andré droogers BOODSCHAP AAN ELKAAR Gids voor een zingevingsgesprek tussen generaties
Redactie Cornelis Bouman*, André Droogers*, Daan van der Waals* Met medewerking van René van den Beld* Sara Beumer Marijke Bouman-Kuiper Ineke Clement* Bart Droogers Ineke Droogers-Zoutewelle Mark Droogers Henk Heikens* Henri d’Hollosy Judith Hoogeveen Wietse Klukhuhn* ✝ Carien van Olst Henk van Olst* Jeannette den Ouden* Mirjam Pomp Martine Rijken Irene van der Sluis David Sondorp Lesja Sondorp Martijn Sondorp Otto Sondorp* Hannah Stoffels Hijme Stoffels* Ruth Stoffels Reintje Stomphorst* Hanne van de Vrie Daniël van der Waals Jochem van der Waals Maarten van der Waals * leverden de teksten aan die ten grondslag liggen aan dit boek
7 Inhoud INLEIDIN G door Miranda Klaver 9 WAAROM DI t BOEK? 15 HOE IN GESPREK GAAN? 19 1. DE BEGINVRAAG: 24 ‘Waar geloof jij in?’ 2. OVERDRACHt : 48 ‘Hoe verliep bij ons de geloofsopvoeding?’ 3. DE PRAK tIJK: 72 ‘Wanneer hebben we het over zin?’ 4. GOD: 96 ‘Wie, hoe, wanneer, waar?’ 5. KERK: 120 ‘t oen, nu, straks?’ 6. VERAN tWOORD LEVEN: 146 ‘Met welke waarden?’ UItLEIDING door Monique van Dijk-Groeneboer 172
9 Inleiding Een paar jaar geleden kreeg een groep eerstejaarsstuden- ten religiestudies de opdracht om een spirituele biografie te schrijven. Een van de studenten schreef het volgende: ‘Mijn vader is katholiek en mijn moeder atheïst. Om die reden speelt religie niet zo’n grote rol in ons gezin. We vieren wel Kerst en Pasen en mijn vader en broer bidden voor het eten, maar naar de kerk gaan doen we niet. Net zomin als praten over het geloof. […] In het diepste van mijn ziel zou ik willen dat er wel een aantoonbaar bewijs was voor het bestaan van een God, godheden of een Godin, dat maakt niet uit. Dat er in ieder geval iets is wat ons troost kan bieden en ons leven be- tekenis geeft. […] Misschien begint dat wel met praten. Mis- schien wel met praten over geloofsbeleving met mijn eigen vader. Want praten, dat doen we niet.’ (Marianne, 20 jaar) Het verhaal van Marianne is niet uniek. Gesprekken tus- sen ouders en kinderen over geloof, religieuze tradities en de kerk zijn niet vanzelfsprekend. Er bestaat veelal schroom en verlegenheid om persoonlijk over diepere vragen van het leven te spreken. Maar zoals Marianne
10 schrijft, er niet over praten wil niet zeggen dat er geen behoefte aan is. Vaak is er een ingrijpende gebeurte- nis voor nodig. Dat is jammer, meent de auteur van dit boek. Vanuit de ervaring dat familiegesprekken over ge- loof en zingeving enorm waardevol kunnen zijn, wil dit boek een aanleiding zijn om het geloofsgesprek aan te gaan. Het biedt een praktische handreiking voor ouders en hun volwassen kinderen hoe je dit zou kunnen doen. Wat is er overgedragen van het geloof, wat was waarde- vol, welke herinneringen worden gekoesterd en hoe is geloof gegroeid, veranderd, of heeft het aan betekenis verloren? En wat geef je door aan de volgende generatie? Deze aanmoediging is niet zonder risico’s. Anders dan de populariteit van spiritualiteit doet vermoeden, vraagt het moed om open en kwetsbaar over God, geloof, de kerk te praten. Samen in gesprek gaan over een gedeeld verleden kan mooie en kostbare herinneringen maar ook moei- lijke en pijnlijke ervaringen oproepen. Het kan confron- terend zijn te horen dat je kinderen de geloofsopvoeding heel anders hebben ervaren dan je had verwacht. tegelijk is het waardevol te horen wat de volgende generatie je te zeggen heeft, en hoe zij geloof, hoop, en zingeving een plaats geeft in haar leven. Verhalen over geloofsopvoeding kennen we vooral uit de li- teratuur. Bekend zijn de auteurs die afrekenen met de religi- euze tradities van hun ouders (Maarten ’t Hart) of afscheid nemen van het beknellende religieuze milieu waarin ze op- gegroeid zijn (Franca t reur). De aangrijpende sterfscène aan het einde van Siebelinks bestseller Knielen op een bed violen illustreert hoe diep ingrijpend geloof kan zijn in de
11 relatie tussen ouders en kinderen. Maar of de auteurs ooit het gesprek aangegaan zijn met hun ouders? In vergelijking met de voorbeelden uit de literatuur biedt dit boek een heel eigen bijdrage aan het debat over de verandering van het christendom in Nederland. Weten- schappelijk onderzoek naar religie en spiritualiteit speelt zich meestal af op het niveau van individuen en groepen. Sociologen laten zien hoe veranderingen in de samenle- ving hun weerslag hebben op het afnemende ledenaantal van kerken, het dalend kerkbezoek van gelovigen en ver- anderingen in geloofswaarheden als het geloof in God, de duivel, de hemel en de hel. Antropologen brengen de ver - halen van gelovigen zelf naar voren en tonen de binnen- kant van geloofsgemeenschappen, met al hun mooie maar soms ook hun minder mooie kanten. Dat de beleving van religie verandert en dat binding tussen gelovigen en religi- euze instituten onder druk staat, is inmiddels ruimschoots bekend. Maar over de dynamiek van de geloofsontwikke- ling en overdracht binnen families is weinig geschreven. Wat en hoe wordt er overgedragen tussen de generaties? Als door ouders het geloof minder massief beleefd wordt, wat betekent dat voor de wijze waarop hun kinderen het geloof verstaan? En als de kerk haar gezaghebbende rol als hoeder van de christelijke traditie verliest, welke andere bronnen van inspiratie en zingeving hebben bijvoorbeeld jonge ouders tot hun beschikking? Wat voor inspireren- de vormen, rituelen en verhalen komen daarvoor in de plaats? En kunnen ouderen (maar ook de kerk?) daar iets van leren?
12 De beschreven ervaringen in dit boek komen vooral van deelnemers die het geloof zien als een menselijk zoeken, waarbij de christelijke traditie als bron kritisch meegeno- men wordt. Klassieke godsbeelden komen we dan ook niet tegen in de verhalen. In tegendeel, er wordt heel bewust af- scheid genomen van ‘God de Almachtige’. In de confrontatie met ziekte, lijden en de dood roept dit transcendente gods - beeld ergernis en afkeer op. Wat opvalt is dat geen van de deelnemers de donkere kanten van het leven verbindt met het lijdensverhaal van Jezus en de hoop van de opstanding. Over Jezus wordt zelfs nauwelijks gesproken in het zoeken naar woorden en taal over God. Het roept de vraag op welke dominante godsbeelden uit de kerk en de christelijke tradi- tie bewaard gebleven zijn. Wordt er niet van oudsher in de christelijke traditie over God als de Vader van Jezus Christus gesproken? Of is dit een vorm van exclusief geloven waar de deelnemers zich niet mee kunnen of willen identificeren? Als de exclusiviteit van het geloof en het openbaringskarak - ter van de christelijke traditie losgelaten worden – zo blijkt uit de verhalen – heeft dit verregaande consequenties voor geloofsvoorstellingen. Een traditioneel persoonlijk gods - beeld verschuift in de richting van een meer onpersoonlijk en abstract godsbeeld. Het is de vraag of een onpersoonlijk godsbeeld over te dragen is naar een volgende generatie als ook de verbinding met de kerk wegvalt. Dat de traditie en de kerk hun gezag verliezen, wil niet zeg- gen dat zij niet langer van betekenis zijn. De traditie wordt vooral een bron voor inspiratie met een schat aan gebruiken en verhalen. De verbondenheid met de christelijke traditie komt bij de gesprekspartners tot uiting in overgedragen
13 waarden als respect voor de ander, sociale gerechtigheid, verantwoord leven en omzien naar de naaste. Maar de wijze waarop de traditie toegeëigend wordt en betekenis krijgt, hangt af van de individuele zingever. Het spreken over God wordt stamelen en krijgt betekenis in woorden als betrok- kenheid, genegenheid, positieve levenskracht en allesom- vattende liefde. Zo functioneert de christelijke traditie niet langer als een normatief kader voor geloof en zingeving maar wordt zij eerder als vormend gezien. Het is een goede bron waar op gezette tijden uit geput kan worden en een erfenis die op eigen wijze gebruikt kan worden om richting en zin aan het leven te geven. Opvallend is dat de behoefte aan plekken voor inspiratie, ontmoeting en zingeving blijft. De nieuwe media kunnen deze plek maar ten dele invullen. Het is dan ook een vraag of geloof en zingeving te realiseren zijn als een louter indivi- dueel project. Geloof betrekt je als mens bij de ander en dat veronderstelt ontmoeting, gesprek, bezinning en bezieling en een zekere mate van verbinding. Voor ouders en kinde- ren is het niet eenvoudig om samen inspirerende plekken te vinden waar ontmoeting, geloof en zingeving bij elkaar komen. Sommige kerken spelen hier op in door het orga- niseren van een maandelijkse ‘kliederkerk’ (kliederkerk.nl). Dit initiatief is bedoeld voor kinderen en hun ouders die zich niet (meer) betrokken voelen bij de kerk. Door geza- menlijk eten en vieren is de kliederkerk een plek waar ont - dekt kan worden waar geloof in God over gaat. Een andere plek waar ouders en hun kinderen samen het geloof kunnen beleven zijn conferenties, festivals en retraites. taizé wordt door een deelnemer genoemd als zo’n inspirerende plek
14 voor ontmoeting en bezinning. Deze event-achtige plekken zijn niet nieuw maar passen goed bij de plaats die religie in- neemt in het alledaagse leven vandaag. Dit boek is voor een brede doelgroep geschreven. Dat de verhalen niet representatief zijn voor de breedte van de christelijke traditie doet daar niets aan af. De aangereikte vragen naar God, geloof en de kerk om het geloofsgesprek te stimuleren, zijn net zo toepasbaar in orthodoxe als in evangelische kringen. Dit boek nodigt de lezer uit om het avontuur van het geloofsgesprek aan te gaan met ouders, broers of zussen en kinderen. Miranda Klaver Onderzoeker religie en media, Vrije Universiteit
19 Hoe in gesprek gaan? Generaties in gesprek over zingeving – hoe pak je dat aan? Het begint met een aanleiding. Die kan in de eigen recente ontmoetingen gevonden worden, of in een familieweekend, of in ieders persoonlijke levensomstandigheden, maar bij- voorbeeld ook in dit boek. Leen het uit, geef het cadeau, en nodig uit. Het initiatief kan uitgaan van de oudere generatie, maar het boek kan evenzeer jongeren ertoe brengen om de voor- gaande generatie te vragen: Wat heeft jullie bewogen om te leven zoals je deed? Voor wie er even over doordenkt, ligt de gespreksstof aan beide kanten voor het oprapen. De uitnodiging om te praten over wat iemand ten diepste bezig houdt, kan op zich al een welkome verrassing zijn. ‘Hé, goed idee!’ Maar de reactie kan ook teleurstellen of pijn doen. Kijk in dat geval of gesprek over de afwijzing mogelijk is. Of res - pecteer zo’n besluit. Soms kan een aanvankelijke afwijzing later toch resulteren in het besluit mee te doen, om ook een
20 bijdrage te leveren. Dat was in elk geval de ervaring in een van de familiegroepjes. Belangrijk vooraf: Vergelijk elkaars verwachtingen van zo’n gesprek. Dat is vaak al het begin van een goed ge- sprek. Zoiets kan via de mail of per brief. Dat kan leiden tot een briefwisseling in plaats van een gesprek – ook een prima vorm. Maak duidelijk wat de bedoeling van het gesprek is. Is de houding van de ouderen die van luisteraar naar de bood- schap van de volgende generatie? Zeg dat met zoveel woor- den. Hebben de ouderen een boodschap aan de volgende genera- tie? Laat dat dan duidelijk zijn. Maar speel als senior niet de rol van de oude wijze uil. Vermijd verborgen agenda’s. Streef steeds naar een veilig kader voor het gesprek, zonder stilzwij- gende afrekeningen of verkapte pogingen tot bekering. Anderzijds is het ook een valkuil om als oudere een soort neutrale positie in te nemen. Als van jongeren gevraagd wordt zich bloot te geven, moeten ouderen dat ook doen en dus lastige en kritische vragen niet omzeilen. Juist omdat het gaat om generaties die met elkaar in gesprek gaan, kan er ruis op de lijn zitten. Generaties hebben een geschiedenis met elkaar en die kent soms periodes die men liever vergeet. Houd rekening met kans op ruis. Bied de jongere generatie de ruimte om nu ook eens te zeggen hoe ze er tegenaan kijkt. Maak dat duidelijk. Natuurlijk kunnen
21 er ook gelukkige fasen zijn geweest, waar men met plezier aan terug denkt. Maar poets niets op en poets niets weg. Herken de vervreemding en vervreemd je niet van de her- kenning. Bij generaties kan horen dat men denkt elkaar van haver tot gort te kennen. Probeer dan maar eens iets nieuws te zeggen! Maar hoe meer men meent uitgepraat te zijn, hoe verrassender een nieuw inzicht kan zijn. Familie is wel een- der, maar ook anders. Zingeving kan als onderwerp zelfs helemaal vers zijn. Misschien hoort het bij generaties dat men een tikje asym- metrisch met elkaar omgaat, al was het maar uit eerbied voor grijze haren. Zeker tussen grootouders en kleinkinde- ren kan dat gebeuren. Die rollen zijn gemakkelijk te door - breken, vooral van de kant van de grijze haren. Generaties hebben ook hun eigen taalgebruik. Houd daar over en weer rekening mee. Geloofstaal en turbotaal kun- nen beide voorkomen. Probeer elkaar te vertalen. Maar dan? Het is goed met elkaar een soort checklist langs te lopen. Met bijvoorbeeld deze praktische punten: • Met hoeveel deelnemers? Ergens tussen de twee en de zeven. t ijdelijk opdelen in kleiner verband kan ook. En dan achteraf elkaar bijpraten. • Waar? Bijvoorbeeld rond een keukentafel. Rond de sa- lontafel of de open haard kan natuurlijk ook. Ben je met zijn tweeën, dan is een wandeling een goed plan.
22 • Afspraken vooraf? Zet de mobieltjes uit. Herinner elkaar eraan dat het een goede gewoonte is de ander uit te laten spreken. Spreek af dat iedereen aan het woord moet ko- men, niet alleen de spraakmakers, of vooral de ouderen. Doorvragen mag, of moet zelfs. Maar speel dan zelf geen verstoppertje. • Spreek een eindtijd af. Houd aan het eind een paar minu- ten over om te evalueren. Ook om eventueel een vervolg- afspraak te maken, bijvoorbeeld over een ander thema. De oudere generatie moet daarbij beseffen dat de jongere generatie doorgaans minder ruim in haar tijd zit. • Kies uit dit boek een thema als ingang voor het vervolg- gesprek. Of bedenk zelf iets naar aanleiding van het eer - ste gesprek. Een van de paragrafen uit de hoofdstukken kan als opstap voor het gesprek dienen, zelfs een enkel citaat. Hoewel in dit boek thema’s in een bepaalde volg- orde gepresenteerd worden, is die zeker niet voorge- schreven of noodzakelijk. Het ‘Vooraf ’ bij elk hoofdstuk kan helpen bij de keuze van een thema. • Houd er rekening mee dat levensvragen niet altijd even helder zijn, laat staan de antwoorden. t ast met elkaar af waar het wezenlijk om gaat. Stamelen mag. Voel je vrij om te ontdekken dat vragen niet precies te formuleren zijn, en antwoorden al helemaal niet. • Wees voorbereid op oude koeien en oud zeer. Families kunnen hun eigen geschiedenis hebben met bijvoor - beeld geloofsopvoeding of theologische twistpunten. Generaties verschillen in hun levensbeschouwelijke keuzes. Verken de ruimte voor respect, ontmoeting en verzoening. Ook als ouders en kinderen. Probeer elkaar te begrijpen.
23 • Het omgekeerde kan zich ook voordoen. Je kunt denken dat oud zeer, negatieve gevoelens, frustraties en derge- lijke bij de ander spelen, terwijl dat helemaal niet het geval is. t en onrechte worden soms bepaalde onderwer - pen vermeden. Vooroordelen over mate van gelovigheid of ongelovigheid, al dan niet vastgeroeste denkbeelden over God of kerk kunnen in het gesprek doorbroken worden, mits dat gesprek op een open manier wordt ge- voerd. • Lachen mag. • Gesprekspartners associëren voort, maar misschien is het goed wel een beetje de grote lijn in de gaten te hou- den. De hoofdstukken helpen daar per thema bij, inbe- grepen het ‘Vooraf ’ en ‘Achteraf ’. • Soms liggen de verhoudingen zó dat al deze punten veel te formeel zijn. Dan is het veel beter zo maar te beginnen met een thema. Een wat rommelig gesprek is dan mis - schien veel vruchtbaarder. Bij dit boek hoort een website, met een forum voor reacties. Zie www.boodschapaanelkaar.nl. Ook is er een Facebook- pagina, www.facebook.com/Boodschapaanelkaar. Vorm een G3: een GeneratieGespreksGroep! Zie www.boodschapaanelkaar.nl. En nu het gesprek!