8 1 Ook maar een gewoon mens Geroepen te zijn tot het predikambt heeft twee kanten: het enerzijds mogen doen en het anderzijds moeten die- nen. Van Godswege. Bij de ene dienaar zal de opdracht sterker leven: ‘Heere, het moest toch van U? Het kon toch niet anders? Het was toch Uw wil?’ Bij de andere meer de verwaardiging: ‘Wie ben ik, dat ik dit doen mag?’ Dit kan ook op en neer gaan tijdens de ambtsbediening. Maar allen weten van Gods liefdedienst, die nog nooit verdro - ten heeft. Juist door de liefde Gods in Christus Jezus zijn ze in hun persoonlijk leven en in hun ambtelijk leven ingewonnen. Deze liefde verbreekt en wint hartelijk in. Steeds weer, wát er ook op af komt. Het predikambt is en blijft een liefdedienst. Laat daar geen enkel misverstand over bestaan. In de pastorie wordt regelmatig gezongen: ‘’k Heb anderen al de rechten van Uw mond, met lust verteld …’ Maar naast ‘de liefde van Christus dringt ons’, wist zelfs Paulus van ‘wee mij, indien ik het Evangelie niet verkondig’ (1 Kor. 9:16). Het is dus mogen en moeten . Ook bij de begenadigde Maarten Luther merk je dit ‘dub - bele gevoel’ met betrekking tot de ambtsbediening. Hij kon er zo tegen opzien, dat hij zelfs angstdromen had. De ene keer zei hij: ‘Als ik er met goed fatsoen af kon komen, zou ik nog liever stenensjouwer worden dan ooit
9 nog een preek houden. Het is een ambt vol verschrik- king en gevaar, want je moet dagelijks sterven van vrees, dat je de gemeente op een zijweg leidt.’ En een andere keer riep hij uit: ‘Al zou ik koning of keizer kunnen worden, ik zou mijn predikambt niet verlaten. Als het blijkt dat je niet kunt lopen als Petrus en Paulus, kruip dan maar ...’ Het klinkt misschien heel tegenstrijdig, en tóch is dat de praktijk. Oók in onze tijd. Daarom is het vruchtbaarder om als dominee met Petrus neer te vallen aan Jezus’ voeten met de belijdenis: ‘Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens’ (Luk. 5:8), dan jezelf in het middelpunt te plaatsen. Daarom is het geboden menseneer duidelijk af te wijzen zoals u dat vindt in Openbaring 22 vers 9, waar de engel tot Johannes, die voor hem neervalt en hem wil aanbidden, zegt: ‘Zie, dat gij het niet doet …’ Dit luistert heel nauw in de amb - telijke dienst! Want het blijkt steeds dat we ménsen zijn … Een dominee is ook maar een gewoon mens. Dat te zeggen is niets meer dan het intrappen van een open deur. Het is immers altijd zo geweest. Niks nieuws dus. Dat neemt niet weg dat het goed is als predikanten en ge- meenteleden zich dat voortdurend bewust zijn. Sommige open deuren kun je niet vaak genoeg intrappen. Laten we maar dicht bij huis beginnen, bij de dominees zelf. Predikanten zijn gewone mensen. Het is van het grootste belang dat zij dat dagelijks beseffen. Vooral ook omdat het kwaad van hoogmoed steeds op de loer ligt. Volgens mijn vroegere leermeester, ds. K. de Gier, was hoogmoed een van de drie grootste gevaren voor een predikant. Samen met geld en vrouwen, hield hij ons
10 voor. Welke broeder in de bediening zal niet worstelen met die zonde? Elke dienaar van het Woord draagt een hoogmoedig hart en loopt het risico zichzelf in het middelpunt te plaatsen. Een van de moeilijkste zaken in het ambt is om geen eigen eer of mensengunst te zoeken. Wie denkt een streepje voor te hebben omdat hij een ambtsgewaad draagt, is geen dienaar meer, maar koning en dus on- bruikbaar in het Koninkrijk van zijn Zender. Daarom is het van het grootste belang dat predikanten zich dag in dag uit realiseren dat ze maar heel gewone mensen zijn van vlees en bloed. Calvijn noemt de diena - ren van het Woord ‘mensjes uit het stof verrezen’. Niet hun persoon, maar het ambt waartoe zij zijn geroepen, is bijzonder. Wie dat beseft, zal niet te pas en te onpas met zijn visitekaartje zwaaien. Het hoge ambt dat predikanten mogen bekleden, ver - plicht ook tot veel. De last die hun is opgelegd is zwaar, ondraaglijk zwaar als deze zonder hulp van Boven moet worden gedragen. Predikant zijn is onmogelijk in eigen kracht. Dat kan per definitie niet. Wie dienaar van het Woord is, kan niet zonder opdracht, leiding en steun van de Auteur van dat Woord. Die bekleedt hem ook met gezag. Niet de brenger van de boodschap is daarom bijzon - der, maar de Boodschap zelf. Die heeft zeggingskracht. Dáárom spreekt een predikant in de prediking, in de catechese en in het pastoraat met gezag. Hem is de be - diening van de woorden Gods toebetrouwd.
11 In onze ontkerstende samenleving is de dominee inmid- dels ‘een merkwaardige voorbijganger’ geworden. Een eeuw geleden gingen veel mensen nog een straatje om als ze de hoge hoed zagen aankomen. De dominee was een heer van stand en behoorde tot de notabelen van het dorp. Zijn woord had gezag. Tegenwoordig behoort het predikantschap tot de laagst gewaardeerde beroepen. Binnen reformatorische kringen ligt dat nog niet zo. Toch dringt ook daar merkbaar het moderne levensgevoel door. Het ambtelijk gezag neemt af. Steeds vaker klinkt ook daar: ‘De dominee is ook maar een mens.’ Dat dit een feit is, zal niemand ontkennen. Zorgelijk is wel dat deze uitdrukking vaak niet wordt gebruikt om iets te zeggen over de boodschapper, maar over de boodschap . Juist in discussies tussen ambtsdragers en gemeenteleden over de prediking wordt dit nogal eens ingebracht. Om een voorbeeld te noemen: wanneer een predikant met een beroep op Gods Woord waarschuwt tegen bepaalde vormen van wereldgelijkvormigheid, dan wordt bij verzet daartegen vaak juist dit argument ingebracht. ‘De dominee is ook maar een mens; ik zie het anders.’ Niet het gezag van de predikant als persoon staat dan ter discussie, maar het gezag van zijn ambt. Ten diepste staat daarmee het gezag van het Woord ter discussie. En toch, inderdaad, de dominee is ook maar een mens. Een gewoon mens met zijn fouten, gebreken en beper - kingen. Dat laatste ook. Wat wordt er vaak veel van een predikant verwacht. Onmogelijk veel. Hij moet goed en aansprekend preken. Hij dient de jeugd op een boeiende manier te onderwijzen. Hij moet pastor zijn; zieken en
12 bejaarden bezoeken, er voor zijn gemeenteleden zijn in droeve en blijde dagen. Hij wordt te hulp geroepen als er zorgen zijn. Hij moet vergaderingen leiden. Hij moet op allerlei bijeenkomsten spreken. Hij moet zijn bijdrage geven in het geheel van het kerkelijk leven en vaak ook nog aan besturen van zorg- of onderwijsinstellingen. De agenda staat vaak overvol en elke dag blijkt er nog meer bij te komen dan was voorzien. Veel predikanten hijgen van de ene verplichting naar de andere, zonder rustmomenten; zonder voldoende tijd voor studie, gebed en stille overdenking; zonder de broodnodige aandacht voor vrouw en eventuele kinderen. Dat houdt niemand vol. Ook een predikant blijkt niet van elastiek. Hij moet daarom keuzes maken, prioriteiten stellen. Van gemeenteleden mag gevraagd worden daar begrip voor te hebben. Inderdaad, de dominee is ook maar een gewoon mens.