Christus regeert nu ACHT BIJBELSTUDIES Drs. Piet Houtman
Serie Bijbel en kerk www.vuurbaak.nl www.bijbelstudiebond.nl Uitgave in samenwerking met de Gereformeerde Bijbelstudiebond De bijbelteksten in deze uitgave zijn afkomstig uit de NBV21, © Nederlands Bijbelgenootschap 2021. Copyright © 2023 Uitgeverij De Vuurbaak, Amersfoort Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvou- digd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ISBN 978 90 5560 625 2 NUR 707 Omslag en typografie: Treffend & Co, Veenendaal www.vuurbaak.nl
5 Inhoudsopgave Inleiding 7 1 Onze Heer beheerst alles 13 Kolossenzen 1:15-20 2 De aardse koningen en Gods koning 29 Psalm 2 3 Er komt een betere koning 45 Jesaja 11:1-10 4 Gods dienaar als staatsman voor de wereld 62 Jesaja 42:1-4 5 De mens zoals God hem bedoeld heeft 78 Hebreeën 2:5-9 6 Bid voor de redding van mensen 95 1 Timoteüs 2:1-4 7 De nieuwe orde van de redding 107 1 Timoteüs 2:4-7 8 Hoogste koning, hoogste Heer 118 Openbaring 19:11-21
13 1 Onze Heer beheerst alles Kolossenzen 1:15-20 1.1 Inleiding Dit is een bijzonder indrukwekkend gedeelte in Paulus’ brie- ven. Het klinkt verheven, dichterlijk; in veel vertalingen is het ook zo afgedrukt. Het klinkt uitbundig. Paulus wordt lyrisch nu hij Christus’ toppositie boven de hele wereld gaat uitwerken. Toch staat het niet apart. Het is niet – zoals het vaak is opge- vat – een gezang, een hymne, een verheven lied dat Paulus, in bewerkte vorm, invoegt. Hij is hier helemaal zelf aan het woord. Paulus is gaan spreken over de geliefde Zoon van God, die ons verlost heeft van onze zonden, de koning van het rijk waarin wij nu zijn geplaatst (v. 13v). Over die Zoon gaat het nu verder in deze opgetogen verzen. Tegelijkertijd kijken deze verzen vooruit naar het vervolg. Paulus gaat ‘de heiligen in Kolosse’ (v. 2) straks waarschuwen te- gen mensen die hen met allerlei religieuze praktijken, ideeën en leefregels van Christus af zouden kunnen leiden (2:8 en 16-23). We zullen voor een beter begrip van onze passage daar straks naar vooruitgrijpen (onderdeel 6). Paulus spreekt een gemeente aan: ‘… gelovige broeders en zusters die één zijn in Christus’ (v. 2). Dat is iets om vast te hou- den, want in onze cultuur laten bijbelverklaarders, lezers en studiegroepen dat niet altijd voldoende doorklinken. De brief heeft grotendeels een algemeen karakter. Paulus heeft zelf niet in Kolosse gewerkt; dat heeft Epafras gedaan (v. 7). Persoonlijke relaties komen wel naar voren in het vrij uitvoerige
14 slot van de brief (4:7-18). Toch is Paulus hartelijk bij de gemeen- te betrokken, zo kunnen we al opmaken uit 1:3-11. Voor de bespreking 1. Welke indruk maakt het gedeelte dat we nu gaan bespreken op je? 1.2 Indeling De zinsdelen zijn losjes aan elkaar geregen. In de vertaling kan dat niet altijd op dezelfde manier als in het Grieks. Paulus schrijft een brief, geen boek. Hij dicteert waarschijnlijk (zie 4:18), terwijl hij nadenkt. Wel heeft hij ongetwijfeld van tevoren nagedacht over wat hij wilde schrijven en hoe. Ook ons gedeelte is allerminst rommelig. De stijl heeft iets dichterlijks; we horen eerder een lied dan een betoog. Hoe zit het in elkaar? Vers 15 is verbonden met het voorafgaande. Die geliefde Zoon van God, aan wie het te danken is dat wij vrijgekocht wer- den, dat ons onze zonden werden kwijtgescholden, is het beeld van God en het hoofd van de schepping. Hij is de ‘eerstgeborene’ van de hele schepping (v. 15b) – dat is als het ware het opschrift, de samenvatting van het hele volgen- de gedeelte, vers 16-20. Christus is het onderwerp van het hele stuk, om zo te zeggen de melodie, maar ‘alles’ is de doorlopende baspartij. Christus heeft de eerste plaats in en boven alles. Vers 18a drukt dan de unieke, intieme verhouding uit tus- sen de Heer en de gemeente. We kunnen dat het scharnier van het hele stuk noemen. Het is de overgang naar het volgende gedeelte. Het vervolg, vanaf vers 18b, is hiermee verbonden. Christus is ‘het hoofd van het lichaam, de kerk’ (18a). Dat is Hij door de weg die Hij gegaan is door Goede Vrijdag en Pasen heen: ‘eerst- geborene uit de dood’ (18b) … ‘zijn bloed aan het kruis’ (20c).
15 Tegelijkertijd heeft die weg beslissende en zegenrijke betekenis voor ‘alles’: ‘eerstgeborene uit de dood, om in alles de eerste te zijn (18b) … ‘Door Hem… alles… willen verzoenen… door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis’. Dat ‘alles’ wordt omar- mend samengevat in het begin: in de hemel en op aarde (v. 16a), en aan het eind, in de omgekeerde richting: ‘alles op aarde en alles in de hemel’ (v. 20b). (Dat laatste is in de oorspronkelijke tekst het slot van ons gedeelte, zoals nog te zien is in de vertaling NBG51; in de NBV21 zijn de zinsdelen aan het eind omgedraaid.) We kunnen, samenvattend, ons gedeelte zo indelen: Christus en de schepping v. 15-17 Christus en de gemeente v. 18a Christus en de herschepping v. 18b-20 Voor de bespreking 2. Hoe vaak staat het woord ‘alles’ in dit gedeelte? Had dat niet wat minder gekund? Wat is het effect van die herhaling? Waarom zou Paulus dat hebben gedaan? 1.3 Christus, het beeld van God Jezus Christus is in een unieke zin (zoals uit het vervolg blijkt) het beeld van God. God zelf is onzichtbaar. Niet zoals lucht of gas onzichtbaar is, maar zijn majesteit (heerlijkheid, luister, uitstraling) is te intens om door mensen gezien te kunnen wor- den. Hij woont in een ontoegankelijk licht (1 Tim. 6:16; zie dat hele vers, een lofprijzing). Niemand heeft ooit God gezien (Joh. 1:18), dat wil zeggen: rechtstreeks, voluit, in het gezicht; al is Hij soms wel aan mensen in een bepaalde gestalte verschenen,
16 zoals aan Abraham (Gen. 18), aan Mozes (Ex. 33:18-23 en 34:5-7) en in visioenen aan profeten (Jesaja, Ezechiël, Daniël). Maar wij zien God in zijn Zoon. Zoals Híj is, zo is God. In Hem heeft God Zich volkomen geopenbaard, in Hem schittert Gods luister, Hij is zijn evenbeeld (Hebr. 1:2-3). Hij zegt zelf: ‘ Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.’ (Joh. 14:9) Wil je weten wie God is, dan moet je naar Jezus Christus kijken ( je kunt hierbij ook lezen het al genoemde Joh. 1:18, 14:6-7, en Mat. 11:27). Zo schitterend, zo geweldig is God, in zijn hoogheid en zijn nabijheid, zijn vreeswekkendheid en liefde. Voor de bespreking 3. Laat kleine subgroepen elk een van de tussen haakjes genoemde bij- belgedeelten lezen en bespreken en daarover daarna in de hele groep vertellen. 4. Er wordt in onze wereld veel over God gesproken buiten Jezus Christus om. Door buitenstaanders, maar ook door christenen. Herken je dat? Noem en bespreek een paar voorbeelden. (Je kunt deze vraag ook laten liggen tot het eind van het hoofdstuk, daar komt hij terug.) 5. Je kunt bij de naam ‘God’ andere gevoelens krijgen dan bij ‘Jezus (Chris- tus)’. Hoe komt dat? Vind je dat terecht? 1.4 De eerste plaats in de schepping De Zoon is de ‘eerstgeborene van heel de schepping’. Deze zinsnede drukt zijn status uit. Hij heeft de voornaamste plaats, de hoogste positie, de ‘voorrang’ (NBG51, opschrift), Hij staat of zit vooraan, bovenaan. Dit houdt niet in dat Hij zelf ook tot de schepping behoort. Het betekent wel dat Hij er niet los van staat, niet los erboven. Dat ‘eerstgeborene van heel de schepping’ wordt in het di- recte vervolg uitvoerig uitgelegd; vers 16 begint met ‘want’, in
17 de NBV21 (goed) weergegeven met een dubbele punt aan het eind van vers 15. ‘In Hem is alles geschapen’. Dat ‘in’ komt in het Grieks veel voor in het Nieuwe Testament en is moeilijk te vertalen. De Sta- tenvertaling vertaalt de uitdrukking met ‘door Hem’. Dat bete- kent in ieder geval niet (zoals het in het Nederlands kan klin- ken) dat Hij zelf de Schepper is. De kanttekening bij de SV zegt: ‘Gr[ieks] in Hem; dat is, door Hem als een Medewerker des Va- ders, gelijk aan het einde van dit vers verklaard wordt.’ Het slot van het vers luidt zo: ‘alles is door Hem en voor Hem geschapen.’ ‘Door Hem’: via Hem, door middel van Hem, Hij is het instrument, maar dan een levend en persoonlijk in- strument. De Vader heeft de wereld geschapen in gemeenschap met Jezus, in nauwe samenwerking met Hem; de Zoon was daar helemaal en intens bij betrokken, bij het ontwerp en de uitvoe- ring, en stemde er volledig mee in. ‘ Voor Hem’: voor Hem be- stemd, met het oog op Hem, aangelegd op Hem, zodat Hij er gelukkig mee zou zijn. Uiteindelijk valt alles Hem weer toe, het wordt allemaal zijn koninkrijk. Als wij het over de schepping hebben, denken we meestal niet in de eerste plaats aan Christus; eerder aan de discussie over schepping en evolutie, en meer in het algemeen aan het terrein van de natuurwetenschap, of aan milieu en klimaat. Als dat zo is, is het goed om nu om te denken. De schepping is het werk van de Vader en de Zoon. De hoge wijsheid, de diepe liefde en de brede mildheid van onze God en Heer zitten er al in. ‘Alles is… geschapen’ voert de gedachten in het Grieks min- der dan in het Nederlands terug naar het verre verleden van het begin. Het accent ligt meer op het resultaat. Alles, de hele schepping, draagt nu het merk van de Zoon van God. Vers 17 benadrukt nog eens de hoofdgedachte en zet vervolgens een stapje verder. Hij heeft de toppositie boven en in alles. En alles
18 heeft z’n verband, z’n samenhang in Hem. Wij beleven dat vaak niet zo. De wereld van het werk is iets heel anders dan die van het gezin, en die van geloof en kerk is weer een heel andere. Hoe kun je concurrentie en naastenliefde met elkaar rijmen, en hoe ben je christen in je koopgedrag? Toch horen ze in Christus al- lemaal bij elkaar en zijn ze aan elkaar verbonden. Dat ligt allemaal samengevat in de naam ‘Heer’, al staat die hier niet. Hij heeft niet alleen de macht en het gezag. Hij is ook (met de Vader) de ontwerper, de architect, de kunstenaar, die er zijn hart in heeft gelegd en er in die zin aan gehecht is. Hij heet in vers 18 het hoofd van het lichaam, de gemeente, maar volgens Efeziërs 1:22 ligt in het verlengde daarvan, of gaat daar zelfs aan vooraf, dat Hij hoofd over alles is. Voor de bespreking 6. Kun je in de schepping zien dat die met liefde gemaakt is? Met de liefde die Christus, onze Heer, voor ons heeft? En met wijsheid? 7. Hoe kun je concurrentie en naastenliefde met elkaar rijmen en in beide de Heer van de schepping zien? 1.5 De machten: uitleg ‘Alles’, waar Christus Heer in is, wordt uitgewerkt in vers 16. ‘Alles in de hemel en alles op aarde’ – men zag tussen aarde en hemel niet zo’n scherpe grens als wij zien, laat staan een kloof, een tegenstelling. Boven de aarde is de lucht die wij inademen, zijn de wolken en onweersbuien, de sterren en andere hemel- lichamen, en tenslotte dat wat wij niet kunnen zien. Het zijn de dingen boven ons, die vlak bij ons zijn en vertrouwd voelen én de dingen waar wij hoog tegenop kijken en ons klein bij voelen. ‘Het zichtbare en het onzichtbare’ duidt dus niet hetzelfde paar aan; het is niet zo dat op aarde het zichtbare is en in de hemel
19 het onzichtbare. We zien de sterren, al zijn ze oneindig ver weg. We zien niet de geesten, goede engelen en kwade machten, die toch directe invloed op ons leven hebben, en evenmin de wind die verkoelt én schade aanricht. Christus is Heer over ‘alles in de hemel’: de wereld van de engelen, en tegelijkertijd ‘de ruimte’, van de sterrenstelsels en kometen, en de lichtjaren. En over ‘alles op de aarde’: de wereld van het wonen en werken, de huizen en de bedrijventerreinen, het gezin, de school, het platteland en de stad, de natuur en het beton en staal, Amerika en China… Er volgen vier abstracte woorden. Je zou het zo kunnen weer- geven: ‘Of het nu tronen zijn of heerschappijen of grootheden of machten.’ De NBV21 heeft het wat minder abstract gemaakt: ‘vorsten en heersers’. Zo’n opsomming van vier termen die nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn in betekenis, geeft vooral zware nadruk. In de vertaling zijn ze twee aan twee ge- groepeerd: ‘vorsten en heersers, machten en krachten.’ Dat past bij het dichterlijke karakter van deze verzen. Een heel concreet plaatje wordt het niet. Dat is ook niet no- dig om ‘alles’ in te vullen. We hoeven niet te weten wat Paulus bij al die woorden precies voor ogen heeft gehad. Je kunt ver- moeden dat Paulus bij ‘tronen’ aan hooggeplaatste engelen heeft gedacht, maar je vult het te eenzijdig in als je alle vier al- leen op engelen betrekt; er valt net zo goed aan aardse machten te denken. Een veelbesproken vraag is: bedoelt Paulus alleen goede machten, of alleen kwade, of allebei? Het antwoord kent meer kleuren dan deze drie. - De machten behoren tot de schepping, de oorspronkelijk goe- de schepping, waar de Zoon van God Heer over is.
20 - Ze zijn – voor een belangrijk deel – door opstand, zonde en vloek bedorven en doen ook zelf kwaad (vgl. Ef. 6:12). - Christus heeft ze ontwapend, krachteloos gemaakt; Hij heeft ze ontmanteld en in hun hemd gezet (Kol. 2:15). - Ze zijn of worden verzoend: dat komt zo dadelijk, in 1.8. Kortom, machten zijn geschapen, bedorven, overwonnen, en worden vernieuwd. Om je de machten voor te stellen kun je ook denken aan het bijbelse visioensbeeld van de wilde dieren, ontzagwekkende schepselen: ze kunnen beestachtig tekeergaan (Dan. 7, de bees- ten uit de aarde en de zee), maar ze zijn ook als de levende we- zens rondom de troon van God (Openb. 4), ze zetten de troon luister bij, ze spreken van Gods grootheid (vergelijk Behemot en Leviatan – het nijlpaard en de krokodil in NBG51 – in Job 40 en 41). Voor de bespreking 8. Bij de schepping denken wij vooral aan de natuur. In dit onderdeel zijn ook beton en staal en de wereld van werk en school erin begrepen. Hoe denk je daarover? 9. De ongerepte natuur die we vaak als schepping zien, is niet meer onge- rept. Vanwege de zonde van de eerste mens is de aardbodem vervloekt (Gen. 3:17, NBG51). Bovendien hebben sindsdien mensen op die schep- ping ingegrepen. In hoeverre kunnen wij de schepping nog kennen zo- als die oorspronkelijk was en bedoeld is? Het helpt om bij deze vraag Romeinen 8:19 e.v. te betrekken. 1.6 De machten: toepassing De broeders en zusters in Kolosse leefden in een onzekere wereld. Zo werden hun stad en de omgeving van tijd tot tijd
21 getroffen door aardbevingen. Verder moeten zij soortgelijke machten als wij gekend hebben. In hoofdstuk 2 van Kolossenzen zien we een paar voorbeel- den van wat Paulus ongeveer in zijn hoofd gehad moet hebben. Hij wil de christenen waarschuwen tegen diverse vormen van religiositeit die in die wereld voorkwamen en die via allerlei sprekers bij hen binnen zouden kunnen komen. In 2:8 begint hij met een algemene, afstandelijke en kritische aanduiding. Hij wil hen ertegen wapenen. Vanaf 2:16 wordt het iets concreter: - allerlei regels over voedsel, onthouding daarvan, vasten, as- cese, en regels over bepaalde dagen; - nederigheid volgens zelfopgelegde, menselijke regels en praktijken; - het vereren van engelen; - een trotse, elitaire houding: ingewijde claimen te zijn in speciale kennis, geheimenissen, visioenen, openbaringen; ‘esoterie’; - met een en ander beslagleggen op het denken en de levens- praktijk van hun publiek. Terug naar ons hoofdstuk, Kolossenzen 1. Bij wijze van uitwer- king van de ‘machten’ volgt hier een lijstje voorbeelden van machten die ook in onze tijd nog actueel zijn en hun uitwerking hebben: a) de politiek, Den Haag en Brussel, het debat tussen links en rechts, ideologieën; b) de economie, het geld, de markt, consumeren, de kloof tus- sen rijk en arm; c) de nadruk op gezondheid en uiterlijk, op vitaliteit en succes; d) groepsdruk en tegenstellingen tussen groepen en staten;
22 e) complottheorieën, de pendelbeweging tussen angst en beheersingsdrang; f ) middelen die geluk beloven maar vaak verslavend werken; g) de media, sociale media, influencers, onderwijs en weten- schap, kortom alles wat ons denken wil binnenkomen en er wil nestelen; h) cultuur, amusement, sport, grote evenementen, alles waar veel geld in omgaat; j) de mode, wat je ‘hoort’ te dragen en te hebben; k) het ingewikkelde bouwsel van onze samenleving waarin men- sen verdwalen, de bureaucratie, waarin je kunt vastlopen; l) het milieu, het klimaat. Kortom, alles wat indruk op ons maakt, ons overweldigt, of wat, zonder dat we er erg in hebben, diep in ons leven doorwerkt; alles waar we ons nietig en machteloos onder kunnen voelen. (In hoofdstuk 8 van dit boek komen de ‘machten’ in een ander verband nog eens aan de orde.) Nogmaals: je kunt ze niet scherp onderscheiden in goede en kwade machten. Denk terug aan het beeld van de wilde dieren, het nijlpaard enzovoort in Job. Ze hebben verschillende kanten en vertonen in de loop van de tijd verschillende gezichten. Zo kan de overheid met haar efficiënte organisatie tot een men- senlevens verwoestende bureaucratie worden. Vrijheid in de economie kan leiden tot een schandelijke kloof tussen armen en rijken. Het vraagt wijsheid om je hier als christen toe te ver- houden (vgl. Openb. 13:18). Je kunt bij de uitwerking ook aan machten denken die wel overwonnen maar niet verzoend worden. Paulus doet dat hier niet. Zo heeft hij het in 2:16-18 over dingen als eten en drinken en het vieren van feestdagen, waarover je je geen regels moet laten voorschrijven of laten veroordelen, maar waarin je je wel
23 voor jezelf aan regels kunt houden en met elkaar afspraken kunt maken. De opmerkingen in deze paragraaf dienen om onze ge- dachten en voorstellingen vorm te geven, niet als basis voor een sluitende levens- en wereldbeschouwing. Het gaat tenslotte niet om de machten op zich, het gaat erom dat Christus Heer en hoofd erover is. Dat is een bemoediging geweest voor de christenen in Kolosse. Ook voor ons betekent het dat we ontspannen met deze wereld mogen omgaan. Vanuit de liefdevolle, intieme relatie tussen onze Heer en ons mogen we wat deze wereld te bieden heeft in zijn licht zien en genieten, en ook wat groot en dreigend op ons afkomt in vertrouwen on- der ogen zien. Je kunt hierbij, behalve de besproken verzen uit Kolossenzen 2, nog vergelijken 1 Korintiërs 3:21-23 en 1 Timoteüs 4:3-5. Voor de bespreking 10. Laat drie tot maximaal vijf deelnemers met elkaar een voorbeeld van een macht uitkiezen om te bespreken. Elk groepje bespreekt die aan de hand van de volgende vragen: a. Waarom vinden we dit een macht in de zin zoals hier aan de orde is? b. Wat betekent het dat deze macht in Christus geschapen is, dat die behoort tot dat ene verband van de wereld waarover Hij blijvend, ook nu, regeert? c. Helpt het om ons daar meer van bewust te zijn? d. Wat kunnen we doen om ons daar meer bewust van te zijn? 1.7 Intieme relatie Vers 18a staat in het centrum van ons bijbelgedeelte, het vormt er ook het hart van. Verder gaat de hele passage over de plaats van Christus in de schepping, de wereld, maar dit stuk zin gaat over zijn relatie tot de gemeente.
24 Christus is ‘het hoofd van het lichaam’: dat klinkt persoonlij- ker en hartelijker dan wij het misschien horen. Wij kunnen ook spreken over het hoofd van een afdeling. Wij kunnen een orga- nisatie een lichaam noemen. Zo wordt in het Nederlands recht- gesproken door een ‘openbaar lichaam’; dat is een bestuurlijke term. Organiseren en organisatie zijn in onze cultuur tamelijk formele zaken. In de Bijbel is de ‘lichaamstaal’ warmer, meer doorbloed. Bij de beeldspraak ‘hoofd en lichaam’ zien we een persoon voor ons; beide zijn aan elkaar verbonden; het hoofd geeft zorgzaam leiding aan het lichaam, het lichaam vaart daar wél bij. De relatie is zo intiem dat die ook als beeld gebruikt kan worden voor het huwelijk tussen man en vrouw, zoals in het be- kende gedeelte in Efeziërs 5:22-33. Daar wordt de parallel man- vrouw en Christus-gemeente breed uitgewerkt en worden er allerlei conclusies aan verbonden. Christus heeft een intieme relatie met de gemeente. Hier in Kolossenzen staat het beeld van één persoon op de voorgrond; dat van het echtpaar kun je erin horen meeklinken. Het is verrijkend om Efeziërs 1:22-23 hierbij te lezen. Daar wordt Christus ook het hoofd ‘over alles’ genoemd: God heeft ‘Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, die zijn lichaam is’ (NBG51). Zijn hoofd-zijn is dus niet alleen van toepassing op de gemeente. Tegelijkertijd is de relatie met de gemeente duidelijk closer. Beide relaties hebben met elkaar te maken. Christus geeft leiding aan de wereld, dat is als het ware zijn werk, maar Hij is getrouwd met de gemeente; daar ligt zijn hart, Hij doet het voor haar. Wat een voorrecht om als gemeente aan die Heer verbonden te zijn! Dankzij zijn liefde geniet je al- lerlei vruchten van wat Hij met zijn macht en betrokkenheid in de hele wereld doet. In de Heidelbergse Catechismus is dat kernachtig en mooi
25 uitgedrukt in de uitleg van ‘… en zit aan de rechterhand van God’: Christus bewijst Zich ‘als het Hoofd van zijn christelijke kerk, door wie de Vader alle dingen regeert’. Zo is dit zinnetje verbonden aan het voorafgaande: díé Heer, die hoofd van de hele wereld is, is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Het is ook verbonden aan het vervolg: Híj is het hoofd van het lichaam, de gemeente, die oorsprong is enzo- voort, die een nieuw begin heeft gemaakt en vrede sticht. De gemeente geniet de liefde van Hem die dat allemaal heeft ge- daan en daarop uit is. Voor de bespreking 11. ‘Dankzij zijn liefde geniet je allerlei vruchten van wat Hij met zijn macht en betrokkenheid in de hele wereld doet.’ Kun je daar voorbeel- den van geven? Hoe gelukkig ben je daarmee? 1.8 Vrede Hij, het hoofd van het lichaam, de kerk, is het (nieuwe) be- gin, zo gaat Paulus verder. De oorsprong, het principe van de herschepping. Hij als persoon is degene die vooropgaat. De eerstgeborene uit de dood: de eerste die uit het graf is opge- staan. Er is een groot verschil met iemand als Lazarus: Hij, als de eerste, zal door velen gevolgd worden, Hij krijgt een hele optocht achter Zich aan. De bedoeling van Pasen is dat er een totaal vernieuwde wereld volgt. Want toen Hij op aarde was, woonde de hele ‘volheid’ in Hem. God wordt hier aangeduid met een merkwaardig abstract woord. Paulus spreekt de taal van de filosofie, waar hij in Ko- lossenzen 2 verder naar zal wijzen (vgl. 2:8). Een veelgeprezen filosofie van die tijd beschouwde de godheid als het allesom- vattende. Zoals wij ook van onze God zeggen: Hij heeft de hele
26 wereld in zijn hand. Hier is Hij een persoon, met een eigen wil, een eigen plan dat in zijn hart leefde: in Christus wilde Hij op aarde als mens bij ons wonen. Daarmee had God, die alles omvat, de bedoeling om dat al- les weer met Zich te verzoenen, de verhouding tussen Hem en de hele wereld weer te herstellen. Die verhouding was namelijk verstoord; ‘alles’ was van Hem verwijderd geraakt, er was vij- andschap gekomen; verzoening werd nodig. Die verzoening heeft hier niet alleen betrekking op mensen, maar op de hele kosmos, de hele geschapen werkelijkheid. De machten, zoals de intermenselijke verhoudingen, de heersende publieke opinie, de cultuur, waren los van God gaan functioneren; de dingen, zoals het geld, de banken, de administratie, de gebouwen en het landschap, waren in vijandige handen geraakt. Die verwijdering tussen de machten en God wordt hier stil- zwijgend voorondersteld; daar gaat Paulus hier niet verder op in. Hoe bracht God, ‘de volheid’, die verzoening tot stand? Door vrede te brengen. Als dit niet gewoon een ander woord is voor het voorafgaande ‘verzoenen’, dan spreekt het specifiek over het vredesproces. Zo opende Hij, zo voerde Hij de vredesonder- handelingen. Hij deed dat door Zich op een schokkende manier te laten terechtstellen, zodat zijn bloed sijpelde langs de paal waaraan Hij hing. Het zag er meer uit als een mislukking dan als een vredespoging. Toch was dat zijn manier om verzoening te stichten. Aan het slot volgen nog twee accenten. (Zoals gezegd: de oorspronkelijke volgorde van de zinsdelen is anders dan in de NBV21. De NBG51 blijft dichter bij de Griekse volgorde.) Het eer- ste: ‘door Hem’. Nu God zelf, in zijn Zoon, zo bij ons gekomen is, en nu Hij in de schokkende weg van Goede Vrijdag en Pasen zo’n
27 geweldig doel bereikt, de verzoening van alles – nu kunnen we niet meer over Hem spreken buiten Jezus Christus om. Het tweede: ‘alles op aarde en alles in de hemel’. Op basis hiervan moet je nu in de wereld staan en om je heen kijken. Al- les is verzoend! Je kunt denken aan het sprenkelen van het bloed in het Oude Testament – als teken vooraf van Christus’ bloed aan het kruis – op ‘vrijwel alles’ (Hebr. 9:22), op (heel breed) ‘het volk’ (Ex. 24:8). Hoe adembenemend het uitzicht ook is dat dit bijbelgedeelte ons presenteert, het is niet bedoeld als een boeiende wereldvisie voor een geïnteresseerd publiek met filosofische belangstelling. De verzoening van ‘alles’ is geen objectief gegeven. Jezus is wel terechtgesteld aan een kruis, maar wie Hij is, wat die terecht- stelling betekende, het feit dat Hij verzoening bracht, is een evangelie dat erom vraagt om in geloof aangenomen te worden. We moeten er dan ook niet los van het geloof over speculeren. Het directe vervolg bepaalt ons daarbij. Vers 21 begint (zie NBG51) met ‘Ook u…’ ‘Jullie’ behoren tot die van God vervreem- de wereld die nu door Christus’ aardse lichaam weer met Hem verzoend is. Dat grijpt terug op vers 13 en 14. Voor de bespreking 12. Er wordt in onze wereld veel over God gesproken buiten Jezus Christus om. Door buitenstaanders, maar ook door christenen. Herken je dat? Kun je een voorbeeld noemen? Wat zou (in dat voorbeeld) jouw reac- tie zijn? In hoeverre kunnen zulke uitspraken juist zijn? En – aan de andere kant – tot welke (bedenkelijke) resultaten leidt het? 13. Alles is verzoend. Hoe kun je dat toepassen met voorbeelden? Je kunt gebruikmaken van het lijstje van toepassingen van ‘machten’ uit 1.6. 14. Deze brief is geschreven aan een prille gemeente, een kleine minder- heid in een heidense stad.
28 a. Hoe komt de brief in zo’n gemeente over, denk je? Vreemd, verras- send, bemoedigend, vertrouwd, stimulerend? b. Is dat anders in een gemeente in Nederland in de eenentwintigste eeuw? 15. Stelling: Dit bijbelgedeelte zegt niet dat de schepping niet zal vergaan op de dag van het oordeel, of dat alle mensen gered worden. Ben je het daarmee eens? Leg uit waarom wel of niet. 16. In de inleiding zeiden we dat het belangrijk is om in het oog te houden dat Paulus aan een gemeente schrijft. Kun je nu, na de bestudering van dit gedeelte, uitleggen waarom?