Aan De Nieuwe Psalmberijming mocht ik twee psalmen bijdragen in de slotfase van het proces, psalm 86 en 121. Eerder was ik erbij betrokken als revisor: alle 150 psalmen kwamen langs en kregen mijn commentaren te verduren: ‘geslachten? Mag het generaties zijn? Luister naar de koning tijdens zijn 4 mei-lezing’, ‘het rijm prijzen – eer bewijzen wordt sleets wanneer je het te vaak gebruikt’, ‘de uil ligt niet, hij zit (nachtdier) -> zit ik te wachten’. Even vaak stond er ‘mooi!’ in de kantlijn.
Bezig zijn met psalmen is devotioneel en ambachtelijk werk, ik doe het graag.
Toen ik mijn psalmen inleverde, kreeg ik op de DNP-app natuurlijk kritiek terug. En zo hoort het ook. Juist meelezers bevorderen dat je nog eens goed ergens naar kijkt. Via de website van DNP ontving ik ook mail. Iemand had een vraag bij psalm 121.
Mijn ogen kijken naar omhoog.
Ik zie de bergen staan,
daar komt mijn hulp vandaan,
daar houdt de HEER mij in het oog;
Hij maakte en bewaarde
de hemel en de aarde.
‘Hierin wordt, net als in de 1773 versie, nog steeds een verkeerde interpretatie gehandhaafd. We verwachten immers onze hulp niet van de bergen, waar de berggoden van de omringende volken van Israël resideerden.’ Deze lezer gaf in overweging te schrijven: ‘Waar komt mijn hulp vandaan?’ Nu hadden we er binnen DNP al een hele discussie over gehad, over die ene letter: waar of daar? Mijn man riep op het laatst door het huis: Waar is mijn overhemd? Daar! Ik schreef mijn meelezer: Dat ik gekozen heb voor ‘daar komt mijn hulp vandaan’ gaat terug op de Statenvertaling en de BGT (Bijbel in Gewone Taal).
Volgens de richtlijnen van DNP moet de berijming minstens één bekende vertaling volgen.
Tegelijk ligt het dieper. Teveel preken hoorde ik met de interpretatie: de dichter staat voor hoge bergen (ziekte, onheil) waar hij niet overheen kan komen en vraagt zich af waar zijn hulp vandaan komt. In zijn boekje ‘Lofzang is geen luxe (Gepeins bij Psalmen)’, legt Willem Barnard uit dat het ‘Waar’ aansluit op het levensgevoel van vertwijfeling en leegte (dat zou zijn keuze zijn), en dat de eerste vertaling ‘Daar’ (Statenvertaling) nog het wereldbeeld van vertrouwen ademde. Hoewel ik een fan ben van Willem Barnard, kies ik voor ‘Daar’, en dan niet vanuit het wereldbeeld, maar vanuit de psalm zelf.
Het is een retorische vraag. De dichter weet dat zijn hulp van God komt. Je mag het ‘van waar’ niet opvatten als twijfelvraag. Zelfs bij de vertaling ‘Waar komt mijn hulp vandaan?’, kan zo’n zinnetje nog niet zoekend of weifelend worden geladen.
Psalm 121 is een psalm van vertrouwen.
Dat karakter kenmerkt de hele psalm. De pelgrim kijkt omhoog naar de hoge bergen en zegt: Daar komt mijn hulp vandaan, daar is God, omhoog. Hij voegt er aan toe: die hemel en aarde (ook de majestueuze bergen) gemaakt heeft. Bergen of berg heeft in de bijbel de boventoon van ‘het omwolkte hoofd van de berg’ – waar God neerdaalt.
Psalm 121 (DNP; door Ria Borkent)
1. Mijn ogen kijken naar omhoog.
Ik zie de bergen staan,
daar komt mijn hulp vandaan,
daar houdt de HEER mij in het oog;
Hij maakte en bewaarde
de hemel en de aarde.
2. Hij laat je voeten veilig gaan.
Als jij obstakels ziet:
je helper sluimert niet.
Hij slaapt niet, nee, Hij kijkt je aan
en laat zijn steun ervaren.
Hij zal zijn volk bewaren.
3. De HEER zal steeds je helper zijn;
zijn schaduw, zo dichtbij,
blijft aan je rechterzij.
De zon en maan doen je geen pijn.
De HEER zal alle dagen
en in de nacht jou dragen.
4. De HEER bewaart je voor het kwaad.
Je ziel, je leven zal
bewaard zijn, overal.
Waar je ook komt of waar je gaat –
voor nu en na dit leven
zal Hij bescherming geven.
Ria Borkent schrijft gedichten en kerkliedteksten en was vanaf 2002 tot 2014 als dichter verbonden aan het project Psalmen voor Nu.