‘We hebben Zijn heerlijkheid gezien.’ D it verslag is in 1947 opgeschreven, deels aan de hand van dagboekaantekeningen die gered konden worden, deels stoelend op nog heel heldere herinneringen. De schrijver is er tot nu toe terughoudend mee omgegaan, omdat hij zelf er nog niet genoeg afstand van had kunnen nemen. Maar inmiddels is het gebeuren van toen geschiedenis geworden en heeft het de persoonlijke grenzen van de persoon overschreden. Daarom moeten we nu de ervaringen naar buiten durven brengen, ook al brengt dat het gevaar met zich mee dat oud zeer weer boven komt. Dat hetgeen op de volgende bladzijden te lezen valt moge helpen om een stuk verleden te begrijpen en dienstbaar te maken aan het leven, dat iedere dag opnieuw zijn eisen aan ons stelt. H. L. Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 5
Inhoud Inleiding Rieke den Hertog-van ’t Spijker .......................... 9 1 Insterburg Zomer 1944 tot 20 januari 1945 .............. 23 2 Vesting Königsberg 21 januari tot 8 april 1945 .................. 32 3 Königsberg onder de Russen 9 tot 24 april 1945 ............................ 91 4 Kamp Rothenstein Eind april tot midden juni 1945 ........... 141 5 Duits Zentralkrankenhaus Midden juni tot midden oktober 1945 ...... 183 6 Grasnitz 19 oktober 1945 tot 20 januari 1946 ...... 220 7 Januschau 21 januari tot 2 augustus 1946 ............ 276 8 Rosenberg 6 augustus 1946 tot mei 1947 ............... 334 Kaart ............................................. 370 Noten ............................................ 372 Literatuur ....................................... 375 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 7
1 Insterburg Zomer 1944 tot 20 januari 1945 V oordat de oorlog er overheen zou walsen, tooide mijn Oost-Pruisische moedergrond zich nog één keer in haar volle, raadselachtige pracht. Voor wie de laatste maanden met open zintuigen leefde, leek het alsof het licht vóór die tijd nog nooit zo sterk was geweest, de hemel nog nooit zo hoog en de verten nog nooit zo majesteitelijk. Onuitsprekelijke gevoelens die een landschap in een mens kan oproepen, kwamen boven op een manier, zoals dat alleen in tijden van afscheid kan voor- komen. De voortekenen van de catastrofe waren al in de laatste juni- dagen van 1944 waarneembaar – lichte, nauwelijks merkbare schokken, die het door de zon doorstoofde land als door een verre aardbeving lieten trillen. Daarna stroomden de straten boordevol met vluchtelingen uit Litouwen, en loslopend vee dwaalde dwars door de velden die rijp waren om te oogsten; allemaal dezelfde onweerstaanbare drang naar het westen vol- gend. Nog was het moeilijk te begrijpen wat er gebeurde, en nie- mand durfde z’n heimelijke angst openlijk te uiten. Maar toen de zomer voorbijging en de ooievaars zich klaar maakten om te vertrekken, kon je niet langer ontkennen wat je diep in je hart wel wist. Overal in de dorpen zag je mensen naar de hemel staan 23 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 23
staren, waar de grote vogels hun vertrouwde rondjes vlogen, alsof dit het laatste afscheid was. Een ieder zou bij die aanblik wel ongeveer hetzelfde hebben ervaren: ‘Ja, jullie vliegen nu weg! En wij? Wat staat er met ons en met ons land te gebeuren?’ Niet lang daarna trokken er onmetelijke kuddes vee langs de rivieroevers. Ze verzamelden zich in het vlakke dal, waar de Pregel met veel kronkelingen doorheen stroomt. Ze waren uit het oostelijke deel van de provincie verjaagd en stonden nu – het was overweldigend om te zien – met duizenden in de brede velden. Daar was voorlopig nog voer genoeg. Maar als je dich- terbij kwam en de dieren afzonderlijk bekeek zonk je hart je in de schoenen. Zonder onderling verband en de mensen als vij- and ervarend strompelden ze door het land, vertrapten hek- ken, drongen terreinen en tuinen binnen en vraten struiken en bomen kaal. Ze schenen uit een land te komen waar geen orde meer heerste. Het was hen aan te zien dat ze uit voortreffelijke fokkerijen kwamen, maar dat wat hen tot kudde maakte en bescherming bood, was er niet meer. In deze tijd zag je ’s nachts de oostelijke grenssteden zich als op de landkaart aaneenrijgen. Memel, Tilsit, Schirwindt, Eydtkuhnen, dat waren de helderste, al maar weer opflitsende bominslagen van een uit het noorden naar het zuiden in een boog trekkende vuurlinie. En op een dag werd bekend dat men de verdediging van de landsgrens had moeten opgeven. Twintig, dertig kilometer was de vijand er al overheen, toen kwam het front nog eenmaal tot stilstand. Hoe het er daar- achter uitzag kon niemand zeggen. Je kon alleen maar hopen dat daar niemand achtergebleven was, want wat verteld werd uit een paar verderop liggende plaatsen, waaruit de vijand zich na een korte bezetting weer teruggetrokken had, was bloed- stollend. Een paar dagen nog onmetelijk vluchtelingenellende in alle straten – toen was het opeens rustig, een haast onbegrijpelijke 24 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 24
rust. Het dreunen van het front verstomde, de vuren doofden, zelfs de vliegtuigen die de nachten verstoorden, bleven weg. Als betoverd lag het verlaten land met zijn boerderijen en dor- pen in de glans van een onvergelijkelijke herfst. Het betekende een niet te vergeten ervaring voor die paar mensen die uit ver- der westelijk gelegen gebieden terugkeerden, om nog iets uit hun huis te halen of om achtergelaten vee te verzorgen. Angstig stil bleef het ook nog, toen de novemberstormen het land al kaal geveegd hadden en de vorst het laatste gras op de weiden liet verstijven. Mijlen ver over de velden verspreid, op straten en wegen zag je nu, alleen of in groepen, al die ver- wilderde koeien staan, nauwelijks in staat tot bewegen, met uitgedroogde uiers en hoge ruggen, dreigend en klagend. En toen de eerste sneeuw viel, zakten ze, de één na de ander, geluidloos in elkaar. Kerst kwam en kon door iedereen, die nog in zijn eigen huis was, bijna als in vrede gevierd worden. Er werd zelfs nog ge- jaagd, en mensen ontmoetten elkaar, om nog één keer op de gewone manier het jaar met elkaar af te sluiten. Veertien dagen later was alles voorbij. Drie maanden had- den de Russen zich tijd gegund om de laatste stormaanval voor te bereiden – nu brak de strijd in alle hevigheid los. 13 januari ’s Morgens tegen zeven uur word ik wakker door een eentonig gerommel en gedreun. De ramen trillen. Het klinkt alsof er veel zware auto’s met lopende motor rond het huis staan. In het schemerlicht is nog niets te zien. Ik sta bij het raam en bedenk: dit kan alleen nog maar het einde betekenen. Tegen de middag wordt het gerommel zo luid als een val- lende lawine. Er doen zich plotselinge luchtdrukverschillen voor waarbij je adem stokt. De mensen kijken elkaar veelzeggend 25 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 25
aan en proberen zich met het idee te troosten dat het alleen maar het effect van ons nieuwe wonderwapen kan zijn. Later wordt het plotseling helemaal stil. In de avond- schemering komen er drie, vier jachtvliegtuigen uit de grauwe winterwolken naar beneden en nemen het station en het vlieg- veld onder vuur. Er komen er nog meer. Een luchtgevecht breekt uit – na een paar minuten is de herrie voorbij. 17 januari De Russen zijn op veel plaatsen doorgebroken en trekken op. Gumbinnen brandt. ’s Nachts is het hele oosten een vlammen- zee. Een paar vliegtuigen komen tot vlak bij ons huis en wer- pen lichtfakkels af. We hebben alle patiënten die nog in huis zijn naar de onderste etage gebracht. 18 januari We kunnen nog telefoneren. Ik heb contact met mijn moeder en met mijn oudste broer, die uit het zuidelijk deel van het oostfront juist met verlof naar huis gekomen is. Ze zijn bezig de vlucht voor te bereiden. Dat moet in het geheim gebeuren, omdat er nog geen officiële toestemming voor is. Mijn vader speelt met de gedachte nog een keer te gaan jagen. In het bos is er roodwild als nooit tevoren. Hij weet alleen niet waar hij de jagers vandaan zal halen. 19 januari Ons ziekenhuis wordt ontruimd. Alle patiënten en de meeste verpleegsters vertrekken naar Pommeren, waar zij in een privé- huis op het platteland ondergebracht zullen worden. Wij blij- ven zonder werk. Ik pak een paar spullen die mij dierbaar zijn 26 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 26
in een van de vele duizenden kisten, die sinds maanden aan de lopende band gemaakt worden, om de hele inventaris van de stad naar het westen te transporteren. Met de slee breng ik hem naar het goederenstation. Daar verdwijnt hij tussen de honder- den soortgelijke kisten. Op de terugweg valt mij een mevrouw op, die, omgeven door pakketten, op het trottoir staat. Als ik aarzelend langs haar loop spreekt zij mij aan: ‘Ach, zou u mij de naam van een verhuizer kunnen noemen! Ik zou graag mijn antieke woning- inrichting hiervandaan verzenden. We hebben die net met veel moeite uit Gumbinnen gehaald, maar de soldaten die me daar- bij geholpen hebben, konden me verder niet meenemen. Het zijn allemaal waardevolle stukken, die ik vanwege de bommen twee jaar geleden uit Wuppertal naar bekenden in Gumbinnen gebracht heb. Dit hier zijn de kleine stukken, de grote staan daar ginds op een binnenplaats.’ We gaan naar de overkant om het te bekijken. Het gaat om acht grote stukken, waaronder een eiken buffet van minstens vijfhonderd kilo. Ik verbaas me erover hoe ze dat allemaal uit de brandende en aan drie kanten door de vijand omgeven stad gekregen heeft. Dan gaan we weer naar de straat, om te proberen een van de militaire auto’s, die in wild tempo voorbij razen te laten stoppen, want een ver- huisbedrijf dat nog werkt zal wel nauwelijks meer op te trom- melen zijn. Intussen doe ik een voorzichtige poging de dame er toe te bewegen zonder haar meubels te vertrekken. Maar daar wil ze niets van weten. Haar man is gesneuveld, kinderen heeft ze niet, haar huis is verwoest – dit is het enige wat ze nog heeft en waaraan ze gehecht is. Terwijl we nog spreken verschijnen er zware vliegtuigen laag boven de stad. Ik geloof mijn eigen ogen niet, wanneer ik allemaal soldaten op straat vliegensvlug in de omliggende huizen zie wegduiken. Alleen de burgers blijven over. Maar dan begint het daarboven al te bliksemen en te knetteren. Zo! 27 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 27
Dat zijn dus Russen! En zo dichtbij! Zo dichtbij hebben we ze overdag nog niet te zien gekregen. Ze maken een bocht en nemen het station onder vuur. Eindelijk begint ons luchtdoel- afweergeschut te schieten. Als schepen op hoge zee stijgen en dalen de zware, door jachtvliegtuigen begeleide machines en draaien naar het oosten. Alsof hij zich gebrand heeft, trekt de reus zijn voelspriet nog een keer terug. Maar de poort heeft hij al opengestoten. Op de terugweg naar het ziekenhuis voel ik een vlaag ijzig koude lucht. ’s Middags blijft alles stil. Alleen hoog aan de hemel trekken onzichtbare vliegtuigen hun gewaagde condensstrepen. Ik ga nog één keer over het toernooiveld en langs de Angerapp, in de zon en door diepe sneeuw. Pestvogels pikken rode bessen van de struiken. Er is geen mens meer aan deze kant. Ze hebben allemaal al afscheid genomen. En ’s avonds, in het donker ben ik nog één keer in onze kerk. Sinds het bombardement van de laatste zomer zijn we hier dagelijks voor de avondsluiting samengekomen. De deuren zijn eruit geslagen, er ligt opgewaaide sneeuw tussen de ban- ken. Ik ga onder de kansel zitten en zing als afscheid het lied: ‘Mijn mooiste sieraad en kleinood op aarde bent U, Heer’ Jezus Christus. U wil ik laten besturen.’ 20 januari Op mijn verkenningstocht naar het station staan alle meubels van de dame uit het westen er nog. Zelf is ze bezig van wat klei- nere stukken handzame pakketten te maken die ze per trein wil versturen. Ik ga met haar mee naar het station. Daar wemelt het van de mensen die nog kisten en koffers willen versturen. Wanneer we in een lange rij voor het loket staan is er plotseling een knal, en glas vliegt ons om de oren. Iedereen rent naar de uitgang, kijkt naar boven, gauw weer naar beneden en versnelt 28 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 28
z’n tempo. Ik neem mijn begeleidster bij de hand en ren er van- door. Boven ons prijken tien of twaalf jachtvliegtuigen als dra- ken in de lucht. Wij steken het voorplein over en springen in de loopgraaf. Op hetzelfde moment komt met een geweldig geraas de bommenlast naar beneden. Kort klinkt een oorverdo- vend versplinteren en kraken – dan stroomt de mensenmassa weer uit de aarde omhoog en verdeelt zich in een oogwenk naar alle kanten. Naast ons liggen twee dode paarden op de straat- stenen, de damp komt van hen af. Het hotel daarachter is door- zeefd als was het een coulisse van bordpapier. Overal knettert het vuur. Door mijn hoofd flitsen herinneringen uit de geluk- kige dagen van mijn kindertijd. Wij kwamen toen vaak langs deze plaats wanneer we vanuit Trakehnen naar Insterburg reden voor een toernooi. – Nu gaat het gericht over de wereld. Het station is nu niet geraakt. Daar staan hospitaal-treinen met veel gewonden. Ons luchtdoelgeschut heeft deze keer ge- zwegen. Ook het vliegveld moet al ontruimd zijn. Terwijl ik over de Danziger Strasseloop, zie ik nieuwe jacht- vliegtuigen aankomen. Ik spring de kelder van een leeg huis in en wacht tot zij hun bommen gelost hebben, ditmaal duidelijk meer op het centrum van de stad. En dan zie ik ze plotseling in groten getale ten noordoosten van onze stad heen en weer pen- delen. Daar zal dus het front zijn. Inmiddels nadert alweer een nieuwe formatie het gebied van de stad. Daar duiken drie jacht- vliegtuigen op en vliegen, vanuit het westen komend, recht op de vijand af. Als een vlucht wilde ganzen die door valken aan- gevallen worden, tuimelen de lompe machines door elkaar, en dan spelen zich, vlak boven de huizen, gevechten af van vlieg- tuig tegen vliegtuig. Op korte afstand van elkaar razen twee jachtvliegtuigen boven onze hoofden achter elkaar aan, de achterste spuwt onophoudelijk vuur naar de voorste, die als een skelet voor onze ogen uit elkaar valt. Vlak voor de pakhui- zen zie je de piloot eruit springen en neerstorten, voordat zijn 29 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 29
parachute zich opent. Z’n machine vliegt brandend verder ter- wijl de achtervolger steil naar boven wegdraait. Als ik om me heen kijk, zie ik Doktora naast mij staan, onze jonge arts-assistente. Zij is net uit Königsberg gekomen, waar wij haar naartoe gestuurd hadden, om bij haar ouders op te knappen van een ernstige difterie. Ze heeft het er echter niet lang uitgehouden, maar is, door innerlijke onrust geplaagd, ’s nachts via omwegen met militaire auto’s tot vlakbij onze stad gekomen. Hier kwam zij echter in de haar tegemoetkomende vluchtelingenstroom terecht en zij zou bijna weer omgekeerd zijn omdat men haar verzekerde dat de Russen al in de stad waren. Nu zijn we blij dat zij er doorheen gekomen is, hoewel ze bij ons eigenlijk niets meer te zoeken heeft. ’s Middags tegen drie uur klinken er hoornsignalen – de vervanging voor de niet meer functionerende sirenes – als teken voor de laatste nog achtergebleven inwoners om de stad definitief te verlaten. We begeleiden de overgebleven zusters naar het station, waar de laatste trein staat te dampen en wui- ven ze opgelucht na, wanneer ze bij de invallende duisternis uit het gevaarlijke stationsgebied langzaam naar het westen gaan. Bij ons op het perron achtergebleven is de dame uit het westen, die ons daarvoor al in het ziekenhuis opgezocht en geholpen had de brancards, beladen met de koffers van de zus- ters, naar het station te duwen. Zij heeft zich inmiddels men- taal én fysiek losgemaakt van haar meubels en zij belooft lachend de eerstvolgende gelegenheid die zich voordoet om met een auto mee te gaan te benutten en te vluchten. Als we terug zijn in het ziekenhuis eten we in de keuken ons nog één keer helemaal vol. De kasten staan open en er is van alles nog wel wat. Omdat we al maandenlang iedere dag in gedachten afscheid genomen hebben, lukt het ons nu niet treurig te zijn. De laatste uren van een tijdperk vragen erom met een helder en opgewekt gemoed beleefd te worden. Nu eist 30 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 30
God het toevertrouwde goed terug en vraagt wat wij ermee gedaan hebben. ’s Avonds laat komt de chef van ons ziekenhuis ons met zijn auto ophalen. Achter hem komt een vrachtwagen van het Rode Kruis die wij volladen met de belangrijkste voorwerpen uit onze operatiekamer. Ondertussen komen er weer een paar vliegtui- gen om lichtschermen en brandbommen te werpen. Op straat staan mannen van de Volkssturmmet jachtgeweren naar ons te kijken. Als laatste gooi ik mijn fiets op de auto, dan rijden wij langzaam uit de door branden verlichte stad, de puinresten en loshangende leidingen vermijdend. Tegen middernacht zijn we in Gerdauen. We hebben een omweg gemaakt om de vluch- telingenstroom en de tegemoetkomende militaire voertuigen te vermijden, maar we hadden toch niet verwacht de straten op deze route zo leeg aan te treffen. Niet één auto, nergens ook maar het geringste teken dat het nog de bedoeling is, Oost- Pruisen aan deze flank te verdedigen. We rijden als door nie- mandsland. ’s Morgens tegen vier uur rijden we bij grimmige kou Königsberg binnen. Spookachtig glijden de besneeuwde puin- hopen van Sackheim 1langs onze ogen. Dan scheiden onze wegen. Bij de ouders van Doktora in Juditten, een voorstad van Königsberg, vind ik voorlopig onderdak. 31 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 31
2 Vesting Königsberg 21 januari tot 8 april 1945 Zondag 21 januari E en stralende winterdag! De tuinen dik onder de sneeuw, op de palen van de hekken hoge sneeuwmutsen, alle kin- deren zijn met sleetjes in de weer. Ik ga naar het hoofdbureau van het Rode Kruis in de Kastanienalleeen ontmoet daar mijn chef. Aan de hand van een grote landkaart horen we een lezing over de militaire toestand. Daarnaar te oordelen bestaat er geen reden tot wat voor angst dan ook. De Führer heeft bevo- len Oost-Pruisen te behouden; en voor het geval dat de Russen tot aan de Weichsel zouden doorstoten en de provincie zouden afsnijden – een gedachte die nog helemaal niet bij mij opgeko- men was – blijft altijd nog de weg over het water open. Wij luis- teren aandachtig toe en vergeten te vragen hoe men zich, mid- den in de winter, deze weg voor verscheidene miljoenen men- sen voorstelt. De dokterspost waar ik naar werk solliciteer stuurt me naar het centraal station, waar een transport met gewonde burgers aangekomen is. In de omgeving van Tapiau is een trein door bommen geraakt of over een mijn gereden. Het ging zo snel dat niemand kan zeggen wat het eigenlijk was. Een dokter en ver- schillende helpsters zijn al aanwezig om de gewonden te ver- binden en te regelen dat ze naar verschillende ziekenhuizen 32 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 32
vervoerd worden. Een van de helpsters, met wie ik in gesprek kom, fluistert dat Russische tanks al vanaf het zuiden tot Elbing opgerukt zijn en dat de treinen naar het westen niet meer verder zouden kunnen. Ik houd mijn adem in – dat bete- kent het einde voor al die plaatsen, waar ik herinneringen aan heb. Mijn ouders, mijn broer, zuster en zwager 2– mijn zorgen zijn zo groot dat ik al niet meer aan hen kan denken. ‘Daar vlie- gen de bonzen al met hun bagage’, zegt de helpster, als een paar transportvliegtuigen over ons heenvliegen. God zij dank! Die zijn we kwijt! Eindelijk kun je weer vrij ademhalen. Doktora verschijnt om mij te helpen. Aan één stuk door komen er vluchtelingen uit de oostelijke delen van de provincie in en voor het stationsgebouw, voor een deel in riskante samen- stellingen. Ik ben bijvoorbeeld plotseling omringd door vijftien Poolse vrouwen, allemaal hoogzwanger. Bij drie ervan begint de bevalling al. Ze worden eerst in de krantenkiosk onder- gebracht, dan komt er uiteindelijk een armzalig onderkomen voor hen in de barakken voor buitenlanders achter het station. Het begint al donker te worden als wij op onze fiets terug- rijden naar Juditten. Onderweg komen wij langs de Nerven- kliniken bezoeken de leider daarvan, die als hogere officier van gezondheid enigszins een beeld heeft van de militaire toestand. Volgens zijn informatie rukken de Russen al op tot de Deime- linie! De Deime-linie! Wat klinkt dat hooghartig! Ik vraag me af of de vijandelijke kolos, wanneer hij dit mooie kleine rivierdal bereikt heeft, überhaupt zal merken dat het een verdedigings- linie voorstelt. Tijdens de afgelopen herfst waren daar de arbei- ders die ook aan de Ostwallwerkten, zij hebben de bomen aan de westelijke oever gekapt, de hellingen loodrecht afgesneden en de dorpen rondom omgeven met een gracht, om zogenaam- de egelstellingen te maken. Op dit moment wordt het geheel waarschijnlijk bewaakt door mannen van de Volkssturmmet jachtgeweren en beenprotheses. 33 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 33
22 januari ’s Morgens ben ik in de voorstad Ponarth. Daar moet in restau- rant Südpark, een groot glazen paviljoen naast de brouwerij, een noodonderkomen gemaakt worden voor zieken die we uit de provincie kunnen verwachten. Nu krijgen dagelijks driedui- zend arbeiders hier hun eten. De eigenaar die ik over de geplan- de verandering vertel, reageert heel tevreden, omdat het hem grote moeite kostte zo veel mensen eten te geven. De zieken zijn nog niet gearriveerd, er zijn alleen een paar mannen die uit de naastgelegen school de daar opgestapelde noodbedden moeten halen. Omdat ik ’s middags nog vrij ben, gebruik ik die om mijn familie in Preyl op te zoeken. De weg erheen is uitgestorven; helemaal alleen rijd ik op de fiets door de ongerepte sneeuw. Ook het nieuwe vliegveld waar ik langskom lijkt nauwelijks nog in gebruik. Rechts en links zijn in de velden een paar loop- graven uitgegraven. Mijn familie is er nog; na lang zoeken vind ik mijn tante in een hoek van het huis dat door militairen bezet is. Mijn oom komt later, terug van een rit op zijn schimmel Jaromir. Ze hebben nog geen definitieve besluiten genomen, ze weten ook niet, wat hun dochter van plan is die honderd kilometer verder woont en met wie zij geen telefonisch contact meer kunnen krijgen. ’s Avonds zitten we gezellig bij elkaar, zonder zorgen om wat ons te wachten staat. Het is niet meer zo belangrijk wat er van ons wordt nu de een na de ander gesneuveld is – de zonen van dit huis, de broers, de hoop van het land waar we aan ver- knocht zijn. Ik blijf er slapen en droom van de mooie uren die we in dit huis doorgebracht hebben. 34 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 34
23 januari ’s Morgens vind ik het grote plein voor het centraal station van Königsberg bezaaid met vluchtelingen. Hoog opgetaste boeren- wagens staan in dichte rijen naast elkaar en uit de zijstraten komen er steeds nog nieuwe bij, de meesten worden door vrou- wen gereden. Je probeert er maar niet aan te denken hoe dit moet aflopen. Uit het westen komen de treinen al terug, omdat de route afgesloten is. Alleen nog de weg naar Pillau blijft over. Maar dat schijnt de mensen voorlopig nog niet te verontrusten. Kalm, alleen maar op hun voorganger lettend rijden ze door de straten en proberen zich ergens in een rij op te stellen. Ik word door dominee Müller uit Haberberg 3, bij wie ik langs ga, in een grote zaal gebracht, waarin een aantal van deze vluchtelingen de nacht doorgebracht heeft. Er zijn een paar zieken bij, bij wie ik even moet kijken. Ook hier heerst rust en orde, als was het een oefening. Ik heb de indruk dat niemand van de aanwezigen een goed beeld heeft van de werkelijke situatie. Een vrouw laat me haar been zien met een grote zwerende spatader. Hij is al een paar jaar oud, maar tot nog toe heeft zij geen tijd gehad om zich te laten behandelen. Nu moet ik het doen. Ik probeer haar uit te leggen dat het belangrijker is nu eerst uit Königsberg weg te komen. Zij kan zich dan later ergens anders laten behan- delen, wanneer zij meer rust heeft. ‘ Waarheen wilt u dan?’ vraag ik. Dat weet ze niet; alleen maar dat ze allemaal in het Reichterecht moeten komen. En dan voegt ze er nog verrassend aan toe: ‘De Führer laat ons niet in handen van de Russen val- len, dan vergast hij ons liever.’ Ik kijk steels om mij heen, maar niemand schijnt zich aan deze uitspraak te storen. Lieve God, denk ik, men zou zo veel vertrouwen in U moeten hebben! In Ponarth zijn zieken aangekomen, bewoners uit verpleeg- huizen in verschillende oostelijk gelegen steden. Daarbij een paar verpleegsters die overstuur zijn, ze hebben een vijftig kilometer verder gelegen ziekenhuis hals over kop moeten 35 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 35
ontruimen. De dokter en de hoofdzuster hebben zich al voor die tijd uit de voeten gemaakt – waarbij ze honderd kilo boter meegenomen hebben, zoals mij de opgewonden verpleegsters verzekeren. Een jonge vrouwelijke arts is bij de ernstig zieken achtergebleven. Mijn nieuwe patiënten liggen al in bedden. Ze hebben niet het geringste vermoeden waarom ze hier naartoe gebracht zijn. Voor hun eten is gezorgd; ook ik krijg een feestmaal, zoals ik al lang niet meer genoten heb. In de directe omgeving van Südparkhuur ik een kamer en laat mijn rugzak daar achter. ’s Middags ben ik in Maraunenhof 4om afscheid te nemen van mijn chef. Hij wil proberen met zijn auto via Elbing – Marienburg naar het westen te ontsnappen. De Russen zouden tot nu toe nog maar met een paar tanks tot aan Elbing opge- rukt zijn. Later ben ik weer bij het Rode Kruis en probeer iets van het operatiemateriaal dat we uit Insterburg meegenomen hebben daar vandaan te halen. Het ligt tussen een hele hoop van dit soort materiaal, afkomstig uit andere ziekenhuizen die inmiddels ook ontruimd zijn. De vrachtwagenchauffeurs die werkeloos voor de barakken zitten zijn duidelijk aan hun lot overgelaten en nemen een dreigende houding aan. Maar met ellebogenwerk lukt het mij er zoveel vandaan te halen als ik op de fiets kan meenemen. ’s Avonds ontmoet ik volgens afspraak Doktora in de Nervenklinik. Daar weet men dat de Russen intussen over de Deime-linie zijn en met hun voorhoede voor Königsberg staan. Tot de stad is dit nieuws nog niet doorgedrongen. De trams rij- den nog als altijd, men laat zijn haar knippen en gaat naar de bioscoop. 36 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:13 Pagina 36
Ook verkrijgbaar bij Groen, isbn978-90-8897-149-5 Binnenwerk Dagboek van een arts_Opmaak 1 18-09-17 11:14 Pagina 376