Ik leer je de Bijbel lezen
Ik leer je de Bijbel lezen Jan Heijnen bijbellezenmetjan.nl © 2023 Scholten Uitgeverij BV Burgemeester Drijbersingel 25-A 8021 DA Zwolle [email protected] www.scholtenuitgeverij.nl Omslagontwerp: Zijdiezijn Binnenwerk: Marcin & Milou Drukwerk: www.drukcase.nl Eerste druk, september 2023 ISBN 9789083355061 NUR 707 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No portion of this book may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means – electronic, mechanical, photocopy, recording or any other – except for brief quotations in printed reviews, without the prior written permission of the publisher.
INHOUDSOPGAVE Ik leer je de Bijbel lezen 7 De ontmoeting 11 Het begin 17 De mens en zijn helper 33 De slang en de vloek 49 Een tweede test 61 Het verraad van de voorstelling 75 Kauwen op Gods Woord 93 Plot en plaats 105 Bijbelse personages 119 De tijdlijn van de Bijbel 137 Het leven van Jezus 161 De worm aan het kruis 177 De sleutelvragen van de evangeliën 189 Jezus de verhalenverteller 205 Ga mee op avontuur door Lucas 217 Reis door de Bijbel in twee jaar 219 Gratis download: De Bijbel in 1 Dag 221 Over de auteur 223
7 IK LEER JE DE BIJBEL LEZEN ‘H oe lees ik de Bijbel?’ Deze vraag heeft me jarenlang beziggehouden – al vanaf het moment dat ik de tiendelige jeugdbijbel las bij mijn ou- ders. Later kocht ik mijn eerste eigen Bijbel. Geschiedenis was altijd mijn favoriete vak op school en het idee dat je een tekst in handen had die vele eeuwen geleden was geschreven, vond ik grandioos. Maar als ik dan daadwerkelijk ging lezen, was de tekst maar lastig, en – om eerlijk te zijn – vaak weinigzeggend. Dit veran- derde toen ik steeds vaker online naar preken ging luisteren. Vooral studies die vers voor vers door een heel Bijbelboek gin- gen, spraken me erg aan. Later ontdekte ik een methode om in een paar stappen ‘stille tijd’ te houden: 1. Bid 2. Lees de tekst rustig 3. Kijk welk vers er voor je uitspringt 4. Reflecteer hierop, kijk wat het voor jou betekent 5. Haal er een toepassing uit en breng het weer terug bij God
8 Met deze methode is uiteraard niets mis; ik pas hem nog steeds weleens toe. Toch haakte ik na verloop van tijd af, omdat het van mijn eigen ingevingen afhing hoeveel ik uit een Bijbel- studie haalde. Ondertussen bracht mijn werk me in aanraking met vervolg- de christenen wereldwijd, en vooral in Azië. Daar ontdekte ik het werk van Bible literacy. In veel landen gaven de lokale christenen lees- en schrijfles, en ze voegden daar ‘bijbelgeletterdheid’ aan toe. Met andere woorden: ze leerden de vervolgde christenen hoe ze de Bijbel moesten lezen. Die leefden in een vijandige omgeving, waarbij ze dagelijks overspoeld werden met boodschappen uit de Koran. Het gevolg? Hun denken en doen werd zo beïnvloed dat ze een verkeerd beeld van God kregen. Hun beeld leek meer op Allah uit de Koran dan op God de Vader uit de Bijbel. Ik realiseerde me dat in ons land weliswaar geen openlijke vervolging is zoals daar, maar dat onze christelijke identiteit wel onder druk staat. Ook wij worden overladen met boodschap- pen die tegen de Bijbel in gaan. De noodzaak om Gods Woord te lezen, te begrijpen en te geloven, wordt daarmee steeds groter. Tegelijkertijd komen we steeds verder af te staan van de context waarin de Bijbel is geschreven. De vraag ‘Hoe lees je de Bijbel?’ beantwoord je niet alleen door verschillende methodes aan te leren. De kunst is dat je erin slaagt de oorspronkelijke betekenis te vertalen naar je eigen le- ven in het hier en nu. Maar hoe sla je die brug? Dit boek is het antwoord op die vraag. Het begint met het leren kennen van de achtergrond van de Bijbel. Wat probeert God ons te vertellen in Zijn Woord? Welke technieken gebruiken de schrijvers? Waarom roept de tekst zo veel vragen op voor ons, christenen in de eenentwintigste eeuw? Ik heb lang nagedacht over de vorm van dit boek. Hoe kan IK
9 ik jou als lezer het beste helpen? Het liefst zou ik gewoon lange gesprekken met je voeren waarin we samen naar de Bijbeltekst kijken, en we elkaar over en weer vragen kunnen stellen. Ik leer je de Bijbel lezen is daarom geschreven als een gesprek tussen twee mensen. De hoofdfiguur, Daniëla, stelt vragen die mijn lezers en cursisten ook stellen. Haar buurman Bram is de mentor die iedereen graag zou willen hebben. Samen gaan ze op avontuur door de Bijbel. Ga je mee? IK LEER JE DE BIJBEL LEZEN
11 DE ONTMOETING D e zaterdagmiddagzon verwarmde Daniëla’s gezicht toen ze haar huis uit liep, het pakketje stevig onder haar arm ge- klemd. Ze hield van deze rustige momenten; het gewone leven dat zich in haar kleine buurt ontvouwde. Kinderen speelden op straat, vogels floten en in de verte blafte een hond. Het pakketje was gisteren bezorgd terwijl haar buurman niet thuis was. Ze had het aangenomen, niet wetende voor welke bu- ren het was bestemd. De juiste buren zouden vanzelf wel langs - komen. Toen het pakketje de volgende dag nog in de gang stond, keek ze op het etiket. ‘Nummer 18’, stond erop. ‘Nummer 18?’, zei ze in zichzelf. In haar hoofd ging ze de buren langs. 18? Woonde daar niet dat oude mannetje? Zelf woonde ze op 33. Niet echt in de buurt van 18 dus. Waarom was het helemaal hier gebracht? Ze had haar schouders opgehaald. ’s Middags stond de doos echter nog steeds in de gang en daarom besloot ze er zelf langs te gaan. Daniëla liep tussen de spelende kinderen door naar nummer 18. Het huis was gemakkelijk te herkennen met zijn rode bakste- nen façade en het schuine dak. Een smal paadje van gebarsten tegels, ingeklemd tussen wildgroei van diverse planten, leidde
12 naar de voordeur. Er leek geen bel te zijn, dus klopte ze aan. Geen reactie. Ze klopte nog een keer, iets harder nu. Plotseling hoorde ze gestommel en daarna het geluid van enkele sloten die opensprongen. Pas toen ging de deur open. Een oudere man met diepe groeven in zijn gezicht verscheen in de deuropening, gekleed in een tuinbroek, zijn handen be- vlekt met aarde. ‘Goedemorgen’, zei hij opgewekt. ‘Goedemorgen’, antwoordde Daniëla met een glimlach. ‘Ik heb iets voor u’, zei ze, en hield het pakketje omhoog. ‘Het is gisteren bij mij bezorgd.’ Zijn gezicht klaarde op. ‘O, wat fijn! Ik had wel een een be- richtje gekregen, maar daar stond niet op bij welk huis het was bezorgd. Dank je wel dat je het hebt aangenomen.’ Het was duidelijk dat het pakketje belangrijk voor hem was, en toch pakte hij het niet aan. Een beetje ongemakkelijk. ‘Ik heb vieze handen’, zei hij. ‘Er zit wel een doos omheen, maar het is toch een heilig boek.’ ‘Een heilig boek?’, vroeg Daniëla. De buurman knikte. ‘Abba’s Woord. Zou je het misschien binnen op de tafel willen neerzetten?’ Ze vroeg zich af of dit zo’n trucje van een eenzame man was om een tijdje bezoek te hebben, maar vond het moeilijk om ‘nee’ te zeggen. Ook was ze stiekem wel nieuwsgierig naar wat er in het pakket zat. Abba’s Woord? Wat betekende dat nu weer? ‘Tuurlijk’, zei ze tegen hem, en ze volgde hem naar binnen. De garderobe in de korte gang hing vol herenjassen – groen, bruin, blauw; alleen maar donkere tinten. Het schoenenrek gaf eenzelfde beeld: donkergekleurde nette schoenen, sneakers en bergschoenen. Het paar witte sloffen viel behoorlijk uit de toon. De deur naar de woonkamer had wel een tijdmachine kun- nen zijn. De eikenhouten, ronde tafel, de leren banken en leren IK
13 DE ontmo EtinG stoel waren uiterst modern geweest in de jaren zeventig. Het kleine flatscreen-tv’tje op een soort lichtgrenen dressoirkast – met vier rijen van vier vierkante laatjes – was het enige object dat hier niet thuis leek te horen. Bovenal vielen de vele boeken op. Die stonden in twee verschillende kasten, maar ook op de tafels, de vensterbank en de banken, en er lag zelfs één op de vloer voor de stoel. ‘Zet het maar op de grote tafel’, zei de man. ‘Ik was even gauw mijn handen.’ Ze plaatste de doos voorzichtig tussen de boeken op tafel, maar stootte daarbij een fotolijstje om. Vlug zette ze het weer overeind. Op de foto was een oudere vrouw te zien met een ui- termate vriendelijk en vrolijk gezicht. Zachte rimpels getuigden stilletjes van jaren vol gelach. Haar twinkelende ogen straalden warmte en wijsheid uit, terwijl haar lippen zich krulden in een uitnodigende, geruststellende glimlach. Haar zilverkleurige haar contrasteerde prachtig met haar levendige uitdrukking. ‘Mijn overleden vrouw’, zei de buurman, terwijl hij terug- kwam uit de keuken. ‘Drie jaar geleden.’ Hij stak zijn hand uit. ‘Bram’, zei hij. ‘Daniëla’, antwoordde ze, terwijl ze zijn hand schudde. ‘Het spijt me dat uw vrouw is overleden.’ ‘Ze is nu bij Abba.’ Weer dat woord. ‘Pardon?’ ‘Bij Abba. Bij de Heer. Bij God.’ ‘Ah, ik begrijp het.’ ‘Ben je christelijk?’, vroeg Bram. ‘Ja’, antwoordde Daniëla. ‘Super’, zei Bram met een grote grijns. ‘Dan ga je dit vast mooi vinden.’ Hij pakte een scherp mesje en sneed de doos open zoals een chirurg een incisie maakt. In het pakket zat iets dat verpakt was in dikke lagen bruin papier. Hij scheurde het er voorzichtig
14 af en onthulde een boek, gebonden in verweerd leer. Zijn vingers streelden de vergulde randen terwijl hij het boek opendeed. De oude bladzijden roken naar verleden tijd en mysterie. Het was een antieke bijbel, met prachtige, handgeschreven letters. Bram bladerde door. ‘Kijk’, zei hij terwijl hij een tekst aan- wees. Het leek Nederlands, maar de letters waren moeilijk leesbaar. Eigenlijk kon Daniëla alleen Sinte Lucas Evangelie lezen. De andere letters stonden te dicht op elkaar geplakt. In de kantlijn was er met inkt iets bij geschreven. ‘Prachtig, hè?’, zei Bram. ‘Hier heeft een eigenaar van deze bijbel een aantekening gemaakt. Nu nog even ontcijferen wat er staat.’ ‘Welke taal is dat?’, vroeg Daniëla. ‘Oudnederlands?’ ‘Zoiets. Officieel noemen ze het volkstaal. Lees je zelf uit de bijbel?’ ‘Eh… wij lezen na het eten weleens uit de kinderbijbel. Maar het is moeilijk om een ritme te vinden.’ ‘Dat is heel goed. De bijbel hoor je samen te lezen. Natuurlijk, alleen lezen is ook goed. Maar samen lezen heeft iets extra’s.’ ‘Mijn man leest wel vaak in de bijbel’, zei Daniëla. ‘Maar zelf vind ik het lastig. Het is niet dat ik geen tijd heb, maar meer dat ik zo snel vastloop. Als ik dan iets heb gelezen, denk ik: Wat heb ik nu eigenlijk gelezen? Het had net zo goed in een andere taal geschreven kunnen zijn.’ ‘Zou je het meer willen doen?’ Daniëla legde haar hand in haar nek. ‘Nou, ik heb het al zo vaak geprobeerd. Zelfs begin dit jaar nog. Maar bij Genesis 3 gaf ik het alweer op.’ ‘Te lastig?’ Daniëla knikte. ‘Het roept zo veel vragen op. Het klinkt mis - schien gek, maar ik zou graag mijn eigen geloof beter begrijpen.’ Bram lachte. ‘Je bedoelt Gods Woord?’ IK
15 DE ontmo EtinG ‘Hm-hm. De bijbel, ja.’ ‘De bijbel lezen is zoiets als het maken van een lange reis door een vreemd landschap. Het is heel boeiend, maar je hebt wel een reisgids nodig.’ ‘De Heilige Geest?’ Bram lachte nog luider. ‘De Heilige Geest is de hoofdgids, ja. Maar Hij heeft heel veel kleine reisgidsjes opgeleid. Ik wil je graag helpen om de Bijbel beter te begrijpen. Er zijn een paar dingen belangrijk. Als je die weet, wordt Bijbellezen veel leuker en makkelijker.’ ‘Leuker? Moet de Bijbel leuk zijn?’ ‘Ja, die vraag krijg ik vaker. Ik bedoel het niet onrespectvol. Integendeel. Laat ik het anders zeggen: Gods Woord is fascine- rend. Hoe boeiender je het vindt, hoe makkelijker het wordt om te lezen, zelfs al zijn er altijd wel stukken die je niet begrijpt. Dit weekend zul je het wel druk hebben met je man en kinderen, maar…’ ‘Hoe weet u dat ik een gezin heb?’ ‘Haha, we wonen in dezelfde straat, Daniëla!’ ‘Och, dat is waar ook… stom.’ ‘Wat ik dus wilde zeggen: heb je maandagavond tijd? Of dinsdag? Ik wil je graag mee op reis nemen door de Bijbel. Ik be- loof je: het wordt geen saaie, wekelijkse Bijbelstudie. Als je God echt wilt leren kennen, dan kun je Hem het beste ontmoeten in de Bijbel.’ ‘Eh… ik kan maandagavond wel.’ ‘Mooi. Probeer dan nog eens Genesis 1 te lezen, en dan zie ik je volgende week.’
17 HET BEGIN Genesis 1 B ram dempte het licht boven de eikenhouten tafel in zijn woonkamer totdat er nog maar een zwak schijnsel overbleef. Daniëla vroeg zich af hoe de oude man op deze manier zijn boe- ken kon lezen, maar Bram waggelde monter naar zijn stoel. ‘Een beetje sfeer’, zei Bram lachend. ‘Lezen in de Bijbel moet iets – hoe zal ik het zeggen? – heiligs zijn. Iets speciaals. Het is niet zomaar een boek. Hij liet de vingers van zijn rechter - hand liefdevol op de donkerblauwe kaft rusten. Het is geschre- ven en bewerkt door mensen die in verbinding stonden met A b b a .’ ‘Abba?’, vroeg Daniëla. ‘Abba. Dat is een Aramees woord dat ‘vader’ betekent. Of eigenlijk is het intiemer dan dat.’ ‘Zoiets als ‘papa’ dus?’ ‘Ja, papa. Maar het gaat verder dan dat. Toen ik in Israël vrij- willigerswerk deed, verbleef ik bij een gezin waar Engels werd gesproken. De vader zei tegen zijn zoontje van negen dat het tijd was om naar bed te gaan. De jongen antwoordde: “Yes, daddy”. Zijn vader corrigeerde hem liefdevol. “Als ik je vraag om iets te doen, wil ik graag dat je zegt “Ja, abba”.’ ‘Waarom abba en niet gewoon papa?’
18 ‘Omdat abba intimiteit én gehoorzaamheid uitdrukt. Daar- om noemde Jezus Zijn Vader ook wel Abba. Hij heeft tegen ons gezegd dat wij God ook mogen aanroepen met Abba. Vind je dat niet mooi? Wij mogen een intieme relatie hebben met onze he- melse Vader, maar daar hoort wel gehoorzaamheid bij.’ De ketel op het gasfornuis floot luid. ‘Ja, ja, ik kom al’, zei Bram, terwijl hij op zijn pantoffels naar de keuken schuifelde. ‘Wat voor thee wil je?’ ‘Wat voor thee heeft u?’, vroeg Daniëla. ‘Zwart en… zwart. Ik doe niet aan al die fruitsmaakjes.’ ‘Zwarte thee lijkt me wel lekker.’ ‘Dat komt dan goed uit’, zei Bram lachend. Terwijl de thee in een rustig tempo voor haar werd bereid, viel Daniëla’s blik op de boekenkast die van onder tot boven ge- vuld was met kleine en grote bijbels, in bekende en onbekende talen. Sommige leken gloednieuw, andere al eeuwenoud. ‘Waarom heeft u eigenlijk zoveel bijbels?’, vroeg Daniëla, ter - wijl Bram de thee voor haar neerzette en zich langzaam in zijn stoel liet zakken. ‘Omdat je nooit weet welke je nog eens nodig zult hebben. En ik geef ook regelmatig een bijbel weg. Die vervang ik dan weer. Maar ik heb ook dit.’ Hij bukte en trok een la open van een kastje naast hem. Hij toverde een iPad tevoorschijn. Daniëla moest bijna proesten. Ze had in dit huis het idee dat ze in de middeleeuwen was beland. Een iPad paste daar niet bij. ‘Een tablet?’, vroeg ze glimlachend. Hij knikte. ‘Zie je hier ergens een tv staan? Hoe moet ik an- ders naar omroep Max kijken?’ Ze trok een wenkbrauw omhoog, terwijl ze van haar thee nipte. Bram lachte. ‘Ik kijk nooit naar omroep Max. Naar het jour - naal trouwens ook niet. Dat is voor oude mensen. Ik kijk meestal IK
19 HEt BEGin Netflix en HBO Max.’Daniëla verslikte zich bijna. ‘Serieus?’ ‘Had je niet gedacht, hè? Maar goed, voor we in een discus - sie belanden over guilty pleasures, waar wil je beginnen? Heb je alweer iets gelezen in Vaders boek?’ ‘Bedoelt u niet Abba’s boek?’ ‘Precies, buurvrouw. Abba’s boek.’ ‘Nou, ik ben gewoon bij het begin begonnen. Ik heb de eerste paar hoofdstukken gelezen, maar loop eigenlijk al direct vast. Het begint met God. Waar komt Hij opeens vandaan? Hij zweeft boven het water, maar hoe kan dat? Was het water al gemaakt? Dan maakt Hij licht en donker, maar de zon en maan worden een paar dagen later pas gemaakt. En hoe kan Hij alles in zes dagen hebben geschapen, terwijl we weten dat het universum miljarden jaren oud is? Of ontkent u dat soms?’ ‘Ha, ja. Mooie vragen! En dan heb je de eerste pagina van de bijbel nog niet eens omgeslagen’, antwoordde Bram. ‘En verder?’ ‘Nou, misschien moeten we eerst hier maar eens mee begin- nen. Ik zeg niet dat ik niet geloof, maar dit is toch niet uit te leggen? Ik vind het best logisch dat veel mensen afhaken als ze de Bijbel opendoen en het eerste wat ze lezen is – sorry voor de woordkeus – wetenschappelijk gezien onzin. Wat de Bijbel be- weert kan gewoon niet.’ ‘Wat beweert Abba in Zijn Woord dan volgens jou?’ ‘Ik ben geen natuurkundige, maar de oerknal is volgens mij een wetenschappelijk gegeven. De Bijbel zegt dat de aarde zes - duizend jaar oud is. Dat kan helemaal niet. De dinosaurussen zijn vijfenzestigmiljoen jaar geleden uitgestorven. En toen wa- ren er helemaal geen mensen.’ Bram bleef haar met een glimlach aankijken. Het leek wel alsof hij zich amuseerde. Ze vond hem een vriendelijke man, maar zijn laconieke reactie irriteerde haar. Ze liet een stilte vallen
20 om hem te dwingen te reageren.Hij knikte herhaaldelijk met zijn hoofd en stak toen zijn wijsvinger op om duidelijk te maken dat hij iets ging doen. Hij pakte zijn iPad en haalde deze met een vingerafdruk van het slot. Zijn wijsvinger leek door mappen te bladeren, tot hij het juiste bestand had gevonden. ‘Ik wil je graag iets voorlezen’, zei hij. ‘Het is in het Engels, maar ik zal het vrij vertalen. Klaar?’ Ze knikte. Bram schraapte zijn keel en begon te lezen. ‘Toen in de hoog- te de hemel nog niet genoemd was, en de aarde eronder nog geen naam droeg, en de oeroude Apsu, die hen verwekte, en de chaos, Tiamut, hun moeder, hun wateren waren vermengd. En er was geen veld gevormd, geen moeras te zien. Toen er van de goden nog niemand was geschapen, en niemand een naam droeg en geen bestemming was bepaald; toen werden de goden geschapen in het midden van de hemel, Lahmu en Lahamu werden tot le- ven geroepen.’ Hij nam een slok van zijn thee. ‘Weet je wat dit is?’ ‘Een heel rare tekst’, antwoordde Daniëla. ‘Een Babylonische tekst, gevonden op een kleitablet. Het hele verhaal staat op zeven kleitabletten. Sommige regels zijn niet leesbaar, maar het is opvallend compleet. Het verhaal heet Enuma Elish en vertelt het scheppingsverhaal vanuit de Babylo- nische goden.’ ‘Oei, daar weet ik niet veel van. Lijkt dit op het verhaal van de Bijbel? Het klinkt heel anders. Nog vreemder zelfs.’ ‘Ja, er zijn duidelijke overeenkomsten. Ook duidelijke ver - schillen trouwens. Net als in Genesis, het eerste Bijbelboek, speelt water een belangrijke rol. In het begin lees je over Apsu en Tiamat. Dat zijn twee goden uit water. Het ene water is zoet water, het andere zilt. Samen baarden zij de goden Lahmu en IK
21 HEt BEGin Lahamu, die op hun beurt Anshar en Kishar baarden. Anshar en Kishar baarden uiteindelijk de goden Anu, Enlil en Ea. Maar Tiamat was niet tevreden met de manier waarop haar kinderen werden behandeld door de jongere goden. Ze besloot om een leger van monsters te creëren om tegen de goden te vechten. Maar de jongere goden waren niet in staat om Tia- mat te verslaan en riepen de hulp in van Marduk, de god van Babylon. Marduk ging de strijd aan met Tiamat en haar monsters en slaagde erin haar te doden. Hij verdeelde haar lichaam in twee helften: de ene helft werd de hemel en de andere helft werd de aarde. Marduk werd vervolgens de oppergod van het Babyloni- sche pantheon en de schepper van de mensheid. Snap je?’ ‘Jeetje, niet echt. Het duizelt me helemaal.’ ‘Ja, het is een vrij chaotisch verhaal. En niet bepaald weten- schappelijk, of wel?’ ‘Niet echt, nee. Maar misschien is dat ook niet zo gek. Ge- zien de cultuur van die mensen, bedoel ik. Wat konden zij nu weten van het ontstaan van het heelal? Hoe oud is dit verhaal eigenlijk?’ ‘Minimaal tweeëndertighonderd jaar. Goed, we komen hier zo op terug. Er is nog een verhaal dat ik je wil laten horen. Het scheppingsverhaal van de oude Egyptenaren. Ken je dat?’ ‘Sjonge, het lijkt wel alsof ik meedoe aan een tv-quiz. Mag ik een hulplijn bellen?’ Bram lachte. ‘Je hebt mij toch? Er zijn verschillende verha- len over het ontstaan van de wereld in de Egyptische mytholo- gie. Een van de bekendste is het verhaal van de god Atum, die zichzelf creëerde. Atum werd beschouwd als de eerste god en de schepper van de wereld. Hij ontstond doordat hij zijn eigen naam uitsprak.’ ‘Ja hoor, hoe kan dat?’, reageerde Daniëla.
22 ‘Bij een god kan blijkbaar alles. Maar het wordt nog fasci- nerender. Hij begon als een enkele goddelijke kracht die uit de chaos kwam en schiep vervolgens de goden Shu en Tefnut. Shu was de god van de lucht en Tefnut was de godin van de vochtig- heid en regen. Samen creëerden zij de aarde en de hemel.’ ‘Alsof ik naar Discovery Channel luister’, zei Daniëla. ‘Blijf erbij’, moedigde Bram haar aan. ‘Er was nog steeds chaos in de wereld en Atum besloot om de godin Ma’at te schep- pen. Ma’at was de godin van de harmonie en orde en ze bracht stabiliteit in de wereld. Atum werd vervolgens beschouwd als de vader van alle goden en de koning van de hemel.’ ‘Zitten hier ook overeenkomsten in met het Bijbelverhaal over de schepping? Als ik eerlijk ben, wordt het mij alleen maar onduidelijker. Ik vind het verhaal in Genesis al lastig; met dit soort mythes kan ik helemaal niets.’ ‘Ja, de overeenkomst met het verhaal van de Bijbel is weer water en duisternis. In het begin was het donker. Pikzwart zelfs. Kijk, licht betekent dat je kunt zien. Dat het helder is. Dat je in- zicht hebt. Licht betekent leven. Duisternis is niets anders dan de afwezigheid van licht. De wereld was dus doods in zowel de Bijbel als in het Egyptische en het Babylonische scheppingsverhaal.’ ‘Hm, oké. En water dan?’ ‘Water betekent twee dingen. Water maakt schoon en water geeft leven als je het drinkt. Maar water is ook het onbekende, het gevaar. Water kan je doden. Aan het begin van deze drie ver - halen is er overal water en nergens land. Aangezien wij mensen landdieren en geen zeedieren zijn, is er dus geen plek voor ons om te leven.’ ‘Sorry, ik ben nog steeds de draad kwijt. Waarom moet ik dit allemaal weten?’ ‘Je hoeft dit niet allemaal te onthouden, maar als je de Bijbel leest, is het goed om je te realiseren wat je precies aan het lezen IK
23 HEt BEGin bent. Het is een oud boek, geschreven in talen die wij niet ken- nen in culturen die verloren zijn gegaan.’ ‘Als u het zo zegt, is het net alsof je de Bijbel niet kúnt be- grijpen.’ ‘Wat ik vooral probeer duidelijk te maken, is dat je de Bijbel moet leren lezen. Het helpt als je weet wát je leest, voor wíe het is geschreven en wat de boodschap was voor de eerste lezers of luisteraars. Welke vragen hadden zij? Denk je dat de eerste men- sen die Genesis 1 hoorden zich afvroegen of God het universum schiep met een oerknal?’ ‘Dat zal wel niet, maar het is wel een vraag die ik heb.’ ‘Natuurlijk. Ik vind dat ook machtig interessant. Maar wat zie je als je de Bijbel naast een natuurkundeboek legt?’ ‘Sowieso twee verschillende meningen over het ontstaan van de wereld.’ ‘Ik weet niet of dat per se zo is eigenlijk. Ik zou zelf zeggen: het een is een wetenschappelijk boek, geschreven door kundige mensen, het ander een literair boek. Literatuur geïnspireerd door Gods Geest, maar zeker een literair werk. In Genesis 1 vin- den we geen natuurkundige beschrijving die we kunnen toetsen aan wetenschappelijke modellen, maar een literair verhaal.’ ‘Wat bedoelt u met een literair verhaal? Dat het verzonnen is?’ ‘Ha! Nee, het is zeker niet verzonnen. Kijk alleen maar naar de eerste regel: In het begin schiep God de hemel en de aarde. Hier zit alles in wat we moeten weten. God maakte alles. Hoe Hij dat deed, wordt niet gezegd. Er staat gewoon dat God alles heeft gecreëerd. Punt. Weet je, laten we daar zo op terugkomen. Na- tuurkunde is niet je favoriete vak volgens mij. En geschiedenis?’ ‘Ja, geschiedenis heb ik altijd interessant gevonden. Ik haalde altijd negens en tienen zonder dat ik echt hoefde te leren.’ ‘Prachtig, ik had al zo’n vermoeden. Dan hebben we die voor - liefde voor geschiedenis gemeen. Alleen moest ik er wel hard aan
24 trekken op school. Rijtjes stampen. In 754 werd Bonifatius bij Dokkum vermoord, 1600 slag bij Nieuwpoort, 1648 vrede van Munster, dat soort dingen. Ik weet het nu nog steeds. Laten wij iets verder teruggaan. Weet je wat er in 1446 voor Christus gebeurde?’ ‘Poeh’, zei Daniëla, ‘Was dat de laatste keer dat Nederland wereldkampioen voetbal werd?’ Bram lachte. ‘Dat gebeurt pas met sint-juttemis, om maar eens een ouderwetse uitdrukking te gebruiken. Er vond dat jaar overigens wel een wonder plaats van vergelijkbare grootte. Het volk Israël trok uit Egypte weg nadat God het plagen had laten regenen.’ ‘Tja, nog zo’n bizar verhaal.’ ‘Klopt. Daar komen we vast nog weleens op terug. Maar 1446 voor Christus is hoogstwaarschijnlijk het jaar waarin Mozes met Gods volk Egypte verliet. Niet lang daarna gaf God Zijn wetten en regels door, maar Hij heeft ook de geschiedenis van de wereld aan Mozes verteld.’ ‘Verteld? Hoe dan? Gewoon alles gedicteerd?’ ‘Hoe precies, dat weten we niet. Maar God sprak regelmatig met Mozes en heeft hem de opdracht gegeven om Zijn woorden op te schrijven. Hoe kon Mozes anders zo’n beschrijving van de schepping geven? Hij was er immers niet bij. Abba moet het hem dus wel verteld hebben. Mozes moest het weer doorgeven aan zijn volksgenoten, de Israëlieten. Dat betekent dus dat de Heer in eerste instantie via Mozes sprak met deze mensen die net uit Egypte waren bevrijd.’ ‘Zij waren de eerste doelgroep?’ Bram gooide zijn handen in de lucht. ‘Exact! De Israëlieten hadden vier eeuwen in Egypte gewoond. Wat wisten zij nog van hun voorouders? Hadden ze weleens gehoord van Adam en Eva? Waarschijnlijk niet. Ze waren helemaal opgegaan in de Egypti- sche cultuur.’ IK