanzien. Hij bonst tegen de houten wand. Dan vliegt hij zijn kamertje uit. ‘Oma! Wat doe je? Dat is mannendrank!’ Oma schrikt op. Haar ogen schitteren boosaardig. ‘In bed jij!’
13 snauwt oma. Ze wappert met het doekje. ‘Wég, wég! Bemoei je er niet mee.’ Diego vlucht terug naar zijn slaapkamer. Met een bonkend hart blijft hij rechtop in bed zitten. Wat is er met oma aan de hand? Zo raar doet ze nooit. Maar ze doet iets wat niet mag, dat weet hij zeker. Dat met die drankfles zullen zijn ouders nooit goedvinden. Ongerust kruipt hij opnieuw naar de kier in de wand. Hij ver - trouwt het niet. Oma knoopt haar zwarte sjaal om. Haar vingers glijden langs de rozenkrans om haar hals. Ze doet de kralen - ketting met het koperen kruisje af en legt deze bij de meisjes in de wasmand. Dat is gek. Oma zegt altijd dat de rozenkrans haar mooiste bezit is. Daarmee onthoud je de geheimen van de Bijbel. De meisjes worden weggestopt onder een paar handdoeken uit de keuken. Wat is oma van plan? Wil ze met de tweeling naar buiten? Maar waarom? Het is avond, het is donker … Diego krijgt een zwaar gevoel in zijn buik. Zie je wel. Ze tilt de wasmand op en scharrelt wat bij de deur. Die gaat open, dicht, dan hoort hij voetstappen op straat. Langzaam sterft het geluid weg. Radeloos drukt Diego zijn hoofd tegen de houten wand. Wat kan hij doen? Kwam mama nu maar thuis. Het is toch niet nor - maal om in het donker met twee baby’s naar buiten te gaan? In een wasmand nog wel. Het is niet veilig buiten. Hij móét oma tegenhouden. Diego grist zijn kleren van de stoel en trekt ze haastig aan. In een oogwenk staat hij buiten. Hij tuurt de donkere straat af. Hier en daar valt een streepje licht uit de huizen. Wat moet hij nu, naar links of naar rechts? Waar kan oma zijn? Allerlei
14 gedachten schieten door zijn hoofd. Is ze van plan de kindjes bij mama in het eethuis te brengen? Zo van ‘Alsjeblieft, hier heb je ze, ik kan er niet meer tegen!’? Hij begint te rennen. Heel ver kan oma niet zijn met een zware wasmand onder haar arm. Maar het is lastig zoeken, overal zijn smalle steegjes. Is ze hier? Is ze daar? Kijk, daarginds beweegt iets. Hij rent nog harder. Niet dus. Het is een oude man in een slobberpak. Oma ziet er met haar zwarte sjaal heel anders uit. Nog even, dan is hij bij het kruispunt. Hijgend blijft hij staan. Wat nu? Zal hij gokken op het eethuis? Dan moet hij de straat oversteken, die ook ’s avonds vol is met verkeer. Hij slalomt tussen auto’s en scooters door. Een busje komt met piepende remmen tot stilstand. ‘Sufferd!’ schreeuwt iemand hem toe. Hij hoort het niet eens. En dan ziet hij haar. Minstens vijftig meter voor hem uit, maar ze is het. Bij het lopen schommelt ze een beetje heen en weer. Nu verdwijnt ze om een hoek. Diego loopt de longen uit zijn lijf. Hij mag haar niet kwijtraken. Hier moet hij rechtsaf. Of is het toch een straat verder? Maar nee, hij krijgt haar weer in het oog. Voorzichtig loopt hij verder. Stel je voor dat oma omkijkt. Ze zou hem kunnen zien. Door de straatlantaarns is het hier veel minder donker dan in zijn eigen buurt. Er lopen ook meer mensen. Er is gelukkig nie - mand die op hem let en niemand let op oma. Plotseling is hij haar weer kwijt. Hoe kan dat? Er is nergens een zijstraat en er zijn hier ook geen winkels. Zoekend kijkt Diego om zich heen. Is ze dat flatgebouw binnengegaan? Een eindje verder ontdekt hij een metrostation. Daar kun je met een trap naar beneden en verdwijn je onder de grond. Zou oma met de metro …? Hij kan het bijna niet geloven. Dat doet ze nooit. Oma gaat hooguit naar de markt of naar de
15 kerk. Maar het moet haast zo zijn. Ze lijkt van de aardbodem verdwenen. Vertwijfeld houdt Diego de brede trap van het station in de gaten. Moet hij in die onbekende gangen van de ondergrondse naar zijn oma gaan zoeken? Hij klemt zijn lippen stijf op elkaar. Het liefst zou hij een potje huilen, maar dat helpt natuurlijk niet. Hij moet iets bedenken, iets slims … iets logisch. Maar zijn hoofd duizelt van het denken. ‘Hé, jochie’, zegt een magere man met een gebreide muts en een vuile trui. Hij komt dicht bij hem staan. In zijn mondhoek hangt een sigaret. Diego doet een paar stappen opzij, maar de man legt een hand op zijn schouder. Diego kijkt hem wantrouwig aan. De ogen van de man schitteren net zo fel als die van oma. De man grijnst en haalt de peuk uit zijn mond. ‘Voor jou’, zegt de man. ’Dat helpt.’ ‘Ik hoef niets’, zegt Diego vlug. Hij weet best wat de man voor zijn neus houdt. Het is verdovend spul. Op school heeft hij erover gehoord. Daar wil hij niets mee te maken hebben. Hoe naar hij zich ook voelt, zo’n stinksigaret wil hij niet. Hij schudt de man van zich af en zet het op een lopen. Hij besluit naar het metrostation te gaan en roffelt de trap af. Onder de grond is het fel verlicht. Hij speurt het perron af, zoekt tussen de reizigers, totdat hij moet stoppen voor de controle - poortjes. Hier kan hij niet verder; geld voor een ticket heeft hij niet. Zou oma door zo’n poortje zijn gegaan? Vlak bij hem staat een vrouw in uniform. Ze heeft een vrien - delijk gezicht. ‘Hebt u mijn oma gezien?’ vraagt hij hoopvol. Ze kijkt hem verbaasd aan. ‘Hoe weet ik wie jouw oma is?’ vraagt ze lachend. ‘Ze heeft een zwarte sjaal om. Enne … ze droeg een wasmand.’
16 ‘Da’s een bijzonder signalement’, antwoordt ze. ‘Nu je het zegt …’ Ze wijst naar het spoor. ‘Ik heb haar gezien. Ze stapte een paar minuten geleden in de metro.’ Diego voelt hoe zijn knieën beginnen te trillen. Dan kan hij haar nooit vinden … ‘O nee’, fluistert hij ontdaan. ‘Kan ik je ergens mee helpen?’ vraagt de vrouw. Diego schudt langzaam zijn hoofd. Wat zou hij moeten zeggen? Mijn oma heeft mijn zusjes meegenomen en ik vertrouw haar niet … Dat is toch een raar verhaal?