6 Heel lang geleden maakte de Here God de hemel en de aarde. In de hemel ging Hij Zelf wonen, samen met de Here Jezus. De Here Jezus is de Zoon van God. De engelen mochten er ook wonen. De engelen zijn knechten van de Here God. In de hemel was alles fijn en mooi. Maar op de aarde was het nog niet mooi. Daar was alles door elkaar: de lucht, de zee en het land. En het was er helemaal donker! ‘Laten We mensen gaan maken, ’ zegt de Here God tegen de Here Jezus. ‘De mensen mogen op de aarde wonen. Maar dan moet de aarde eerst ook mooi gemaakt worden. ’ Op de eerste dag maakt de Here God het licht op de aarde. Dan kunnen de mensen straks wat zien. Op de tweede dag maakt Hij de wol- ken en de mooie blauwe lucht. Op de derde dag maakt de Here God de zee, de meren en het land. Dan kun- nen de mensen straks op het land wonen en met een bootje op het meer varen. De Here God maakt ook het gras, de bloemen en de bomen. Het is nu al heel mooi op de aarde! Op de vierde dag maakt de Here God de zon, de maan en de sterren. Overdag kunnen de mensen dan lekker in het zonnetje zitten. En ’s nachts kunnen ze naar de sterren kijken. Als de maan schijnt, is het niet zo donker ’s nachts. Maar het is nog wel heel stil op de aarde. Daarom maakt de Here God op de vijfde dag de vogels. Die vliegen door de blauwe lucht. Ze maken hun nestje in de bomen. En ze zingen een vrolijk liedje. De Here God maakt ook de vissen. De grote walvis die in de zee zwemt. En de kleine goudvis die in de vijver zwemt. Nu is het niet zo stil meer. Maar er moeten nog meer dieren komen! Daarom maakt de Here God op de zesde dag alle andere dieren. De leeuwen, de beren en de olifanten. De koeien, de paarden en de lammetjes. En ook de heel kleine diertjes: de bijen, de torren en de spinnen. De vogels zingen in de bomen. De vlinders vliegen naar de bloemen. En de giraffen eten de blaadjes van de bomen. Ze kunnen de bovenste blaadjes nog pakken, omdat ze zo’n lange nek hebben! De leeuwen spelen met de herten. En de poes speelt met de muis. 1. De Schepping. Wie maakte alles? Genesis 1
7 ‘Dan gaan We nu mensen maken, ’ zegt de Here God. ‘De mensen mogen op de dieren passen. En ze mogen voor alles zorgen. ’ De Here God maakt een man en een vrouw. De man heet Adam en de vrouw heet Eva. Adam en Eva mogen in een prachtige tuin wonen. Die tuin heet het Paradijs. Adam en Eva zijn blij en gelukkig! Dan is de zesde dag ook voorbij. De Here God bekijkt alles wat Hij heeft ge - maakt. Hij vindt het heel mooi! Op de zevende dag gaat de Here God uitrusten. Hij geniet van alle mooie dingen die Hij heeft gemaakt. Van de bomen, de bloemen en de dieren. Maar de mensen, Adam en Eva, vindt Hij het allermooiste. Daar kan Hij mee praten. Hij kan hun vertellen dat Hij van hen houdt. En dat Hij altijd voor hen zal zorgen! De Here God zegt tegen Adam en Eva: ‘Jullie moeten altijd goed naar Mij luisteren. Jullie moeten doen wat Ik zeg, jullie moeten gehoorzaam zijn. Ik heb alles gemaakt. Ik weet alles. Ik weet wat goed is voor jullie en wat niet goed is voor jullie. ’
8 In het Paradijs, die mooie tuin waar Adam en Eva wonen, staan veel bomen. Daar zitten heerlijke vruchten aan. Ap- pels en peren, pruimen en perziken. Die vruchten mogen Adam en Eva opeten. Er staat één boom, daar zitten ook mooie vruchten aan, maar dáár mogen Adam en Eva niet van eten. Dat heeft de Here God gezegd. Hij heeft gezegd: ‘Als jullie die vruchten eten, worden jullie ongelukkig en gaan jullie dood. Blijf er dus van af!’ Op een dag wandelt Eva in de tuin. ‘Wat is het hier mooi, ’ denkt ze. ‘Wat is de Here God knap dat Hij dit allemaal heeft gemaakt!’ Ze komt bij de boom waar ze niet van mogen eten. Opeens ziet ze een slang. Daar is ze niet bang voor. Eva is voor geen enkel dier bang. Ze weet niet eens wat dat is: bang zijn! De slang begint te praten. Hij zegt tegen Eva: ‘Heeft God tegen jullie ge - zegd dat jullie geen appels en peren en pruimen mogen eten van de bomen? ’ ‘Welnee, ’ zegt Eva. ‘We mogen van alle bomen in de tuin eten. Alleen van deze ene boom mogen we niet eten. Als we daarvan eten, gaan we dood. ’ De slang zegt: ‘Nou, dan heeft God jullie mooi voor de gek gehouden. Je gaat helemaal niet dood. Als je de vruch- ten van deze boom eet, word je net zo knap als God. En dat wil God niet!’ Wat een gemene slang, hè? Eva denkt: ‘Zou het waar zijn wat de slang zegt? Kan ik net zo knap worden als de Here God? ’ Ze kijkt naar de boom. Wat zien die vruchten er heerlijk uit! Ze plukt er één. Dat mag toch wel? Wat ruikt hij heerlijk! O, domme Eva. Pas toch op. Luister niet naar de slang. Je weet toch wat de Here God heeft gezegd! Maar Eva eet de vrucht op, helemaal! Is ze nu net zo knap als de Here God geworden? Nee! Eva voelt zich opeens heel ongelukkig. En ze weet dat de slang heeft gelogen! Eva plukt nog een vrucht van de ver - boden boom. En die geeft ze aan Adam. ‘Eet jij er ook één, ’ zegt ze. En Adam luistert naar Eva. Adam weet heel goed dat de Here God heeft gezegd dat ze die vruchten niet mogen eten. Maar Eva heeft het toch gedaan. En daarom doet Adam het ook. Hij eet de vrucht op! Nu zijn ze allebei ongelukkig. Alles is anders geworden. Ze zijn verdrietig en bang! Adam vindt het opeens raar dat hij geen kleren aan heeft. Vroeger vond hij 2. Adam en Eva zijn ongehoorzaam Genesis 3
9 dat niet raar. Maar nu wel! Hij schaamt zich voor Eva. En Eva schaamt zich voor Adam, want zij heeft ook geen kleren aan. Ze plukken bladeren van de bomen en daar maken ze rokken van. Nu zijn ze niet zo heel erg bloot meer. Als het avond is, komt de Here God in de tuin. Adam en Eva worden nog banger! Ze verstoppen zich tussen de struiken. Maar de Here God roept hen: ‘Adam en Eva, waar zijn jullie? ’ Nu moeten ze wel tevoorschijn komen. De Here God zegt: ‘Waarom zijn jullie zo bang? Hebben jullie soms van de boom gegeten waar jullie niet van mochten eten? ’ Adam zegt: ‘Ja, maar Eva heeft mij een vrucht gegeven en toen heb ik hem opgegeten. ’ En Eva zegt: ‘Het is de schuld van de slang. Die zei dat het wel mocht. ’ De Here God is erg boos op de slang. Maar Hij is nog bozer op de satan. Want de satan heeft de slang naar Eva gestuurd. De satan is een slechte, gemene engel. Vroeger was de satan een belang- rijke knecht van de Here God. Maar toen werd hij jaloers op God. Hij wilde net zo knap zijn als God. En daarom mocht de satan geen knecht meer van Hem zijn. Hij is nu de vijand van God. En hij wil alles stukmaken wat de Here God mooi gemaakt heeft.
10 De satan heeft de slang naar Eva gestuurd. En hij is blij dat Adam en Eva nu ongelukkig zijn. Nu mogen ze niet meer dicht bij God in het Paradijs wonen. De Here God moet hen straffen. En dat vindt die slechte engel fijn! Wat is dat erg, hè? Ja, Adam en Eva krijgen straf om - dat ze ongehoorzaam zijn geweest. Ze mogen niet meer in het Paradijs wonen. Adam moet nu heel hard werken om eten te krijgen. Ze zullen veel verdriet hebben. En ze zullen ziek worden. Ze zullen ook een keer sterven. Maar de Here God belooft hun ook iets moois. Eva zal kinderen krijgen. Die kinderen zullen ook weer kinderen krijgen. En over een hele poos zal er een bijzonder Kindje geboren worden. Dat is de Here Jezus! De Here Jezus woont nu nog bij de Here God in de hemel. Maar over een hele poos zal Hij als een baby op de aar -de komen. En als Hij groot geworden is, zal Hij die boze engel, de satan, straffen! De Here Jezus zal ervoor zorgen dat de satan de mensen niet meer ongeluk- kig kan maken. De Here Jezus zal er ook voor zorgen dat de Here God weer dicht bij de mensen kan zijn die van Hem houden. Als Adam en Eva dát horen, worden ze weer een beetje blij! De Here God maakt nu Zelf kleren voor hen. Hij maakt die kleren van het vel van een dier. Omdat Adam en Eva ongehoorzaam zijn geweest, moet er een dier sterven! Er zijn nu ook dieren die andere die- ren opeten. De leeuw jaagt op het hert. En de poes maakt de muis dood. Wat een verdrietige dingen allemaal! Maar toch houdt de Here God nog van Adam en Eva. Hij zorgt ook nog voor hen. En over een hele poos komt alles weer goed!
11 Adam en Eva krijgen een zoontje. Daar zijn ze heel blij mee! Ze noemen hem Kaïn. Ze krijgen nog een zoon en die noemen ze Abel. Adam en Eva vertellen aan de jon - gens dat ze vroeger in het Paradijs heb- ben gewoond. Toen waren ze dicht bij de Here God. Ze waren daar heel gelukkig. Adam vertelt ook dat ze ongehoor - zaam zijn geweest. En dat de Here God hen toen heeft weggestuurd uit het Para- dijs. Maar de Here God heeft beloofd dat Hij nog wel voor hen zal zorgen. Adam leert de jongens hoe ze op het land moeten werken. En hoe ze voor de schapen moeten zorgen. Hij leert hun ook hoe ze een altaar moeten maken en hoe ze een offer moe - ten brengen aan de Here God. Adam stapelt een heleboel grote stenen op elkaar. Dat is het altaar. Op dat altaar legt hij takken. Dan gaat Adam een dier slachten. En dat dier legt hij op de takken. De takken steekt hij in brand zodat het een vuurtje wordt. Dat is dan het offer. De Here God heeft gezegd dat ze zó een offer moeten brengen. Dat vindt de Here God fijn. Dan ziet Hij dat de mensen aan Hem denken en dat ze van Hem houden. Kaïn en Abel worden groot. Kaïn is boer. Hij zaait koren op het land. Als het koren rijp is, gaat hij er meel van maken. En van het meel gaat hij brood bakken. Abel is schaapherder. Hij heeft veel schapen en lammetjes. Die mogen gras 3. Kaïn en Abel Genesis 4
12 en heide eten. Abel zorgt goed voor de schapen. Op een dag gaan Kaïn en Abel allebei een altaar maken en een offer brengen aan de Here God. Abel slacht een schaap, en dat offert hij aan God. Abel houdt veel van de Here God. God zorgt zo goed voor hem! Abel is dankbaar en gelukkig. En daar - om brengt hij dat offer aan de Here God. Kaïn brengt ook een offer. Maar Kaïn legt koren op het altaar en dat steekt hij in brand. Dat is niet een goed offer. Maar dat kan Kaïn niets schelen. Kaïn houdt niet van de Here God. Kaïn denkt dat hij alles zelf wel kan. Hij heeft God niet no- dig. Daarom is Kaïn ongelukkig. Zonder de Here God kun je niet gelukkig zijn! Kaïn ziet dat Abel wel gelukkig is. Dan wordt hij jaloers op zijn broer. Hij maakt steeds ruzie met Abel. En op een dag gaat hij vechten met hem. Hij slaat hem zo hard dat Abel stil op de grond blijft liggen. Kaïn heeft zijn broer dood - geslagen! O, wat schrikt hij. Hij rent hard weg. Maar de Here God heeft alles gezien. Hij zegt tegen Kaïn: ‘Waar is je broer? ’ Kaïn zegt heel brutaal: ‘Dat weet ik niet, hoor. Ik hoef toch niet op mijn broer te passen? ’ De Here God is heel boos op Kaïn. Hij zegt: ‘Ik heb wel gezien dat jij Abel hebt doodgeslagen. Voor straf zul jij nog harder moeten werken dan je vader Adam om eten te krijgen. En niemand zal jou meer aardig vinden!’ Dat is erg voor Kaïn, maar het is zijn eigen schuld. Adam en Eva zijn heel verdrietig als ze zien dat Abel dood is. Kaïn is weg- gevlucht. Die zien ze ook niet meer. Gelukkig krijgt Eva na een poosje weer een zoon. Deze zoon noemen ze Seth. Seth houdt veel van de Here God, net als Abel vroeger. Adam en Eva krijgen nog meer kinderen, jongens en meisjes. Adam en Eva worden heel oud. Ze krijgen ook kleinkinderen. Dan zijn Adam en Eva grootvader en groot- moeder.
13 Weet je nog dat Adam en Eva veel kinderen en kleinkinderen kregen? Die kleinkinderen krijgen ook weer kinderen. En nu wonen er al heel veel mensen op de aarde. Maar het gaat niet goed met die mensen! Ze houden niet van de Here God. Ze doen nare dingen. God heeft al vaak gezegd dat ze dat niet mogen doen. Maar ze doen het toch. Ze zijn ongehoorzaam. Dat vindt de Here God erg verdrietig. Hij zegt: ‘Zó kan het niet langer. Deze slechte mensen mogen niet meer op de aarde wonen. ’ Gelukkig is er één man die wel van de Here God houdt. Dat is Noach. Noach is gehoorzaam. Hij doet altijd wat de Here God zegt. Noach heeft drie zonen: Sem, Cham en Jafeth. Die zonen zijn ook getrouwd, maar ze hebben nog geen kinderen. Op een dag zegt de Here God: ‘Noach, jij moet een groot schip bouwen. Je drie zonen moeten je helpen. Ik zal je precies vertellen hoe je dat schip moet maken. Het wordt een heel bijzonder schip; het wordt een ark. Ik zal je ook vertellen waarom je die ark moet bouwen. Ik zal het heel hard laten regenen, zodat alles onder water komt. De huizen, de bomen en zelfs de bergen! Alle mensen zullen verdrinken, maar jij niet! Jij mag samen met je vrouw en je drie zonen in de ark. De vrouwen van je zonen mogen er ook in. Dan zijn jullie met z’n achten. ’ Maar waarom moet dat schip dan zo groot worden? Als ze met z’n achten zijn, kunnen ze toch wel in een klein bootje? Nee, dat kan niet, want er gaan ook veel dieren mee. Als alles onder water komt, zullen de dieren ook verdrinken. Dan zijn er geen dieren meer op de aarde. En dat wil God niet! Daarom moeten er van alle soorten dieren twee in de ark. Een mannetje en een vrouwtje. Er gaat ook veel eten mee voor de mensen en de dieren. Ze moeten wel een jaar in de ark blijven. En daarom moet dat schip zo groot worden! Noach is gehoorzaam. Hij gaat met- een aan het werk met zijn zonen. Ze hakken bomen om en daar zagen ze planken van. En dan gaan ze aan het timmeren. Ze maken het schip net zoals de Here God het zegt. In het midden komt een heel grote deur, want de olifanten moeten ook naar binnen kunnen. En boven in het schip komt een raam, anders is het er zo donker. 4. Noach Genesis 5-10
14 Ze doen er heel lang over om het schip klaar te krijgen. De mensen komen kijken. Ze zeggen verbaasd: ‘Wat ben jij toch aan het doen, Noach? Wie bouwt er nu een groot schip midden op het land? Er is hier niet eens water! Hoe kun je dan varen? ’ Noach vertelt de mensen dat de Here God het heel hard zal laten rege- nen, zodat alles onder water komt. Alle mensen en dieren zullen verdrinken. Noach zegt tegen de mensen: ‘Als jullie de Here God vertellen dat jullie er spijt van hebben dat jullie zo ongehoorzaam zijn geweest, mogen jullie ook vast wel in de ark. ’ Maar de mensen geloven Noach niet. Ze lachen hem uit. En ze lachen de Here God ook uit. Ze gaan gewoon door met nare dingen doen! Eindelijk is de ark klaar. Noach brengt het eten naar binnen. Ook stro, waar de dieren op kunnen liggen. Dan komt er een paard aanlopen en nog één. Een mannetjespaard en een vrouwtjespaard. Ze stappen samen in de ark. Even later komen er twee apen aan- rennen. Die klauteren ook naar binnen. Dan twee herten, twee leeuwen en twee beren. Ze stappen allemaal in de ark. De vogels vliegen naar binnen. Twee ooie- vaars, twee mussen en twee papegaaien. Van alle soorten dieren gaan er twee in de ark. De dieren doen elkaar geen kwaad. Ze gaan rustig naar binnen. De Here God is de baas over de dieren, dat kun je wel zien! Als alle dieren in de ark zijn, gaan Noach en zijn vrouw ook naar binnen. Sem, Cham en Jafeth, met hun vrouwen, gaan erin. Dan is iedereen in de ark. De Here God doet Zelf de deur dicht. Na een poosje begint het te regenen. Eerst zachtjes, maar dan steeds harder en harder. Er komen plassen op de
15 grond. En die plassen worden groter. Het lijkt wel een meer! De ark begint al een beetje te drijven. En het regent maar door. De huizen komen onder water en de bomen ook. Het schip gaat nu varen. Noach kan het niet sturen, maar dat doet de Here God Zelf wel. De mensen zitten veilig in de ark. Het regent wel veertig dagen! Dan zitten ook de hoogste bergen onder water. De hele wereld is één grote zee geworden. En op die zee vaart de ark. Eindelijk houdt het op met regenen. Maar het duurt nog heel lang voor al dat water een beetje in de grond is gezakt. Eerst komen de bergen weer tevoor - schijn. De ark vaart tegen een berg aan en daar blijft hij vastzitten. Noach denkt: ‘Hoe lang zal het nog duren voor de bomen weer boven water komen? ’ Hij kan het zelf niet zien, want het raam zit te hoog. Maar hij kan het raam wel opendoen. Noach haalt een grote zwarte vogel, een raaf, uit zijn hok. En die raaf laat hij door het raam naar buiten vliegen. De raaf vliegt een poosje heen en weer. En dan verdwijnt hij. Hij heeft ergens eten gevonden en een plekje om uit te rusten. Raven zijn sterke vogels! Nu pakt Noach een duif. Die laat hij ook naar buiten vliegen. Maar de duif komt terug. Ze kan geen zaadjes vinden op de grond. Het is nog te nat. Na een week laat Noach de duif weer wegvliegen. ’s Avonds komt ze toch terug, maar ze heeft iets meegenomen in haar bek. Een groen blaadje van een boom. Gelukkig, de bomen krijgen al weer nieuwe blaadjes. Als Noach een week later de duif nog een keer laat vliegen, komt ze niet meer terug. Ze heeft zelf eten gevonden op de grond. De aarde is opgedroogd!
16 De Here God zegt: ‘Komen jullie er nu maar weer uit. Alle dieren mogen er ook uit. Jullie kunnen weer op de aarde wonen. ’ Wat zijn ze gelukkig als ze naar bui - ten stappen! De dieren rennen meteen weg. De apen klauteren in de boom. En de vogels zingen een vrolijk liedje. Noach is dankbaar en blij. Hij maakt een altaar en daarop brengt hij een offer aan de Here God. Dan ziet de Here God dat Noach van Hem houdt. Dat vindt God fijn! De Here God zegt: ‘De hele aarde is nu weer voor de mensen en de dieren. Ik zal het nooit meer zó hard laten rege- nen dat alle mensen en dieren verdrin- ken. De aarde zal nooit meer helemaal onder water komen. Dat beloof Ik! En Ik zal je laten zien dat Ik het niet vergeet. Als het regent en de zon schijnt nog een beetje, laat Ik een regenboog in de wol- ken komen. Een boog in de lucht van mooie kleuren: rood en blauw en paars en groen en geel!’ Als wij een regenboog in de wolken zien, weten wij dat de Here God eraan denkt dat Hij nooit meer de hele aarde onder water zal laten komen!
413 Inhoudsopgave Woord vooraf 5 HET OUDE TESTAMENT 1. De Schepping. Wie maakte alles? Genesis 1 6 2. Adam en Eva zijn ongehoorzaam Genesis 3 8 3. Kaïn en Abel Genesis 4 11 4. Noach Genesis 5-10 13 5. De toren van Babel Genesis 11 17 6. Abraham gaat op reis Genesis 12 19 7. Abraham en Lot Genesis 13 21 8. Abraham helpt Lot Genesis 14, 15 23 9. Hagar en Ismaël Genesis 16 26 10. Abraham krijgt bezoek Genesis 17, 18 28 11. Lot moet vluchten Genesis 19 31 12. Izak en Ismaël Genesis 21 33 13. Moet Abraham Izak weer missen? Genesis 22 36 14. Rebekka Genesis 24 40 15. Jakob en Ezau Genesis 25 44 16. Jakob bedriegt zijn vader Genesis 27 47 17. Jakob vlucht naar oom Laban Genesis 28, 29 50 18. Jakob komt weer terug Genesis 30-36 53 19. Jozef en zijn broers Genesis 37 55 20. Jozef gaat als slaaf naar Egypte Genesis 39 59 21. Jozef in de gevangenis Genesis 40 61 22. Farao heeft een droom Genesis 41 64 23. De broers van Jozef gaan naar Egypte Genesis 42 67 24. De broers van Jozef gaan nog een keer naar Egypte Genesis 43-46 70 25. Jakob gaat naar Egypte Genesis 46-50 74 * 26. Job Job 76 27. Mozes, de prins Exodus 1, 2 79 28. Mozes, de schaapherder Exodus 2 82 29. Mozes gaat naar Farao Exodus 3, 4, 5 85 30. De Here God gaat Farao straffen Exodus 7-11 88 31. De Israëlieten gaan op reis Exodus 12 91 32. Dwars door de zee Exodus 14 93 33. Brood uit de hemel en water uit de rots Exodus 16, 17 96 34. Bij de berg Sinaï Exodus 19-32 99 35. Het gouden kalf Exodus 32 102 * 36. De tabernakel Exodus 36-40 105 37. Bijna in het nieuwe land Numeri 13 108 38. Mozes en Aäron zijn ongehoorzaam Numeri 20 111 39. Giftige slangen Numeri 21 113 40. Mozes gaat naar de hemel Deuteronomium 34 115
414 41. Rachab Jozua 2 117 42. Eindelijk in het nieuwe land Jozua 3 121 43. Jericho Jozua 5, 6 123 * 44. De slimme mensen van Gibeon Jozua 9 125 45. Debora Richteren 4 128 46. Gideon Richteren 6 131 47. Gideon, de richter Richteren 7 133 * 48. Simson en het raadsel Richteren 13-16 135 * 49. Simson en Delila Richteren 16 138 50. Ruth Ruth 142 51. Samuël 1 Samuël 1 144 52. Samuël, de profeet 1 Samuël 3 147 53. De vijanden nemen de gouden ark mee 1 Samuël 4-7 149 54. Samuël en Saul 1 Samuël 7-11 152 55. Saul is ongehoorzaam 1 Samuël 13-16 155 56. David bij de schapen 1 Samuël 16 158 57. David bij de koning 1 Samuël 16 161 58. David en Goliath 1 Samuël 17 163 59. David moet vluchten 1 Samuël 18-21 167 60. Koning Saul zoekt David 1 Samuël 24, 26 169 61. David wordt koning 2 Samuël 1-6 172 62. De ark komt in Jeruzalem 2 Samuël 6, 7 174 63. David en Bathséba 2 Samuël 11, 12 177 64. Absalom 2 Samuël 15-20 179 65. Salomo wordt koning 1 Koningen 1 182 66. Salomo bouwt de tempel 1 Koningen 6-9 185 67. De koningin van Scheba 1 Koningen 10 187 68. Koning Achab en Elia 1 Koningen 16, 17 189 69. Elia en de priesters van Baäl 1 Koningen 18 192 70. Koning Achab wil een mooie tuin hebben 1 Koningen 21 195 71. Elia en Elisa 2 Koningen 2 198 72. Elisa, de knecht van God 2 Koningen 4 200 73. Naäman 2 Koningen 5 203 74. Jona, de ongehoorzame profeet Jona 1, 2 207 75. Jona gaat naar Ninevé Jona 3, 4 210 76. Koning Hizkia 2 Koningen 16-20 213 2 Kronieken 28-33 77. Koning Hizkia is ziek 2 Koningen 20 216 * 78. Jeremia Jeremia 36-40 218 2 Koningen 24, 25 79. Daniël en zijn vrienden Daniël 1 222 * 80. De droom van koning Nebukadnezar Daniël 2 224 81. De drie vrienden in de oven Daniël 3 227 82. Daniël in de leeuwenkuil Daniël 6 229 83. Esther wordt koningin Esther 1-4 233 84. Het gemene plan van Haman Esther 4-6 236 85. Mordechai en Haman Esther 6-9 238 * 86. De Israëlieten mogen terug naar hun land Ezra 241 87. Nehemia Nehemia 244
415 HET NIEUWE TESTAMENT * Het Nieuwe Testament 249 1. Zacharias en Elisabeth Lucas 1 250 2. De Here Jezus wordt geboren! Lucas 1, 2 253 3. De herders Lucas 2 256 4. Simeon en Anna Lucas 2 258 5. De wijzen uit het Oosten Mattheüs 2 260 6. Als Jezus twaalf jaar is Lucas 2 264 7. Johannes de Doper Mattheüs 3 267 Lucas 3 8. De Here Jezus kiest twaalf discipelen Johannes 1 270 9. De Here Jezus op de bruiloft Johannes 2 273 10. De discipelen gaan vissen… Lucas 5 275 11. De tempel is geen dierenmarkt! Johannes 2 278 12. Vier mannen en hun zieke vriend Marcus 2 281 13. De knecht van de Romeinse hoofdman Lucas 7 284 14. De storm op het meer Marcus 4 287 15. Een dode jongen wordt weer levend! Lucas 7 290 * 16. De Here Jezus eet bij Simon, de schriftgeleerde Lucas 7 292 17. De zieke man in Bethesda Johannes 5 295 18. Het dochtertje van Jaïrus Marcus 5 298 19. Het wonder van de vijf broden en de Marcus 6 301 twee vissen Johannes 6 20. De Here Jezus loopt over het meer Mattheüs 14 304 21. De man die blind geboren is, kan weer zien! Johannes 9 306 22. De goede herder en het ongehoorzame schaap Lucas 15 309 Johannes 10 23. De verloren zoon Lucas 15 312 24. De barmhartige Samaritaan Lucas 10 316 25. Tien melaatse mannen Lucas 17 319 26. Laat de kinderen tot Mij komen Marcus 10 322 * 27. Lazarus is gestorven… Johannes 11 324 28. Bartimeüs Lucas 18 327 29. Zacheüs, de tollenaar Lucas 19 330 30. Hosanna, de Koning komt er aan! Lucas 19 333 31. De fles met dure olie van Maria Marcus 14 336 Johannes 12 32. Judas Marcus 14 338 Johannes 12 33. Wie is de belangrijkste discipel? Mattheüs 26 341 Johannes 13 34. Het Avondmaal Lucas 22 344 Johannes 14-18 35. De Here Jezus wordt gevangen genomen Lucas 22 347 36. Bij Pilatus Lucas 22, 23 350 Johannes 19 37. De Here Jezus sterft! Lucas 23 353 Johannes 19
416 38. De Here Jezus wordt begraven Mattheüs 27 356 Johannes 19 39. De Here Jezus staat op uit het graf! Mattheüs 28 358 Johannes 20 40. De twee vrienden uit Emmaüs Lucas 24 361 41. De discipelen geloven het ook! Lucas 24 364 Johannes 20 42. De discipelen gaan weer vissen Johannes 21 367 43. De Here Jezus gaat naar de hemel Handelingen 1 371 44. Pinksterfeest, de Heilige Geest komt! Handelingen 2 374 45. De verlamde man bij de poort Handelingen 3, 4 377 46. Petrus in de gevangenis Handelingen 12 380 47. Filippus mag iemand dopen Handelingen 8 383 48. Stefanus Handelingen 6, 7 386 49. Saulus Handelingen 9 389 50. Paulus gaat op reis Handelingen 16 392 51. Paulus en Silas in de gevangenis Handelingen 16 395 * 52. Paulus en de godin Artemis Handelingen 19 398 53. Paulus gaat weer naar Jeruzalem Handelingen 21, 22 401 54. Op weg naar Rome Handelingen 27 404 55. Eindelijk in Rome! Handelingen 28 407 56. Johannes op het eiland Patmos Openbaring 410 Van de hand van J. H. Mulder-van Haeringen verscheen als vervolg op ‘De Bijbel voor jou’ ook ‘De Bijbel voor jullie’. Deze kinderbijbel is geschikt voor kinderen in de leeftijd vanaf ca. 9 jaar. In dit boek wordt verteld over het leven van bijna honderd personen uit de echte Bijbel. Mensen uit het Oude Testament die in heel verschillende tijden geleefd hebben, en mensen uit het Nieuwe Testament die allemaal in verbinding staan met de Here Jezus. Eigenlijk staat in ieder verhaal Jezus, Gods Zoon, centraal; alles gaat om Hem. De mensen hebben – de één vroeg, de ander laat – allemaal een keuze gemaakt vóór of tegen Hem. Wat de gevolgen zijn van hun keuze, wordt ook in deze verhalen beschreven.