Mek-bevolking en in Langda (1973) onder de Una-bevolking. 1 Vanuit Langda werd het Evangelie vervolgens doorgegeven naar Bomela (1976), Sumtamon (1979) en het zuidelijke laagland (Seradela 1984, Samboka 1987 en Awinbon 1992). In Nipsan liep het aanvankelijk echter minder goed af. In 1974 werden Papoea-evangelisten uit het Yali-gebied en uit Biak met hun gezinnen vermoord. Er vielen veertien slachtoffers. De precieze reden van deze meervoudige moord is nooit helemaal opgehelderd. Sommigen denken dat deze gebeurtenis een uiting was van puur verzet tegen het Evangelie. Anderen denken dat een deel van de plaatselijke bevolking tot deze afschuwelijke daad kwam omdat ze zich gedwongen voelden door de evangelisten om hun heidense voorwerpen weg te doen. Naderhand is het gelukkig weer goed gekomen en mocht het Evangelie ook in Nipsan en in de omliggende dorpen en valleien vrucht dragen. De zelfstandigwording van de Gereja Jemaat Protestan di Irian Jaya (GJPI) in 1984 was een belangrijk hoogtepunt in de geschiedenis van de kerk. Naderhand is de naam van de kerk gewijzigd in Gereja Jemaat Reformasi Papua (GJRP). De publicatie en verspreiding van het Nieuwe Testament en een bloemlezing van het Oude Testament in de Yali-taal (respectievelijk in 1976 en 1982) en van het Nieuwe Testament in de Una-taal (2007) waren eveneens belangrijke gebeurtenissen. Andere mijlpalen waren de voltooide zelfstandigwording van de kerk in 2008 en de stichting van de Gereformeerde Theologische Hogeschool in Wamena in het jaar 2010. 1 Geografisch gezien liggen Pass Valley (Yalimo), Nipsan (Mek) en Langda (Una) ver bij elkaar vandaan. Nipsan ligt hemelsbreed 55 kilometer ten oosten van Pass Valley. Beide posten liggen aan de noordzijde van de centrale bergketen. Langda ligt 125 kilometer ten zuidoosten van Pass Valley aan de zuidkant van de centrale bergketen. In de tussenliggende valleien worden andere talen en dialecten gesproken en werken andere zendingsorganisaties. 1 Inleiding De bergen zullen vrede dragen, De heuvels heilig recht ; Hij zal hun vrolijk op doen dagen, Het heil, hun toegezegd. (Ps. 72:2a berijmd) Met deze woorden bezingt de dichter van Psalm 72 het heil dat hij verwacht van de komende Messias, Die voor eeuwig Koning zal zijn. De heerschappij van deze meerdere Salomo, Die een geestelijk Koninkrijk bezit, zal gekenmerkt worden door vrede en recht. De uiteindelijke vervulling van deze psalm zal pas later gestalte krijgen wanneer de Heere Jezus zal terugkomen op de wolken van de hemel. Toch tekent zich in de geschiedenis van kerk en zending al gedeeltelijk een voorlopige vervulling van de komende heilstijd af. De recente geschiedenis van Papoea’s in de binnenlanden van het voor - malige Irian Jaya (dat eerder Nederlands Nieuw-Guinea heette) in Indonesië is daarvan een sprekend voorbeeld. Vijftig jaar geleden leefden de Yali’s, de Una’s en de Meks nog in het stenen tijdperk en was er constant oorlog. Door de komst van het Evangelie is het leven in het Centrale Bergland en op de omringende heuvels en laaglanden echter ingrijpend gewijzigd. In plaats van oorlog is er nu vrede. En in plaats van animisme en heidendom geeft nu vooral het Evangelie de toon aan. Enkele hoofdlijnen uit de recente zendingsgeschiedenis In 2013 was het vijftig jaar geleden (1963) dat het Evangelie voor het eerst zijn intrede deed in Abenaho (Pass Valley) onder de Yali-be - volking. Vanuit Pass Valley werd het Evangelie doorgegeven naar Landikma (1968) en andere dorpen in de buurt. Enkele jaren later werd het Evangelie voor het eerst gebracht in Nipsan (1971) onder de 6 7
naar de stad. Een aanzienlijk aantal Yali’s, Una’s en Meks raakte politiek betrokken of kreeg vooraanstaande posities in het bestuur van dorpen, districten en gewesten. Ook in deze periode waren er daarnaast negatieve ontwikkelingen. Een relatief groot aantal jongeren overleed in de stad of in het binnenland aan de gevolgen van malaria, tbc, of AIDS. Antropologisch en sociologisch veldonderzoek (Kroneman 2013) liet verder zien dat veel jongeren in de stad vaak nog heel bang bleken te zijn voor tovenaars en boze geesten. Verder komt ook in het binnenland tovenarij tot op de dag van vandaag nog regelmatig voor. Overzicht van dit boek Veel beschrijvingen van zendingswerk op Papoea, Indonesië, zijn geschreven door westerlingen en beschrijven de ontwikkelingen door de bril van westerlingen. Dat soort beschrijvingen is op zich belangrijk, maar heeft tegelijkertijd ook zijn beperkingen. Een gevaar bij dit soort uitgaven is dat er relatief veel nadruk wordt gelegd op de rol van de westerse zendeling, terwijl de rol van Papoea-evangelisten wat onder- belicht blijft. De zendingsgeschiedenis wordt dan vooral belicht vanuit westers perspectief. In dit boek gaat het vooral ook om de vraag hoe Papoea’s zélf aankijken tegen de ontwikkelingen van de laatste vijftig jaar: geestelijk, politiek en sociaal. Door middel van interviews komen vertegenwoordigers van de eerste en tweede generatie aan het woord. Daarbij ligt de nadruk vooral op de ontwikkelingen in de bergen (Yali, Mek en Una), waar de oudste zendingsposten liggen, en op de ontwikkelingen in de steden. 2 2 Het gebruik van de term ‘generatie’, zoals dat voorkomt in dit boek, behoeft enige toelichting. Strikt genomen verwijst de uitdrukking ‘eerste generatie christenen’ naar mensen die uit het heidendom zijn overgekomen tot het christendom en die als volwassene zijn gedoopt. De uitdrukkingen ‘tweede generatie’ en ‘derde generatie’ verwijzen dan respectievelijk naar hun kinderen en kleinkinderen die als kind gedoopt zijn. In dit boek gebruiken we deze termen echter in wat meer algemene zin: De term ‘eerste generatie’ verwijst Drie generaties geloof én weerstand Al drie generaties lang hebben de Yali’s, de Una’s en de Meks het Evangelie van vrije genade voor verloren zondaren mogen horen. Vooral voor de eerste generatie bracht dit in de jaren 1963-1983 grote verande - ringen met zich mee, zowel geestelijk als sociaal. Voormalige kannibalen en toverdokters deden afstand van hun zondige praktijken, beleden hun geloof in de drie-enige God en lieten zich dopen. Heidense voorwerpen werden verbrand. Oude inwijdingsrituelen en vruchtbaarheidsriten werden gestaakt. Jongeren en ouderen waren hongerig naar het Woord van God. Velen kwamen ’s zondags en doordeweeks naar de kerk. Een belangrijk deel van de bevolking leerde lezen en schrijven op de Bijbel - school, de lagere school of de analfabetenschool. Daarnaast was er echter ook weerstand tegen het Evangelie. In sommige verafgelegen dorpen hield men het liever bij het oude. Soms was er openlijk verzet tegen het Evangelie en de boodschappers van het Evangelie. In sommige gevallen moesten Papoea-zendelingen hun trouwe dienst aan het Evangelie met de dood bekopen. Het leven van de tweede generatie christenen stond in de jaren 1984-2008 vooral in het teken van voortgaande ontwikkeling en van de beginnende trek naar de grote stad. In 1984 werd de kerk zelfstandig en werd de eerste Generale Synode gehouden. Behalve voor het theo - logisch onderwijs (predikantenopleiding) was er ook veel aandacht voor het algemeen voortgezet onderwijs in de stad. Ook tijdens deze periode was er sprake van tegenstand tegen het Evangelie. Vooral in het Oostelijke Bergland, onder de Una’s en naburige stammen, waren allerlei dwaalleraars actief. Verder bleek het oude heidense volks- geloof vaak nog springlevend te zijn. Ook kregen jongeren die in de stad studeerden of daar bleven hangen, te maken met allerlei verleidingen. De tweede (en derde) generatie christenen kreeg het sinds 2006 eco - nomisch gezien steeds beter. Dat kwam voor een belangrijk deel door de speciale autonomie die de provincie Papoea sinds 2001 had ver - kregen. In verband daarmee stelde de overheid grote sommen geld ter beschikking van mensen die in de binnenlanden wonen. Dit leidde tot verhoogde mobiliteit en tot een steeds grotere trek vanuit het binnenland 10 11
de binnenland-Papoea’s voor het eerst in aanraking kwamen met het Evangelie. Dit hoofdstuk geeft aan de hand van de Una-cultuur een beeld van de materiële, economische, sociale en religieuze aspecten van de traditionele culturen in het binnenland. In het daaropvolgende hoofdstuk (4) wordt een beeld geschetst van de komst van het Evangelie in de valleien van het Centrale Bergland. In de hoofdstukken daarna komen de volgende thema’s aan de orde: Oude herinneringen aan de komst van het Evangelie (5), het Woord en de sacramenten (6), herders en leraars (7), over geloof, verzet en verval (8), alfabetiseringswerk (9), Bijbelvertaalwerk (10) en theo- logisch onderwijs (11). Verder vragen ook de volgende onderwerpen de aandacht: Zelfstandigwording en emancipatie (12), gereformeerd zijn op Papoea (13) en Evangelie en cultuur (14). Dit boek sluit af met een hoofdstuk over drie generaties christenen op Papoea (15) en met een korte meditatie (16) van de hand van ds. Nebius Maling over het thema ‘De bergen zullen vrede dragen’. Het merendeel van de informatie die wordt verstrekt in de verschillende hoofdstukken is gebaseerd op recente interviews met predikanten, ouderlingen en ‘gewone’ gemeenteleden. Deze informatie is soms aan - gevuld met inzichten van de schrijver die sinds 1989 op Papoea heeft gewerkt als Bijbelvertaler en vertaalconsulent. Vormgeving Wat de vormgeving van het boek betreft houden we in de regel een ver - halende stijl aan. Daar waar het kernzaken betreft, is de interviewvorm echter zoveel mogelijk gehandhaafd. Daardoor hebben de lezers meer direct toegang tot het denken en spreken van Papoea’s over de grote veranderingen die zich de afgelopen vijftig jaar in hun midden hebben voltrokken. Dank Verspreid door het boek zijn de biografische gegevens van alle geïnter - viewde personen opgenomen als achtergrondinformatie. Wij danken hen voor hun bijdrage aan dit boek. Hoofdstuk 2 geeft een korte schets van het leven van wijlen Diman Balyo (1940-2001). Diman was een stenenbijlenmaker uit Langda in het Una-gebied. Vóór de komst van het Evangelie had hij als toverdokter direct contact met de geestenwereld. Bovendien was hij in die tijd naar eigen zeggen een moordenaar, kannibaal en overspeler. Niet lang na de komst van het Evangelie in Langda (1973) kwam hij tot geloof en ver - anderde zijn leven radicaal. Zijn leven staat in veel opzichten model voor dat van veel binnenlandmannen en -vrouwen van het eerste uur die tot geloof kwamen in de binnenlanden van Papoea. In een beschrijving van kerk- en zendingsgeschiedenis als deze is het belangrijk om aandacht te schenken aan zowel de positieve als de negatieve ontwikkelingen. Enerzijds moeten we ervoor waken om het werk van de zending niet te romantiseren. Anderzijds moeten we er ook voor oppassen om niet eenzijdig de nadruk te leggen op de problemen waarmee de jonge kerk op Papoea worstelt. Daarbij is het ook belangrijk om bescheiden te blijven. Alleen de Heere kent de harten en Hij alleen overziet en doorziet de geschiedenis. Wij mensen zien hooguit alleen het topje van de ijsberg. Behalve positieve voorbeelden zoals Diman (en veel anderen die met name genoemd zouden kunnen worden), zijn er ook genoeg voor - beelden van mensen die terugvielen in het heidendom, die zich aan - sloten bij een sekte die dwaalleer propageerde, of die in de een of andere vorm van zonde vielen (overspel, polygamie, moord, doodslag, tovenarij). Dit soort zaken zal in een later hoofdstuk (8) aan de orde komen. Na de schets van het leven van Diman volgt een hoofdstuk (3) over het leven in het stenen tijdperk, zoals dat voorkwam op het tijdstip dat naar christenen die leefden tijdens de pioniersfase en/of de opbouwfase van het zendingswerk (1963-1983). De termen ‘tweede generatie’ en ‘derde generatie’ verwijzen respectievelijk naar christenen die opgegroeid zijn tijdens de overdrachtsfase van het zendingswerk (1984-2007) en naar christenen die zijn opgegroeid tijdens de fase waarin de zelfstandigheid van de kerk voltooid is (2008-heden). 12 13
2 Diman de stenenbijlenmaker Stenen bijlen maken Diman de stenenbijlenmaker (1940-2001) was een bekende persoon in het dorp Langda en in de omringende Ei-vallei en ver daarbuiten. Hij was een van de laatste Papoea’s in de binnenlanden van Papoea die stenen bijlen kon slaan uit ruwe stenen. Als geen ander beheerste hij de speciale slagtechniek die nodig is om van stenen bijlen te maken. Met behulp van een harde, ronde slagsteen bewerkte hij ruw steenmateriaal zodanig dat daaruit welgevormde stenen bijlen tevoorschijn kwamen. De geslagen stenen werden vervolgens met water geslepen en gepolijst op een zachtere slijpsteen. Daarna bond Diman de geslepen bijl door middel van rotan boven op een houten steel die de vorm van het getal zeven had. De bijl was nu klaar voor gebruik. Verder spreken we ook onze dank uit aan het adres van de heer Just van Toor (Zending Gereformeerde Gemeenten) en mevrouw Jannie Kra- nendonk-Gijssen (Uitgeverij De Banier), die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van dit boek. Waxhaw, North Carolina, juli 2016 Dr. Dick Kroneman Bewoners van Papoea nemen met weinig genoegen. 14
Tijdens het slaan van de stenen begon Diman vaak spontaan te zingen. Die liederen gingen dan meestal over het zoeken van geschikte ruwe stenen in de noordelijke beddingen van de Ei-rivier. Vóór de komst van het Evangelie en vóór zijn bekering riep Diman altijd een vrouwelijke geest aan om het vinden van geschikte bijlstenen te bevorderen: ‘Moeder, oudere zuster, geef mij uw stenen. Open uw baarmoeder, beval van uw stenen, zodat ik ze kan vinden in de rivierbedding.’ Contact met de vrouwelijke geest Diman had als hoofdman van de plaatselijke Balyo-clan een bijzondere band met een vrouwelijke geest. Dat contact had hij vroeger nodig om ervoor te zorgen dat er voldoende ruwe bijlstenen zouden worden gevonden. Hij en de andere leden van zijn clan hadden daar economisch belang bij. De vrouwelijke geest waarmee Diman contact had, had in veel opzichten een slechte invloed op hem. Soms raakte hij in trance en had hij allerlei bijzondere geesteservaringen. Daarin zag hij de vrouwelijke geest, de schutsvrouw van zijn clan, die hem uitnodigde om mee op jacht te gaan. Samen met de vrouwelijke geest vloog hij dan door de lucht naar andere dorpen en valleien, op zoek naar prooi, op zoek naar mensenvlees. Soms namen de beide jagers ook wel genoegen met het ongemerkt stelen van voedsel. Tijdens een van die geesteservaringen had Diman gezien dat zich ver naar het westen vuurspuwende bergen bevonden. Door invloed van de vrouwelijke geest had Diman geestelijke krachten ontvangen waardoor hij andere mensen schade kon berokkenen. Daarnaast had hij ook de gave om de toekomst te voorspellen en om zieke mensen beter te maken. Dat laatste ging gepaard met allerlei rituelen en toverformules, waarna uiteindelijk vaak een stenen bijl of een bamboepijl uit het zieke lichaamsdeel van de patiënt tevoorschijn kwam. Een lichaam vol littekens Diman was verder een geoefende krijger die zijn mannetje stond in de vele gevechten en schermutselingen met mensen uit andere dorpen, of uit zijn eigen dorp. De oorzaak of inzet van de strijd was vaak het Stenen bijlen speelden een belangrijke rol in het leven van Diman en andere Papoea’s die zo’n veertig jaar geleden nog helemaal in het stenen tijdperk leefden. Stenen bijlen werden gebruikt om bomen te kappen, hout te bewerken, tuingrond te bewerken en pandanusvruchten open te splijten. Verder waren stenen bijlen een waardevol ruilmiddel en een standaardonderdeel van de bruidsprijs die de familie van de bruidegom moest betalen aan de familie van de bruid. Ten slotte werden stenen bijlen ook gebruikt als wapen in de altijd maar voortdurende oorlogen tussen de dorpen en valleien in het binnenland. Diman had altijd veel bekijks wanneer hij en zijn collega’s neergehurkt zaten voor het mannenhuis of midden op het dorpsplein om daar hun kunst te vertonen. Elke slag met de slagsteen ging in de regel gepaard met het noemen van de naam van een nabije of verre voorvader. Dat was dan altijd een voorvader die de kunst van het bijlenslaan ook machtig was geweest en die daarom ook fungeerde als schutsheer van het bijlen- makersgilde. Stenenbijlenmakers samen aan het werk. 16 17
bezit van vrouwen, varkens en tuingrond. Daarover bestond vaak veel onenigheid. De meest voorkomende manier om de zaak te beslechten was om elkaar aan te vallen. Dat leidde dan vaak tot een vicieuze cirkel van geweld, waarbij alle partijen hun best deden om de onderlinge stand van het dodental in ieder geval gelijk te maken en om bij voorkeur een betere score te behalen dan de tegenstander. Dimans lichaam zat vol met littekens. De meeste zaten op zijn rug en sommige op zijn benen. Tijdens Dimans wekelijkse bezoeken aan de schrijver in Langda wisselden we vele jaren uitvoerig van gedachten over allerlei zaken die verband hielden met de taal en cultuur van de Una-be- volking. Soms kwamen dan ook de littekens op zijn lichaam ter sprake. Achter elk litteken zat een verhaal. ‘Nikwit (vriend), zie je dit litteken hier op mijn rug? ’ vroeg hij dan steevast, terwijl hij wees op een litteken dat de inslag van een stenen bijl verried. ‘Deze wond heb ik opgelopen toen ik een vrouw had geroofd en haar man mij met een bijl te lijf ging.’ ‘En zie je dit litteken? Hier ben ik geraakt door een pijl toen we oorlog voerden met de mensen uit Larye.’ Diman zat dan echt op zijn praatstoel en vertelde uitvoerig over de achtergrond van elke gebeurtenis. Aan het einde gekomen van zijn ‘show and tell’-verhaal knoopte hij er vaak direct een toepassing aan vast. ‘Al deze littekens zijn een blijvende herinnering aan mijn zondige verleden. Door de komst van het Evangelie is mijn leven echter helemaal veranderd. De Heere heeft mijn zonden vergeven. Door de wonden van de Heere Jezus en door Zijn bloedstorting aan het kruis van Golgotha heb ik vergeving en verlossing ontvangen. Vroeger was ik blind en leefde ik in duisternis, maar nu mag ik leven in het licht.’ Ongeveer een jaar vóór zijn onverwachte overlijden vertelde Diman de schrijver tijdens een van zijn wekelijkse bezoeken over een recent bezoek dat hij aan Wamena had gebracht. Op uitnodiging van de Indonesische overheid gaf hij daar met een aantal collega’s een demonstratie over hoe men vroeger stenen bijlen maakte. Tijdens dat bezoek had hij ook een fi lm gezien over het lijden en sterven van de Heere Jezus. ‘Wat vind je daar nu van? ’ vroeg hij. ‘Is het eigenlijk wel goed om naar zo’n fi lm te kijken? Sommige predikanten en zendelingen zeggen dat je daar niet Een Una man in vol ornaat. 19
Diman de stenenbijlenmaker uit Langda bleef ook na ontvangen genade nog een mens met tekorten en gebreken, zoals ieder kind van God trouwens. Maar de veranderingen in zijn leven zijn een blijvend getuigenis van het vernieuwende werk van Gods Geest in de binnen- landen van Papoea door middel van de prediking van het Evangelie. Diman Balyo (1940-2001) was de hoofdman van het dorp Sang- kulmekwandam bij Langda. Hij was een van de kundigste stenenbijlenmakers. Hij kwam enkele jaren na de komst van het Evangelie tot geloof. Vanaf 1989 tot kort voor zijn overlijden was hij een belangrijke taal- en cul- tuurinformant voor de familie Kroneman in Langda. naar mag kijken, omdat het allemaal toneelspel is.’ Zonder een antwoord af te wachten, ging hij verder: ‘Ik weet niet of het goed of slecht is. Maar toen ik in die fi lm de verbeelding van het lijden en sterven van de Heere Jezus zag, realiseerde ik me voor het eerst hoeveel het de Heere Jezus gekost heeft om ook mij te verlossen uit de macht van de zonde en van de duivel. Ik kon toen niet langer naar die fi lm kijken. Ik ben vlug weggelopen naar een stille plek en heb daar gehuild over mijn zonden.’ Terwijl hij dat zei, liepen de tranen over zijn wangen. Dat was de eerste en de laatste keer dat de schrijver Diman heeft zien huilen. Een helder getuigenis Voor Diman waren dit niet alleen maar woorden of emoties. Hij leefde er ook naar. Hij kwam trouw naar de kerk en hij was ook erg betrokken bij het Bijbelvertaalwerk in de Una-taal. Hij waarschuwde jongeren en ouderen voor de verleidingen in de stad en in het binnenland. Diman was daarbij niet bang om ook aan buitenstaanders (via tolken) getuigenis te geven van zijn geloof. Vanwege zijn vakkundigheid op het gebied van stenen bijlen slaan kwam hij af en toe in contact met archeologen en cultureel antropologen die vanuit de Verenigde Staten of vanuit Europa naar Langda op expeditie kwamen. Verder begeleidde hij soms toeristen die vanuit Langda door het steile berglandschap naar een ander dorp wilden lopen. Voorafgaand aan de gezamenlijke maaltijden vroeg Diman dan altijd gelegenheid om te bidden en ging hij daarbij zelf hardop voor. Tijdens één bepaalde gelegenheid had de (westerse) reisleider hem gevraagd: ‘Waarom bid je eigenlijk? Ik zie je God helemaal niet. Waar is hij eigenlijk? ’ Dimans antwoord was helder en beslist: ‘Vriend, ik zag u net telefoneren met de satelliettelefoon om te zeggen dat u veilig bent aangekomen in het binnenland. En ik hoorde anderen ver weg met u praten. Ik vertel u toch ook niet dat ik niet geloof dat u zojuist met mensen ver weg gepraat hebt? Ik heb ze niet gezien, maar ik heb hun stem wel degelijk gehoord. Zo is het ook met God. We zien Hem niet, maar we horen Hem wel in Zijn Woord. En Hij hoort ons ook, als we tot Hem bidden.’ 20 21