Inhoud Inleiding en verantwoording 7 Hoofdstuk 1 Over belijdenisgeschriften en hun harkmonisatie 11 1.1. Waarom belijdenisgeschriftenj? 11 1.2. Soorten belijdenissen 17 1.3. Harmonieën en verzamelwerken 21 1.4. Literatuur 23 Hoofdstuk 2 De zeven belijdenisgeschriften 25 2.1. De Augsburgse Confessie (1530) 25 2.2. De Catechismus van Genève (1542) 30 2.3. De Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) 35 2.4. De Heidelbergse Catechismus (1563) 43 2.5. De Dordtse Leerregels (1619) 52 2.6. De Belijdenis en de Kleine Catechismus van Westminster (1646-1648) 71 Harmonie van zeven protestantse belijdenisgeschriften 85 Inleiding 86 Theologie: De leerm aangaande God 88 Het wezen en de eigenschappen van God 88 Gods openbaring 92 De heilige Schrift [overal klein] 94 De apocriefe boeken 104 De heilige Drie-eenheid 106 De Godheid van de Zoon 112 De Godheid van de Heilige Geest 116 Gods besluiten en de uitverkiezing 118 De schepping 130 Gods voorzienigheid 134 Antropologie: De lmeer aangaande de mens 140 De zondeval, erfzonde en straf 140 Gods verbond met de mens 148 De vrije wil en menselijke onbekwaamheid 152 Christologie: De lemer aangaande de Middelaar 158 Christus als Middelaar 158 De namen van Christus 162 De naturen van Christus 166 De ambten van Christus 172 De staten van Christus 178 Gods genade in Christus 192 De beloften van het Evangelie 196 Soteriologie: De lemer aangaande de zaligheid 198 Algemene genade en uitwendige roeping 198 Inwendige roeping en wedergeboorte 202 Het geloof 208 De rechtvaardiging 216 De heiliging 224 De aanneming tot kinderen 232 Berouw en bekering 234 Goede werken 240 De volharding 250 De verzekering 262 Gods wet 270 Het eerste gebod 278 Het tweede gebod 282 Het derde gebod 288 Het vierde gebod 294 Het vijfde gebod 300 Het zesde gebod 304 Het zevende gebod 308 Het achtste gebod 310 Het negende gebod 312 Het tiende gebod 314 De functie van Gods geboden 318 De christelijke vrijheid 322 Bidden en vasten 332 Het Onze Vader 338 Ecclesiologie: De lmeer aangaande de kerk 350 De leer aangaande de kerk 350 Eenheid met Christus en gemeenschap der heiligen 356 De kerkregering 362 De genademiddelen: Woord en sacramenten 374 De Heilige Doop 382 Het Heilig Avondmaal 390 De overheid 402 Celibaat, huwelijk, echtscheiding en gezinsleven 410 Eschatologie: De leerm aangaande de laatste dimngen 418 Dood en wederopstanding 418 Het laatste oordeel en de eeuwigheid 424 Niet-gerubriceerde fkragmenten 431 Register 437
7 In dit boek zijn vele honderden relevante verwijsteksten naar de Bijbel uit een nieuwere vertaling van de belijdenis aan de oude vertaling toegevoegd. De gebruikte vertalingen van de Catechismus van Genève en de Augsburgse Confessie zijn afkomstig uit het boek Belijdenisgeschriften van de Protestantse Kerk in Nederland (2009). 2 Deze publicatie bevat de elf belijdenisgeschriftenj die in artikel 1 van de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland worden genoemd. In opdracht van het mode- ramen van de synode heeft een commissie de belijdenisge- schriften, veelal vanuit de brontekst, opnieuw vertaald. 3 De commissie bestond uit de volgende personen: prof. dr. K. Zwanepol, ds. C.H. van Campenhout, prof. dr. J.P. Boen- dermaker, dr. F.G.M. Broeyer, prof. dr. C. van der Kooi, prof. dr. A. de Reuver en prof. dr. W. Verboom. Wij zijn uitgeverij Protestantse Pers (een label van uit- geversgroep Jongbloed te Heerenveen) en in het bij- zonder de voorzitter van de commissie, prof. dr. K. Zwanepol, zeer erkentelijk voor hun royale toestemming om voor Belijden in zevenvoud de genoemde teksten koste- loos te gebruiken. Voor de volledigheid tekenen we hier aan dat enkele voetnoten bij de Augsburgse Confessie en de Catechismus van Genève door ons zijn toegevoegd of enigszins aangepast. Eventuele tekortkomingen in het no- tenapparaat nemen wij daarom voor onze rekening. De meest recente Nederlandse vertaling van de Westmin- ster belijdenisgeschriftenj dateert uit 1986. 4 Omdat deze vertaling hier en daar (ver)taalkundige onvolkomenheden bevat, is ervoor gekozen om speciaal voor Belijden in zeven- voud de Westminster Confessie en de Korte Westminster Catechismus opnieuw uit het Engels te vertalen. Voor dit werk tekent Thera Tanis-Baars. Op deskundige wijze heeft zij, rekening houdend met het gangbare confessionele taal- coloriet, beide zeventiende-eeuwse belijdenisgeschriftenj overgezet naar hedendaags Nederlands. 5 Werkwijze In Belijden in zevenvoud wordt de inhoud van zeven protes- tantse belijdenisgeschriftenj op onderwerp gerubriceerd. De structurering en het doel van de zeven in dit boek behan- delde confessies komen uiteraard niet direct overeen met de opzet en structuur van Belijden in zevenvoud. 2 K. Zwanepol e.a., Belijdenisgeschriften van de Protestantse Kerk in Nederland (Heerenveen 2009). 3 Voor een verantwoording van de werkwijze van de commissie zie Zwanepol, Belijdenisgeschriften, 7-9. 4 G. van Rongen (ed.), De Westminster Confessie met de Grote en de Kleine Westminster Catechismus (Barneveld 1986). 5 De Westminster Confessie, de Grote Westminster Catechismus en de Kleine Westminster Catechismus worden op termijn ook afzonderlijk uit - gegeven in de nieuwe vertaling van Thera Tanis-Baars door uitgeverij De Banier. In de loop der eeuwen zagen vele tientallen protestantse belijdenisgeschriftenj het licht. Het is ondoenlijk om al deze belijdenisgeschriftenj inhoudelijk uitvoerig weer te geven en te vergelijken in één handzaam boek. In Belijden in zeven- voud staan zeven confessies centraal. Dit betekent dat er een selectie gemaakt moest worden uit de bestaande belijdenis- geschriften. Geselecteerde confessies Om Belijden in zevenvoud zo relevant mogelijk te maken, lag het voor de hand om in ieder geval de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels in het boek op te nemen. Deze belijde- nisgeschriften worden immers door veel Nederlandse pro- testantse kerken als gezaghebbend erkend. Vanwege de sterke theologische banden die er waren en nog steeds zijn tussen Engeland en Nederland is ervoor gekozen om ook de Westminster Confessie en de Kleine Westminster Catechismus te selecteren. Beide confessies genieten tot op de dag van vandaag, ook in ons land, veel belangstelling. Omdat de Kleine Westminster Catechis- mus voor een aanzienlijk deel beschouwd kan worden als een samenvatting van de Grote Westminster Catechismus, is laatstgenoemde niet opgenomen in Belijden in zevenvoud. De overige twee geselecteerde belijdenisgeschriftenj, de Augsburgse Confessie en de Catechismus van Genève, gel- den als belangrijke vertegenwoordigers van de twee hoofd- stromingen binnen het protestantisme: respectievelijk het lutheranisme en het calvinisme. Deze geschriften hebben een gezaghebbende status en hebben meer of minder in- vloed uitgeoefend op latere belijdenisgeschriftenj. 1 Gebruikte vertalingen Voor Belijden in zevenvoud is in de meeste gevallen ge- bruikgemaakt van bestaande vertalingen van de confes- sies. De Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels zijn weergegeven in vertalingen die in hun oorspronkelijke vorm zijn goed- gekeurd door de Nationale Synode te Dordrecht (1618- 1619). Deze vertalingen worden nog steeds gebruikt door een groot aantal Nederlandse protestantse kerken. Om de toegankelijkheid van de teksten te vergroten, wordt meerdere malen met behulp van een explicatieve voetnoot een sterk verouderd woord of een minder duidelijke zin- snede toegelicht. De oude vertaling van de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt in veel kerkboeken niet afgedrukt met verwijsteksten. 1 Zie ook hoofdstuk 2. Inleiding en verantwoording
belijden in zevenvoud 8 De inleidingen, die geschreven zijn door A. Baars, voorzien de lezer van de nodige achtergrondinformatije. De opzet van dit boek maakt het goed mogelijk om de belijdenisge- schriften inhoudelijk met elkaar te vergelijken. Kennis van de historische achtergronden van de belijdenisgeschriftenj is onmisbaar om geconstateerde verschillen te duiden. Ten slotte Bij het schrijven en samenstellen van dit boek hadden we een breed publiek voor ogen. We hopen dat Belijden in ze- venvoud niet alleen een leerzaam studieboek zal blijken te zijn voor theologiestudenten en andere belangstellenden, maar dat ook predikanten en catecheten het gaan waarde- ren als een waardevol hulpmiddel bij bijvoorbeeld de voor - bereiding van de (catechismus)predikinjg of catechese. Het is onze overtuiging dat belijdende protestantse christe- nen het aan hun stand zijn verplicht om op de hoogte te zijn van de inhoud van de protestantse belijdenisgeschriftenj. Als Belijden in zevenvoud hieraan bijdraagt, is een belangrijk doel van deze uitgave bereikt. Woudenberg en Kampen, zomer 2013 A. Baars en A. Groothedde Dit gegeven maakt dat bij het rubriceren van de inhoud van de belijdenisgeschriftenj keuzes moesten worden gemaakt. In veel gevallen behandelt een confessie allerlei onderwer - pen gestructureerd en belijnd. Dan is de inhoud van het belijdenisgeschrift eenvoudig te rubriceren. Soms ligt het gecompliceerder. Zo kan het zijn dat in een bepaalde para- graaf twee of meerdere onderwerpen aan de orde komen. Per geval is in zo’n situatie nagegaan of een deel van de pa- ragraaf of zelfs de complete paragraaf ook zinvol onder een andere noemer was te rubriceren. Wanneer slechts een deel van de paragraaf elders is opgenomen, wordt op die plaats in veel gevallen door middel van een voetnoot verwezen naar de pagina in het boek waar de betreffende paragraaf integraal is opgenomen. Uiteraard komt het ook meermalen voor dat een specifiek onderwerp in een belijdenisgeschrift helemaal niet aan de orde komt. In zo’n geval valt er gewoonweg niets te rubri- ceren. Dit is met name het geval met belijdenisgeschriftenj die vooral handelen over één specifiek onderwerp, zoals bij- voorbeeld de Dordtse Leerregels. Structuur Er is een veelvoud aan mogelijkheden om theologische dogma’s ordelijk weer te geven. Al eeuwenlang wordt dat onder meer gedaan met behulp van de zogeheten lokaal- methode (loci-structuur). 6 Een invloedrijk voorbeeld is de Loci communes (1521), een systematische samenvatting van de geloofsleer, samengesteld door de Duitse reformator Philip Melanchthon (1497-1560). Ook de eerste uitgave van de Institutie (1536), het bekende werk van de Geneefse reformator Johannes Calvijn (1509-1564), is deels gestruc- tureerd volgens de loci-methode. 7 In navolging van bovenstaande reformatoren, en in hun voetspoor vele protestantse dogmatici, is ook Belijden in ze- venvoud gestructureerd met behulp van de lokaal-methode. 8 Aan deze keuze ligt een praktisch en principieel motief ten grondslag. Werken volgens de lokaal-methode maakt dat vrijwel al het theologische spreken op een logische wijze gerubriceerd kan worden. Ook voorkomt gehoorzaamheid aan de loci-structuur mogelijke eenzijdigheden die aan vrij- blijvende keuzes van de auteur ten grondslag zouden kun- nen liggen. Voorafgaand aan de rubricering van de belijdenisgeschrif- ten zijn in Belijden in zevenvoud een aantal uitvoerige inlei- dingen op de verschillende confessies geplaatst. 6 Zie ook § 1.2.2. 7 Voor een uitvoerige analyse van de structuur van de verschillende versies van Calvijns Institutie zie o.a. A. Baars, Om Gods verhevenheid en Zijn nabij- heid. De Drie-eenheid bij Calvijn (Kampen 2005 2) 74vv; W. de Greef, Johannes Calvijn. Zijn werk en geschriften (Kampen 20062) 254-265; H.J. Selderhuis, ‘Institutie’, in: H.J. Selderhuis (red.), Calvijn Handboek (Kampen 2008) 232- 239. 8 Vgl. Joel R. Beeke en Sinclair B. Ferguson (red.), Reformed Confessions Harmonized (Grand Rapids 1999). Een Engelstalig boek met een vergelijk- bare opzet als Belijden in zevenvoud.
belijden in zevenvoud 86Catechismus van Genève(1545) Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) Augsburgse Confessie (1530) 1. Predikant: Wat is het hoofddoel van het menselijk leven? K ind: God te kennen. 2. Predikant: Waarom zeg je dit? K ind: Omdat Hij ons geschapen en in de wereld gebracht heeft om in ons verheerlijkt te worden. En het is zeker terecht dat wij ons leven met Zijn eer in verband brengen, omdat Hij er het Begin van is. 3. Predikant: Wat is het hoogste goed van de mensen? K ind: Datzelfde. 4. Predikant: Waarom noem je dit het hoogste goed? K ind: Aangezien ons lot bij het ontbreken daarvan ongelukkiger is dan dat van de rede - loze dieren. 5. Predikant: Hieraan zien wij dus, dat er niets zo ongelukkig is als niet naar Gods wil te leven? K ind: Jazeker. 6. Predikant: Maar wat is de ware en juiste kennis van God? K ind: Wanneer men Hem zo kent dat Hij geëerd wordt. 7. Predikant: Wat is de goede manier om Hem te eren? K ind: Dat wij in Hem al ons vertrouwen stellen; dat wij Hem dienen door gehoor - zaam te zijn aan Zijn wil; dat wij Hem in al onze noden aanroepen en in Hem ons heil en alle goeds zoeken; en dat wij met hart en mond erkennen, dat alle goed alleen van Hem komt. Inleiding
87 Heidelbergse Catechismus (1563) K leine Westminster Catechismus (1647) inleiding Westminster Confessie (1647) Dordtse Leerregels (1619) Vraag 1: Wat is uw enige troost, beide in het leven en ster ven? A ntwoord: Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven a, niet mijn b, maar mijns getrou- wen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben c, Die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volko - menlijk betaald d en mij uit alle heerschappij des duivels verlost heeft e, en alzo bewaart f, dat zonder den wil mijns hemelsen Vaders geen haar van mijn hoofd vallen kan g, ja ook, dat mij alle ding tot mijn zaligheid dienen moet h; waarom Hij mij ook door Zijn Heiligen Geest van het eeuwige leven verzekert i, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt. k aRom. 14:8. b1 Kor. 6:19. c1 Kor. 3:23; Tit. 2:14. d1 Petr. 1:18-19; 1 Joh. 1:7; 1 Joh. 2:2, 12. eHebr. 2:14; 1 Joh. 3:8; Joh. 8:34-36.fJoh. 6:39; Joh. 10:28; 2 Thess. 3:3; 1 Petr. 1:5. gMatth. 10:30; Luk. 21:18. hRom. 8:28. i2 Kor. 1:22; 2 Kor. 5:5; Ef. 1:14; Rom. 8:16. kRom. 8:14; 1 Joh. 3:3. Vraag 1: Wat is het hoogste doel van de mens? Antwoord: Het hoogste doel van de mens is om God te verheerlijken 1 en zich eeuwig in Hem te verheugen. 2 1. Rom. 11:36; 1 Kor. 10:31.2. Ps. 73:25-28.
belijden in zevenvoud 88Catechismus van Genève(1545) Augsburgse Confessie (1530) Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) 23. Predikant: Wat versta je eronder dat Hij almachtig is? 1 Kind: Het wil niet slechts zeggen dat Hij de macht heeft zonder die nog uit te oefenen, maar juist dat Hij alle schepselen in Zijn hand heeft en deze af hankelijk van Hem zijn; dat Hij over alle dingen beschikt door Zijn voorzienig - heid, de wereld regeert door Zijn wil en alles, wat er gebeurt, naar Zijn goeddunken leidt. 1. Voor een uitvoerige beschrijving van het Wezen en de eigenschappen van God, zie ook de vragen en antwoorden over het eerste en tweede gebod. 24. Predikant: Naar wat jij zegt, is de macht van God dus niet werkeloos, maar sluit zij veeleer in, dat Zijn hand altijd aan het werk is en er niets buiten Hem om gebeurt of Zijn toestemming en Zijn opdracht mist? Kind: Zo is het. 25. Predikant: Waarom voeg je eraan toe, dat Hij Schepper van de hemel en de aarde is? Kind: Omdat Hij zich aan ons geopenbaard heeft door Zijn werken, moeten wij Hem daarin zoeken. Want ons begrip is niet in staat Zijn Wezen te vatten. Maar de wereld is voor ons als een spiegel waarin wij Hem kunnen aanschouwen, al naar gelang het nuttig voor ons is Hem te kennen. 264. Predikant: Wat wil dat achtervoegsel zeggen: die in de hemelen zijt? Kind: Dit betekent hetzelfde als wanneer ik Hem hoog, machtig en ondoorgrondelijk zou noemen. 265. Predikant: Hoe dat zo? En met welk doel? Kind: Opdat wij, als wij Hem aanroepen, leren onze gedachten opwaarts te heffen om ons daardoor niets vleselijks noch aards over Hem voor te stellen noch Hem met onze maatstaven in overeenstemming te brengen noch Hem aan onze wil te onderwerpen; maar om nederig zijn luisterrijke majesteit te aanbidden en tevens om een vaster vertrouwen in Hem te hebben, aangezien Hij de Regeerder en Heerser over alles is. Artikel 1. Dat er een enig God is. Wij geloven allen met het hart en belijden met den mond 1 dat er is een enig en eenvoudig2 geestelijk Wezen 3, Hetwelk wij God noemen: eeuwig 4, onbe - grijpelijk 5, onzienlijk 6, onver - anderlijk 7, oneindig 8, almach- tig 9; volkomen wijs 10, recht- vaardig 11, goed 12, en een zeer overvloedige Fontein van alle goed. 13 1. Rom. 10:10. 2. Deut. 6:4; Jes. 44:6; 1 Kor. 8:4, 6; Ef. 4:6; 1 Tim. 2:5. 3. Joh. 4:24.4. Ps. 90:2.5. Rom. 11:33.6. Kol. 1:15; 1 Tim. 6:16. 7. Mal. 3:6; Jak. 1:17.8. 1 Kon. 8:27; Jes. 44:6; Jer. 23:24.9. Gen. 17:1; Gen. 35:11; Matth. 19:26; Openb. 1:8. 10. Rom. 16:27.11. Jer. 12:1; Rom. 3:25-26; Rom. 9:14; Openb. 16:5, 7. 12. Matth. 19:17.13. 1 Kron. 29:10-12; Jak. 1:17. I. Over God In grote eenstemmigheid met de kerk wordt bij ons geleerd, dat het besluit van het concilie van Nicea over de eenheid van het goddelijk Wezen en de drie Personen waar is en zonder enige twijfel geloofd moet worden 1. Dat houdt in, dat er één goddelijk Wezen is dat genoemd wordt en ook is: God, eeuwig, onlichamelijk, ondeelbaar, onmetelijk van macht, wijsheid en goedheid, Schepper en Onderhouder van alle dingen, zienlijk en onzienlijk; en toch drie Personen, van hetzelfde Wezen en even machtig en eeuwig: Vader, Zoon en Heilige Geest. Het woord ‘personen’ wordt hier gebruikt in dezelfde betekenis als bij de kerk vaders, namelijk niet als aanduiding van een deel of van iemand anders kwaliteit, maar van een eigen bestaan. Veroordeeld worden alle ketterijen die tegen dit artikel te voorschijn geko - men zijn, zoals de manicheeën 2, die stellen dat er twee principes zijn, goed en kwaad. Zo ook de valentinianen 3, de arianen 4, de eunomianen, de mohammedanen 5 en alle anderen daarmee vergelijkbaar. Veroordeeld worden ook de samosaten 6, de oude en de nieuwe, die beweren dat er slechts één Persoon is en over het Woord en de Heilige Geest geslepen en godde - loos oreren dat het geen onderschei - den Personen zijn, maar dat Woord betekent: het mondelinge woord en dat de Geest een in de dingen inge - schapen Beweging is. 1. Hier wordt verwezen naar de geloofsbelijdenis van het concilie van Nicea (325) zoals die is bevestigd en aangevuld door het concilie van Constantinopel (381). Gewoonlijk wordt deze belijdenis kortweg aangeduid als de Geloofsbe - lijdenis van Nicea. Zij is afgedrukt achterin de meeste protestantse kerkboeken. 2. Sekte van Perzische oorsprong, die twee goden onderscheidde: de god van het licht en die van de duisternis, van goed en van kwaad. 3. Aanhangers van Valentinus (Egypte tweede Het wezen en de eigenschappen van God
89 Heidelbergse Catechismus (1563) K leine Westminster Catechismus (1647) Westminster Confessie (1647) Dordtse Leerregels (1619) theologie: de leer a anga ande god Vraag 10: Wil God zulke ongehoorzaamheid en af - val ongestraft laten? A ntwoord: Neen Hij, geen - zins; maar Hij vertoornt Zich schrikkelijk a beide over de aangeboren en wer - kelijke zonden, en wil die door een recht vaardig oor - deel tijdelijk en eeuwiglijk straffen b; gelijk Hij gespro - ken heeft: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. c aGen. 2:17; Rom. 5:12. bPs. 50:21; Ps. 5:6; Nah. 1:2; Ex. 20:5; Ex. 34:7; Rom. 1:18; Ef. 5:6. cDeut. 27:26; Gal. 3:10. Vraag 11: Is dan God ook niet barmhartig? A ntwoord: God is wel barmhartiga, maar Hij is ook recht vaardigb; daarom zo eist Zijn gerechtigheid dat de zonde, welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is met de eeu- wige straf aan lichaam en ziel gestraft worde. aEx. 34:6-7; Ex. 20:6. bPs. 7:10; Ex. 20:5; Ex. 23:7; Ex. 34:7; Ps. 5:5-6; Nah. 1:2-3. Vraag 122: Welke is de eerste bede? A ntwoord: Uw Naam worde geheiligd. Dat is: Geef ons eerstelijk dat wij U recht kennen a, en U in al Uw werken, in welke Uw almachtigheid, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waar - heid klaarlijk schijnt, heili - gen, roemen en prijzen b; Vraag 4: Wat is God? Antwoord: God is een oneindige 1, eeu - wige 2 en onverander - lijke3 Geest 4, daarin dat Hij de wijsheid 5, macht 6, heiligheid 7, rechtvaardigheid, goedertierenheid en waarheid is. 8 1. Job 11:7-9.2. Ps. 90:2. 3. Jak. 1:17. 4. Joh. 4:24.5. Ps. 147:5.6. Openb. 4:8. 7. Openb. 15:4. 8. Ex. 3:14; Ex. 34:6-7. Vraag 5: Is er meer dan één God? Antwoord: Er is maar één God, de levende en waarach - tige God. 1 1. Deut. 6:4; Jer. 10:10. Hoofdstuk 2 God en de heilige Drie-eenheid I. Er is maar één enige 1, levende en waarachtige God. 2 Hij is oneindig in Wezen en volmaaktheid 3, een allerzuiverste Geest 4, onzichtbaar 5 en Hij heeft geen lichaam, leden6 of hartstochten. 7 Hij is ook onver - anderlijk 8, onmetelijk 9, eeuwig 10, ondoorgrondelijk 11, almachtig 12, volkomen wijs 13, volkomen heilig 14, volkomen vrij 15 en geheel vol - maakt. 16 Hij voert alle dingen uit volgens de raad van Zijn eigen onveranderlijke en volkomen recht vaardige wil 17 en tot Zijn eigen eer. 18 Daarnaast is Hij zeer liefdevol19, genadig, barmhartig, lankmoedig en overvloedig in goedertierenheid en waarheid. Hij vergeeft ongerechtigheid, overtre - ding en zonde 20 en beloont dege - nen die Hem ijverig zoeken. 21 Maar omdat Hij alle zonde haat22, is Hij ook zeer recht vaardig en vreselijk in Zijn oordelen 23 en zal de schuldige zeker niet voor onschuldig houden. 24 1. Deut. 6:4; 1 Kor. 8:4,6.2. Jer. 10:10; 1 Thess. 1:9.3. Job 11:7-9; Job 26:14.4. Joh. 4:24.5. 1 Tim. 1:17.6. Deut. 4:15-16; Luk. 24:39; Joh. 4:24.7. Hand. 14:11,15.8. Mal. 3:6; Jak. 1:17.9. 1 Kon. 8:27; Jer. 23:23-24.10. Ps. 90:2; 1 Tim. 1:17.11. Ps. 145:3.12. Gen. 17:1; Openb. 4:8.13. Rom. 16:27.14. Jes. 6:3; Openb. 4:8.15. Ps. 115:3.16. Ex. 3:14. 17. Ef. 1:11.18. Spr. 16:4; Rom. 11:36. 19. 1 Joh. 4:8,16.20. Ex. 34:6-7; Ps. 103:3,8-12.21. Hebr. 11:6.22. Ps. 5:6-7.
belijden in zevenvoud 90Augsburgse Confessie (1530) Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) Catechismus van Genève (1545) eeuw), een gnosticus. De gnostiek leerde, dat er één goddelijk wezen is, waaruit trapsgewijs alles voortvloeit: eerst de hogere machten (Christus, de engelen, de Heilige Geest), dan de lagere, waaronder de mens. Door dieper inzicht krijgt de mens toegang tot het goddelijke. 4. Aanhangers van Arius (gestorven in 336), die meende, dat alleen God ongeboren en ongeschapen is; Jezus is wel het hoogste schepsel, maar niet gelijk aan God. Eunomius was een volgeling van Arius. 5. Dezen worden hier genoemd, omdat de islam geen Drie-eenheid kent. 6. Paulus van Samosata (Antiochië, ca. 260) dacht, dat Christus een Mens was, die door God als Zoon aangenomen werd.
91 Heidelbergse Catechismus (1563) Westminster Confessie (1647) theologie: de leer a anga ande god K leine Westminster Catechismus (1647) Dordtse Leerregels (1619) daarna ook dat wij al ons leven, gedachten, woorden en werken, alzo schikken en richten, dat Uw Naam om onzentwil niet gelas - terd, maar geëerd en gepre - zen worde. c aJoh. 17:3; Jer. 9:24; Jer. 31:33-34; Matth. 16:17; Jak. 1:5; Ps. 119:105. bPs. 119:137; Luk. 1:46-47, 68-69; Rom. 11:33. cPs. 71:8; Ps. 115:1. 23. Neh. 9:32-33.24. Ex. 34:7; Nah. 1:2-3. II. God heeft alle leven 1, heerlijk - heid 2, goedertierenheid 3 en geluk - zaligheid 4 in en van Zichzelf. Hij alleen is in en tot Zichzelf alge - noegzaam, en heeft geen enkel schepsel dat Hij gemaakt heeft nodig. 5 Hij ontleent ook geen heerlijkheid aan Zijn schepselen 6, maar Zijn heerlijkheid wordt zowel in, door, tot en over hen zichtbaar. Want Hij is de enige bron van alle bestaan, uit Wie, door Wie en tot Wie alle dingen zijn. 7 God heeft soevereine heerschappij over alles, om daarmee, daarvoor of daarover te doen wat Hem behaagt. 8 A lle dingen zijn open en zichtbaar voor Zijn ogen 9, daarom is Zijn kennis oneindig, onfeilbaar en niet af han - kelijk van het schepsel 10, zodat voor Hem niets toevallig of onze - ker is. 11 Hij is volkomen heilig in al Zijn raadslagen, in al Zijn werken en in al Zijn bevelen. 12 Aan God komt alle aanbidding, verering of gehoorzaamheid toe die Hij van engelen, mensen en alle andere schepselen wenst te ont vangen. 13 1. Joh. 5:26.2. Hand. 7:2.3. Ps. 119:68.4. Rom. 9:5; 1 Tim. 6:15.5. Hand. 17:24-25.6. Job 22:2-3.7. Rom. 11:36.8. Dan. 4:25,35; 1 Tim. 6:15; Openb. 4:11. 9. Hebr. 4:13. 10. Rom. 11:33-34; Ps. 147:5.11. Ez. 11:5; Hand. 15:17-18.12. Ps. 145:17; Rom. 7:12. 13. Openb. 5:12-14.
belijden in zevenvoud 92Catechismus van Genève(1545) Augsburgse Confessie (1530) Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) Gods openbaring 13. Predikant: Hoe weten wij dit [nl. dat God ons lief heeft en onze Vader en Heiland wil zijn]? K ind: Door Zijn Woord, waarin Hij ons Zijn barmhartigheid in Christus bekend maakt en ons verzekert van Zijn liefde ten aanzien van ons. 25. Predikant: Waarom voeg je eraan toe, dat Hij Schepper van de hemel en de aarde is? K ind: Omdat Hij zich aan ons geopenbaard heeft door Zijn werken, moeten wij Hem daarin zoeken. Want ons begrip is niet in staat Zijn Wezen te vatten. Maar de wereld is voor ons als een spiegel waarin wij Hem kunnen aanschouwen, al naar gelang het nuttig voor ons is Hem te kennen. 39. Predikant: Waarom noem je Jezus Christus Profeet? K ind: Omdat Hij, door af te dalen in de wereld, Boodschapper en hoogste Gezant van God Zijn Vader is geweest om Diens wil volledig in de wereld te ont vouwen en hier - mee alle profetieën en openbaringen te vol - eindigen. Artikel 2. Door welk middel God van ons gekend wordt. Wij kennen Hem door twee middelen. Ten eerste door de schepping, onderhouding, en regering der gehele wereld 1; overmits deze voor onze ogen is als een schoon boek, in hetwelk alle schepselen, grote en kleine, gelijk als letteren zijn, die ons de onzienlijke dingen Gods geven te aan - schouwen, namelijk Zijn eeuwige kracht en Goddelijk - heid, als de apostel Paulus zegt, Rom. 1:20; welke dingen alle genoegzaam zijn om de mensen te overtuigen, en hun alle onschuld te benemen. Ten tweede geeft Hij Zichzelven ons nog klaarder en volkome - ner te kennen door Zijn heilig en Goddelijk Woord 2, te weten, zoveel als ons van node is in dit leven, tot Zijn eer en de zaligheid der Zijnen. 1. Ps. 19:2-5.2. Ps. 19:8-9; 1 Kor. 1:18-21.
93 Heidelbergse Catechismus (1563) K leine Westminster Catechismus (1647) Westminster Confessie (1647) Dordtse Leerregels (1619) theologie: de leer a anga ande god Vraag 122: Welke is de eerste bede? A ntwoord: Uw Naam worde geheiligd. Dat is: Geef ons eerstelijk dat wij U recht kennen a, en U in al Uw werken, in welke Uw almachtigheid, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waar - heid klaarlijk schijnt, heili - gen, roemen en prijzen. b (…) 1 aJoh. 17:3; Jer. 9:24; Jer. 31:33-34; Matth. 16:17; Jak. 1:5; Ps. 119:105. bPs. 119:137; Luk. 1:46-47, 68-69; Rom. 11:33. 1 Voor de complete tekst van vraag en antwoord 122, zie pag. 89-91. Hoofdstuk 3-4, artikel 6. Hetgeen dan noch het licht der natuur noch de wet doen kan, dat doet God door de kracht des Heiligen Geestes, en door het woord of de bediening der verzoe - ning, welke is het Evangelie van den Messias, waardoor het God behaagd heeft de gelovige mensen, zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, zalig te maken. Hoofdstuk 3-4, artikel 7. Deze verborgenheid van Zijn wil heeft God in het Oude Testament aan weini - gen ontdekt, doch in het Nieuwe Testament (het onderscheid der volken nu weggenomen zijnde) heeft Hij haar aan meer mensen geopenbaard. Van welke onderscheiden uitdeling de oorzaak niet moet gesteld worden in de waardigheid van het ene volk boven het andere, of in het beter gebruik van het licht der natuur, maar in het gans vrije welbehagen en de onverdiende liefde Gods; waarom ook diegenen, wien buiten, ja tegen alle ver - diensten zo groot een genade geschiedt, haar met een nederig en dankbaar hart moeten erkennen, maar in de anderen, wien deze genade niet geschiedt, moeten zij met den apostel de gestrengheid en recht - vaardigheid van Gods oor - delen aanbidden en die geenszins curieuslijk onderzoeken. Hoofdstuk 1 De Heilige Schrift I. Hoewel het licht van de natuur en de werken van de schepping en de voorzienigheid de goedheid, wijsheid en kracht van God in zoverre openbaren dat mensen niet te verontschuldigen zijn 1, toch zijn ze niet voldoende om die ken - nis van God en Zijn wil te geven die nodig is voor de zaligheid. 2 Daarom heeft het de Heere behaagd om Zich verschillende malen op verscheidene wijzen te openbaren en Zijn wil aan Zijn Kerk bekend te maken. 3 Daarna heeft Hij Zijn wil geheel op schrift gesteld om de waarheid beter te bewaren en door te geven. 4 Maar ook opdat de Kerk beter bevestigd en getroost zou worden tegen het verderf van het vlees en de boos - aardigheid van de satan en de wereld. 5 Dit laat de noodzaak van de Heilige Schrift zien, aangezien de vorige manieren waarin God Zijn wil aan Zijn volk openbaarde nu zijn opgehouden. 6 1. Ps. 29:1-3; Rom. 1:19-20,32; Rom. 2:1,14-15.2. 1 Kor. 1:21; 1 Kor. 2:13-14.3. Hebr. 1:1.4. Spr. 22:19-21; Jes. 8:19-20; Matth. 4:4,7,10; Luk. 1:3-4; Rom. 15:4. 5. 2 Tim. 3:15; 2 Petr. 1:19.6. Hebr. 1:1-2.
belijden in zevenvoud 94Catechismus van Genève(1545) Augsburgse Confessie (1530) Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) 13. Predikant: Hoe weten wij dit [nl. dat God ons lief heeft en onze Vader en Heiland wil zijn]? K ind: Door Zijn Woord, waarin Hij ons Zijn barmhartigheid in Christus bekend maakt en ons verzekert van Zijn liefde ten aanzien van ons. 300. Predikant: Wat is het middel om een dergelijk goed [nl. het eeuwige leven] te bereiken? K ind: Daartoe heeft Hij ons Zijn heilig Woord nagelaten, dat voor ons als een ingang in Zijn hemels Koninkrijk is. 301. Predikant: Waar tref je dit Woord aan? K ind: Zoals het voor ons is neergelegd in de Heilige Schriften. 302. Predikant: Hoe moeten wij die ge - bruiken om er profijt van te hebben? K ind: Door het Woord aan te nemen met een vaste innerlijke overtuiging als waarheid die uit de hemel is gekomen, ons er in oprechte gehoorzaamheid aan te onderwer - pen, het lief te hebben met een waarachtige en algehele verk nochtheid en het in onze harten gegrift te hebben met de bedoeling het te volgen en ons ernaar te voegen. 303. Predikant: Ligt dit alles in ons ver - mogen? K ind: Zelfs in de geringste mate niet, maar het is God die op een dergelijke manier door Zijn Heilige Geest in ons werkt. 304. Predikant: Maar moeten wij dan geen moeite en ijver aanwenden om de leer die ons in de Heilige Schriften uitge - legd wordt, te horen en te lezen? K ind: Jawel. En in de eerste plaats moet iedereen hier persoonlijk mee bezig zijn. En verder moeten wij vooral vaak de preken bij - wonen, waarin dit Woord in de samenkomst van de christenen wordt verklaard. Artikel 3. Het Woord van God. Wij belijden dat dit Woord Gods niet is gezonden noch voortgebracht door den wil eens mensen, maar de heilige mensen Gods, van den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben [het] gesproken, gelijk de heilige Petrus zegt. 1 Daarna heeft God, door een bijzondere zorg, die Hij voor ons en onze zaligheid draagt, Zijn k nechten de profeten en apostelen geboden Zijn geo- penbaarde woord bij geschrift te stellen 2; en Hij Zelf heeft met Zijn vinger de twee tafelen der wet geschreven. 3 Hierom noemen wij zulke schriften: Heilige en Goddelijke Schrif - ten. 4 1. 2 Petr. 1:21.2. Ex. 24 :4 ; Ex. 34:27; Ps. 102:19; Hab. 2:2; Openb. 1:11, 19. 3. Ex. 31:18.4. 2 Tim. 3:16. Artikel 4. De canonieke boeken. Wij vervatten de Heilige Schrift in twee Boeken, des Ouden en des Nieuwen Testaments, welke zijn cano - nieke Boeken, waar niets tegen valt te zeggen. Deze worden aldus geteld in de Kerke Gods. De boeken van het Oude Tes - tament: de vijf boeken van Mozes, te weten Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deuteronomium; het boek van Jozua, der Richteren, Ruth, twee boeken van Samuël, en twee boeken der Koningen, twee boeken der K ronieken, genaamd Paralipomenon, het eerste van Ezra, Nehemia, Esther, Job, de Psalmen van David, drie boeken van De Heilige Schrift
95 Heidelbergse Catechismus (1563) K leine Westminster Catechismus (1647) Westminster Confessie (1647) Dordtse Leerregels (1619) theologie: de leer a anga ande god Vraag 19: Waaruit weet gij dat? Antwoord: Uit het heilig Evangelie, hetwelk God Zelf eerstelijk in het paradijs heeft geopenbaard a, en daarna door de heilige patriarchen b en profeten c laten verkondi - gen, en door de offeranden en andere ceremoniën der wet laten voorbeelden d, en ten laatste door Zijn enigge - boren Zoon vervuld. e aGen. 3:15. bGen. 12:3; Gen. 22:18; Gen. 49:10.cJes. 53:1-12; Jes. 42:1-4; Jes. 43:25; Jes. 49:5-6, 22-23; Jer. 23:5-6; Jer. 31:32-33; Jer. 32:39-41; Mi. 7:18-20; Hand. 10:43; Hand. 3:22-24; Rom. 1:2; Hebr. 1:1. dHebr. 10:1, 7; Kol. 2:7; Joh. 5:46.eRom. 10:4; Gal. 4:4; Gal. 3:24; Kol. 2:17. Vraag 22: Wat is dan een christen nodig te geloven? Antwoord: Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt a, hetwelk ons de artikelen van ons algemeen en ongetwij - feld christelijk geloof in een hoofdsom leren. aJoh. 20:31; Matth. 28:19; Mar. 1:15. Vraag 98: Maar zou men de beelden in de kerken als boeken der leken niet mo - gen dulden? Antwoord: Neen; want wij moeten niet wijzer zijn dan God, Dewelke Zijn Christe - nen niet door stomme beel - den a, maar door de levende verkondiging Zijns Woords wil onderwezen hebben. b aJer. 10:8; Hab. 2:18-19. bRom. 10:14-15, 17; 2 Petr. 1:19; 2 Tim. 3:16-17. Vraag 2: Welke leefregel heeft God gegeven om ons te leren hoe we Hem kunnen verheerlij - ken ons in Hem kunnen verheugen? Antwoord: Het Woord van God, zoals het in de geschriften van het Oude en Nieuwe Testament geschre - ven is 1, is de enige leefregel om ons te leren hoe we God kunnen verheerlijken en ons in Hem ver - heugen. 2 1. 2 Tim. 3:16; Ef. 2:20. 2. 1 Joh. 1:3-4. Vraag 3: Wat leert de Schrift in de eerste plaats? Antwoord: De Schrift leert in de eerste plaats wat de mens moet geloven over God, en welke plichten God van de mens vraagt. 1 1. 2 Tim. 1:13; 2 Tim. 3:16. Hoofdstuk 1, artikel 3. En opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap, tot wie Hij wil en wanneer Hij wil; door wier dienst de mensen geroepen worden tot beke - ring en het geloof in Christus, den Gekruisigde. Want hoe zullen zij in Hem geloven, van Welken zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen, zonder die hun predikt? En hoe zullen zij prediken, indien zij niet gezonden worden? (Rom. 10:14-15). Hoofdstuk 2, artikel 5. Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in den gekruisigden Christus gelooft, niet ver - derve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voor - gesteld worden, met bevel van bekering en geloof. Hoofdstuk 3-4, artikel 8. Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstig - lijk geroepen. Want God betoont ernstiglijk en waar - achtiglijk in Zijn Woord wat Hem aangenaam is, name - lijk dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst allen, die tot Hem komen, en geloven, de rust der zielen en het eeuwige leven. Hoofdstuk 1 De Heilige Schrift II. Onder de naam Heilige Schrift, of Woord van God verstaan wij nu alle boeken van het Oude en het Nieuwe Testament. Deze zijn als volgt: Het Oude Testament Genesis Exodus Leviticus Numeri Deuteronomium Jozua Richteren Ruth 1 Samuël 2 Samuël 1 Koningen 2 Koningen 1 K ronieken 2 K ronieken Ezra Nehemia Esther Job Psalmen Spreuken Prediker Hooglied Jesaja Jeremia K laagliederen van Jeremia Ezechiël Daniël Hosea Joël A mos Obadja Jona Micha Nahum Habakuk Zefanja Haggaï Zacharia Maleachi