Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.11-07-19 16:22 Als dat maar goed gaat_bw. indd 9 Op klompen naar school Met een harde bons op de deur stapt Leen, de zesjarige neef van Arie Schelling, binnen. Hij loopt regelrecht naar de kolenkachel. Oei, wat is het koud, het heeft vannacht zo hard gevroren, zegt hij. Leen is al groot en heel sterk. Arie, die ook zes jaar is, heeft net als Leen blond haar, maar hij is klein voor zijn leeftijd. Hij zit nog met zijn moeder en broers aan tafel. En we moeten ook nog een heel eind naar school lopen, zegt Arie. Ja, daar zit niets anders op, zegt moeder. In ons dorp is geen school en voor een fiets hebben we geen geld. Wees blij dat je nog een boterham hebt. Arie weet heel goed dat ze arm zijn, maar moeder zorgt met het weinige geld dat ze hebben er toch voor dat ze steeds brood genoeg hebben. Vader moet er hard voor werken bij de boer. Leen draait zich om. Ben je nog niet klaar met eten? We moeten naar school. Als we te laat komen, nou, dan weet je wat er gebeurt. Leen, ga maar op die stoel zitten, we moeten nog Bijbellezen. Moeder kijkt hem vriendelijk aan. Leen gaat zitten en moeder leest eerbiedig Psalm 91. Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal 11-07-19 16:22 Als dat maar goed gaat_bw. indd 10 vernachten in de schaduw des Almachtigen. Wanneer de psalm uit is, dankt ze voor de maaltijd, maar vraagt ook of de Heere Zijn Woord wil zegenen en de kinderen onderweg wil bewaren. Na het amen is Arie het eerst van zijn stoel af. Hij trekt zijn klompen en zijn dunne winterjas aan. Leen loopt al naar de deur. Dag jongens. Moeder zwaait hen na. Dag moeder. Dag tante Ali. Arie sluit de deur en daar gaan ze. Ze steken hun handen diep in de zakken van hun dunne jas. Het lopen valt niet mee. De sneeuw blijft aan hun klompen plakken. Telkens moeten ze hun klompen even uittrekken. Wat is het koud om zo op hun dunne sokken in de sneeuw te staan. Vlug trekken ze hun klompen weer aan. Gelukkig dat we op school over mogen blijven, zegt Arie. Je denkt toch niet dat ik elke dag twaalf kilometer naar school ga lopen? Arie kijkt Leen verbaasd aan. Twaalf kilometer? Ja. Drie kilometer van ons dorp naar school, dan weer terug naar huis en dan weer naar school. Vier maal drie kilometer is twaalf kilometer. Jij kunt goed rekenen, Leen. Ik vind de weg naar school ook zo lang. Opeens glijdt Arie uit. Pas op, Arie. Leen kan hem nog net grijpen, maar omdat het zo spiegelglad is vallen ze allebei. De klompen van Leen 11-07-19 16:22 Als dat maar goed gaat_bw. indd 11 vliegen over de weg. Arie krabbelt overeind en zoekt de klompen van Leen op. Vlug trekt Leen ze aan en dan lopen ze weer verder. Onderweg komen ze nog meer klasgenoten tegen. Ha, Arie en Leen! Zullen we op het schoolplein een glijbaan gaan maken? roept Jan. Ja, dat doen we. Met stralende ogen kijken ze Jan aan. Dan moet je wel iets vlugger doorlopen, zegt Jan. Jij kunt mooi praten, jij hebt stevige schoenen aan, maar wij moeten telkens de sneeuw onder onze klompen vandaan halen, antwoordt Leen. Dan moet je ook maar schoenen aantrekken, zegt Jan bijdehand. Arie en Leen kijken elkaar aan maar ze zeggen niets. Niemand hoeft te weten hoe arm ze zijn. Als ze op school aankomen zien ze dat andere kinderen al een glijbaan gemaakt hebben. Mogen wij ook meedoen? vraagt Leen. Ja hoor, dat mag. Even later glijden ze over de glijbaan tot de schoolbel gaat. Dan moeten ze netjes in de rij gaan staan. Als de school om vier uur uit gaat, lopen Arie en Leen met nog wat andere kinderen van school naar huis. Kom, laten we hier ook even een glijbaan maken, roept Paul. Ja, dat doen we! roept Jan enthousiast. Even later glijden de kinderen over de gladde baan. Ze den 11-07-19 16:22 Als dat maar goed gaat_bw. indd 12 ken niet aan de tijd. Ook denken ze niet aan hun moeders, die ongerust worden over hun lange wegblijven. Opeens kijkt Jan naar de lucht. Het wordt al donker, we moeten naar huis. Ja, we moeten naar huis! zegt Arie. Zo vlug ze kunnen, lopen ze naar huis. Maar wat valt het tegen. De sneeuw blijft weer onder hun klompen plakken. Dan trekt het ene kind de klomp uit en dan het andere kind. Het wordt later en later. Als ze al dicht bij hun dorp zijn, komt een ongeruste moeder van een van de kinderen, ook op klompen, hun tegemoet. Waar bleven jullie toch! Ik was zo ongerust. We hebben een glijbaan gemaakt, vertelt Jan. Dat mogen jullie uit school niet meer doen. Alle moeders zijn ongerust. Het wordt al donker. Als Arie en Leen dicht bij hun huis zijn, zien ze dat ook hun moeders in de deuropening staan. Arie en Leen wonen naast elkaar. Kwajongens, waar bleven jullie toch, zegt tante Trui, de moeder van Leen. Er klinkt angst in haar stem. We hebben onderweg met elkaar een glijbaan gemaakt, moeder, zegt Leen. Morgen komen jullie onmiddellijk na school naar huis. Gelukkig dat jullie er weer zijn, zegt Aries moeder. Dan gaan ze gauw naar binnen.