21 Preek 1 1 De komst van de Liefste Dat is de stem mijns Liefsten, zie Hem, Hij komt, springende op de ber - gen, huppelende op de heuvelen. Mijn Liefste is gelijk een ree of een welp der herten; zie, Hij staat achter onzen muur, kijkende uit de vensteren, blinkende uit de traliën. Mijn Liefste antwoordt en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom. Want zie, de winter is voorbij; de plasregen is over, hij is overgegaan. De bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt, en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land. De vijgenboom brengt zijn jonge vijg jes voort, en de wijnstokken geven reuk met hun jonge druifjes. Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom. Hooglied 2:8-13 Zoals we in de laatste preek over deze tekst opmerkten, staan in deze woorden vijf bijzonderheden aangegeven over hoe de kerk Christus noemt, ‘mijn Liefste’, en hoe ze Hem beschrijft: I. Ze onderscheidt Zijn ‘stem’. II. Ze merkt Hem op terwijl Hij ‘komt’. III. In Zijn eigen Persoon: ‘Zie Hem, Hij komt. ’ I V. De manier van Zijn komen, ‘springende’ en ‘huppelende’. V. De hindernissen op Zijn weg, ‘bergen’ en ‘heuvelen’. Deze punten zijn al verklaard. Er zijn alleen nog twee dingen over, die eerder opgemerkt hadden moeten worden en ik er nu aan toevoeg. 1. De kerk zegt niet: ‘Het is de stem mijns Liefsten’, maar uit haast zegt ze [in de grondtaal] niet meer dan: ‘De stem mijns Liefsten. ’ Wanneer Christus door een gelovige ziel gehoord of gezien wordt, wekt Hij in een oogwenk de hartstochten van die ziel op. De blijd - 1. Er staat niet waar de uitgever deze aantekeningen van de preek vandaan heeft. De taal is duidelijk wat gemoderniseerd, maar de stijl is helemaal die van Samuel Rutherford. De meeste van zijn preken die voor ons bewaard zijn gebleven, werden gehouden op Avond - maalstijden, en hoogst waarschijnlijk waren het vreemdelingen die aantekeningen van de preken maakten. Zij k wamen met opzet naar deze bijzondere gelegenheden en schreven zoveel mogelijk op, om op zijn minst een gedeelte van het geestelijke voedsel dat in A nwoth te k rijgen was, naar anderen te kunnen overbrengen. De titel van deze preek is toegevoegd.
22 schap laat haar niet toe om de rest van haar woorden uit te spreken. Wat maakt het hart van Gods kind gaande? Wat anders dan nieuws uit de hemel over Christus? Wanneer de discipelen over Christus’ opstanding horen vertellen, rennen ze van blijdschap naar het graf. Het hart rent voor de mond uit. Hieraan kunt u toetsen of u van Christus bent of niet. A ls het hart van blijdschap opspringt bij het horen van de Naam van Jezus, als de genegenheden uitvloeien en Christus om de hals vallen, zodat het hart wedijvert en de tong in - haalt. Het geweten is langzaam, het hart is levendig en snel. De genegenheden zijn als dor hout; elk vuurvonkje dat erop terecht - komt, steekt ze vlug in brand. Het geweten is als groen hout dat niet vlug brandt, maar er wel voor zorgt dat het vuur lang aan blijft. De genegenheden zijn als een naald, de rest van de ziel als een draad. Evenals de naald de weg baant en de draad achter zich aan trekt, zo dringen de heilige genegenheden naar voren en trekken ze alles naar Jezus toe. De genegenheden zijn het fundament en het lagere deel van de ziel; wanneer zij vol zijn, zetten ze heel de ziel aan het werk. Wanneer er enige liefde in de genegenheden is, zet deze alle andere vermogens van de ziel aan het werk tot verrichting van de plicht. En wanneer er enige verdorvenheid in de genegenheden is, stagneert deze de ziel, de wil, het verstand en het geweten. De genegenheden zijn de voeten van de ziel en de raderen waarop het geweten draait. Wanneer iemand zijn voeten niet kan gebruiken, kan hij niet rennen of lopen; en wanneer de genegenheden kreupel zijn, verplaatst de ziel zich met krukken. 2. Er moet ook nog wat gezegd worden over deze ‘bergen’. God komt in genade tot twee soorten mensen: – Hij komt tot sommigen voordat ze Zijn komst zelfs maar in de gaten hebben; Hij sluipt stilletjes naar hen toe voordat ze Hem ook maar horen of zien. Zo besloop Christus als het ware de moordenaar aan het kruis, toen hij zich in zijn zonden wentelde. Hij overrompelde Paulus, toen die op weg was naar Damascus om de gemeente te vervolgen. – Maar na de wedergeboorte kent een kind van God Christus’ stem, en hoort het geruis van Zijn voeten voordat Hij komt. Ja, Gods kinderen zijn als hongerig vee zo op Christus gericht, dat ze steeds hun blik over de bergen laten gaan om te zien of Hij komt, en dat ze altijd hun oren gespitst houden om te horen of ze Zijn stem kunnen herkennen en Zijn sprongen en gehuppel bespeuren.
23 Zie, Hij staat achter onze muur Voordat Christus spreekt, komt Hij, springende over de bergen. Hier nu komt Hij dichtbij voordat de gelovigen Hem zien, zodat er slechts één muur tussen hen is. En om te zorgen dat de muur de bruid niet hindert om zicht op Hem te krijgen, ziet ze Hem, ‘kijkende uit de vensteren’. We zien dat het een kenmerk van de ware kerk en van Gods kind is om te groeien in de omgang en gemeenschap met Jezus Christus. ‘Wij moeten God allen tijd danken over u, broeders, gelijk billijk is, omdat uw geloof zeer wast’ (2 Thess. 1:3). Het woord voor ‘wassen’ betekent dat het geloof boven het blad uitgroeit. ‘Laat ons’ in geloof en liefde, met gehesen zeilen, ‘tot de volmaaktheid voortvaren’ (Hebr. 6:1). We lezen dat Paulus door de Geest van God het Koninkrijk der he - melen najaagde, en niets anders deed dan het najagen: ‘Eén ding doe ik, vergetende hetgeen dat achter is, en strekkende mij tot hetgeen dat voor is, jaag ik naar het wit tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus’ (Fil. 3:14). Wij moeten vooruitsnellen en op weg naar de hemel de prijs der roeping Gods, die van boven is, najagen als in een loopbaan, ook in vele moeilijkheden. Het leven lijkt op een schip dat tegen het getij, de wind en het weer in vaart. A ls we niet vooruitgaan, kan het niet missen of we varen achteruit. Dit veroordeelt veel mensen in onze tijd, dwergchristenen, die veel eten en toch niet groter worden! Ze hebben veel heerlijke ontmoe - tingen met Christus op avondmaalstijden, en toch groeien ze niet. Ze blijven steeds maar zoals de zeven magere koeien die Farao zag, die de zeven vette koeien verslonden en toch mager bleven. Men kan ze vergelijken bij een hevig brandend vuur dat eerst een felle gloed verspreidt, maar uiteindelijk in rook verandert, en met sprinkhanen die een grote sprong maken, maar weer op de grond neervallen. O, het is de kwaal van onze kerk dat ze achteruitgaat. Eens stond Christus achter de muur; nu is Hij achter het gordijn en dan gaat Hij weg. Maar hoe wordt dit hardgemaakt? Hoe bewijs ik dat dit een teken is van een vertrekkende Christus? Wanneer God de profeet Jeremia vertelt dat Hij zal vertrekken, zegt Hij: ‘Gij zult u geen vrouw nemen, en gij zult geen zonen noch dochters hebben in deze plaats’ ( Jer. 16:2). Helaas! Jezus Christus trouwt nu met weinig mensen! Iedereen zoekt het zijne 2 en weinig mensen worden opnieuw gebo - 2. Fil. 2:21.
24 ren door het onsterfelijke zaad van het Woord. Wanneer Christus geen kerk wil trouwen en geen zonen en dochters wil gewinnen, is dat een teken dat Hij bezig is om weg te gaan. Christus moet wel weggaan wanneer Hij Zijn goederen verhuist. De kracht en het leven van de prediking is weg, Zijn knechten worden naar andere landen verbannen en onze bisschoppen klagen dat zoveel mensen in dit land Bijbels hebben. ‘Wee hun, als Ik van hen zal geweken zijn’ (Hos. 9:12). Achter onze muur Dat wil zeggen: ‘Zie, Hij woont in ons lemen huis’, zoals het genoemd wordt in Job 4:19. ‘Het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond’ ( Joh. 1:14). Het wordt ‘onze’ muur genoemd, omdat wij belang hebben in de Mens Jezus Christus, aangezien Hij onze natuur heeft aangenomen. Christus Jezus wordt hier met een grote stad ver - geleken. De gezegende menselijke natuur van Christus is een muur. De poort of toegang om die stad binnen te gaan, zijn de wonden van onze Heere Jezus. In het midden van de stad is een fraaie fontein met de naam ‘Davids bornput’, die bestaat uit het hartenbloed van de gekruisigde Christus Jezus. De inwoners zijn de uitverkorenen. De mensheid van Christus is onze verdedigingsmuur. A lle stenen ervan zijn uit Adam gehouwen stenen, want Jezus Christus is Adams Zoon. Nu, muren zijn bedoeld om de stad te verdedigen. God is een vurige muur rondom Jeruzalem (Zach. 2:5). A llen die binnen onze muren zijn, zijn veilig voor Gods toorn; deze muur weert alle soorten geschut af. Het lichaam en de ziel van onze Heere Jezus Christus waren de beukelaar die alle slagen ontving waarmee Gods recht tegen ons uithaalde. Toen de Heere die grote en zware spies van Zijn toorn tegen de uitverkoren zondaars gooide, had Christus een lichaam en Hij kwam aanrennen en ving die pijl in zowel Zijn ziel als lichaam op. ‘Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden’ ( Jes. 53:5). De Heere wierp een grote berg van Zijn toorn op de mens, maar Jezus is een Zaligmaker Die tijdig gereed is in benauwdheid. 3 Precies tussen het moment dat God de berg wierp en het moment dat de berg neerkwam, kwam Hij en droeg de last. God had de pijlen van Zijn 3. Vgl. Ps. 46:2, Geneefse Bijbel.
25 gramschap op ons geschoten, maar precies tussen het moment dat de pijl wegschoot en het moment dat de pijl neerkwam, kwam onze Heere en hield de pijlen bij ons vandaan. Christus’ lichaam was ons verdedigingsschild. Nu dan, u allen die veilig wilt zijn voor het oordeel en de toekomende toorn, schuil achter deze muur. Blijf in de stad en houd u daar op, als uw leven u lief is. A ls u in de zaak van Christus zou sterven, verliest u slechts een halve liter of een liter van uw bloed voor Hem; en het is niet verloren, want het zal zeker teruggegeven worden. De satan en de wereld spannen zich in om een bres in deze muur te slaan en de stad in te nemen. Maar blijf binnen de poorten, dan wordt u be - houden. De Joden hebben deze muur afgebroken, maar onze Heere heeft haar in drie dagen opgebouwd. Het is tot groot voordeel voor ons dat, terwijl er eerst bergen van zonde tussen God en ons waren, wij nu zo nabij geworden zijn, dat er in Christus slechts een muur tussen God en ons is. Hoe dwaas is de Rooms-Katholieke Kerk, die via heiligen en engelen zo’n lange reis maakt om tot God te gaan, terwijl de weg gemakkelijk en kort is, als de mensen maar tot Jezus Christus wilden komen. Kijkende uit de vensteren, blinkende uit de traliën Dit kijken uit de vensters en door de tralies betekent dat de Heere Jezus Zich blinkend aan Zijn uit verkorenen vertoont door de vensters van Zijn menselijke natuur. Jezus is een Bloem, Die in de vensters van de menselijke natuur is gezet, en een Roos met veel blaadjes, Die een zoete geur door de mensheid verspreidt. Want omdat Jezus Christus Mens is, maakt de Heere bepaalde vensters in Hem. Vensters zijn ervoor bedoeld dat degenen die in huis zijn, de mensen kunnen zien die buiten het huis zijn, en dat andersom die mensen hen kunnen zien. Christus had in elk opzicht zwakheden zoals wij hebben, uitgenomen de zonde. ‘Want in hetgeen Hij Zelf verzocht zijnde geleden heeft, kan Hij dengenen die verzocht worden, te hulp komen’ (Hebr. 2:18). ‘Hij was … een Man van smarten en verzocht in krankheid’ ( Jes. 53:3). Welnu, door het venster van Zijn eigen smart kijkt Hij naar uw smart en mijn smart. Uit dit venster ziet Hij alle treurenden Sions en alle gebrokenen van hart. Het is zoet dat het kruis van Christus zo’n fraaie ruit of spiegel is, waarin Hij ons zware kruis ziet. Zucht u en kermt u? Jezus Zelf zuchtte, en Hij zag uw zuchten in het glas van Zijn eigen zuchten. Bent u arm? De
26 medelijdende Jezus ziet uw armoede; Hij weet wat het is om arm te zijn; Hij was Zelf arm. Bent u hongerig en dorstig? Onze Heere Jezus was dit ook. En Jezus Christus weet wat het is om te sterven, want Hij stierf Zelf. Hier ziet u de tekenen van brood en wijn, Christus en Zijn gemeen - te. Jezus is de smalle brug overgegaan, en Hij reikt ons Zijn hand toe om ons over de brug te leiden. Christus en wij waren samen bij een diep, snelstromend water gekomen. Christus waagde Zijn leven om een droge, doorwaadbare plaats te maken. Nu Hij de stromen van de rivier afgesneden heeft, loopt Hij terug en begeleidt Hij ons Zelf erdoorheen. ‘Want wij hebben geen Hogepriester Die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen gelijk als wij is verzocht geweest, doch zonder zonde’ (Hebr. 4:15). Wat meer is, toen God onze Heere Jezus verbrijzelde, heeft Hij in Zijn lichaam fraaie vensters gemaakt, diepe vensters waaruit een overvloed aan bloed stroomde. Door deze vensters zien wij Jezus in Zijn liefde en in Zijn genade. Wij zien Zijn tere hart voor ons wanneer wij ons onder kruisen en zwakheden bevinden; wij hebben er voor onze ogen een duplicaat van. U allen die van Jezus bent en een kruis draagt, kijk omhoog naar dit venster en zie iets dergelijks in Christus. Wanneer een pottenbakker een aantal vaten van dezelfde maat wil maken, giet hij eerst één vat in de vorm, dat een voorbeeld is voor alle andere vaten. Zo is Christus als eerste in de vorm gegoten, en met al Zijn uit verkoren kinderen moet dat ook gebeuren; allen moeten Zijn stempel, Zijn kleur, Zijn livrei, Zijn wapenschild dragen. Mijn Liefste antwoordt en zegt tot mij Nu verhaalt de kerk de woorden van haar Liefste, Die haar roept. Zie eens op hoeveel manieren de Heere Zich aan Zijn kerk vertoont: 1. Hij spreekt tot haar oor. 2. Hij rent en springt voor haar oog. 3. Hij staat achter de muur. 4. Hij kijkt uit het venster naar haar. 5. Hij eindigt zoals Hij begon, en spreekt tot haar oor. Dit laat ons zien dat er gelukkige tijden zijn, waarin Christus Zijn kinderen van alle kanten benadert en oren, ogen, tong, handen, hart en alles vervult met Christus. De ziel van Gods kind heeft bepaalde feestdagen. Het is met Gods kind zoals het was met de Jordaan, vol
27 aan al haar oevers. 4 Soms zal de ziel van het ene tot het andere eind vol zijn van Christus. K ijk maar hoe Christus de apostel Johannes vervult: ‘Hetgeen van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens; … hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u’ (1 Joh. 1:1, 3). Zie, de apostel gaat rondom Christus en vult zich met Christus, zoals hongerige mensen met een feestmaal doen. Gods kinderen horen Hem, ze zien Hem, ze aanschouwen Hem, ze houden Hem in het oog en, wat meer is, ze raken Hem aan met hun handen. O, het zijn heerlijke tijden wanneer Gods kind een groot feestmaal van Christus krijgt! En als Hij ons hier al vol maakt terwijl we nog van huis zijn, en zulke nauwe vaten zijn die God moet verwijden (Ps. 119:32), hoe vol zullen wij dan van God zijn wanneer we Hem zullen zien zoals Hij is! ‘Mijn ziel [zal] als met smeer en vettigheid verzadigd worden’ (Ps. 63:6). ‘Eet, vrienden, drinkt, en wordt dron - ken, o liefsten’ (Hoogl. 5:1). Wanneer een van deze heerlijke tijden komt, kunnen we niet nalaten te denken dat Christus ook weer weg zal gaan. Wat moeten we dan doen? Hetzelfde wat Jozef deed; Hij liet zijn broers een pand achterlaten om hem te verzekeren dat ze weer terug zouden komen. Zo moet u Jezus Zijn zegel, Zijn ring en enkele voetstappen van Zijn genade doen achterlaten, en door de Geest zwart op wit laten zetten dat Hij zal terugkeren. U ziet in de kerk een lieflijke en aanbevelenswaardige deugd in deze woorden. Ze beschrijft de voortgang in alle wegen en handelingen van de Koning der koningen met haar ziel. In al Zijn wegen ziet ze wat Christus doet. Wanneer Hij ver weg is, kent ze Hem. Ze ziet Hem rennen en springen. Ze ziet Hem achter de muur, kijkend uit de vensters en door de tralies. Ze hoort Hem dichterbij spreken; ze schrijft Zijn eigen woorden op. Ziet u, Gods kind let op de eb en vloed, het komen en gaan van Gods Geest, en ziet Christus in al Zijn voetstappen. Wanneer Christus in het holst van de nacht komt, hoort ze Zijn kloppen door haar slaap heen, en kent ze Zijn stem. Hij kan Zijn hand door het sleutelgat steken en de grendel van haar geweten openen om binnen te komen. Ze weet waar Hij mee bezig is; ze voelt de welriekende mirre die van Zijn vingertoppen druipt. Wat geeft ervaring van Christus? Een dagelijkse wandel met Hem. 4. Joz. 3:15; 4:18; 1 K ron. 12:15.