DE KRACHT DIE HEMEL EN AARDE VERBINDT
Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door een su bsidie van de Van Coeverden Adriani Stichting
dr. Jan Veenhof De kracht die hemel en aarde verbindt De identiteit van de Geest van God als relatiestich ter Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
www.uitgeverijboekencentrum.nl Vormgeving omslag: Studio Anton Sinke (www.antonsinke.nl) Vormgeving binnenwerk: Dirk van Keulen ISBN 978 90 239 7114 6 NUR 700 © 2016 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave m ag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotoko pieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van d e uitgever.
Inhoud Ter Inleiding 9 1. Fundamentele gezichtspunten betreffende de ident iteit van de Geest 17 1.1 Het werk van de Geest weerspiegelt wat en wie d e Geest is: over de geschiedenis en draagwijdte van het woord Geest 17 1.2 Geest met hoofdletter G of met kleine letter g: de geest van God in het Oude Testament 21 1.3 De Geest van God in het Nieuwe Testament 25 1.3.1 Dubbele beweging tussen de Geest en Jezus: Jezus Christus drager en zender van de Geest. De evangeliën 25 1.3.2 De Geest is even belangrijk als Christus. De Geest en het nieuwe leven. De brieven van Paulus 29 1.4 De Geest in het belijden van de christelijke ke rk 32 1.4.1 Een kijkje in het laboratorium van de dogmag eschiedenis: de weg naar het dogma inzake de Geest 32 1.4.2 Spanningen tussen culturen en spiritualiteit en: verschil tussen Oost en West 37 1.5 De Geest kracht en persoon 40 1.5.1 De Geest een ‘iets’ of een ‘iemand’ of beide tegelijk? Geen dilemma maar verbinding 40 1.5.2 Knooppunt in de communicatie tussen ‘boven’ en ‘beneden’: de Geest en Jezus Christus 49 1.5.3 Achter de leer ligt een levensbeweging. De p laats van de Geest in de triniteit 57 1.5.4 Een kink in de theologische kabel: pneumachr istologie 59 1.5.5 Een ‘zij’ is even goed als een ‘hij’: de Gee st en de vrouwelijke dimensie in God 65 2. Het werk van de Geest in schepping en herscheppi ng 69 2.1 Schepping en bevrijding niet identiek: niet te scheiden, wel te onderscheiden 69 2.2 Het werk van de Geest in de schepping 70 2.2.1 De Geest contra Lucifer. De zichtbare wereld 70 2.2.2 De stem van het geschapene. De algemene open baring 79 2.2.3 Het leven van de ‘dode stof’. De complexe ma terie 91 2.2.4 Fijnstoffelijke lichaamsvormen – een ervarin gsfeit. De lichamelijkheid 98 2.2.5 De mens is verwant aan God. De geest van de mens 101 2.2.6 God walst niet over de mens heen. De mens al s medewerker van God 105 2 2.7 Dimensies van de hemel. De onzichtbare werel d 110
6 2.2.8 Gods engelen hebben geen vleugels nodig. De engelen en hun dienst 114 2.3 Het werk van de Geest in de herschepping 122 2.3.1 Zonder de Geest hangt het heil in de lucht. Karakter en doel van de herschepping 122 2.3.2 Petrus gaat – Paulus komt. Het Pinkstergebeu ren en zijn effecten 123 2.3.3 ‘Testament’ is hier eigenlijk ‘verbond’. Het nieuwe verbond 125 2.3.4 De Bijbel: het boek der ontmoetingen. Woord en Geest 128 2.3.5 De Geest doet wat met de Bijbel en met ons. Doorgaande openbaring 138 2.3.6 Het predikambt is geen leerambt. De Geest en de prediking 143 2.3.7 100 procent God en 100 procent de mens. Het geloof 147 2.3.8 De weg van het heil niet in een schema te va ngen. De wedergeboorte 149 2.3.9 De voorkeur in de Jezus-vroomheid. Het gebed 156 2.3.10 Zekerheid langs directe en indirecte weg. H et getuigenis van de Geest 161 2.3.11 Verschil tussen tram en trolleybus. De leve nspraktijk 163 2.3.12 Wanneer de mens hoort, spreekt God. De leid ing van de Geest 169 2.3.13 Schadelijke brandweerdienst. Het werk van d e Geest en de oppositie daartegen 173 2.3.13.1 Een summiere kenschets 173 2.3.13.2 Vormen van miskenning 174 3. De charismata 179 3.1 De ene genade waaiert breed uit: individuele en inhoudelijke verscheidenheid 179 3.2 Het gewone kan buitengewoon worden. Charisma en schepping 181 3.3 Signalen van het werk van de Geest: charismata dienen het herstel van de schepping 183 3.4 Pentecostals willen geen super-christenen zijn. De doop met de Geest 185 3.5 De weg van de Geest kent geen stopborden. De st reeptheologie 197 3.6 Handoplegging is iets anders dan massage. De ga ve der genezing 201 3.7 De taal van het onbewuste. De glossolalie 212 3.8 Het nieuwe is een kans. De profetie 214 3.9 Natuurwetten zijn geen voor-schriften maar na-s chriften. Het wonder 218 4. Het werk van de Geest in kerk en wereld 225 4.1 Verbindingsdenken in plaats van scheidingsdenke n. De kerk als gemeenschap 225 4.2 Het werk van de Geest in Europa. De wereld met haar religies en culturen 230
7 5. De Geest en de toekomst 237 5.1 Het leven wordt veranderd, niet weggenomen. De toekomst van de mens individueel 237 5.2 Afwachten combineren met verwachten. De toekoms t van de wereld 247 6. Epiloog 259 Geraadpleegde literatuur 263 Register van namen 283
Ter inleiding Een nieuw boek over de Geest van God – is daar behoefte aan? Als de schrijver van zo’n boek deze vraag opwerpt, is er wat aan de hand . Blijkbaar is die behoefte geen zaak die vanzelf spreekt. Dat is ook hier het geval . Een korte verantwoording is zeker geen overbodige luxe. Ik moet daarvoor een kl eine duik in de recente geschie- denis doen. Ruime een halve eeuw geleden begon zich een nieuwe aandacht voor de Geest door te zetten. Lange tijd daarvoor werden, a lthans in de officiële kerkelijke wereld, de leer en de ervaring van de Geest als een stiefkind behandeld. Men sprak plichtmatig en braaf in de lijn van dogma’s en conf essies over de Geest, maar in feite had men angst daarvoor en men probeerde ‘de b oot af te houden’. Maar in 1960 zette een wending in. Ze begon in de U SA, waar ze in de verschil- lende grote protestantse kerkelijke denominaties en ook in de rooms-katholieke kerk veel in beweging bracht. Enkele jaren daarna sprong die beweging over naar Europa en ging ze ook in Nederland de aandacht trekken. De ze beweging kreeg de naam ‘charismatische beweging’ en deze naam drukt exact uit, wat zij beoogde: een eer- herstel van de charismata, die in de oudste christe lijke kerk functioneerden maar in later tijd op de achtergrond waren geraakt. In deze doelstelling ligt de aansluiting met de pinksterbeweging, die ruim een halve eeuw vr oeger, in 1906, ook in de U.S.A., was ontstaan. Deze was immers al gekenmerkt door het praktiseren van de charismata, met name profetie, glossolalie en genez ing, als gaven van de Geest, die door de Geestesdoop aan de mensen ten deel valt. He t verschil is, dat de pinkster- gemeenten zich – vooral ook door de scherpe afwijzi ng van de kant van de officiële kerken – zelfstandig gingen organiseren, terwijl de charismatische beweging zich juist ten doel stelde binnen de gevestigde kerken d e charismata leven weer tot leven te brengen. Een gevolg van de charismatische beweging was, dat nu ook de wetenschappelijk- theologische bestudering van het ‘pneumatologische veld’ goed op gang kwam. Men had op brede schaal het gevoel: er is hier een vacu üm, een achterstand, en wij moe- ten proberen die achterstand in te halen en de lacu nes te vullen De praxis wekte de behoefte aan reflectie. Verheugend is het, dat deze wending ook positieve echo’s vond in de pinkstergemeenten. In hun kring is het s indsdien tot een opmerkelijke ontwikkeling van de theologische reflectie gekomen. Het kwam ook tot waardevolle ontmoetingen tussen pinkstertheologen en theologen van de traditionele kerken. Daarnaast is het treffend te zien, hoe onderzoekers , die zelf niet in de charismatische beweging participeerden, toch gestimuleerd werden d eze thematiek aan te pakken. Na 1960 is er een reeks van studies, vaak geleerde omvangrijke monografieën, ver- schenen, die gewijd waren aan de pneumatologie. Een en ander werd gestimuleerd door het feit, dat i n de jaren daarna en tot nu toe in vele sectoren van de officiële, traditionele ker ken, vooral in kerken en gemeenten met een evangelikale signatuur, elementen werden ge ïntegreerd die oorspronkelijk tot de spiritualiteit van de pentecostals en reviva l-vroomheid behoren. Ik denk met name aan de vormgeving van de erediensten en de rol van de muziek en de liederen
10 daarin. Ook deze ontwikkeling gaf en geeft impulsen aan het onderzoek. Dat doet de vraag rijzen: waarom nog eens een boek? Hebben we daar, nu al zoveel voorhanden en toegankelijk is, toch nog behoefte aa n? Het lijkt me inderdaad, dat zo’n boek aan een behoefte kan voldoen. Het gaat da arbij primair om een behoefte van mezelf. Ik voelde mij gedrongen me zelf rekensc hap te geven, wat ik vanuit mijn achtergrond bewust en onbewust zocht en wat ik op een lange weg van erva- ringen en lectuur, van onderzoek en onderwijs heb o ntdekt. De weg van het onder- zoek was tegelijk een weg van persoonlijke ontwikke ling en ingrijpende heroriënte- ring. Religieus en theologisch ben ik opgegroeid in een o rthodox gereformeerd milieu, in de vrijgemaakt gereformeerde kerk. Er was daar v eel eerbied en ook kennis van de Bijbel, het ontbrak niet aan inzet en vroomheid, maar tegelijk waren er veel span- ningen en conflicten, vooral door de nadruk op het verstandelijk verwerken van het religieuze leven met onderschatting van het gevoel. Vaak werden emotionele pro- blemen, ook tussen mensen, op het vlak van discussi es over leer en kerkbeschou- wing uitgevochten. Steeds stuitte je daarbij op een zekere reserve ten opzichte van de Geest. Opval- lend was de zorg dat het subjectieve het objectieve zou verdringen. Het objectieve was het Bijbelwoord, het subjectieve de werking van de Geest. Maar dat werken van de Geest bleef in de schaduw, als het ware ‘anoniem ’. Het werd niet of nauwelijks gethematiseerd. Men stond kritisch tegenover de bev indelijke vroomheid van de ‘zware’ gereformeerden. Ook representanten van een vrije, niet institutaire opwek- kingsvroomheid werden gewantrouwd. Men kende ze vaa k niet eens. Doordat ik tijdens mijn studie aan de Theologische Hogeschool van de Vrijgemaak- te Gereformeerde kerken in Kampen ook als freelance -journalist voor de plaatselijke pers werkte, kwam ik herhaaldelijk in aanraking zow el met bevindelijke christenen van de zware kant als met christenen van de ‘vrolij ke’ kant, zoals de leden van de vrij-evangelische gemeente, baptisten, het leger de s heils en anderen. Ik had ge- sprekken met hen en bezocht hun kerkdiensten om er een verslag voor de krant van te maken, maar ook uit nieuwsgierigheid en echte be langstelling. Er was geen kerk in het aan denominaties rijke Kampen, waarvan ik ge en diensten heb meegemaakt! Regelmatig was ik ook te vinden in de andere Theolo gische Hogeschool van Kampen, die van de Gereformeerde Kerken. Ik maakte daar allerlei evenementen mee en profiteerde van de persoonlijke contacten; l ater ook van de service van de bibliotheek. Ik duidde zojuist al indirect aan: de Geest werkte natuurlijk ook wel in mijn ge- reformeerde milieu! Ik noem als voorbeeld mijn vade r, C. Veenhof, die heel existen- tieel preekte en in zijn colleges over predikkunde zijn studenten daartoe stimuleerde. Het persoonlijk element, het ervaringselement, ontb rak nooit. Hij verzette zich ook tegen het schema objectief-subjectief. Maar voor zo ver ik mij kan herinneren gaf hij geen speciale aandacht aan de Geest. Het pinksterfe est belichtte hij graag als Chris- tusfeest. Toen ik de dogmatiek moest bestuderen, vond ik in d e boeken van G.C. Berkou- wer een zeer welkome gids. Typerend voor hem was he t beginsel, dat hij zelf typeer-
11 de als de correlatie van geloof en openbaring. Hij liet zien dat de openbaring van God geen ‘mededelingen’ geeft maar in alles, wat te r sprake komt, gericht is op het hart van de mens, ‘mikt’ op geloof. Hij betoogde da t met zoveel gedrevenheid en engagement, dat je van binnen daardoor geraakt werd . Intussen: ook Berkouwer heeft de Geest niet tot een eigen thema gemaakt. La ter ontdekte ik, dat anderen dat wel deden, bijvoorbeeld iemand als A.A. van Ruler, die ik steeds beluisterde als hij voor de radio (N.B. de AVRO-microfoon!) zijn Bijbel lezingen hield. Voor mijn verdere bezinning was de studie voor mijn proefschrift over Herman Bavinck en de zogenoemde ethische theologen van vee l betekenis. Bavinck worstel- de steeds met de verhouding Woord-Geest, streefde n aar een verbinding van kennis en leven. Ik ontdekte, dat de ethischen in hun plei dooi voor een existentiële (want dat betekent de kwalificatie ‘ethisch’ bij hen eige nlijk) theologie steeds de betekenis van de ‘Geest’ en van ‘geestelijk’ onderstreepten t egenover het juridisch-letterlijke. En verder ontdekte ik, dat ook de moderne theologie vanuit eigen vooronderstellin- gen de betekenis van de ‘Geest’ voor theologie en r eligie onderstreepte. Als docent aan het theologische opleidingsinstituut van St. Chrischona bij Bazel leerde ik de spiritualiteit van het nieuwere piëtis me en de opwekkingsbeweging heel goed kennen. Ook daarin speelt de Geest een gewicht ige rol. Ik had het geluk in Bazel gedurende de jaren 1966-1968 nog de laatste S eminare van Karl Barth te kun- nen meemaken. Zoals bekend heeft Barth in die laats te fase een verrassende ver- klaring afgelegd, namelijk dat hij, als hij nog een s moest beginnen, dan zou inzetten bij de pneumatologie in plaats van de christologie, die hij al die jaren daarvoor als uitgangspunt had gekozen. Ook in die Seminare kwam deze koerswijziging hier en daar tot uiting. In Bazel werd ik verder geboeid do or de Nederlandse prof. H. van Oyen, die zijn ethiek ontvouwde vanuit het motief v an wat hij noemde de ‘Anwalt- schaft des Geistes’. Hij gaf daarbij een uitwerking en toepassing van wat het evange- lie van Johannes zegt over de Geest als parakleet – een betiteling, die zoveel bete- kent als advocaat, getuige. Dat uitgangspunt heeft mij gepakt. Toen ik in 1973 ik aan de Vrije Universiteit benoem d werd tot opvolger van Berkouwer, viel de keuze van een thema voor de inau gurele rede mij dan ook niet moeilijk: de parakleetbelofte in het evangelie van Johannes en haar theologische be- tekenis. Dit thema hielp mij in mijn werk. Het was een tijd, waarin de golven van de discussies aan de faculteit soms hoog opsloegen. Ik denk aan de theologie van de bevrijding en de invloed van het marxisme, het femi nisme met zijn indringende vra- gen en in dat alles de relevantie van theologie en godsgeloof in het leven van samen- leving en maatschappij. De faculteit had uiteraard ook te maken met de ingrijpende veranderingen die zich binnen het leven der kerken, landelijk en plaatselijk, voorde- den. Het kwam er voor mij op aan te midden van al d ie bewegingen en stromingen een eigen weg te vinden. De omgang met de studenten was daarbij een sterke stimu- lans. Waardevol werd voor mij het contact met de Charisma tische Beweging in Neder- land. Ook de CWN, zoals de naam wordt afgekort, is een onderdeel van de grote in- ternationale beweging, die ik tevoren heb genoemd. Hier trof ik een organisatie aan, die voluit oecumenisch van opzet was, open stond vo or nieuwe vragen in de samen- leving en die theologische bezinning bewust met spi ritualiteit wilde verbinden. De
12 charismata kwamen tot gelding in samenkomsten en conferenties. Ze waren ook thema van besprekingen, intensief en geconcentreerd , tegelijk gekenmerkt door de bereidheid over en weer van elkaars ervaringen en i nzichten te leren. Naast en na de pionier Karel Kraan was iemand als Wim Verhoef een stuwende kracht voor de actie en de reflectie. Samen met mijn vrouw Marianne, afk omstig uit Bazel en al heel gauw geïntegreerd in de Nederlandse situatie, heb i k van harte in de CWN meege- werkt. In die periode kon ik de inzichten, die ik a anvankelijk al had, nader toetsen en uitwerken (soms ook corrigeren!). Daarbij heb ik va nzelfsprekend geprofiteerd van de bezinning in de CWN en de verwante bewegingen in het buitenland. Wat ik aan gesprekken en publicaties – ik denk bijvoorbeeld aa n de bijdragen van Martien Par- mentier – aan die Charismatische Beweging te danken heb, zal in deze studie blij- ken. Als docent aan de Vrije Universiteit heb ik het ver meden de pneumatologie tot mijn stokpaardje te maken, maar ik liet het niet lo s. Belangrijk was voor mij, als uit- daging en bemoediging, het werken en leven in de th eologische faculteit van de VU. Kostbare herinneringen bewaar ik aan de vakgroep do gmatiek, waarin wij aan de hand van de lectuur van fundamentele teksten onze g edachten en ervaringen konden uitwisselen. Ik denk ook graag terug aan wat ik op het gebied van de pneumatologie te danken heb aan oudere vakcollega’s van andere fa culteiten als Henk Berkhof en Piet Schoonenberg. We ontmoetten elkaar ook binnen de CWN, waar zij hun waar- devolle bijdragen leverden. Ik beschouw het als een voorrecht dat ik de gelegen heid kreeg de studie ook in in- ternationale verbanden te beoefenen. In samenhang h iermee wil ik graag vermelden, dat ik kostbare herinneringen bewaar aan de samenko msten van een internationale studiegroep van pentecostal en reformed theologen, georganiseerd door de Wereld- bond van Hervormde en Gereformeerde Kerken (WARC). Voordien ben ik geruime tijd afgevaardigde geweest naar de Conferentie van Europese Kerken. Ook daar was belangstelling voor het werken van de Geest, specia al in de Oosters-orthodoxe ker- ken. Natuurlijk was het voor mij een zaak van voldoening en vreugde, dat in de theo- logische faculteit van de Vrije Universiteit een le erstoel voor charismatische theolo- gie werd ingesteld. Mijn opvolger Aad van Egmond he eft zich daarvoor van harte ingezet. Kees van der Kooi heeft daaraan door onder wijs en onderzoek een duidelijk inhoudelijk profiel gegeven, terwijl Martien Brinkm an ook als toenmalig decaan deze activiteiten ondersteunde en stimuleerde. Vanaf 1990 heb ik opnieuw in Zwitserland gewerkt. N a de lange academische periode voelde ik de drang naar ervaringen in de pr aktijk van het pastoraat. In de Reformierte Kirche van Thun vond ik wat ik zocht: d e mogelijkheid om verworven inzichten proefondervindelijk te toetsen op hun bru ikbaarheid! De omgang met de mensen in allerlei levenssituaties heeft mij verder gebracht. Belangrijk was de mo- gelijkheid in de kerkgemeente een dienst van handop legging te starten, die nu al meer dan vijftien jaar en blijkens de echo’s en rea cties zegenrijk functioneert. In deze periode heb ik trouwens de theorie niet verlat en. Tijdelijk – in tijden waarin va- catures nog onvervuld waren – ben ik zowel aan de f aculteit van Bern als aan die van Bazel opgetreden als parttime docent in de dogm atiek. Ook heb ik gedurende
13 enkele maanden gewerkt in het Calvin Theological Se minary in Grand Rapids. Steeds heb ik in die functies ook de pneumatologie behandeld. Bij dit alles voegde zich nog een andere factor, di e voor mijn inzichten vruchtbaar geworden is. Mijn vrouw en ik kwamen, toen we nog i n Nederland woonden, ook in contact met een kring van theologen en pastores die – overigens op verschillende manieren – geïnteresseerd waren in de mystieke trad ities in het christendom, ook in nieuwere gedaanten. Ik kon het niet eens zijn met g eloofs- en vakgenoten, die bij- voorbeeld bij een New Age-boek aanstonds al zeggen: ‘dat is niets voor mij’. Zelf besefte ik de drang en de noodzaak tot een echte on tmoeting. Een markante woordvoerder van deze kring was de jez uïetenpater Karel Douven. Douven was gegrepen door de universele betekenis va n de Christus. Hij begroette een verwijding en opening van datgene, wat lang via instituten en dogma’s doorge- geven maar ook begrensd werd, doordat het nu een ec hte beleving werd. Zijn mys- tieke visie werd gedragen door het geloof, dat het heil van Christus ondanks alle weerstanden en problemen meer en meer zichtbaar zal worden als een kracht van liefde en vrijheid, die mensen transformeert. Het i s de Geest, die deze kracht der liefde bemiddelt en die Geest werkt in heel de were ld. Wat indruk op mij maakte was het vertrouwen en de hoop, die Douven bezielden en met name, dat hij aandacht vroeg voor de werkelijkheid van de onzichtbare were ld en haar invloed op ons. Ook de geschriften van Joanne Klink heb ik als een stim ulerende uitdaging ervaren. Ik werd daardoor aangemoedigd verder na te denken over de Geest als de schenker en de kracht van het leven, over de Geest als schepper , van de zichtbare en onzichtbare wereld. Aan de Vrije Universiteit had ik mij eerder al bezi g gehouden met datgene wat in de geloofsleer vaak als ‘de zichtbare wereld’ betit eld wordt. Twee oudere collega’s aan de VU – de bioloog Jan Lever en de geoloog Jan van der Fliert – openden mijn ogen voor de ongelofelijke rijkdom van die wereld. Zij toonden onweerlegbaar aan, dat de traditionele orthodoxe opvatting van Genesis 1 als een woordelijk verslag van het gebeuren aan die verbluffende rijkdom en veelvo udigheid geen recht deed. Mede door hun invloed werden de beslissingen van de gere formeerde synode van Assen van 1926, die het onbevangen onderzoek van de natuu rkundigen aan de VU zo lang hadden geblokkeerd, terzijde gesteld. Beide natuurw etenschappers waren daarin eensgeestes met de theologische faculteit. De facul teit, die voordien krachtig had meegewerkt in de totstandkoming van die beslissinge n, werkte nu krachtig mee in de opheffing ervan. De bijdragen van Harry Kuitert en de oudtestamenticus Nico Ridderbos hebben in die koerswijziging een gewichti ge rol gespeeld. Deze wending had al plaatsgevonden, toen ik aan de faculteit kwa m. Maar het hoeft geen betoog, dat ik mij door mijn bezinning op de vragen rondom de Bijbel en op de rol van de Geest als Spiritus Creator heel erg bij deze verand ering in zienswijze betrokken voelde. De grootheid van God als Schepper en de samenhangen van de zichtbare en on- zichtbare wereld gingen mij steeds meer fascineren. De lectuur van P. Teilhard de Chardin, F. Capra en andere natuurwetenschappers me t een visionaire blik hielpen bij de reflectie daarover, trouwens ook de studies van theologen als J. Moltmann en
14 W. Hollenweger. De onzichtbare wereld, de wereld van engelen, van geesten – zij is volgens alle delen van het bijbelse getuigenis een realiteit. Mijn vroegere collega, de godsdiensthistoricus Dick Mulder, die zich steeds i nzette voor een constructieve ont- moeting der religies, ging steeds uit van de vooron derstelling, dat voor religie ken- merkend is, dat de gelovigen zich betrokken voelen op een werkelijkheid die boven, achter, onder de voorhanden werkelijkheid ligt en d ie geacht wordt van een beslis- sende invloed op het leven en het lot van de mens t e zijn. Waarin de religies ook mogen verschillen – en die verschillen zijn heel gr oot – dit kenmerk geldt voor alle. Ik ben het daarin helemaal met Mulder eens. En ik h eb de overtuiging, dat de ver- binding van het zichtbare en het onzichtbare een no odzakelijke voorwaarde is voor het vinden van levenszin en levensoriëntering. Weln u, voor het ontdekken en erva- ren van deze levensverbinding is het, zoals mij in mijn onderzoek bleek, van grote waarde zich open te stellen voor de Geest van God. Zich openstellen betekent: zoeken! In het overzicht van mijn weg heb ik, denk ik, voldoende duidelijk gemaakt, dat ik zelf ook ee n zoeker geworden ben. Ik ben steeds innerlijk verbonden gebleven met mijn eigen protestantse traditie en met de erfenis van het calvinisme en neocalvinisme, maar v an daaruit ben ik gaan zoeken, tot nu toe. Uit innerlijke noodzaak. De ontwikkelin gen op het gebied van religie en spiritualiteit raken mij niet alleen aan de buitenk ant maar resoneren ook in mezelf. Nog een kort woord over de huidige situatie. Die ve rschilt radicaal van wat ik nog als jongen en jongvolwassene heb meegemaakt. Toen w aren de kerken, de theologie en de preken de toonaangevende en gezaghebbende gid sen, die niet alleen het geloof maar ook de hele belevingswereld bepaalden. Maar di e tijd is voorbij. Het individua- lisme is veel sterker geworden. Er is zeker nog rel igie en spiritualiteit, maar die worden veel minder dan vroeger door de officiële ke rken en hun theologie gestem- peld. Deze hebben hun monopoliepositie op dit gebie d verloren en staan bloot aan een blijkbaar niet te stuiten proces van afkalving en inkrimping. Vele mensen die serieus verlangen naar spiritualiteit, zoeken zelf op de huidige markt van levens- en wereldbeschouwingen met hun rijk gevarieerd aanbod. Tot die zoekers behoren ook mensen, die wel nog een relatie hebben met een kerk , maar zich toch niet bevredigd voelen door wat in de gangbare presentatie van het geloofsgoed wordt geleerd. Een sterke kant van de christelijke traditie – met name in het protestantisme – is, dat men zich grote moeite getroost heeft de inhoud van het geloof te doordenken. Er is geen godsdienst die zo ‘durchreflektiert’ is als de chri stelijke. Ik zeg daar geen woord kwaad van. Met anti-intellectualisme is niemand geb aat. Maar een zwakte is, dat door die eenzijdig intellectuele activiteit, waarin men vooral met zichzelf bezig was, de aansluiting aan het leven te kort kwam. Men inte rpreteert het eigen erfgoed maar die interpretatie gaat kennelijk voorbij aan wat ve el tijdgenoten bezighoudt. Zelf ben ik van mening, dat de oorspronkelijke leve nsimpuls van het christen- dom altijd nog een sterk potentieel bevat en dat he t de moeite loont de weg naar die impuls opnieuw te ontdekken en zo de daarin verborg en krachten te kunnen ervaren. Welnu, dat is in feite van meet af voor mij een dri jfveer geweest om mij intensief bezig te houden met datgene, wat tot het werken van de Geest behoort. Een aantal artikelen daarover zijn opgenomen in het boek Vrij gereformeerd, dat in 2005 is verschenen. Intussen voelde ik de innerlijke behoef te datgene, wat ik – ook nadien –
15 gevonden heb in een samenhangend geheel te beschrij ven. Het resultaat daarvan vindt U in dit boek. Over dit boek nog het volgende. Men verwachte daari n geen bespreking van alle as- pecten van de ‘leer’ over de Geest van God. Ik leg wel veel op tafel, maar heb geen volledigheid nagestreefd, stel dat die al te realis eren zou zijn. Mijn bedoeling was, zoals ik al aanduidde, niet minder maar ook niet me er dan verslag uit te brengen van wat ik op mijn weg van ervaring en reflectie heb ge vonden. En daarbij koester ik de hoop, dat de lezer er een en ander in zal aantreffe n, dat haar en hem kan helpen. Het zal de lezer van dit boek opvallen, dat ik herhaald elijk mijn gedachten ontwikkel in een gesprek met Herman Bavinck. Dat hangt samen met het feit, dat ik van meet af door hem geboeid ben en dat dankzij nieuwe edities van zijn grote dogmatiek – ook in Engelse vertaling – zijn werk door velen geraadp leegd wordt. Vanuit mijn zoek- tochten neem ik soms afstand van wat hij betoogde. Maar dat doet geen afbreuk aan mijn diep respect. Bij alle deugden, die zijn dogma tiek kenmerken, is er één, die mij altijd getroffen heeft: het besef, dat wij in de be zinning op het geloof met mysteriën in aanraking komen. Mysteriën, die geen pasklare an twoorden toelaten en juist daar- door steeds weer tot nieuw vragen en zoeken uitlokk en, In het boek heb ik mij wat de voetnoten betreft bep erkingen opgelegd. Ik heb op een enkele uitzondering na afgezien van de vermeldi ng van de woordenboeken, lexica en commentaren die ik geraadpleegd heb. De b oeken en artikelen, die in de voetnoten vermeld worden, zijn ook opgesomd in de l iteratuurlijst. Daarin noem ik tevens andere publicaties, die ik raadpleegde. Waar ik van een auteur meer dan één publicatie heb gebruikt, duid ik de betreffende pub licatie aan door een verkorte weergave van de titel. Ook voor de verkorte aanduid ingen van tijdschriften verwijs ik naar de literatuurlijst. Ik noem hier alleen een heel frequent gebruikte afkorting, nl. BCT : Bulletin voor Charismatische Theologie . Bij de vele aanhalingen uit de Bij- bel heb ik mij niet op één vertaling gefixeerd. Ik benutte de NBG-vertaling van 1951, ook de recente NBV, soms gaf ik een eigen ver taling. Mijn opzet was steeds een vertaling te bieden, die iets van de oorspronke lijke tekst weerspiegelt. Het zal bij de lectuur opvallen, dat ik de uiteenzettingen in d e afzonderlijke onderdelen afsluit met conclusies. Ik formuleer daarin steeds centrale gezichtspunten van het betref- fende onderdeel. Dit gebeurt vanuit een eigen keuze zonder dat daarmee een volle- dig ‘excerpt’ is beoogd. De lezer heeft als steeds het recht zelf ‘uit te selecteren’, wat voor haar en hem de moeite waard is! D ANKBETUIGING Erkentelijk ben ik jegens vier collega’s die mij bi j de voorbereiding van deze publi- catie hebben bijgestaan. Hun ondersteuning was, ook omdat ik in Zwitserland woon, van grote betekenis. Martien Brinkman en Kees van der Kooi hebben mij vr oeger al aangespoord een samenvattende studie over de pneumatologie te schri jven. Dat was een stimulans. In dit boek heb ik met verschillende adviezen en inzic hten van hun kant mijn winst gedaan. Zij hebben mij ook de weg gewezen om tot de publicatie daarvan te komen.
16 Maarten Aalders heeft het manuscript nauwkeurig nag elezen en en bewerkstel- ligd, dat formuleringen en spelling beantwoorden aa n de thans geldende regels voor de Nederlandse taal. Hij reikte ook waardevolle his torische gezichtspunten aan. Dirk van Keulen heeft in de laatste fase het manusc ript zorgvuldig getoetst en voor de druk gereedgemaakt. Even snel als efficiënt verzorgde hij de vormgeving van het binnenwerk. Hij vervaardigde ook het regist er van namen.