Genesis 38: 1-6 Nooit zonder God op pad Dit hoofdstuk vertelt over Juda en zijn zoons. Dit deel van het boek Genesis gaat echter nog steeds over de geschiedenis van Jakob (zie 37:2). Misschien vraag je: Waarom staat deze geschiedenis over Juda en zijn zoons in de Bijbel? En waarom juist hier? Het antwoord is eenvoudig: Toen de Heilige Geest Mozes inspireerde om dit boek te schrijven, had Hij goede redenen om deze gebeurtenissen uit Juda’s leven híér te vermelden. Ik noem twee van die redenen, alvorens op de details van dit hoofdstuk in te gaan. Allereerst, het kleine volkje Israël moest bewaard blijven. Het gevaar was reëel dat ze verzwolgen werden door de cultuur van Kanaän. Door gemengde huwelijken tussen Jakobs kinderen en kleinkinderen met de Kanaänieten raakte de moraal in de gezinnen ernstig verzwakt. Het gezamenlijke vertrek naar Egypte, waartoe God in Zijn voorzienigheid besloot, was een genadige ingreep om het geestelijk welzijn van het kleine volkje in stand te houden, want nu kon het zich in het isolement van Gosen verder uitbreiden. In de tweede plaats is dit hoofdstuk nodig om licht te werpen op Gods reddende genade in het leven van Juda, waarover verteld wordt in de komende hoofdstukken. Het beeld dat in dit en het vorige hoofdstuk van Juda geschetst wordt, vormt een scherpe tegenstelling met wat we later over hem lezen. 1 En het geschiedde terzelfder tijd, nadat Jozef op voorstel van Juda naar Egypte was verkocht, dat Juda van zijn broederen aftoog; en hij keerde in tot, of: vertrok naar, een man van Adullam, wiens naam was Hira, met wie hij bevriend was geraakt. Het is niet duidelijk waarom Juda naar Adullam trok, ongeveer 13 kilometer ten noordwesten van Jakobs huis. Er is wel verondersteld dat hij het niet langer kon uithouden zo dicht bij zijn vader, waar hij voortdurend herinnerd werd aan wat hij en zijn broers Jozef hadden aangedaan. 2 En Juda zag aldaar de dochter van een Kanaänitisch man, wiens naam was Sua; en hij nam haar, trouwde met haar, en ging tot haar in. De woorden ‘zag’ en ‘nam haar ’ herinneren ons aan Genesis 3:6 en 6:2, waar het steeds gaat over een keus buiten God om. Brug naar Genesis Brug naar Bijbelgedeelte Brug naar Genesis Genesis
9 3 En zij werd bevrucht en baarde een zoon; en hij noemde zijn naam Er, d.i.: ‘Waker ’. 4 Daarna werd zij weder bevrucht en baarde een zoon; en zij (in plaats van Juda) noemde zijn naam Onan , d.i.: ‘Sterk’. 5 En zij voer nog voort en baarde een zoon en noemde zijn naam Sela, een naam met onduidelijke betekenis, hoewel sommigen het vertalen met: ‘Zwak’; doch hij was te Chezib, een ander stadje in de buurt van Adullam, toen zij hem baarde. 6 Juda nu nam een vrouw voor Er, zijn eerstgeborene, en haar naam was Thamar. Er moet nog betrekkelijk jong geweest zijn. Want later lezen we dat hij en zijn broer Onan al niet meer leefden toen Juda met de rest van de familie naar Egypte verhuisde. Als we aannemen dat Juda trouwde nadat Jozef verkocht was, hebben al deze gebeurtenissen plaatsgevonden in zo’n 22 jaar. Juda koos Thamar uit voor Er, zijn eerstgeborene. God moet Juda bij deze keus geleid hebben. Zij werd een van de moeders van de Heere Jezus (Matth. 1:3), ondanks haar zondige gedrag, zie vers 14 enz. Om over na te denken: Juda heeft in zijn leven verschillende zondige keuzes gemaakt, die tot groot verdriet en veel spanningen in zijn gezinsleven leidden. Het vertrek naar Adullam lijkt niet nodig geweest te zijn. Het besluit om van thuis weg te trekken was al niet wijs. Maar dat Juda besloot te trouwen met Sua, was een heel grote fout. Zij was een Kanaänitische. Daar kon toch geen goede invloed van uitgaan? Iedere keus heeft dus gevolgen, goede of slechte. Veel keuzes kunnen nooit meer ongedaan worden gemaakt, zodat je er je hele leven de gevolgen van zult ondervinden. Wees wijs en laat eerbied voor Gods geopenbaarde wil bij al je keuzes je richtsnoer zijn. Begin nergens aan zonder te onderzoeken wat God er in Zijn Woord over zegt, en zonder om Zijn goedkeuring te vragen. Dat deed Mozes, toen hij bad: ‘Indien Uw aangezicht niet medegaan zal, doe ons vanhier niet optrekken’ (Ex. 33:15). Lezen: Exodus 33:12-23
Genesis 38: 6-10 Zelfbevrediging 6 Juda nu nam een vrouw voor Er, zijn eerstgeborene, en haar naam was Thamar. 7 Maar Er, de eerstgeborene van Juda, was kwaad in des HEEREN ogen; daarom doodde hem de HEERE. Wat Er misdaan had, wordt niet genoemd. Blijkbaar was het zo erg, dat God hem al jong doodde. Het kan zijn dat Er niet bereid was zijn plichten als man na te komen bij deze vrouw. Als eerstgeboren zoon van Juda was hij gebonden om kinderen te verwekken die in de wegen van de Verbondsgod zouden gaan. Maar misschien koos hij, in navolging van zijn moeder, voor de Kanaänitische godsdienst met haar afschuwelijke praktijken, in plaats van de Heere God te dienen. Want dáárvoor had Juda juist deze vrouw voor hem uitgekozen. 8 Toen zeide Juda tot Onan: Ga in tot uws broeders huisvrouw, en trouw haar in uws broeders naam, en verwek uw broeder zaad. Overleed een man zonder een zoon na te laten? Dan moest de ongetrouwde broer die op hem volgde, met de weduwe trouwen. Zo was het de gewoonte bij veel volkeren in de oudheid. De eerste zoon uit dat nieuwe huwelijk kwam dan op naam van de overleden broer te staan. Alle volgende kinderen zouden worden beschouwd als eigen kinderen van de nieuwe echtgenoot. Dit zogenoemde ‘leviraatshuwelijk’ werd later opgenomen in de wetten die God aan Mozes gaf (Deut. 25:5). 9 Doch Onan wetende dat dit zaad (zijn zoon) voor hem niet zou zijn, zo geschiedde het, als hij, tegen zijn zin met Thamar getrouwd, tot zijns broeders huisvrouw inging, dat hij het verdierf tegen de aarde, om zijn broeder geen zaad te geven, waarmee hij zich bewust verzette tegen Gods wil. 10 En het was kwaad in des HEEREN ogen wat hij deed, niet bereid was de vader te worden van een kind bij Thamar waarmee de naam van de overleden broer in stand werd gehouden ; daarom doodde Hij hem ook. Het was duidelijk dat God een oordeel voltrok over deze twee zoons van Juda. Brug naar Genesis Brug naar Bijbelgedeelte Brug naar Genesis Genesis
11 Om over na te denken: De gebeurtenissen uit deze verzen werden door goddelijke inspiratie opgeschreven en hebben dus ook betekenis voor vandaag. Wat wil God ons ermee zeggen? Aller- eerst, dat nadrukkelijk ingaan tegen de wil van God erg gevaarlijk is. Niet iedereen die zich verzet, wordt onmiddellijk door God gedood, zoals deze twee broers. Nee, God is ‘traag tot toorn’; Hij verdraagt zondaars in Zijn lankmoedigheid en geeft hun tijd voor bekering. Er en Onan kregen deze gelegenheid niet, maar werden al jong weggenomen. Laat dit voorbeeld voor ons een waarschuwing zijn dat God vrij is. Hij is volkomen rechtvaardig als Hij iemand doodt die openlijk tegen Zijn wil ingaat. Ten tweede, de zonde van Onan moet niet verkeerd worden uitgelegd, zoals vaak is gebeurd. Zijn zonde was geen seksuele zelfbevrediging of masturbatie (onanie). Gods oordeel op zijn zonde laat zien dat hier veel meer aan de hand was dan misbruik van de gave van de seksualiteit. Onan weigerde het bevel om een kind te verwekken voor zijn oudere broer Er, zodat diens naam en geslacht niet zou uitsterven. Misschien dacht Onan wel dat hij zo een grotere erfenis zou krijgen: het deel dat anders bestemd was voor de zoon die op naam van Er stond. De Schotse predikant Robert M. McCheyne, noteerde in zijn dagboek deze vraag: ‘Hoe kan ik tegen de zonde strijden?’ Het eerste antwoord richting zichzelf was: ‘Zorg dat je trouwt.’ Ik denk dat deze dienaar in Gods Koninkrijk hiermee ons zicht geeft op de strijd tegen eigen seksuele verlangens als ongetrouwd man. Als je single (m/v) bent, zul je allemaal wel iets of veel van deze strijd kennen. Weersta de duivel, die je met allerlei mooie praatjes op het pad van de zelfbevre- diging wil hebben. Weerstaan? Hoe? De beste manier is het gebed! Bid om kracht tegen je lichaam, dat het vaak uitschreeuwt van verlangen. Bid of God op een natuurlijke manier deze verlangens in de juiste banen wil leiden, door een huwe- lijkspartner op je weg te brengen. Er mag zegen verwacht worden als we ook in dit opzicht de Heere om Zijn hulp bidden! Lezen: 1 Thessalonicenzen 4:1-7
Genesis 38: 11-14 Op God wachten 11 Toen zeide Juda tot Thamar, zijn schoondochter: Blijf weduwe in uws vaders huis, totdat mijn zoon Sela groot wordt; want hij zeide, bij zichzelf: Dat niet misschien deze ook sterve, gelijk zijn broeders. Ongetwijfeld was Juda verbijsterd. Twee van zijn zoons werden weggenomen terwijl ze nog geen twintig waren. Alleen zijn derde en jongste zoon was nog over. Het lag voor de hand dat hij met Thamar zou trouwen. Toch stelde Juda het uit om daar werk van te maken, met het excuus dat hij nog te jong was. De werkelijke reden was zijn angst dat Sela zich tegenover Thamar net zo zou opstellen als Er en Onan en dat de Heere hem vervolgens ook zou doden. Dan zou er geen kleinkind zijn en het geslacht van Juda dus uitsterven. Daarom deed Juda iets ongebruikelijks: hij stuurde Thamar terug naar haar ouderlijk huis. Zo ging Thamar heen en bleef in haars vaders huis. 12 Als nu vele dagen verlopen waren, stierf de dochter van Sua, huisvrouw van Juda; ook zij moet nog tamelijk jong geweest zijn, want Juda zelf was nauwelijks ouder dan veertig. Was haar vroege dood ook een oordeel van de Heere? Had zij misschien Er en Onan aangespoord om tegen Gods bepalingen in te gaan? daarna troostte zich Juda en ging, nadat de dagen van rouw voorbij waren, op tot zijn schaapscheerders naar Timna toe, hij en Hira, zijn vriend, de Adullamiet. Het schaapscheren was een hoogtepunt van het jaar. Het ging gepaard met allerlei festiviteiten. 13 En men gaf Thamar te kennen, zeggende: Zie, uw schoonvader gaat op naar Timna om zijn schapen te scheren. 14 Toen legde zij de klederen van haar weduwschap van zich af, en zij bedekte zich met een sluier; dat was niet de gangbare kleding van een hoer, maar hoorde bij de tempelprostitutie die in de Kanaänitische godsdiensten bedreven werd; en bewond zich en zette zich aan de ingang der twee fonteinen, die op de weg naar Timna is; want zij zag dat Sela groot geworden was, en zij hem niet ter vrouw was gegeven. Het gedrag van Thamar was verwerpelijk. Ze zondigde echter niet uit wellust of om geld, maar ze wilde haar plaats in het gezin van Juda zekerstellen. Ze moet eraan hebben gewanhoopt dat Juda ooit Brug naar Genesis Brug naar Bijbelgedeelte Brug naar Genesis Genesis
13 nog zijn belofte zou nakomen. Bovendien zou hoogstwaarschijnlijk niemand van haar eigen volk met haar willen trouwen, want ze wisten wat haar twee vorige mannen was overkomen. Toen rijpte bij haar het plan om Juda haar ‘diensten’ als tempelprostituee aan te bieden. Nog haar enige kans om moeder te worden binnen het geslacht van Juda en de verbondslinie. Om over na te denken: Thamar zal ongetwijfeld oprechte bedoelingen gehad hebben met haar pogingen om mét een zoon opgenomen te worden in het geslacht van Juda. Maar de middelen waarnaar zij greep waren absoluut onaanvaardbaar. Een leugentje-om-bestwil blijft een zwarte zonde. Maar wat had Thamar anders nog kunnen doen toen ze merkte dat haar schoonvader geen woord hield? Het is duidelijk dat niemand haar meer als vrouw wilde hebben nu twee mannen zo’n geheimzinnige dood waren gestorven kort na de huwelijkssluiting. Ze zag niet hoe haar verlangen om moeder te worden binnen de stam van Juda nog vervuld kon worden als ze niet iets heel ingrijpends deed. Wat een waarschuwing! Je kunt nooit Gods zegen verwachten als je gedrag ingaat tegen Zijn geopenbaarde wil. Denk aan wat er gebeurde toen satan Abram zover kreeg dat hij zelf voor de vervulling van Gods belofte probeerde te zorgen door met Hagar te trouwen. Satan had ook succes bij Jakob, die zijn toevlucht nam tot bedrog. Maar … de tijd stond niet stil. Weldra zou Thamar te oud zijn voor kinderen, of Sela zou met een ander trouwen. Wat doe je in zo’n situatie? In ieder geval niet wat Thamar, Jakob en Abram deden! De Bijbel spreekt over ‘wachten op de HEERE’. Dat betekent niet stilzitten en niks doen. Nee, als je echt op Hem wilt wachten, geef je Hem de zaak in handen, dan vertrouw je op Zijn genadige leiding en kijk je hoopvol naar Hem op voor een oplossing van je moeilijkheden of de vervulling van gewettigde verlangens. Dit wachten op de HEERE is moeilijker dan hard werken om op onze eigen manier onze problemen opgelost te krijgen. Toch zal niemand die zó op de HEERE wacht, beschaamd uitkomen. Lezen: Jesaja 40:25-31
Genesis 38: 15-23 Schaamte 15 Als Juda haar zag, zo hield hij haar voor een hoer, overmits zij haar aangezicht bedekt had. 16 En hij week tot haar naar de weg en zeide: Kom toch, laat mij tot u ingaan; want hij wist niet dat zij zijn schoondochter was. En zij zeide: Wat zult gij mij geven, dat gij tot mij ingaat? Het is tekenend voor Juda dat Thamar hem onmiddellijk tot deze zonde wist te verleiden. 17 En hij zeide: Ik zal u een geitenbok van de kudde zenden, de gebruikelijke beloning voor hoeren (Richt. 15:1). En zij zeide: Zo gij pand zult geven, totdat gij het zendt. 18 Toen zeide hij: Wat pand is het, dat ik u geven zal? En zij zeide: Uw zegelring (een bijzondere, persoonlijke ring, gebruikt om overeenkomsten te bezegelen) en uw snoer (waaraan deze ring hing) en uw staf, die in uw hand is; vooral die ring was iets heel eigens en vormde een betrouwbaar onderpand. Ook de staf was doorgaans, dankzij ingesneden letters of versieringen, een uitgesproken persoonlijk bezit. In onze dagen zouden we zeggen: Hij gaf haar zijn paspoort of bankpasje; hetwelk hij haar gaf, en ging tot haar in, en zij ontving bij hem. 19 En zij maakte zich op en ging heen, en legde haar sluier van zich af; en zij trok aan de klederen van haar weduwschap. Thamar leefde voor of na dit bijzondere gebeuren niet als hoer. 20 En Juda zond de geitenbok door de hand van zijn vriend, de Adullamiet, om het pand uit de hand der vrouw te nemen; maar hij vond haar niet. 21 En hij vraagde aan de lieden van haar plaats, zeggende: Waar is de hoer die bij deze twee fonteinen aan de weg was? En zij zeiden: Hier is geen hoer geweest. Thamar had er maar zo kort gezeten, dat zij niemand anders was opgevallen. 22 En hij keerde weder tot Juda en zeide: Ik heb haar niet gevonden; en ook zeiden de lieden van die plaats: Hier is geen hoer geweest. 23 Toen zeide Juda: Zij neme het voor zich, opdat wij misschien niet tot verachting worden; zie, ik heb deze bok gezonden, maar gij hebt haar niet Brug naar Genesis Brug naar Bijbelgedeelte Brug naar Genesis Genesis
15 gevonden. Juda besloot het hierbij maar te laten, want anders zouden nog meer mensen te weten komen wat hij had gedaan. Uit zijn woorden blijkt dat hij wist dat het bezoeken van een prostituee eerloos en beschamend was. Hij zat er echter niet over in dat hij tegen God gezondigd had, maar was bang voor zijn reputatie. Om over na te denken: Thamar bedacht een plan en zag er geen probleem in dat ze zo haar schoonvader zou verleiden tot de grove zonde van incest. Juda onderhandelde schaamteloos over de prijs voor zijn overspel, alsof hij even een schaap kocht. Maar toen de hoer onvindbaar bleek en Juda ook zijn persoonlijke eigendommen niet terugkreeg, vloog hem de schaamte naar het hoofd. Maar … dat was alleen maar schaamte omdat hij nu zijn familie en vrienden niet meer onder ogen durfde te komen. Het had niets van doen met de terechte schaamte omdat hij een vuile zonde bedreven had in het gezicht van een heilig en goed God. We kennen allemaal wel een schaamtegevoel als er iets mis gaat. Maar échte schaamte is schaamte over onze zonden tegenover een goeddoend God. En zolang wij nog een excuus zoeken voor onze zonde, schamen we ons niet oprecht. In tal van films en boeken staan een heleboel zondige zinspelingen, daden en woorden. Wat genieten we ervan. Maar we schamen ons er niet over! Wat kunnen we roddelen over dingen die God heilig noemt – of juist onrein. We genieten van grappen over andere mensen, of zelfs over het heilige. Misschien herken je jezelf in deze voorbeelden. Schrik er maar van. En laat het je brengen tot gebed of God je wil vergeven en je Zijn genade schenken. Want als God de zaligheid in ons werkt, gaan we ons steeds meer schamen voor onze eigen zonden en die van de mensen om ons heen. Een gevoel van schaamte maakt ons niet zalig. Maar wat is het een zegen als we daardoor ernstig gaan zoeken naar Jezus Christus en de bedekking met Zijn gerechtigheid. Lezen: Genesis 2:25-3:10