altijd groter 21 redenen om (niet) in God te geloven Marinus de Jong
Inhoudsopgave Woord vooraf 7 Inleiding: 21 redenen om (niet) in God te geloven 9 1. De oude man met de witte baard in de hemel is niet erg overtuigend 15 2. Geloven dat God geestelijk is maar toch biologische eigen- 19 schappen heeft, is niet erg overtuigend 3. Een God die alles weet, is niet erg overtuigend 23 4. Een goede God is weinig overtuigend 27 5. Een almachtige God is weinig overtuigend 31 6. Persoonlijke getuigenissen over God zijn niet overtuigend 35 7. Een intuïtie dat God bestaat, overtuigt niet 39 8. Gebedsverhoring is geen reden om in God te geloven 43 9. Religieuze helden (profeten, mystici en heiligen) zijn niet overtuigend 47 10. Wonderen zijn niet overtuigend 51 11. Heilige boeken zijn niet overtuigend 55 12. God is geen overtuigende oorzaak van het ontstaan van de kosmos 59 13. Dat de natuur zo mooi is, bewijst niet dat God bestaat 63 14. Voor goed en kwaad heb je God niet nodig 67 15. Dat er veel christenen zijn, is geen bewijs voor God 71 16. Dat geloof in God een positief effect heeft op de wereld is niet overtuigend 75 17. Gelovigen zijn het te vaak oneens (en dat maakt God ongeloofwaardig) 79 18. God is niet grappig (en dat maakt God ongeloofwaardig) 83 19. Geloof in God is biologisch verklaarbaar (en dat maakt God ongeloofwaardig) 87 20. God is niet een ‘zekerheid’ als vele wetenschappers zijn bestaan ontkennen 91 21. Geloof in God is waarschijnlijk een eerste fase van menselijke evolutie 95 Nawoord 99 Bronvermelding 102
Inleiding: 21 redenen om (niet) in God te geloven Er zijn steeds meer mensen die niet in God geloven. Het atheïsme is de snelst groeiende geloofsovertuiging ter wereld, zo toonde recent onderzoek aan. Dat geldt vooral, maar niet alleen, voor de westerse wereld. Dit gaat dus ook over Nederland: steeds meer mensen in Nederland geloven niet in God.Op de populaire Amerikaanse nieuwswebsite The Huffington Post verscheen enige tijd geleden een blog met de titel: ‘God is un- convincing to smart folks’ (God is niet overtuigend voor slimme mensen). Deze blog is geschreven door Joseph McKenna, een re- ligiewetenschapper van de prestigieuze Universiteit van Californië en kenner van het atheïsme. Hij verzamelde 21 redenen die mensen hebben om niet in God te geloven. Het is een indrukwekkende lijst. De suggestie die ervan uitgaat is: er zijn veel redenen om niet in God te geloven. De bewijzen stapelen zich op. Vandaar dat slimme mensen ook vaak niet in hem geloven. In een van de redenen komt McKenna daarop terug: bij wetenschappers en Nobelprijswinnaars (slimme mensen?) komt geloof in God in verhouding weinig voor. In het voorjaar van 2017 kreeg ik het verzoek van KlaasJan Baas van de website EO Geloven of ik voor hen wilde gaan bloggen over deze 21 redenen. Die uitdaging ben ik aangegaan. Toen er een paar blogs waren verschenen, kwam uitgever Peter van Dijk met het idee om de blogs uit te breiden tot een boek. Dat boek heb je nu in handen. 21 redenen om niet in God te geloven. Is daarover niet al heel veel gezegd? Dat is er zeker. Vaak worden zulke argumenten tegen het bestaan van God kritisch besproken. Het doel is dan om met andere argumenten te laten zien dat de bezwaren niet kloppen én dat er genoeg goede redenen zijn om wél in God te geloven. Ik moet denken aan het uitstekende boek van Stefan Paas en Rik Peels, God Bewijzen (2013). Of In alle redelijkheid (2008) van Tim 9
10 Keller. Keller begint met precies zo’n lijstje, met redenen die hij zelf verzamelde als missionair predikant in New York. Heel recent nog verscheen En dus bestaat God (2015) van de filosofen Emanuel Rutten en Jeroen de Ridder. Ik ga niet overdoen wat zij al deden. Als je argumenten zoekt tegen deze redenen om in God te geloven, lees dan vooral boven- genoemde boeken. Dit boek is niet bedoeld om met argumenten te overtuigen. Dat heeft ook te maken met mijn ervaring met argu- menten voor God: uiteindelijk overtuigt dat niet, de beslissingen om wel of niet te gelovigen vallen elders, al spelen argumenten wel een rol. Dit boek is dus ook niet bij uitstek voor sceptici of onge- lovigen. Het is voor mensen die wel geloven, maar toch geraakt worden door een lijst als deze. Christenen die, net als ikzelf, gelo- ven maar ook twijfelen. Die houden van hun geloof en van God, maar die ook kritisch zijn en sommige vragen lastig vinden. Die, ondanks allerlei goede argumenten om wel te geloven, de kracht van de redenen om niet te geloven steeds weer voelen. Is geloof niet voor slimme mensen? Houd ik mezelf dom door in God te blijven geloven, terwijl ik eigenlijk beter weet? Sommige van deze redenen zijn heel sterk. En het zijn er veel. Bovendien leven wij in een cultuur waarin ze de boventoon voeren: je hoort ze steeds weer. Op je werk, op school, op feestjes, maar ook bij Pauw, bij De Wereld Draait Door en op Facebook. Maar wat ga ik dan wel doen in dit boek? Bij elke reden om niet in God te geloven, probeer ik te zoeken naar hoe hiermee een goed punt wordt gemaakt, zonder het geloof in God vaarwel te zeggen. Ik wil ze eerlijk onder ogen zien en ze laten resoneren in mijn eigen hart. Zo is de stijl soms meditatief en eerder zoekend dan betogend, al ontbreekt dat niet. Voedsel voor de ziel, meer dan voor het verstand (natuurlijk is dat geen hard onderscheid). En vaak is het niet moeilijk om in de traditie van het christelijk geloof, en ook in de Bijbel, de bezwaren die worden neergelegd te herkennen. Het atheïsme mag dan jong zijn, aangevochten geloof is al eeuwen oud. Zo komt er in elk hoofdstuk wel een theoloog voorbij bij wie de reden resoneert. In het vervolg komt steeds weer bovendrijven dat we niet moe-
11 ten vergeten dat God God is. En ook wat de jezuïet Ignatius van Loyola al zei: ‘Deus semper maior’. Hij is altijd groter. Groter dan onze woorden. Groter dan onze dogma’s en beelden van God. Gro- ter dan de mooiste kathedraal en beste preek die christenen ooit maakten. God is gelukkig groter dan de kerk, waar de christenen er vaak een potje van maken. En ja, hij is zelfs groter dan de Bijbel. God past niet in je broekzak. Niet in een kerk en niet tussen twee kaften. Zo kwam ik ook vaak uit bij de theoloog Karl Barth. Als bij geen ander was dit het hart van zijn theologie: we moeten over God spreken, maar kunnen het eigenlijk niet. God is zo groot dat wij eigenlijk niets met hem kunnen beginnen. Of, recenter, Tomáš Halík, de Tsjechische priester met zijn pleidooi voor God als een onuitlegbaar mysterie en voor de negatieve theologie: God over- stijgt alles wat wij over hem proberen te zeggen. Maar als ik dit opschrijf, denk ik meteen aan dat andere dat ook steeds terugkomt: God mag dan altijd groter zijn, hij is ook dicht- bij. ‘Tienmaal liever gedweept en gedwaald met deze warme en be- zielde pantheïsten [alles is God], dan bevroren en versteend bij het afgemeten en wezenloos deïstisch [God laat deze wereld aan zijn lot over] gezeur,’ zo citeer ik Abraham Kuyper in hoofdstuk 2. Bij Barth en Halík lijkt God soms wel zo mysterieus en ver weg dat hij tussen onze vingers doorglipt. De Bijbel is ook het boek van de nabijheid van God: niet te groot en te mysterieus voor een taber- nakel, een koning op die troon van Israël, en zelfs niet voor een kribbe. Zo is God ook vandaag niet te verheven voor de kerk. Om zich daarin heel concreet aan mensen te verbinden. God openbaart zich. Er is wel degelijk iets van hem en ook namens hem te zeggen. Zo zijn deze redenen niet alleen redenen om niet in God te ge- loven, maar ook om dat juist wel te doen. En ze openen de ogen voor inzichten uit de theologie die ons beeld van God verscherpen. Ze laten de overweldigende grootheid van God zien en ook zijn aanstootgevende nabijheid. Ze dwingen om onze beelden van God tegen het licht te houden. Om onze motieven om in God te gelo- ven te bevragen. En om de werkelijkheid van deze wereld, die ook Gods wereld is, onder ogen te zien.
12 Nog een praktische aanwijzing: bij elk hoofdstuk staat een drie- tal vragen. Deze vragen zijn zeer geschikt voor bespreking in een groep. Daarnaast staat bij elk hoofdstuk een aantal verdiepingssug- gesties. Vaak staat er een boek bij voor echte, verdere verdieping in het thema van het hoofdstuk. Maar het kunnen ook stukjes muziek zijn of filmpjes. Deze clips kunnen in een eventuele groepsbespre- king een rol hebben. Tot slot nog dit. Ik zie dit boek als een samenwerking tussen mij en Peter Johannes, uitgever van Vuurbaak. Zijn doorlopend kritisch meelezen en meedenken hebben dit boek gemaakt tot iets wat het anders niet was geworden. Marinus de Jong Utrecht, april 2018
We moeten als theologen over God spreken. Maar wij zijn mensen en als zodanig kunnen wij dat niet. Door dit te beseffen geven wij de eer aan God. Karl Barth “ ”
15 Reden #1: De oude man met de witte baard in de hemel is niet erg overtuigend In de film Bruce Almighty wordt God gespeeld door Morgan Free- man. God is een vriendelijke, oude en humoristische man met een donkere huidskleur. Als je die film voor het eerst ziet, wordt je ver- rast door deze casting. Je verwacht namelijk, misschien onbewust, een oude, blanke man met een witte baard. Als je iemand vraagt hoe hij zich God voorstelt, is de kans groot dat dit eruit komt. Googel maar eens op ‘God’ en het resultaat is hetzelfde.De eerste reden om niet in God te geloven vindt deze voorstel- ling van God weinig overtuigend. Is dat niet vooral een heel men- selijk beeld? En: is God dan niet gewoon de god die wij graag willen dat hij is? Elke cultuur maakt een eigen god. Is God dan niet ge- woon een product van onze fantasie? Maakte de mens God ‘naar zijn evenbeeld’ in plaats van andersom? (Genesis 1:26-27). Dit argument tegen God is al oud. De filosoof Feuerbach zei zo’n honderd jaar geleden al: God is een projectie van onze angsten en verlangens. Wij zijn bang voor de dood, dus bedenken we een god die ons een hemel geeft. Wij hebben de boel niet onder controle, dus bedenken we een god tot wie we kunnen bidden. Wij snappen van alles niet, dus bedenken we een god die wel het overzicht heeft. Zijn conclusie: God bestaat alleen in de hoofden van mensen. Hij neemt daar de vorm aan van wat die mensen nodig hebben. Een andere filosoof, Nietzsche, deed daar nog een schepje bo- venop. Hij stelde dat als God een projectie is van onze angsten, het dus de mietjes zijn die in God geloven. Geloof in God is het ultieme zwaktebod. De echte, sterke mens weet dat hij het zonder God moet doen en wordt dus atheïst. Deze mens is sterk genoeg om de realiteit van de dood in de ogen te kijken. Hij heeft de ge- ruststellende sprookjes over God niet nodig. ”
16 En vandaag de dag liggen de bewijzen voor wat de filosofen al vermoedden op tafel: wij zijn ons brein. Verliefd, gelovig, bang, in extase; het zijn allemaal stofjes in ons hoofd. En er wordt druk ge- speurd naar het gen voor religie. Wij zijn pure biologie. Voor God is daarin geen plek. En weet je? Ik ben het er helemaal mee eens. Ik ben vast te ver- klaren als een brok biologie. En mijn godsbeeld hangt ongetwijfeld samen met mijn angsten en verlangens. En zwak? Jazeker ben ik zwak. Ik ben geen supermens. Ik heb God nodig. Dit is ook niet zo vreemd. Want ik geloof dat God dit alles maakte. De mens met zijn zwakten en angsten, zijn hoofd vol com- plexe biologie (waarvan we nog maar een heel klein beetje snap- pen). Hij maakte verschillende culturen met verschillende beelden van God. Eindeloos veel mensen met allemaal hun eigen ideeën. Neem twee beroemde schilders: Michelangelo schilderde God als een gespierde hand die Adam schiep. Rembrandt verbeeldde God als de vader van de verloren zoon met een moeder- en een vaderhand. Voor de een is God een arm om je schouder, voor de ander een stevige betonnen vloer waarop zijn wereldbeeld rust. De één vreest voor zijn toorn. De ander gaat op in zijn liefde. Weer een ander voelt zich bevrijd door Gods vergeving. Of iemand er- vaart God, zwijgend in een klooster. Zo is de diversiteit en rijkdom aan beelden van God niet alleen een reden om niet in God te gelo- ven, maar ook andersom. Juist dat al die verschillende mensen on- ophoudelijk beelden van God maken, kun je lezen als een treffende verwijzing naar de schepper van al die mensen. En God? God is God. Hij is in al die beelden, maar is toch ein- deloos groter. ‘Maak geen beeld van mij,’ gebiedt hij in de Tien Geboden. God wordt woedend van het gouden kalf. Hij blijft strij- den tegen afgodsbeeldjes in de huizen van zijn volk. Maar toch komt hij steeds weer tevoorschijn. Dan weer als een brandende struik (Exodus 3:2), dan weer als het suizen van de stilte (1 Ko- ningen 19:12), of als de donder en bliksem om de Sinaï (Exodus 19:18). Alleen een glimp van zijn achterkant (Exodus 33:18-23), of een schittering van zijn voeten (Exodus 24:10). God zien is ster-
17 ven, dat wisten de Israëlieten als geen ander (Exodus 33:20). Het is alsof God wil zeggen: ik laat me niet vangen. Als je een beeld van me hebt, zoek dan verder! God is verborgen. Maar te- gelijk is de Bijbel één groot verhaal over de toenadering van God. Waarin hij een tipje van de sluier oplicht. Alsof hij niet kan wach- ten om zich te laten zien. Met als climax de zwakkeling aan het kruis als ultiem beeld van God. Een mens van vlees en bloed, nota bene. Hoe beeldend kan het zijn. Die oude man met die witte baard doet God geen recht, maar is wel een beeld van God met evenveel recht en zeggingskracht als an- dere beelden. In onze cultuur is ouderdom een teken van zwakheid en aftakeling en heeft dit beeld niet de goede zeggingskracht. In andere culturen zou dit beeld wel eens heel krachtig kunnen wer- ken. God zoekt steeds onze verbeelding. Maar God is groter. Het is aan ons om niet te blijven hangen bij ons vastgeroeste plaatje, maar steeds weer ons beeld te scherpen, vooral aan die ene aan het kruis. Ter overdenking 1. Welke angsten en verlangens projecteer jij op God? 2. Klopt dat ook met wie God is volgens de Bijbel? Leessuggestie: Job 38-39. 3. Welke plek heeft Jezus in jouw beeld van God? Leessuggestie: Ko- lossenzen 1:12-23. Ter verdieping a. Waarom God er zo vaak uitziet als een oude man met een baard: bit.ly/reden01a b. W. Paul Young, De Uitnodiging (Kok 2008). Zie ook de verfil- ming The Shack (2017). c. Bruce Almighty - Jim Carrey meets God: bit.ly/reden01c
Tienmaal liever gedweept en gedwaald met de warme en bezielde pantheïsten, dan bevroren en versteend bij het afgemeten en wezenloos, deïstisch gezeur. Abraham Kuyper “ ”
19 Reden #2: Geloven dat God geestelijk is maar toch biologische eigenschappen heeft, is niet erg overtuigend Wat zeggen wij eigenlijk als we iets over God zeggen? Wat bedoe- len we als we zeggen dat God tot ons spreekt of onze nood ziet? Brengen zijn stembanden trillingen in de lucht teweeg die onze oren bereiken? Komen er lichtstralen zijn ogen binnen? En wat betekent het als het in de Bijbel gaat over Gods voetenbank, zijn machtige arm en zijn beschermende hand? Op het ene moment beschrijven we God op een haast biologische manier. Op het an- dere moment zeggen we dat God geestelijk is en heel anders dan wij mensen. Is dat geen tegenstelling? Maakt dit het hele idee ‘God’ niet ongeloofwaardig?Misschien moet het antwoord op deze vraag wel zijn dat God niet echt biologische eigenschappen heeft. Zo is dat in de christe- lijke traditie ook altijd gedaan: God is veel groter dan zijn schep- ping. Hij staat boven de wetten van de natuur en de tijd. Als wij iets over God zeggen, dan is dat een soort beeldspraak. Dus als in de Bijbel wordt gesproken over Gods voetenbank (Psalm 99:5), zijn stem (Numeri 7:89) of zijn krachtige arm (Lucas 1:51), dan zijn dat beelden, aangepast aan ons niveau, zodat we dat kunnen begrijpen. Als een vader die een peuter in jip-en-janneketaal dingen uitlegt, waarvan iedereen begrijpt dat ze een versimpeling zijn van hoe het echt in elkaar zit. Zo is het in de traditie vaak uitgelegd en dat is helemaal zo gek nog niet. Er is wel een probleem, want in hoeverre zijn de dingen die wij over God zeggen dan ook echt waar? En wie is God dan eigenlijk? Hoe kunnen we ooit een relatie hebben met iemand die we niet echt kennen? Laat staan hem vertrouwen? Zo bekeken is ”
20 deze reden om niet in God te geloven best een goed punt. Als alles wat we over God zeggen maar beelden zijn, wat blijft er dan over? Je kunt natuurlijk antwoorden: blijf bij het beeld van God als een vader. Die houdt zijn kind geen onzin voor. Wij kunnen erop vertrouwen dat God geen onzin verkoopt over zichzelf. Volgens mij kunnen we nog iets verder gaan. Want is het wel zo dat God zover buiten deze wereld staat als wij denken? En wat be- doelen we eigenlijk als we zeggen dat God ‘geestelijk’ is? De theo- loog Abraham Kuyper schrijft ergens: ‘Tienmaal liever gedweept en gedwaald met deze warme en bezielde pantheïsten, dan bevro- ren en versteend bij het afgemeten en wezenloos, deïstisch gezeur.’ Pantheïsme, vandaag de dag erg populair, betekent dat deze wereld zelf eigenlijk God is. God is dan een manier om het bijzondere, het verhevene van de wereld zelf te benoemen. God is niet ergens an- ders of iets anders en dus ook geen persoon. Uiteindelijk betekent pantheïsme ook: God, dat ben je zelf. Deïsme betekent dat God de wereld ooit maakte, maar zich er nu niet meer mee bemoeit. Hij is als een horlogemaker die de wereld en de mens prachtig maakte, maar het horloge heeft verkocht. Dit zijn allebei uitersten, die door het orthodox-christelijk geloof altijd zijn vermeden. Kuyper sluit daarbij aan, maar wil met zijn dilemma laten zien dat we God niet te los van deze wereld moeten maken. Dit is helemaal zo als we denken aan Jezus. In hem werd God mens. Hoe dichtbij wil je God hebben? Het is een haast blasfemi- sche gedachte dat God zelf mens werd. Een soort paradox: warm ijs of een vierkante cirkel. God met maat 43, een mond met soms een slechte adem en twee gespierde timmermansarmen. Maar dat is dus wel het hart van het christelijk geloof. Een vloek haast, een dwaasheid voor de Grieken, een aanstoot voor de Jood, zei Paulus (1 Korintiërs 1:23). Als ik erover doordenk, stuit het mij ook tegen de borst: ik wil niet dat God mens is. Ik wil dat God God blijft. Het is too much. God blijft ook groter dan onze woorden en beelden (denk aan het vorige hoofdstuk). God gaat niet op in deze wereld. Hij is meer dan dat. En inderdaad: God is geest (Johannes 4:24). Wat dat be-
21 treft zijn al die menselijke woorden over God inderdaad beelden. Maar maak God niet geestelijker dan de Bijbel dat doet. De adem in onze mond en die van alle dieren, dat is God zelf (Psalm 104:29). Maak hem niet geestelijker dan Jezus was. God heeft zich met huid en haar aan deze wereld verbonden. ‘In hem leven wij, bewegen wij en zijn wij.’ (Handelingen 17:28) Ter overdenking 1. Is jouw godsbeeld meer deïstisch of pantheïstisch? Hoe komt dat? 2. Is de menswording van God voor jou vervreemdend of juist be- moedigend? 3. Ervaar jij het als een probleem dat we over God alleen maar in beelden kunnen spreken? Ter verdieping a. Abraham Kuyper, E Voto Dordraceno, Zondag VIII, hfst. 1 en 2 (J.H. Wormser 1892): bit.ly/reden02a b. De natuurkundige John Lennox over hoe het kan dat Jezus God én mens was: bit.ly/reden02b