Genesis 27: 1-4 Izak bedrogen Genesis is onderverdeeld in tien stukken. Elk stuk begint met de zin: ‘Dit nu zijn de geboorten van …’ In dit 27 e hoofdstuk is het relaas van ‘de geboorten van Izak’ (Gen. 25:19) nog steeds aan de gang. 1 En het geschiedde als Izak oud geworden was en zijn ogen donker geworden waren, dat hij niet zien kon; toen riep hij Ezau, zijn grootste zoon, en zeide tot hem: Mijn zoon. En hij zeide tot hem: Zie, hier ben ik. 2 En hij zeide: Zie nu, ik ben oud geworden; ik weet de dag mijns doods niet. Izak was op dat moment ongeveer 135 jaar oud, terwijl Jakob en Ezau tegen de 75 waren. Ismaël, de halfbroer van Izak, was circa 14 jaar terug al overleden. Izak zei terecht dat hij niet wist wanneer hij zou sterven; maar dat het al spoedig zou zijn, daarin vergiste hij zich, want hij heeft na deze gebeurtenis nog zo’n 45 jaar geleefd. 3 Nu dan, neem toch uw gereedschap, uw pijlkoker en uw boog, en ga uit in het veld en jaag mij een wildbraad; 4 En maak mij smakelijke spijzen, een smakelijke maaltijd, zoals ik ze gaarne heb, en breng ze mij, dat ik ete; opdat mijn ziel u zegene, eer ik sterve. Izak bereidde zich voor op een plechtige gebeurtenis; dat ging doorgaans gepaard met een maaltijd. Hij was van plan Ezau zijn afscheidszegen te geven. Deze zegen was meer dan een vrome wens. Ze vormde de samenvatting van alles waar Izak voor zijn zoon om had gebeden. Bovendien zat er in de zegeningen van de patriarchen ook altijd een profetisch deel. Geleid door de Geest van God, spraken zij dan woorden die betrekking hadden op de generaties die na hun kind of kinderen zouden komen. Het is waarschijnlijk dat Izaks verzoek om een maaltijd klaar te maken, vooral zijn werkelijke bedoeling voor Rebekka moest verhullen. Het kan best zijn dat Ezau, uit liefde tot zijn vader, wel vaker eten voor hem klaarmaakte. Een verzoek om een smakelijke maaltijd was dus niet iets ongewoons. Brug naar Genesis Brug naar Bijbelgedeelte Brug naar Genesis Genesis
9 Om over na te denken: Izak is hier zondig bezig. De godvrezende aartsvader kon toch niet vergeten zijn wat God al voor hun geboorte over de tweeling had gezegd? Bovendien wist hij dat Ezau zijn eerstgeboorterecht aan Jakob had verkocht en dit had bevestigd met een plechtige eed. En ook nog: het moet hem toch duidelijk geweest zijn dat Ezau geen prijs stelde op Gods zegeningen, behalve wanneer die bijdroegen aan zijn aardse voorspoed en welzijn. Ondanks alles wil Izak aan Ezau de zegen geven die in werkelijkheid aan Jakob toekomt. Het gedrag van Izak onderstreept hoe misleidend de zonde is, zelfs in een hart dat door Gods genade vernieuwd is. Zijn liefde voor Ezau en voor Ezaus kookkunst zetten hem op het verkeerde spoor van verachting van Gods wil. En dit gebeurde terwijl het geweten van Izak sprak. De zonde is een sluwe, geraffineerde macht. Ze lijkt vaak redelijk. Izak heeft misschien zitten peinzen: ‘Het is toch redelijk dat mijn eerstgeborene de grootste zegen krijgt?’ Pas op! Zodra je begint te redeneren met de zonde, begeef je je op een uiterst hellend vlak. Zelfs Adam en Eva, toen zij nog niet gevallen waren, werden gevangen in het net dat satan om hen spande. Hoe? Vooral door met een sluwe vraag een appel te doen op hun redelijke verstand: ‘Heeft God jullie nu echt verboden van al die bomen te eten?’ Verleidingen spelen ook in op ons gevoel. Dat Izak meer van Ezau hield dan van Jakob, was duidelijk. Misschien dat Ezaus onverschrokken en onbesuisde gedrag Izak stilletjes wel aanstond. Terwijl Izak heel goed wist wat God wilde, liet hij zich toch leiden door zijn gevoelens. Terecht heeft iemand gezegd: ‘Ezau verkocht zijn eerstgeboorterecht voor een schotel moes; en Izak verkocht de zegen voor een stuk vlees.’ Er is maar één manier om niet te belanden op het verraderlijke pad dat naar het verderf leidt: als je in je gebeden opziet naar Jezus en luistert naar het antwoord dat God in Zijn Woord geeft. Helaas is er noch van het ene, noch van het andere hier iets te merken bij Izak. Laat hem wat dit betreft je voorbeeld niet zijn. Lezen: Psalm 1
11 Wat kan het vaak moeilijk zijn om erop te vertrouwen dat God wel weet wat het beste voor ons is. Vooral wanneer alles anders lijkt te lopen dan Hij beloofd had; of anders dan wat volgens ons het beste is. Je kunt op school oneerlijk behandeld worden of op je werk duidelijk tegengewerkt worden. Anderen, die met twee monden spreken of er de kantjes van aflopen, krijgen dan opeens die promotie of dat voordeeltje. Of misschien moet je ervaren dat God een heel andere weg met je gaat dan jij verwacht had. Wat is het dan een verleiding om je eigen recht te gaan zoeken in plaats van je problemen voor te leggen aan de Rechter van hemel en aarde! God vertrouwen en op Hem wachten is onmogelijk zonder dat Zijn genade je daartoe in staat stelt. God is trouw. Wat Hij beloofd heeft, doet Hij ook. Wel doet Hij het vaak anders dan wij zouden denken. Dat vinden we dan vreemd of het doet ons pijn. Maar doet Hij dan soms niet wat Hij beloofd had? De fout ligt bij ons. Wij hadden al van tevoren ingevuld op welke manier Hij ons zou helpen. In zo’n situatie vormen onze gedachten en ons verwachtingspatroon o zo makkelijk de verleiding om net zo te gaan plannen als Rebekka. Waarom God deze geschiedenis in de Bijbel heeft laten opnemen, is duidelijk: er komt nooit iets goeds voort uit wat wij doen zonder geloof in Gods Woord en zonder gehoorzaamheid aan Zijn wil. Het bedrog van Rebekka was zonde en ze zou daar heel wrange vruchten van plukken: toen alles voorbij was, moest Jakob vluchten. En ze zou haar zoon nooit meer terugzien. Jij wilt zo graag je eigen planning voor je leven maken. Maar God vraagt je vertrouwen om Hém je leven te laten leiden. Hij nodigt je uit om ‘je weg op Hem te wentelen’ (Ps. 37:5). Het Griekse woord uit de grondtaal slaat op het verplaatsen van een rotsblok. Het kan zo verschrikkelijk moeilijk zijn om onze zorgen bij God te brengen en de uitkomst aan Hem over te laten. En toch is dat altijd de beste weg. Want als we op Hem vertrouwen, zal Hij – zo belooft Hij het – op Zijn manier en op Zijn tijd uitkomst geven. Zijn weg is volmaakt, altijd! Lezen: Psalm 62
Genesis 27: 11-17 Gehoorzamen of niet? 11 Toen zeide Jakob tot Rebekka, zijn moeder: Zie, mijn broeder Ezau is een harig man, en ik ben een glad man, met een gladde huid. 12 Misschien zal mij mijn vader betasten, en ik zal in zijn ogen zijn als een bedrieger, iemand die misbruik maakt van zijn blindheid; zo zou ik een vloek over mij halen en niet een zegen. Jakob vond het plan niet verkeerd, maar te riskant. Hij was banger om betrapt te worden dan om iets verkeerds te doen. 13 En zijn moeder zeide tot hem: Uw vloek zij op mij, mijn zoon; anders gezegd: een vloek die voor jou bestemd is, zal ik dragen; want zij zou dan aan Izak uitleggen dat het háár plan was en dat Jakob alleen maar haar bevelen opvolgde; hoor alleen naar mijn stem en ga, haal ze mij. 14 Toen ging hij en hij haalde ze en bracht ze zijn moeder; en zijn moeder maakte smakelijke spijzen, gelijk als zijn vader gaarne had. 15 Daarna nam Rebekka de kostelijke klederen van Ezau, kleding voor speciale gelegenheden, haar grootste zoon, die zij bij zich in huis had; en zij trok ze Jakob, haar kleinste zoon, aan. Omdat ze naar Ezau roken, zou Izaks reuk er gemakkelijk door misleid worden. Om ook zijn gevoel te misleiden, wilde Rebekka met die huidjes de indruk wekken dat Jakob behaard was, net als Ezau. 16 En de vellen van de geitenbokjes trok zij over zijn handen en over de gladdigheid van zijn hals. 17 En zij gaf de smakelijke spijzen en het brood, dewelke zij toegemaakt had, in de hand van Jakob, haar zoon. De stukken vlees werden in dunne flinters brood gewikkeld. Zo kwamen de vingers niet onder het vocht te zitten dat uit het vlees droop. Om over na te denken: Rebekka had hard gewerkt. Terwijl het vlees zo gebraden werd dat het Izak zou smaken, kreeg Jakob een speciale uitrusting aangemeten om Izak te bewegen hem Brug naar Genesis Brug naar Bijbelgedeelte Brug naar Genesis Genesis
13 te zegenen. Ten slotte droeg ze Jakob op alles naar zijn vader te brengen. Wat had jij gedaan in Jakobs plaats? Zou het goed geweest zijn om die geitenhuidjes af te rukken, het eten terug te geven aan Rebekka en vriendelijk maar beslist te weigeren wat zij opdroeg? Het antwoord is duidelijk: Ja! God gebiedt ons vader en moeder te eren, hun wil te eerbiedigen en hun te gehoorzamen. Maar als een opdracht van je ouders indruist tegen wat God Zelf bevolen heeft, dan moeten wij ongehoorzaam zijn. Petrus zegt in Handelingen 5:29: ‘Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen.’ Je ouders eren wil niet zeggen dat je ze áltijd moet gehoorzamen. Als ze jou opdragen om te stelen, bedriegen, liegen, kwetsen, de dag van de Heere te ontheiligen of Zijn Naam te vloeken, bid God dan om kracht om ongehoorzaam te zijn. Jakob had Rebekka kunnen antwoorden: ‘Moeder, ik weiger wat u mij opdraagt om de zegen aan mijn vader te ontfutselen. De zegen van God kan nooit rusten op de zonde. Ook al heeft mijn vader verkeerde bedoelingen, ik geef de uitkomst ervan over aan de Heere.’ Zó ongehoorzaam zijn, laat je ouders in hun waarde, maar het is ook het einde van alle tegenspraak. Veel mensen in het zakenleven of de dienstverlening hebben een baas die niet rekent met de geboden van God. Wat een geld wordt er niet oneerlijk verdiend! Het is een geweldige uitdaging om vanwege het geweten protest aan te tekenen bij je naast hogere. Dat kan je je baan kosten of je werkgever kan zich op zijn tenen getrapt voelen – en er vervolgens voor zorgen dat je geen leven meer hebt in dat bedrijf. Maar God zal altijd eren degenen die Hém eren. De jonge Jozef – dat komt later in Genesis nog aan de orde – weerstond de verleiding en kwam onschuldig in de gevangenis terecht. Maar tijdens zijn gevangenschap maakte God hem klaar voor de troon. Zoek daarom genade om nooit toe te geven aan oneerlijke praktijken op school, op je werk of in de verhouding tot je ouders en anderen die over je gesteld zijn. Misschien ben je zelf al eens oneerlijk geweest. Ga daar dan niet mee door, maar luister naar wat Salomo schreef: ‘Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen’ (Spr. 28:13). Lezen: Handelingen 5:29-42
Genesis 27: 18-23 Een web van leugens 18 En hij, Jakob, kwam tot zijn vader en zeide: Mijn vader. En hij, Izak, zeide: Zie, hier ben ik; wie zijt gij, mijn zoon? In de vraag van Izak klinkt wantrouwen door; Jakobs stem verraadde hem. 19 Iedere aarzeling van zijn kant, realiseerde Jakob zich, zou het wantrouwen van zijn vader groter maken. Daarom antwoordt hij met veel omhaal, in de hoop dat zijn vader snel zijn voornemen zal uitvoeren. En Jakob zeide tot zijn vader: Ik ben Ezau, uw eerstgeborene; ik heb gedaan gelijk als gij tot mij gesproken hadt, of: mij had opgedragen ; sta toch op, zit en eet van mijn wildbraad, opdat uw ziel mij zegene. Drie leugens in één korte zin! 20 Toen zeide Izak tot zijn zoon: Hoe is dit, dat gij het zo haast gevonden hebt, mijn zoon? Het jagen van een dier en het daarna villen en braden nam doorgaans een flink deel van de dag in beslag! En hij zeide: Omdat de H eere uw God dat heeft doen ontmoeten voor mijn aangezicht. Zelden in de Bijbel lees je dat iemand zo brutaal en schaamteloos liegt als Jakob hier tegen zijn vader. 21 En Izak zeide tot Jakob: Nader toch, dat ik u betaste, mijn zoon, of gij mijn zoon Ezau zelf zijt of niet. Izak was al enige tijd blind en had zich misschien al eerder vergist in de stemmen van zijn zoons; die stemmen kunnen erg op elkaar geleken hebben. Iemand kan echter wel zijn stem verdraaien, maar zich geen andere huid aanmeten. 22 Toen kwam Jakob bij, tot zijn vader Izak, die hem betastte; en hij zeide: De stem is Jakobs stem, maar de handen zijn Ezaus handen. Wellicht heeft Jakob de handen van zijn vader zo geleid dat hij niet de banden voelde waarmee de geitenhuidjes op hun plaats gehouden werden. Maar je kunt je voorstellen dat Izak het niet meer snapte: het ene klopte niet met het andere. 23 Doch hij kende hem niet, merkte niet dat het Jakob was, zoals hij vermoed had , omdat zijn handen harig waren, gelijk zijns broeders Ezaus handen; en hij zegende hem. In Hebreeuwse geschriften wordt vaak eerst het resultaat of de climax meegedeeld en daarna pas de details. In werkelijkheid werd Jakob pas gezegend nadat Izak gegeten had. Brug naar Genesis Brug naar Bijbelgedeelte Brug naar Genesis Genesis
15 Om over na te denken: Liegen lijkt er tegenwoordig bij te horen. Wat kunnen we om het minste of geringste liegen! Bij een recent onderzoek gaven bijna negen op de tien mensen aan dat ze regelmatig liegen over kleinigheden: op het werk, tegen vrienden en thuis. En bijna vier op de tien bekenden dat ze ook over belangrijke dingen liegen. Op de vraag tegen wie ze liegen, gaf 86 procent van de kinderen aan dat ze liegen tegen hun ouders; 69 procent van de getrouwden gaf aan dat ze zelfs liegen tegen hun man of vrouw. Schokkend! Jakob en Rebekka vormden dus niet zo’n grote uitzondering. Wat is jouw en mijn plaats in deze statistieken? Bij Jakob zie je dat de ene leugen de andere uitlokt, en dat iedere volgende leugen groter is dan de vorige. De laatste leugen, waarmee hij zijn vader uitlegt hoe hij zo snel aan het wildbraad kwam, is wel erg gruwelijk: hij durft de Naam van God en Zijn voorzienigheid te misbruiken om zijn vader gerust te stellen. Als ik Jakob geweest was, zei Maarten Luther, had ik die schotel neergezet en was weggerend toen Izak mij vroeg om dichterbij te komen. Waarom deed Jakob dat ook niet? Het komt doordat liegen je inwindt in een web. Op het eind zit je zo ingekapseld, dat je je niet meer verroeren kunt. Het begin van zo’n web is meestal een klein leugentje. Maar ze worden steeds groter, omdat de ene leugen de andere moet dekken. Ik herinner me nog goed dat ik bij mijn moeder uit de kast een paar muntjes stal om snoep te kopen. Mijn broertjes zagen me knabbelen en wilden met alle geweld weten hoe ik aan dat geld gekomen was. ‘O, gevonden!’ bromde ik, en toen hielden ze even op – maar het knagen van mijn geweten hield niet op. Hoewel ik pas zes of zeven was toen het gebeurde, voel ik zelfs nu nog duidelijk wat voor verschrikkelijke gevoelens van schuld en angst me dag en nacht kwelden. Gelukkig viel ik ten slotte door de mand, en toen verschrompelde ook het web. Het is altijd het beste om de hele waarheid te vertellen. Gods woorden uit Numeri 32:23 gelden ook vandaag nog: ‘Gij zult uw zonde gewaarworden, als zij u vinden zal.’ Lezen: Psalm 32