11 1. Het goede werk Gods Zingen: Psalm 19:5 Schriftlezing: Filippenzen 1 Zingen: Psalm 42:3 en 5 Zingen: Psalm 46:1 en 6 Zingen: Psalm 138:4 Gemeente, de woorden van onze tekst die we met u willen over- denken, kunt u vinden in Filippenzen 1:6: Vertrouwende ditzelve, dat Hij Die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op den dag van Jezus Christus. We schrijven boven onze overdenk ing: Het goede werk Gods . Drie gedachten willen we overdenken: 1. Zijn Goddelijke aard; 2. Zijn Goddelijk begin; 3. Zijn Goddelijke bewaring en voltooiing. In onze tekst spreekt Paulus dus over: Het goede werk Gods. In onze eerste gedachte staan we stil bij de Goddelijke aard van dit werk Gods. Daarbij gaan we eerst na het verband waarin deze tekst staat; In onze tweede gedachte gaat het over het Goddelijk begin van het werk Gods, want Paulus spreekt over het werk dat begonnen is in het leven van de Filippenzen; Paulus spreekt ook van het bewaren en voleindigen van het werk Gods. Dat is onze derde gedachte: Zijn Goddelijke bewaring en voltooiing. Apostolisch onderwijs_bw.indd 11 23-07-19 11:35
12 1. Zijn Goddelijke aard Uit het verband van onze tekst blijkt dat Paulus in vers 7 en in vers 13 spreekt over ‘mijn banden’. Hij zit letterlijk in gevangenschap op het moment dat hij deze brief schrijft. Hij krijgt in zijn gevangen - schap bezoek van Epafrodites, die hem vanuit Filippi komt bezoe - ken. Hij hoort hoe de Heere aan het werk is in de gemeente van Filippi. Daarover is hij erg verblijd en verwonderd. Als Epafrodites weer teruggaat, geeft Paulus hem een brief mee voor de gemeente. Deze brief kennen we nu als de brief aan de Filippenzen. Het is een bemoedigende en vriendelijke brief. Paulus was ontzaglijk nauw aan de gemeente van Filippi verbonden. Leest u maar wat hij schrijft in vers 8: ‘Want God is mijn Getuige, hoezeer ik begerig ben naar u allen met innerlijke bewegingen van Jezus Christus.’ De brief aan de Filippenzen is een persoonlijke brief waarin Paulus gaandeweg verschillende zaken aan de orde stelt. Hij brengt meer- dere onderwerpen ter sprake om de jonge gemeente niet alleen te bemoedigen maar ook te onderwijzen en op te bouwen in het ware geloof. Filippi was een stad in Macedonië, een kolonie. Het is de eerste stad in Europa waar Paulus het Evangelie bracht. Paulus is ver - schillende keren in Filippi geweest. De eerste keer was op de tweede zendingsreis. We lezen daarover in Handelingen 16. On - der zijn prediking zijn Lydia en de stokbewaarder tot bekering gekomen. De brief begint zoals gebruikelijk in de oudheid met een aanhef in de verzen 1 en 2. Een brief uit die tijd begon met de naam van de schrijver, vervolgens de naam van degene aan wie de brief was gericht en men bracht direct bij het begin de groeten over. Daarna ging men verder met de zaken waarover men wilde schrijven. Dus de volgorde in de oudheid was: schrijver, geadresseerde, groet. Al Paulus’ brieven beginnen op deze manier. Als u alle brieven van Paulus naleest, valt op hóe hij de gemeente groet. Let er maar eens op hoe Paulus deze brief aan de Filippenzen Apostolisch onderwijs_bw.indd 12 23-07-19 11:35
13 begint: ‘Paulus en Timotheüs, dienstknechten van Jezus Christus , al den heiligen in Christus Jezus die te Filippi zijn, met de opzieners en diakenen: Genade zij u en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus.’ Paulus getuigt wie hij is ten opzichte van Christus, namelijk een dienstknecht van Jezus Christus. Hij adresseert zijn brief aan mensen die door het geloof Christus hebben mogen leren kennen als hij hen noemt ‘al de heiligen in Christus Jezus’. En de inhoud van de zegengroet is … Christus! Christus heeft een centrale plaats in de aanhef van deze brief. In de gemeente van Filippi waren er velen die konden getuigen over de plaats die Christus door het geloof in hun leven had gekregen. Het is om jaloers op te worden. Let ook eens op de manier waarop Paulus zich aankondigt. Niet als een apostel, hoewel hij dat ook was. Maar hij zegt ‘ik ben een dienstknecht’. Letterlijk staat er ‘een slaaf ’. In de oudheid was je als slaaf totaal af hankelijk van wat je heer en meester je opdroeg. Als slaaf had je niets over jezelf te zeggen en telde je helemaal niet mee. Slaven hadden een moeilijk leven. Toch is Paulus blij als hij schrijft dat hij een slaaf van Jezus Christus is. Voor Paulus is dat een zaak van vreugde. Hij voelt zich in alles af hankelijk van Christus. In zijn leven is het voortdurend: ‘Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?’ Met alles wat Paulus meemaakte, wist hij dat hij deze moeilijkheden onder- vond omdat hij een slaaf, een dienstknecht was van Jezus Christus. In al die moeilijke omstandigheden betoonde zijn Meester, Jezus Christus, steeds van hem af te weten. Gemeente, in vers 2 staat hoe Paulus de gemeente van Filippi groet: ‘ Genade zij u en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus.’ De inhoud van deze groet is: Genade en vrede. Genade! Dat is de bron. Vrede is het water dat uit die bron komt. Genade is dat wat God onverdiend wegschenkt in Christus. Vrede is daarvan het gevolg. Apostolisch onderwijs_bw.indd 13 23-07-19 11:35
14 K inderen, deze brief heeft Paulus in zijn gevangenschap geschreven en heeft hem meegegeven aan Epafrodites die terug zou gaan naar Filippi. Als Epafrodites na een lange reis daar aankomt, vertelt hij dat hij van Paulus een brief heeft meegekregen voor de hele gemeente. Ik stel me voor dat Epafroditus die brief heeft voorgele- zen op de rustdag toen de gemeente samenkwam. Hij is begonnen met de aanhef: ‘ ‘Paulus en Timotheüs, dienstknechten van Jezus Christus, al den heiligen in Christus Jezus die te Filippi zijn, met de opzieners en diakenen.’ En daarna klonk de groet: ‘Genade zij u en vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus.’ Wat zal dit op de mensen in de gemeente van Filippi grote indruk hebben gemaakt. Gemeente, hoe beginnen wij onze kerkdienst? Met een zegen en een groet, waarin die twee woorden ‘genade en vrede’ u worden toegewenst, net zoals Paulus dat doet in zijn brieven. Wat houdt dat veel in: genade en vrede. Dat betekent: Vrede met God de Vader en genade door Jezus Christus in de gemeenschap van de Heilige Geest. Daarna gaat Paulus in vers 3 tot en met 6 de Heere danken als hij aan deze gemeente denkt. Hij dankt de Heere omdat hij hoort dat het werk van de Heere zo krachtig openbaar komt in de gemeente van Filippi. Zijn dank loopt uit op vers 6, onze tekst: ‘Vertrouwende ditzelve, dat Hij Die in u een goed werk begonnen heeft, dat vol - eindigen zal tot op den dag van Jezus Christus. ’ Na deze inleidende woorden gaan we nu verder spreken over de Goddelijke aard van dit werk Gods. Als Paulus schrijft: ‘Hij Die in u een goed werk begonnen heeft’ bedoelt hij hier het werk van de Heere in een zondaarshart. Al het werk van de Heere is goed. Dat lezen we al in Genesis 1. Hoe vaak staat daar: ‘En God zag, dat het goed was.’ Van alles wat God geschapen heeft en nog schept geldt dat het zéér goed is, Goddelijk goed. Dit staat in schrille tegenstelling met wat de mens tot stand Apostolisch onderwijs_bw.indd 14 23-07-19 11:35
15 brengt, want wat heeft de mens door de zondeval er een puinhoop van gemaakt! Door toedoen van de mens is deze wereld nu vol vloek, vol verloochening van God. Vol met mensen die niet meer begeren het goede in God te zoeken door zich te bekeren. Nee de mensen gaan voor alles wat de wereld hen te bieden heeft, omdat ze dát zien als het goede. Het werk van de mens is dat hij in alles zijn eigen eer zoekt en God niet meer de plaats geeft die Hem toe - komt. Dat is het werk van de mens. Ons werk leidt tot destructie, tot chaos en conflicten … In onze tekst heeft Paulus het echter niet over mensenwerk, maar over het goede werk dat de Heere verheerlijkt in het hart van dege - nen die Hij tot de zaligheid brengt. Dat werk van Zijn genade heeft in de harten van de Filippenzen plaatsgevonden. Dit werk begint als God als Schepper zegt: ‘Daar zij licht!’ en een mens opnieuw geboren wordt. Dan wordt waar wat Petrus schrijft in 1 Petrus 2:9: ‘Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht.’ Als God spreekt door de kracht van Zijn Geest, komt er leven, daar waar de dood is. ‘Want gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in den Heere’(Efeze 5:8). Door Zijn herscheppend werk komen mensen tot leven! Wat een wonder als de mens, die met de rug naar God toestaat, gaat erkennen en beleven dat God een levende Werkelijkheid is. Als een mens gaat ontdekken dat hij met God in rekening staat en met God verzoend moet worden. Het werk Gods is dus hetzelfde als het werk der bekering. Van nature zijn wij grote mensen die denken dat we alles in eigen hand hebben of naar onze hand kunnen zetten. Wat wordt dat anders als de Heere een mens wederbaart en gaat opeisen, want dan wordt God groot. Is Hij al groot voor u geworden? Is Hij al alles voor u geworden? Gemeente, ons eigen ik moet een keer van de troon en we moeten als een verloren zondaar aan de voeten van die ontzaglijke grote God terechtkomen. Dan gaat u doorleven dat u schuldig staat aan de Tien Geboden, zoals ze iedere zondagmorgen worden voorgelezen. Zijn hier mensen die hebben ingeleefd wat het betekent dat er een Apostolisch onderwijs_bw.indd 15 23-07-19 11:35
16 breuk ligt tussen God en uw ziel, dat u van God gescheiden leeft? Wat is er veel rouw en verdriet in de gemeente. Wat wordt het hart verscheurd als ons dierbaren ontvallen. Te moeten leven met rouw en gemis stempelt dan het verdere leven. Het is groot als de Heere in die wegen van rouw en verdriet ondersteunt en troost. Maar nu komt de vraag tot ons of hier mensen zijn die Gód kwijt zijn? Met deze vraag willen we het gemis van een dierbare niet kleineren! Maar wanneer u God kwijt bent, dan is die pijn erger dan het gemis van uw man of vrouw, vader, moeder of kind. Weet u waarom? Als u God kwijt bent, dan is de eeuwigheid ermee gemoeid. Kent u dat? Wanneer u de breuk met God in uw leven inleeft, gaat u voelen dat het uw eigen schuld is. Zijn er zulke mensen in de kerk? Dan loopt u met levensvragen waar een mens u niet mee helpen kan. Dan bent u diepongelukkig, want als het sterven wordt, kan niemand u helpen. Op zo’n moment is het zoals David gedicht heeft: Ik lag gekneld in banden van den dood; Daar d’ angst der hel mij allen troost deed missen; Ik was benauwd, omringd door droefenissen; Maar riep den Heer ’ dus aan in al mijn nood. Wij kunnen in ons leven heel wat bijschaven. Vaak moet er in ons leven veel bijgeleerd of afgeleerd worden. Maar weet u, als het over onze verhouding ten opzichte van God gaat dan is het niet zomaar een beetje bijschaven. Een beetje meer van dit en een beetje meer van dat. Nee, de apostel Paulus schrijft ook niet over een werk Gods ‘aan u’. Nee, het gaat over een werk Gods ‘in u’! Er moet niet iets áán ons gebeuren maar er moet iets ín ons gebeuren. Bent u al een verloren zondaar voor God geworden? Bent u al overgegaan van de dood in het leven? Dat wil zeggen dat u bent ontwaakt uit de geestelijke dood en gekomen tot een nieuw en geestelijk leven. Of hebt u de duisternis nog liever dan het licht? Gemeente, als de Heere zo hartvernieuwend gaat werken in ons Apostolisch onderwijs_bw.indd 16 23-07-19 11:35
17 leven, gaan we ook leren dat we een Zaligmaker nodig hebben. De Heilige Geest gaat erin onderwijzen dat we door het dierbare ge - loof verenigd moeten worden met de enige Naam onder de hemel gegeven. Die enige Naam, dat is Christus, Die ons leven is, zegt de apostel Paulus in Kolossenzen 3. Hebt u mogen leren wat de grote betekenis van het sterven van Christus is? Dat wordt geleerd als we gaan belijden van onze kant midden in de dood te liggen en als we mogen zien dat in de dood van Christus het leven voor zo’n verloren zondaar ligt. Dan heeft u in de verbreking van Zijn lichaam de verzoening met God mogen vinden. Zo gaat het dan ruisen in de ziel: ‘Waar het bloed door U gestort, mij de bron des levens wordt!’ En, zingt de dichter verder: Jezus, niet mijn eigen kracht, Niet het werk door mij volbracht, Niet het offer, dat ik breng, Niet de tranen, die ik pleng, Schoon ik ganse nachten ween, Kunnen redden, Gij alleen! Paulus spreekt hier over een ‘goed werk’. We hebben overdacht dat hij dat goede werk niet op het conto van de mens schrijft. Het ge - beurt wel in de mens. Maar het is het werk van de Heere. Het vloeit voort uit God. ‘Goed’ is dat werk, omdat het niet groeit op onze eigen akker. Het is goed omdat God het inplant in de ziel van de mens. Paulus zegt in de brief aan Korinthe: ‘Gods akkerwerk, Gods gebouw dat bent u, dat zijt gij!’ ( 1 Korinthe 3 vers 9) Goed is het werk omdat het vrucht is van Christus. Van wat Hij heeft verdiend voor Zijn Kerk. Goed is het ook ten opzichte van de vrucht die het voortbrengt. Dit werk is goed omdat het Gods eer op het oog heeft. Het leidt tot de zaligheid van de zielen. Goed is dat werk omdat het de zalige omgang met God geeft in de dierbare geloofsverenigingen met Christus. Goed is het omdat het meebrengt de vertroosting Apostolisch onderwijs_bw.indd 17 23-07-19 11:35
18 van de Heilige Geest. Laat het voor ons allen de vraag zijn: Is dit goede werk Gods in ons leven al begonnen? We gaan naar onze tweede gedachte: 2. Zijn Goddelijk begin Paulus spreekt over het Goddelijk begin van het werk Gods als hij tegen de gemeente van Filippi zegt: ‘Vertrouwende ditzelve, dat Hij Die in u een goed werk begonnen heeft.’ Dit hadden de Filippenzen zelf ervaren. Hoe is dit goede werk begonnen in Filippi? Leest u het thuis maar na in Handelingen 15 en 16. Paulus had zelf helemaal geen plannen om naar Filippi te gaan. Hij reisde op de tweede zendingsreis rond in Klein-Azië. U kunt lezen in Handelingen 15 dat de Heere op deze reis, voortdurend Paulus’ gedachten afsnijdt. Steeds opnieuw moet Paulus zijn reisschema aanpassen. U leest bijvoorbeeld: ‘verhinderd’, of ‘de Geest liet het mij niet toe’. Uiteindelijk wordt Paulus door de Geest geleid naar de kust van Klein- Azië. Hoe moet het nu verder? Voor Paulus loopt het vast, hij weet het niet meer. Maar op dat moment verschijnt de Heere hem in een gezicht waarin de Macedonische man hem bidt: ‘Kom over en help ons.’ Toen wist Paulus de weg weer. Zo is er nu nog een volk, dat heel vaak de weg niet weet. Een volk dat steeds moet vragen: Heer ’, ai, maak mij Uwe wegen, Door Uw woord en Geest, bekend; Leer mij, hoe die zijn gelegen, En waarheen G’ Uw treden wendt. Paulus steekt de zee over naar Griekenland. Ik kan me voorstellen dat Paulus er vanuit gaat dat hij daar opgewacht wordt door die Macedonische man. Maar zo was het niet. Hij kwam aan de over- kant, maar er was niemand. Hetzelfde lezen we van Filippus de evangelist die door de Heilige Geest vanuit Samaria werd gezonden Apostolisch onderwijs_bw.indd 18 23-07-19 11:35
19 naar de weg naar Gaza, die woest en ledig was. Toen Filippus daar stond was er niemand, maar na verloop van tijd zag hij daar de kamerling uit Morenland naderen. Deze man moest toegebracht worden en de Heere gaat Filippus gebruiken om deze man het Evangelie te verkondigen. Net zoals Filippus laat Paulus zich leiden door de Heilige Geest, wetend dat hij niet méér is dan een instrument in de hand van de Heere. Als een slaaf volgt Paulus de weg die de Meester hem voorschrijft. Dan komt hij, door de Heere geleid in Filippi. In Handelingen 16 wordt beschreven hoe Paulus op de sabbat naar de rivier gaat. Dat is de plek waar enkele vrouwen bijeenkomen. Later komt Paulus in de gevangenis terecht waar hij het middel mag zijn voor de bekering van de stokbewaarder. Dus Filippi is de plaats van de bekering van Lydia en de stokbewaarder. De mensen in Filippi stonden niet op Paulus te wachten. Maar hier maakte God waar: ‘Ik ben gevonden van hen, die naar Mij niet vraagden; Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten; tot het volk, dat naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Ziet, hier ben Ik, ziet, hier ben Ik’ ( Jesaja 65:1). Hoe is dat werk Gods in Filippi begonnen? Dat kunnen we af - leiden uit de bekering van Lydia en de stokbewaarder zoals dat in Handelingen 16 beschreven wordt. Laten we kort stilstaan bij deze twee bekeringsgeschiedenissen. Eerst lezen we over Lydia. Lydia was een godsdienstige, welgestelde vrouw. Betrokken op de Joodse godsdienst. ‘Godvrezend’ staat er in de Bijbel. Met het woord ‘godvrezenden’ worden in het boek Handelingen heidenen bedoeld die zich aangetrokken voelden tot het Joodse geloof. Dat kwam in die tijd regelmatig voor. Zo iemand was ook Lydia. Het is dus niet zo dat Lydia al een kind van God was omdat er staat dat ze ‘godvrezend’ was. Lydia onderhield vanuit haar betrokkenheid op het Joodse geloof verschillende Joodse wetten en ook de sabbat. Lydia was een godsdienstige vrouw, maar met een gesloten hart. Hoe is dat bij u? Jongens, meisjes, mannen, vrouwen? Godsdienstig Apostolisch onderwijs_bw.indd 19 23-07-19 11:35
20 met een gesloten hart ... Dat is de mens van nature als hij opgroeit in de kerk. Dan gaan we wel naar de kerk en naar de catechisatie. Dan lezen we wel uit de Bijbel, en zijn we wel betrokken bij de ge - meente en ondertussen hebben we een gesloten hart voor de Heere. Wij hebben van nature een hart dat openligt voor de wereld. Gods - dienstig met een gesloten hart … dat is de werkelijkheid van velen. Wat lezen we nog meer van Lydia? Ze komt op de sabbat in de samenkomst. Ze is niet thuis gebleven maar is met de vrouwen samengekomen. Zo moeten wij ook op de zondag naarstig opgaan naar Gods huis, naar gewoonte. Die morgen is Paulus ook aanwe - zig. Wat een wonderlijke leiding Gods. Er komt een moment dat Paulus het woord krijgt en dat Hij gaat verkondigen dat de Heere Jezus de gekomen Messias is. Hij verkondigt ‘het Woord’. Hij houdt een preek, zouden we nu zeggen. Hoe begint hij zijn preek? Begint Paulus zijn preek met te zeggen tot Lydia: ‘Lydia, ik ben hier geko - men om jou te vertellen dat de Heere Jezus voor jou is gestorven?’ Nee toch! Dat wist Paulus helemaal niet. Dat was niet de boodschap die hij bracht. Paulus begint daar het Woord van God uit te leg- gen. Hij gaat daar uitleggen wat de Heere Jezus wil zijn voor een verloren zondaar. En terwijl Paulus daar zo staat te preken, gebeurt er een wonder. Wat gebeurt er? Terwijl Lydia daar zit te luisteren, opent God haar hart. Oh, wat een eeuwig Godswonder! En daarna? Daarna gaat ze acht nemen op hetgeen van Paulus gezegd wordt. God bewerkt de opening van het hart. En als dat gebeurt, wordt horen ‘achtnemen’. Als u goed luistert naar de verkondiging van het Woord, is dat op zich al een voorrecht. Maar als God ons hart opent, gaat u achtnemen . Dan is het niet meer Paulus die spreekt, of de dominee, maar dan gaat Gód door de kracht van Zijn Geest tot u spreken. En u gaat ondersteboven als de Heere zó het Woord dat gepreekt wordt in de kerk, persoonlijk gaat toepassen. Daar bent u bij, als u in de preek een persoonlijke boodschap krijgt. Op zo’n mo - ment gaat u anders de kerk uit. Zo is het ook gegaan met Lydia. Zo eenvoudig kan het ook nu nog gaan. Ook nu nog werkt God, door de Apostolisch onderwijs_bw.indd 20 23-07-19 11:35
21 prediking. Om dat werk Gods wordt in het gebed voorafgaande aan de preek gebeden. Wat is het groot maar ook nodig dat de Heilige Geest zo meekomt in de bediening van het Woord opdat mensen tot bekering komen. De bekering van Lydia staat beschreven in één regel in Handelingen 16 vers14b: ‘Welker hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd.’ Het onderwerp van deze zin is de Heere, want Hij opent het hart. Paulus is het instrument van wie de Heere gebruik maakt doordat hij het Woord verkondigt. Lydia is het voorwerp in wie het werk van de Heere openbaar komt, omdat ze als gevolg van het openen van het hart door de Heere acht gaat nemen. Gemeente, hetzelfde wat bij Lydia gebeurde onder een preek van Paulus, dat gebeurt nu nog als de Heere meekomt met Zijn Geest in de bediening van het Woord. Laten we toch iedere keer als we opgaan onder het Woord, de Heere vragen of Hij de preek zo ook voor ons wil gebruiken tot een eeuwige zegen. Gemeente, in Handelingen 16 wordt ook de bekering van de stok - bewaarder beschreven. Deze man was de onverschilligheid zelf. Hij was de gevangenbewaarder, hij had een ruw beroep. Deze man gaat de Heere ook toebrengen door een uiterlijk krachtdadige bekering. Als stokbewaarder moest hij twee mannen in de boeien slaan: Paulus en Silas. Op die avond was de stokbewaarder helemaal niet bezig met de vraag welke boodschap deze mannen hadden gebracht. In - tegendeel, hij was iemand die druk was met totaal andere dingen. Ik denk dat de stokbewaarder die avond lekker is gaan slapen. Zonder nog één enkele gedachte aan Paulus en Silas gehad te hebben. Zo is nu de mens. Maar dan gebeurt er iets onverwachts die nacht. God laat de aarde bewegen. In één klap is de stokbewaarder alle rust kwijt. Ineens, door die aardbeving, voelt hij de eeuwigheid. Daar is hij nog nooit mee bezig geweest. Wat kan de Heere dan eenvoudige middelen gebruiken om een mens te confronteren met de eeuwig- heid, met zijn ziel. Zo is het ook bij de stokbewaarder. Opeens staat hij met de dood voor ogen. Ineens krijgt hij een geweldig belang bij Apostolisch onderwijs_bw.indd 21 23-07-19 11:35
22 Paulus en Silas. Bij datgene waar zij over spreken. De avond ervoor was hij daar totaal niet mee bezig. Maar nu opeens wel. Sidderend roept hij, aan de voeten van Paulus, uit: ‘Wat moet ik doen om zalig te worden!’ Dan zegt Paulus: ‘Gelooft in de Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden.’ En zo werkt God nu nog, gemeente. Wat leert de Schrift ons in deze bekeringsgeschiedenis? Dat een mens van nature helemaal geen belang heeft bij Christus. Maar als God stil zet, dan krijgt hij er alle belang bij. Dat gebeurt als de Heere ons confronteert met onze zonde. Dat gebeurde bij de stokbewaarder toen die aardbeving plaatsvond. Als gevolg daarvan ging hij vragen hoe hij zalig kon worden. Zonder kennis van zijn zonde weet een mens ten diepste niet dat hij een Zaligmaker nodig heeft. Tegen zo’n ‘toeleidende weg tot Christus’ maken veel men - sen bezwaar. Waarom? Omdat mensen zelf wat in handen willen nemen en niet willen horen dat we eerst zondaar voor God moeten worden. Laten we elkaar toch waarschuwen voor zo’n geloof dat wil verzwijgen wat God allen leert die Hij tot de zaligheid in Christus brengt. Weet u wat ik u toewens? Dat u op het punt komt dat u het voor God verliest en dat u alles uit handen wordt geslagen. Vaak hoor ik het verwijt dat wij op deze manier van de bekering een schema maken. Maar laten we dan maar vasthouden aan deze twee ‘schema’s’ uit Handelingen 16. Twee bekeringsgeschiedenissen: onder totaal andere omstandigheden, maar met precies dezelfde uitwerking. Zowel Lydia als de stokbewaarder vallen voor het Evan - gelie en beide mogen de genade in Christus ontvangen. Gemeente, zo horen we in deze twee bekeringsgeschiedenissen twee keer over een Goddelijk begin. Is dat goede werk ook al in uw leven begonnen? K inderen van God, zou u ooit naar God gevraagd hebben? Zou u ooit zelf één stap gezet hebben op de weg naar bekering? Een mens houdt het net zo lang vol om ‘nee’ tegen God te zeggen, totdat God ingrijpt. Dus waar ligt nu het begin bij allen die de Heere vrezen? Niet in de mens. Dat is de troost van de verkiezing. De troost in het leven van de Apostolisch onderwijs_bw.indd 22 23-07-19 11:35
23 Kerk. Dat begin ligt niet in mij of in mijn keuze. Wat een troost als de Heere gaat waarmaken: ‘Ik heb u liefgehad.’ Hoe dan? ‘Met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid.’ Er is een spreekwoord dat zegt, eind goed, al goed. Maar in het verband van onze tekst kunnen we beter zeggen: ‘Als het begin goed is, dan is het eind ook goed!’ Gemeente, laten we, als we met elkaar spreken over bekering en geloof, nooit uit het oog verliezen dat er een begin uit God in ons leven nodig is. Als de Heere Jezus in de nacht Zijn gesprek heeft met Nicodémus zegt Hij: ‘Gijlieden moet wederom geboren worden.’ Dit laat ons zien dat niet de mens, maar God de Eerste is in het werk der zaligheid. Het middel dat de Heilige Geest gebruikt om mensen te bekeren, is de prediking van het Woord. Laten we daarom de middelen die de Heere Zelf gegeven heeft getrouw en met ernst waarnemen. Dan blijft in ons leven de Bijbel niet dicht maar gaat hij open en gaan we boven een geopende Bijbel onze handen vouwen en smeken en bedelen om het licht van de Heilige Geest. Zo verbindt de Heere aan Zijn middelen. En wat is het groot als de Heere door Zijn Geest de middelen per- soonlijk gaat toepassen en Hij dat goede werk in ons gaat beginnen. Is God dat werk in u al begonnen? Wat is het tot verwondering als we kunnen en mogen zeggen dat dit zo is. Maar wat brengt dat ook tegelijk veel strijd mee, want als de Heere Zijn goede werk begint, komt daar ook veel op af in dit leven. Maar in die strijd zal God Zijn volk en erfdeel niet begeven, maar bewaren en Zijn werk voltooien! Laten we, voordat we daarbij stilstaan in onze derde gedachte, daar eerst maar van zingen: Psalm 46 vers 1 en 6: God is een Toevlucht voor de Zijnen; Hun sterkt’, als zij door droef heid kwijnen; Zij werden steeds Zijn hulp gewaar In zielsbenauwdheid, in gevaar; Dies zal geen vrees ons doen bezwijken, Schoon d’ aard uit hare plaats mocht wijken; Apostolisch onderwijs_bw.indd 23 23-07-19 11:35
24 Schoon ’t hoogst gebergt’ uit zijne steê Verzet wierd in het hart der zee. De Heer ’, de God der legerscharen, Is met ons, hoedt ons in gevaren. De Heer’, de God van Jakobs zaad, is ons een burg, een Toeverlaat. 3. Zijn Goddelijke bewaring en voltooiing Gemeente, we hebben overdacht dat het werk van God van Goddelijke aard is en dat het een Goddelijk begin heeft. Ten slotte staan we nu stil bij de Goddelijke bewaring en voltooiing van het werk Gods. Paulus zegt in ons tekstvers: ‘Vertrouwende ditzelve, dat Hij Die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal tot op den dag van Jezus Christus.’ Paulus zegt dit niet zomaar. Maar hij heeft gezien dat God aan het werk was in de gemeente van Filippi. En wat God tot stand brengt verduurt de eeuwigheid. Daarom zegt de apostel erbij dat hij vertrouwt dat de Heere dit goede werk voleindigen zal tot op de dag van Jezus Christus. Het woord ‘voleindigen’ kunnen we ook lezen als ‘voltooien’. God staat voor Zijn Eigen werk in. In Gods kind is geen bekwaamheid, geen kracht, geen standvastigheid om dit werk in stand te houden en te bewaren. Zelfs na ontvangen genade niet. Hoe vaak staan Gods kinderen dit werk van God niet tegen! Daardoor bedroeven zij de Geest. Hoe snel kunnen ze ook vast lopen, omdat ze denken dat ze zelf nog iets zijn. Dit gebeurt als het geloof niet in oefening is en er geen gemeenschapsoefeningen zijn met Christus. Wat is er in het leven der genade ook vaak veel strijd. Veel mensen, die zeggen te geloven, hebben nooit vragen. Zij twijfelen nooit. Maar waar God gaat werken, daar worden we oprecht gemaakt en gaan we leren dat we zo’n bedrieglijk en arglistig hart hebben. Het gevolg is dat u steeds gaat vragen: ‘Is het Gods werk in mijn leven?’ Wat is de vorst der duisternis ook vaak op de been en wat benauwt hij Apostolisch onderwijs_bw.indd 24 23-07-19 11:35
25 Gods kinderen door te zeggen: ‘U hebt geen heil bij God! Als u echt zoveel hebt mogen krijgen en zoveel hebt mogen leren van de Heere, wat is daar dan van terechtgekomen? Kan dit nu met genade bestaan? Durft u te zeggen dat u een kind van God bent? Durft u te zeggen dat de Heere in u begonnen is? Dan zou het toch wel anders zijn in uw leven!’ Gemeente, nu staat er in onze tekst dat dwars door alle strijd, twij - felingen en aanvechtingen heen de Heere Zijn werk zal voleindigen. De dichter van Psalm 138 mocht dat ook geloven toen hij uitriep ‘de Heere zal het voor mij voleindigen.’ God staat er Zelf voor in! Waarom durft Paulus dit zo stellig te zeggen? Dat ligt in het woordje ‘vertrouwen’. Waar is Paulus’ vertrouwen op gebaseerd? Zijn vertrouwen is vast in Gods welbehagen! Want Paulus schrijft in Romeinen 8: ‘Die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.’ Aan Gods welbehagen kan niemand iets ver- anderen. Daar vond Paulus zijn vertrouwen in. Paulus grondt zijn vertrouwen ook in Gods verbond. ‘Want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wij - ken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere, Uw Ontfermer.’ Zijn verbond is vaster dan de bergen. K inderen, wie kan er nu een berg verplaatsen? Niemand toch! Zo kan ook niemand het werk dat de Heere in een zondaarshart doet, te niet doen. Niemand kan terugvallen, al kan het met veel strijd gepaard gaan. Gods kinderen kunnen zich zo vaak vinden in het beeld van het gekrookte riet, vol twijfel en vrees. Paulus zegt in de tweede brief aan de Korinthiërs: ‘twijfelmoedig, doch niet mismoedig’. Ook Paulus kent deze strijd. Wat zijn Gods kinderen vaak als een gekrookt riet, zoals Jesaja erover spreekt. Maar dan zegt de Heere tegen dezulken (in Jesaja 42 vers 3): ‘Het gekrookte riet zal Ik niet verbreken en de rokende vlaswiek, die zal Ik niet uitblussen.’ Ach, dat voleindigen, dat is niet omdat Gods kinderen het zo goed Apostolisch onderwijs_bw.indd 25 23-07-19 11:35
26 vast kunnen houden, maar omdat ze leren dat God vast houdt! Er staat zo treffend in Psalm 89: Niet feilen in Mijn trouw, noch Mijn verbond ooit schenden; ’k zal nooit herroepen ’t geen Ik eenmaal heb gesproken; ’t geen uit Mijn lippen ging, blijft vast en onverbroken. Heeft u daar weleens troost in mogen vinden als de Heere dat kwam te bevestigen? Ach, de Heere gaat in deze aardse bedeling met Zijn Kerk op aarde een weg, waarin alle franje eraf moet. Wat is er in de godsdienst veel franje. Weet u wat zo’n wonder is? Als er iets van de Heere mag overblijven. Dat u zeggen mag ‘dat is van U, Heere. Dat heb ik van U gekregen.’ Dat draagt het stempel van de eeuwigheid. Dat is een gift, verdiend door Christus en het is mij uit louter genade geschonken. Dan hoeft u niet zoveel te hebben. Maar als de Heere opnieuw bevestigt dat Hij begonnen is, dan wordt u zo aan God verbonden. Dan mag u geloven in de ziel: De Heer ’ is zo getrouw als sterk; Hij zal Zijn werk, Voor mij volenden Dan hoeft u het niet zelf meer vast te houden omdat er geloof in mee komt dat de Heere u vast houdt. Tot hoe lang? Tot op de dag van Jezus Christus. Dat is de dag van de wederkomst. Wat zal dat een dag zijn! Dan zal openbaar komen wat Gods werk is en wat mensenwerk is. Dan zullen we allemaal staan voor die rechterstoel. Dan zal ieder wegdragen wat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. En dan zullen wij ons verbazen over wie wel en wie niet zal ingaan. Het zal dan het grootste wonder zijn als ik zelf mag ingaan. Vroeger begonnen oude predikers binnen onze gemeenten hun preek met de aanhef: ‘Medereizigers naar de nimmer eindigende Apostolisch onderwijs_bw.indd 26 23-07-19 11:35
27 eeuwigheid.’ Dat is nog steeds waar! We zijn allemaal op reis. Het leven dat we nu hier leven, komt nooit meer terug. Het gaat erom of we dat andere leven mogen kennen! Want het leven van alle dag, van gisteren … van de hele afgelopen week, staat in het licht van onze reis naar de eeuwigheid. Daarom onbekeerden, we zijn allemaal op weg naar Gods rechter- stoel. Deze wereld gaat voorbij. Wat kunnen we bezorgd zijn over alles wat er in de wereld gaande is. Laten we echter vooral bezorgd zijn over één ding, namelijk of we genade kennen. En aan de andere zijde, mag het bij u weleens zijn dat de Heere Zijn werk bevestigt? Dan mag er ook weleens een uitzien zijn. Paulus heeft het hier over de wederkomst. Maar we mogen het ook betrek - ken op het levenseinde van ieder persoonlijk. We zijn van nature mensen die alle gedachten over onze sterfdag heel lang uitstellen. Maar als die genade in Christus er is, dan zegt Paulus: ‘Ik heb be - geerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn; want dat is zeer verre het beste.’ Om dit te kunnen zeggen, moeten we wel in Christus zijn. Dan gaat dat ons leven stempelen. Weet u waarom Gods kinderen bij ogenblikken naar hun einde verlangen? Niet omdat ze niet van hun dierbaren houden. Maar omdat ze zichzelf en hun zonden soms zo moe zijn. Omdat ze de wereld zo moe zijn. Kunt u het zich voorstellen? Van nature haakt ieder mens naar de wereld. Dan kun je zo druk zijn met alles wat de wereld heeft en biedt. Wat is het groot als er in dit leven een uitzien komt. Als er hier al ogenblikken zijn dat we door het geloof Christus mogen aanschouwen en Hem mogen eigenen. De dag van de wederkomst of de dag van ons sterven zal dan de dag zijn van het ‘ingaan in de eeuwige heerlijkheid’. Dan heeft u hier de eerste beginselen van dit nieuwe leven leren kennen. Is dit goede werk in u begonnen? Zouden we in de plaats van Filippi onze gemeente kunnen noemen? Zou ik in plaats van Paulus, mijn eigen naam kunnen invullen? Dan komt er niemand zonder schuld onderuit. Paulus mag hier zo ruim getuigen van de gemeente Apostolisch onderwijs_bw.indd 27 23-07-19 11:35
28 van Filippi en hoe de Heere daar Zijn genadewerk verheerlijkte. Paulus mag van zichzelf getuigen dat hij een slaaf van Christus is. Hij mag geloven dat er velen in de gemeente in Christus waren. Hoe ligt dat nu in onze gemeente? Hoe vaak gaat in ons leven het gesprek over het goede werk Gods en hoe we er naar uitzien dat de Heere dat werk wil bevestigen door het geloof in Jezus Christus? Heeft Hij waarde in ons leven gekregen? Is dat goede werk al in ons begonnen? K inderen des Heeren, wat kan dit leven met God ingezonken zijn. Wat kan dit leven met God dan lusteloos, biddeloos, behoefteloos, goddeloos en ellendig zijn. Waar moet u dan naar toe? Naar Hem! Opdat Hij dat werk dat Hij in u is begonnen weer opnieuw beves - tigt. Wat een wonder als u dan bij vernieuwing nog weer eens mag geloven dat Hij voor Zijn eigen werk instaat en dat u mag delen in wat Hij heeft aangebracht. A men. Apostolisch onderwijs_bw.indd 28 23-07-19 11:35