5 Inhoudsopgave Voorwoord 7 Eva – de eerste 10 Sara & Hagar – moeders van volken 24 Lea & Rachel – de vechtersbazen 37 Tamar – de waaghals 50 Mirjam, Mirjam … en Mirjam – de bevrijders 62 Rachab – de ongehoorzame 75 Ruth – de dappere 86 Hanna – de brutale 100 Esther – de stiekeme 110 Priscilla – de leider 124
7 Well behaved women seldom make history - Laurel Thatcher Ulrich - Vrij vertaald betekent deze uitspraak dat vrouwen die zich goed gedragen of het gewenste gedrag laten zien, zelden de geschiedenis veranderen en dat heeft alles te maken met dit boek. Dit dagboek gaat namelijk over vrou- wen uit de Bijbel en veel van hen overtreden de regels voor een groter belang. Door hun daden schrijven ze geschiedenis en de geschiedenis zelf getuigt dat hun gewaagde acties goed waren. Deze vrouwen leefden allemaal in een wereld waarin mannen veel te zeg- gen hadden. Zo is de Bijbel geschreven door mannen. Alleen van de He- breeënbrief vermoedt men dat Priscilla de auteur is, maar zelfs dat is niet zeker. In de tijd van de Bijbel leefden mannen en vrouwen gescheiden. Zo was het besturen van een stad mannenwerk, evenals het werk op het land en het onderhandelen op de markt. Als een huishouden geen bedienden had, hielp de vrouw de man op het land. Meestal speelde het leven van de vrou- wen zich af op hun eigen erf. Zij maalden, spinden en baarden kinderen,
8 verzorgden hen. Zij waren verantwoordelijk voor de religieuze handelin- gen in huis, zoals het reinigen van het huis voor Pesach, het bakken van het bijzondere sabbatsbrood en het aansteken van de sabbatskaarsen. Waar - schijnlijk bepaalden zij wanneer hun zonen er klaar voor waren om gebeds- riemen te gaan gebruiken en naaiden zij de kwastjes aan hun mantels om hen te herinneren aan Gods geboden. In de Bijbel komen vrouwen voor in allerlei rollen en functies: profetessen en waarzegsters, koninginnen en slavinnen, richters en weduwen, moeders en kinderloze vrouwen. Allemaal worden ze ingehaald door het leven, wor - den ze gebroken door mensen en omstandigheden. De een lijdt onder on- vruchtbaarheid, de ander wordt vernederd door haar meesteres. Ook hebben ze allemaal een eigen stem en God hoort hun stemmen. Hij hoort de slavin in de woestijn, hoort het verdriet van de onvruchtbare vrouw en het gelach van een vrouw die weet dat ze te oud is om kinderen te baren. Hij hoort ons vandaag nog steeds. Het joodse volk is al veel langer bekend met de God van Israël dan de chris- tenen. In de eerste eeuwen na Jezus’ dood en opstanding liepen ze ook sa- men op, maar helaas bleef dit niet zo. De kerk heeft afstand genomen van hetjodendom en daarmee het kind met het badwater weggegooid. In dit boek wil ik graag iets van hun wijsheden en visies met je delen. De joodse traditie is er een van verhalen vertellen. Ook de Bijbel is een boek dat geschreven is om hardop voor te lezen. In de Bijbel staan veel dingen niet en binnen de joodse traditie zijn allerlei verhalen ontstaan om deze hiaten op te vullen. Sommige van deze verhalen, midrasj, heb ik ge- bruikt om me te verdiepen in de bijbelse vrouwen. Als het je zoals mij vergaat, zal het ene verhaal je doen lachen, het andere zal je choqueren en weer een derde zal je een diepe wijsheid leren. Het zijn verhalen om over na te denken. Het is niet de bedoeling om ze als waar aan te nemen; het gaat meer om de gedachte erachter, of het denkbeeld eronder. Het mooie van deze – vaak korte – vertellingen is dat ze ook laten zien dat de mensen in de Bijbel waren zoals jij bent en ik ben. Mensen met ver - langens als geliefd willen zijn, gehoord willen worden en ergens bij willen horen.
9 Ook al zijn de verhalen van deze vrouwen eeuwenoud, ze hebben ons van- daag nog steeds wat te vertellen. Hun wereld mag er dan anders uitzien, sommige van de problemen waar ze voor stonden, zijn dezelfde als die waar wij vandaag voor staan: jaloezie, leugens en verdriet, maar ook liefde, trouw en moed; er is niets nieuws onder de zon. Dat zullen deze krachtige, dappere, strijdbare vrouwen je laten zien. Ik bid dat ze jou en mij laten zien hoe wij buitengewone vrouwen kunnen zijn in Gods koninkrijk.
10 Eva – de eerste Dag 1: Het is goed (Genesis 1:1-26) Loom opent ze haar ogen. Dicht bij haar klinkt zacht gekabbel en automa- tisch steekt ze haar hand uit naar het water. Ze komt overeind en giechelt als een paar vissen aan haar vingers beginnen te knabbelen. Even vergeet ze dat ze wat wilde drinken en ze trekt met haar vingers een baan door het water. De schaduwen onder de oppervlakte schieten achter haar aan, ook als haar hand een rondje draait. Haar spel wordt onderbroken door geslobber naast haar. Eva houdt haar adem in als ze het prachtige dier ziet. De vissen zijn vergeten. Elke keer weer imponeert dit beest haar met zijn soepele bewegingen en zijn gratie. Wat heeft de Maker hem mooi gemaakt! Pas als hij klaar is met drinken, lijkt hij haar op te merken. Zijn grote kop draait in haar richting en hij stapt traag op haar af. Ze krabbelt overeind en net als voorgaande keren woelt ze door zijn ruwe manen. Hij duwt zijn kop tegen haar middel en laat het zich welgevallen. ‘Vrouw!’ Haar hart maakt een sprongetje als ze Adams stem hoort. Het volgende mo- ment stapt hij uit het struikgewas. Haar mond wordt droog; hij is nog mooier dan de leeuw. ‘Kom je? ’ Hij steekt zijn hand naar haar uit en ze pakt hem. Achter hem aan loopt ze naar de plek waar ze die morgen aan het werk waren. ‘Zullen we het hele stuk bij de palmbomen afmaken voor de zon ondergaat? Dan kunnen we de Maker laten zien wat we allemaal gedaan hebben. Hij zal ervan genieten, dat weet ik zeker. ’ Ze knikt, dat is een goed plan. Adam neemt grote stappen en ze doet haar best om hem bij te houden. Als zijn hand uit die van haar glijdt, gaat het makkelijker. Dan trekt een beweging in haar ooghoek haar aandacht. Het is de slang. Hij zit op de tak van een grote eikenboom. Ook hij is prachtig gemaakt en ze staat even stil om hem te bewonderen.
11 ‘Vrouw, kom je? ’ roept Adam. Ze rukt haar blik los en haast zich achter haar man aan. Even later wroeten ze met hun handen in de aarde en sommige dieren komen naar hen toe en het lijkt wel of ze hen nieuwsgierig gadeslaan. Haar handen stoppen even om de beesten te bestuderen. 'Zouden er ook dieren zijn die ons kunnen helpen? ’ Haar plannetje brengt een grijns op Adams gezicht. 'Als de Maker komt, vragen we het Hem. ’ Ze knikt. Het mooiste moment van de dag is als de Maker met hen door de tuin wandelt. Hij zal zo wel komen. Met nieuwe energie stort ze zich op de aarde. Ze wil dat het klaar is als Hij komt. Eva, de allereerste vrouw. God bouwde haar uit de rib van haar man. Hij bepaalde haar identiteit. Ze had geen last van de verwachtingen van een samenleving, van alle meningen over hoe een vrouw zich moet gedragen, hoe ze eruit moet zien. Zij had God en Adam. Daar kan ik weleens jaloers op zijn. Toen ik trouwde had ik geen benul van wie ik mag zijn. Ik dacht dat een goede vrouw het beste zocht voor haar man, zichzelf wegcijferde, voor iedereen zorgde en ondertussen ook altijd blij was. Ik heb het best even volgehouden, maar op een dag was het op. Meer dan op. Ik leek meer op een grommend, wild dier dat alleen maar ‘nee’ kon brullen dan op een vrouw. Gelukkig heeft God andere verwachtingen van mij en kent Hij mijn sterke en zwakke kanten. Uit het verhaal over de schepping van man en vrouw kunnen we dingen halen die onze identiteit mogen bepalen, die God in Eva en alle vrouwen heeft gelegd. Niet de verwachtingen van anderen, van een cultuur en een samenleving, maar die van Hem. ◊ Wat wordt er vandaag de dag van jou verwacht?
12 Dag 2: Beelddrager (Genesis 1:27) Op de zesde dag schiep God de mens. En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. (Genesis 1:27) Beelddragers van God, dat zijn wij, mannen én vrouwen. De Bijbel is daar duidelijk over. Nadat God alle schepsels had gemaakt, volgde de mens. Sommigen beweren dat dat is om ons te behoeden voor hoogmoedigheid. Zelfs de luis was er eerder dan wij. Rabbi Eleazar die in de tweede eeuw leefde schreef hier een verhaal over waarin een diepe wijsheid schuilt: Op een dag, terwijl zijn ezeltje over het pad langs de rivier sjokte tijdens een rustig ritje huiswaarts na een studiesessie, dwaalden de gedachten van rabbi Eleazar naar de diepzinnige waarachtigheden die hij samen met zijn studiegenoten had blootgelegd. Hij baadde zich nog steeds in de roes van de overwinning, zwolg in de gedachte aan de manier waarop hij drie onbe- kende passages had samengebracht om een verhit debat te winnen. Alleen zijn ezeltje kon zijn onderdrukte, zelfverheerlijkende gelach horen. Tenminste, dat dacht hij. Nadat hij een bocht passeerde, kwam hij bijna in botsing met een sjofele boer, een buitengewoon lelijke man. De gescheur - de vodden die de man om zijn lijf had, leken haast te elegant voor diens misvormde gezicht, met uitpuilende ogen en daarbij passende neus. Toen de arme boer de befaamde wijsgeer herkende, boog hij diep en groet- te hem op traditionele wijze: ‘Vrede zij met u, rabbi!’ Eleazars walging kwam eruit, voordat hij die kon inhouden. ‘Racha! Hoe le- lijk ben jij wel niet! Is iedereen in jouw dorp zo lelijk als jij? ’ ‘Dat weet ik niet’, antwoordde de boer. ‘Maar ga heen en vertel de ambachtsman die mij schiep: 'Hoe lelijk is het omhulsel dat u maakte. ’ De rabbi raakte overweldigd door schuldgevoelens. Hij viel van zijn ezel op de grond en wierp zich voor de man neer. ‘Ik stel me tot uw beschikking, vergeef mij!’ De rabbi in het verhaal begreep het: door te zeggen dat iemand lelijk is, zeg je eigenlijk dat óf God Zijn werk niet goed gedaan heeft óf God Zelf lelijk is. Hij vroeg vergiffenis. Ik heb geleerd dat ik mijn naaste lief moet hebben als mijzelf en soms lukt
13 Dag 3: Heers (Genesis 1:28–2:3) dat. Het gaat nog verder als je de mens als beelddrager van God ziet. Dan verbind je elke mens met zijn of haar Schepper. Zoals Loïs Tverberg het schrijft in Wandelen in het stof van rabbi Jezus: Elk mens is een zelfportret in vleselijke vorm van de Meester Zelf. Dan mag ik me meer bewust zijn van wat ik zeg over de beelddragers, de zelfportretten. Wat kun je de ander met woorden kapotmaken … Elk negatief woord over iemand dat mijn mond verlaat, breekt hem of haar af en dus ook God Zelf. En voor elk negatief woord dat mijn oren opvangen, geldt hetzelfde. Nadat God de mensen geschapen heeft, zegent Hij hen en geeft hun een opdracht: Wees vruchtbaar, word talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over de aarde kruipen! (Genesis 1:28) Man én vrouw krijgen deze opdracht. Het woord dat hier vertaald is met ‘heersen’ is ‘radah’. ‘Radah’ is best een sterk woord en betekent onder an- dere ‘overheersen’ en ‘onderwerpen’. Hier worden de mensen, man en vrouw, geroepen verantwoordelijkheid te dragen voor alles wat God ge- schapen heeft. ◊ ◊ Ben jij je ervan bewust dat elk mens een beeld- drager van God is en hoe ga je daarmee om? Zou je wat dit betreft iets willen veranderen in je leven, en zo ja, wat dan?
14 Maar hoewel God de mensen een taak geeft, verwacht Hij niet dat ze met- een aan het werk gaan. Zelf voltooide Hij Zijn werk op de zesde dag en de zevende dag rustte Hij van al het werk dat Hij gedaan had. De mensen, die tot nu toe nog niet veel hebben uitgevoerd aangezien ze nog maar net geschapen zijn, krijgen meteen een dag van rust. De mens begint zijn leven in de rust. Rust is daarmee niet een beloning na het gedane werk, maar een geschenk van God. God heiligt de rustdag. Ik stel me zo voor dat dat een mooie dag is geweest. In de aanwezigheid van God en op een nieuwe, fonkelende aarde die geduldig wacht om be- werkt te worden. Nu naar Eva. God plaatst de eerste mens in de hof van Eden, om die te bewerken en te onderhouden. Iets later zegt Hij: Het is niet goed dat de mens alleen is; Ik zal een hulp voor hem maken als iemand tegenover hem. (Genesis 2:18) Het klinkt als een vreemde zin, maar daar kom ik zo op terug. Nadat God dit geconstateerd heeft, brengt Hij de dieren bij Adam om hun namen te geven. Zo komt Adam zelf tot de ontdekking dat er voor hem geen hulp is als iemand tegenover hem. Let wel, Adam was compleet. God had hem geschapen en gezegd dat het goed was. Om zich compleet te voelen had Adam geen partner nodig. Hij was al tov – goed. Maar God vond dat het nog beter kon en dus zorgde Hij daarvoor. Zo is Hij. Volgens een midrasj, een verhaal uit het jodendom, heeft God expres ge- wacht met het scheppen van de vrouw totdat Adam zelf tot het besef kwam dat hij iemand miste. Zo zou hij later, als de vrouw hem niet beviel, niet zijn beklag kunnen doen bij de Heere. Hij had immers zelf om haar gevraagd. ◊ Man en vrouw kregen beiden de opdracht om over de schepping te heersen. Hoe doe jij dat in jouw leven?