C. S. Lewis werd in 1898 in Belfast geboren. In 1950 kwam zijn eerste Narniaboek uit: The Lion, The Witch and The Wardrobe. Hierna volgden nog zes boeken, die samen uitgroeiden tot de buitengewoon succesvolle Kronieken van Narnia. Hiermee verwierf Lewis grote faam in Groot-Brittannië en daarbuiten. In 1963 overleed hij. Van beroep was hij universitair docent, en later hoogleraar, in de oudere Engelse literatuurgeschiedenis. Jarenlang gaf hij leiding aan de Oxford Socratic Club, een discussiegroep voor theïsten en atheïsten, en aan zijn literaire vriendenkring, de ‘Inklings’, waartoe ook J. R. R. Tolkien behoorde. C. S. Lewis en zijn vriend J. R. R. Tolkien (auteur van de Lord of the Rings trilogie) waren lid van de Inklings, een informeel schrijversclubje dat bijeenkwam in de plaatselijke pub in Oxford om over nieuwe verhalen en schrijdeeën te praten. Al op zestienjarige leeftijd was Lewis gefascineerd door sprookjes, mythen en legenden. Mede door zijn levendige fantasie bracht deze fascinatie hem op het idee om de Narnia Kronieken te schrijven. Net als in Lord of the Rings staat in de Kronieken van Narnia de strijd tussen goed en kwaad centraal. Het is een verhaal over een magisch land, waar de bomen en dieren kunnen spreken en waar een strijd woedt tussen goed en kwaad. Regelmatig vinden er veldslagen plaats tussen reuzen, centauren, dwergen en faunen. De goede kant wordt in de strijd meerdere malen bijgestaan door de vier Pevensie kinderen, Peter, Susan, Edmund en Lucy. En natuurlijk door de machtige leeuw Aslan, wiens kracht bijna oneindig lijkt… www. narniaboeken. nl 97 89043 525916 I NUR 300 SBN 978-90-435-2591-6 co mpleet in één ban d ‘Vergeet Simba maar. Er is een nieuwe leeuw in Fantasy-land! Reeds lang voordat J. K. Rowling nog maar over Harry Potter droomde, werkte Lewis al aan zijn zevendelige Kronieken van Narnia. ’ The Herald De Kronieken van Narnia bestaat uit zeven delen: • Het neefe van de tovenaar • De leeuw, de heks en de kleerkast • Het paard en de jongen • Prins Caspian • De reis van het drakenschip • De zilveren stoel • Het laatste gevecht De lmindustrie heeft De Kronieken van Narnia ontdekt. Eind 2005 kwam bij Disney/Walden Media de kaskraker De leeuw, de heks en de kleerkast uit, in 2008 gevolgd door Prins Caspian. In 2010 is De reis van het drakenschip op prachtige wijze verlmd door 20th Century Fox en Walden Media. De vierde lm, De zilveren stoel, zal in 2016 in première gaan.
1 Dit is een verhaal over iets wat vroeger gebeurd is, toen je opa nog maar een jongen was. Het is een heel belangrijk verhaal, omdat je hierin kunt lezen hoe al het komen en gaan tussen onze wereld en het land dat Narnia heet, begonnen is. In die tijd moest je als jongen elke dag een stijf, rechtopstaand boordje dragen, en op de meeste scholen was het toen heel wat akeliger dan tegenwoordig. Maar de maaltijden waren lekkerder; en van het snoep zal ik je maar niet vertellen hoe goedkoop en hoe lekker dat toen was, want dan zou je maar voor niets beginnen te watertanden. In die tijd woonde er in Londen een meisje dat Polly Plummer heette. Ze woonde in een lange rij met huizen die allemaal aan elkaar gebouwd waren. Op een ochtend was ze buiten in de ach- tertuin, toen er in de tuin van het huis ernaast een jongen tegen de muur omhoog klauterde en zijn hoofd eroverheen stak. Polly was heel verbaasd, want tot dan toe waren er in dat huis nooit kinderen geweest, alleen meneer Ketterley en juffrouw Ketterley, een broer en een zus Ð een oude vrijgezel en een oude vrijster Ð die daar met zÕn tween woonden; dus keek ze heel nieuwsgierig naar hem omhoog. Ð 7 Ð Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 7
Het gezicht van de vreemde jongen was erg vuil. Als hij eerst met zijn handen door het zand had gewreven, daarna een potje had gehuild en ten slotte zijn ogen met zijn handen had afgedroogd, had het bijna niet vuiler kunnen zijn. Eerlijk gezegd was dat ook zo ongeveer wat hij gedaan had. ÔHallo, Õ zei Polly. ÔHallo, Õ zei de jongen. ÔHoe heet je? Õ ÔPolly, Õ zei Polly. ÔEn jij? Õ ÔDigory, Õ zei de jongen. ÔWat een rare naam, zeg!Õ zei Polly. ÔLang niet zo raar als Polly, Õ zei Digory. ÔWel, Õ zei Polly. ÔNiet, Õ zei Digory. ÔIn ieder geval zorg ik dat ik mijn gezicht was, Õ zei Polly. ÔEn dat zou jij ook wel eens mogen doen; vooral als je ÐÕ en toen zweeg ze. Ze had willen zeggen: Ôals je hebt zitten janken, Õ maar dat leek haar een beetje onbeleefd. ÔOk, dat heb ik ook gedaan, Õ zei Digory nu hard, zoals een jon- gen doet die zich zo ongelukkig voelt dat het hem niet kan sche- len of iedereen weet dat hij heeft zitten huilen. ÔEn dat zou jij ook wel doen, Õ ging hij verder, Ôals je je hele leven op het platteland had gewoond en een pony gehad had en een rivier die achter je tuin langs stroomt, en als je dan hier naartoe was gebracht om in zoÕn dom gat te komen wonen. Õ ÔLonden is geen gat, Õ zei Polly verontwaardigd. Maar de jongen was zo van streek dat hij helemaal niet naar haar luisterde en hij ging verder: ÔEn als je vader in India was Ð en als je bij een tante en een oom moest gaan wonen Ð bij een oom die gek is (wie zou dat nou leuk vinden!) Ð en als dat was omdat ze voor je moeder zorg- den Ð en als je moeder ziek was en. . . en. . . doodging. Õ Toen vertrok hij zijn gezicht alsof hij moeite had zijn tranen te bedwingen. ÔDat wist ik niet. Het spijt me, Õ zei Polly beschaamd. En daarna Ð 8 Ð C. S. LEWIS Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 8
vroeg ze, omdat ze bijna niet wist wat ze zeggen moest en ook om Digory op vrolijker gedachten te brengen: ÔIs meneer Ketterley echt gek? ÕÔNou ja, f hij is gek, Õ zei Digory, Ôf er is iets anders geheimzin- nigs met hem. Hij heeft een studeerkamer op de zolderverdieping en tante Letty zegt dat ik daar nooit naartoe mag gaan. Nou, dat is om te beginnen al verdacht. En dan is er nog iets. Altijd als hij me aan tafel iets probeert te vertellen Ð met haar probeert hij niet eens te praten Ð laat zij hem zijn mond houden. Dan zegt ze: ÒVal die jongen daar nou niet mee lastig, Andreas, Ó of ÒIk weet zeker dat Digory zich daar niet voor interesseert, Ó of anders: ÒKom, Digory, heb je geen zin om buiten te gaan spelen, in de tuin? ÓÕ ÔWat voor dingen probeert hij dan te zeggen? Õ ÔIk weet het niet. Zover komt hij nooit. Maar er is nog meer. Op een avond Ð gisteravond om precies te zijn Ð toen ik langs de zol- dertrap kwam op weg naar bed (en zo leuk vind ik het toch al niet dat ik daar langs moet) weet ik zeker dat ik een gil gehoord heb. Õ ÔMisschien heeft hij wel een krankzinnige vrouw, die hij daar gevangen houdt. Õ ÔJa, daar heb ik ook al aan gedacht. Õ ÔOf misschien is hij valsemunter. Õ ÔOf hij kan ook zeerover geweest zijn, zoals die man aan het begin van Schateiland, en altijd op de vlucht zijn voor zijn vroegere scheepsmaten. Õ ÔWat spannend!Õ zei Polly. ÔIk heb nooit geweten dat dat huis van jullie zoÕn interessant huis was. Õ ÔMisschien vind jij dat interessant, Õ zei Digory. ÔMaar als je er moest slapen, zou jij het ook niet leuk vinden. Hoe zou jij het vinden als je niet kon slapen omdat je lag te luisteren of de voetstappen van oom Andreas niet over de overloop naar jouw slaapkamer kwamen sluipen? En hij heeft van die afschuwelijke ogen!Õ Ð 9 Ð HET NEEFJE VAN DE TOVENAAR Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 9
Zo kwam het dat Polly en Digory elkaar leerden kennen; en omdat de zomervakantie net begonnen was en ze dat jaar geen van beiden op vakantie naar zee zouden gaan, zagen ze elkaar bijna iedere dag. Wat er gebeurde, begon eigenlijk vooral doordat het een van de regenachtigste en koudste zomers in jaren was. Daardoor waren ze gedwongen dingen te doen die je binnen kon doen: ontdekkings- reizen maken binnenshuis, zou je kunnen zeggen. Je staat er ver- steld van hoeveel er bij het licht van een stompje kaars te ontdek- ken valt in een groot huis of in een rij huizen. Al lang geleden had Polly ontdekt dat je, als je op de rommelzolder van haar huis een klein deurtje opendeed, bij de watertank kon komen, met daarach- ter een donkere ruimte waarin je met wat moeite naar binnen kon klimmen. Die donkere ruimte leek op een lange tunnel met aan n kant een gemetselde muur en aan de andere kant een schuin dak. In het dak zag je tussen de dakpannen kleine plekjes licht. De tunnel had geen vloer: je moest van de ene balk op de volgende stappen, en daartussenin was alleen pleisterwerk. Als je daarop stap- te, zou je dwars door het plafond vallen van de kamer eronder. Polly had het stukje tunnel vlak naast de watertank altijd als rover- shol gebruikt. Ze had stukken van oude kisten en zittingen van kapotte keukenstoelen en dat soort dingen mee naar boven geno- men en over de balken uitgespreid om een stukje vloer te maken. Ze bewaarde er een geldkistje met allerlei schatten, een verhaal dat ze aan het schrijven was en meestal een paar appels. Ze dronk er vaak in alle rust een flesje gemberbier: door die lege flesjes leek het nog meer op een rovershol. Digory vond het wel een leuk hol (het verhaal wilde ze hem niet laten zien), maar hij had meer zin om op onderzoek uit te gaan dan om er te blijven. ÔHoor eens, Õ zei hij. ÔHoe ver loopt deze tunnel eigenlijk door? Ik bedoel: eindigt hij waar jullie huis ophoudt? Õ Ð 10 Ð C. S. LEWIS Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 10
ÔNee, Õ zei Polly. ÔDe muren lopen niet helemaal door tot aan het dak. Hij gaat nog verder. Ik weet niet hoe ver. Õ ÔDan kunnen we misschien wel langs deze hele rij huizen komen. Õ ÔMisschien wel, Õ zei Polly. ÔH, weet je wat? Õ ÔWat? Õ ÔMisschien kunnen we wel in de andere huizen komen. Õ ÔJa, en dan zeker als inbrekers gearresteerd worden! Nee, dank je wel. Õ ÔDoe nou niet net of je alles zo goed weet. Ik dacht aan dat huis voorbij dat van jullie. Õ ÔWat is daarmee? Õ ÔNou, dat is dat huis dat leegstaat. Mijn vader zegt dat het zolang als wij hier wonen altijd al leeg heeft gestaan. Õ ÔJa, dan moesten we er maar eens gaan kijken, Õ zei Digory. Hij vond het veel spannender dan je op kon maken uit zijn manier van praten. Want natuurlijk dacht hij, net als jij gedaan zou hebben, aan alle redenen waarom dat huis al zo lang leeg zou kunnen staan. Polly trouwens ook. Geen van tween zeiden ze het woord Ôspo- kenÕ. En allebei vonden ze dat het, nu het eenmaal was voorgesteld, zwak zou zijn om het niet te doen. ÔZullen we het eens gaan proberen? Õ zei Digory. ÔGoed, Õ zei Polly. ÔAls je het liever niet wilt, hoeft het niet, hoor, Õ zei Digory. ÔAls jij gaat, doe ik mee, Õ zei zij weer. ÔHoe weten we wanneer we in het huis naast dat van ons zijn? Õ Ze besloten dat ze weer terug moesten naar de rommelzolder en over de hele lengte passen moesten nemen die even lang waren als de stap van de ene balk naar de volgende. Zo zouden ze een idee krijgen hoeveel balken er in een kamer gingen. Dan zouden ze er nog een stuk of vier bij optellen voor de overloop tussen de twee zolders in PollyÕs huis, en dan nog eens hetzelfde aantal als voor de Ð 11 Ð HET NEEFJE VAN DE TOVENAAR Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 11
rommelzolder, voor de slaapkamer van de dienstbode. Zo moesten ze de lengte van het huis te weten komen. Als ze die afstand twee keer gelopen hadden, zouden ze bij het eind van DigoryÕs huis zijn; en door de deur die ze daarna het eerst tegenkwamen, zouden ze vanzelf op een van de zolders van het leegstaande huis uitko- men. ÔMaar ik verwacht helemaal niet dat het echt leegstaat, Õ zei Digory. ÔWat verwacht je dan? Õ ÔIk verwacht dat er daar stiekem iemand woont, die alleen Õs nachts naar binnen en naar buiten gaat, met een verduisterde lan- taarn. Waarschijnlijk ontdekken we een bende gemene misdadigers en krijgen we een beloning. Het is grote onzin om te zeggen dat een huis al die jaren al leeg zou staan als er niet iets geheimzinnigs mee was. Õ ÔMijn vader dacht dat het wel iets met de afvoerbuizen zou zijn, Õ zei Polly. ÔPoeh! Grote mensen verzinnen altijd van die saaie verklaringen, Õ zei Digory. Nu ze bij daglicht op de zolder stonden te praten in plaats van bij kaarslicht in het rovershol, leek het al veel minder waarschijnlijk dat het in het leegstaande huis spookte. Toen ze de zolder opgemeten hadden, moesten ze een potlood halen en gaan rekenen. Eerst kregen ze ieder een ander antwoord, en ik vraag me af of ze zelfs toen ze het eens geworden waren het wel goed hadden. Ze hadden veel te veel haast om aan hun ont- dekkingstocht te beginnen. ÔWe moeten doodstil zijn, Õ zei Polly, toen ze weer achter de watertank klommen. Omdat het zoÕn belangrijke gelegenheid was, namen ze ieder een kaars mee (Polly had er een flinke voorraad van in haar hol). Het was erg donker en stoffig en het tochtte; ze zeiden geen woord terwijl ze van de ene balk op de andere stapten, behalve als Ð 12 Ð C. S. LEWIS Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 12
ze tegen elkaar fluisterden: ÔNu zijn we bij jullie zolder, Õ of: ÔNu zijn we denk ik op de helft van ons huis. Õ En geen van beiden struikel- den ze en de kaarsen gingen niet uit, en ten slotte kwamen ze bij een klein deurtje in de stenen muur aan hun rechterhand. Er zat aan deze kant natuurlijk geen klink of deurkruk aan, want die deur was gemaakt om de tunnel in te kunnen, niet om eruit te kunnen; maar hij zat vastgeklemd met een blokje hout dat je aan de andere kant met een deurknop kon opendraaien (zoals je vaak ziet bij ouderwetse kastdeuren) en ze waren ervan overtuigd dat ze dat best open konden krijgen. ÔZal ik dan maar? Õ zei Digory. ÔAls jij wilt, doe ik mee, Õ zei Polly, zoals ze al eerder gezegd had. Allebei hadden ze het gevoel dat het nu menens werd, maar geen van beiden wilden ze terugkrabbelen. Digory draaide met wat moeite het blokje hout om. De deur zwaaide open en ze knipper- den met hun ogen tegen het onverwachte daglicht. Toen zagen ze tot hun grote schrik dat ze niet op een verlaten zolder naar binnen stonden te kijken, maar in een gemeubileerd vertrek. Niet dat dat er niet verlaten uitzag. Het was er doodstil. Polly kon haar nieuws- gierigheid niet langer bedwingen. Ze blies haar kaars uit en stapte de tunnel uit, de vreemde kamer binnen, zacht als een muis. Het vertrek had natuurlijk de vorm van een zolder, maar was ingericht als zitkamer. Elk stukje muur hing vol planken en elk stukje van die planken stond vol met boeken. In de haard brandde een vuur (je weet nog wel dat het dat jaar een erg koude en natte zomer was) en voor de open haard stond, met zijn rug naar hen toe, een diepe leunstoel. Tussen Polly en die stoel stond een grote tafel, die bijna het hele midden van de kamer in beslag nam en die volgestapeld lag met allerlei dingen Ð gedrukte boeken en boeken waar je zelf in kunt schrijven, flesjes inkt en pennen en zegellak en een microscoop. Maar wat haar het eerst opviel, was een vuurrood houten dienblad met een aantal ringen erop. Ze lagen in paren Ð Ð 13 Ð HET NEEFJE VAN DE TOVENAAR Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 13
een gele en een groene bij elkaar, dan een kleine ruimte ertussen, en dan weer een gele en een groene. Ze waren niet groter dan gewone ringen en ze vielen meteen op, zo schitterden ze. Het waren de prachtigste, glanzendste dingetjes die je je voor kunt stel- len. Als Polly nog een heel klein beetje jonger was geweest, had ze er vast een in haar mond willen steken. Het was zo stil in het vertrek dat het tikken van de klok duide- lijk hoorbaar was. En toch was het er, ontdekte ze nu, ook weer niet volkomen stil. Er klonk een zacht Ð een heel, heel zacht Ð zoe- mend geluid. Als in die tijd de stofzuiger al was uitgevonden, zou Polly hebben gedacht dat er heel in de verte iemand aan het stof- zuigen was Ð verschillende kamers verderop en verschillende ver- diepingen lager. Maar het was een leuker geluid, met een muzika- lere klank: alleen was het zo zwak dat je het bijna niet kon horen. ÔKom maar hoor, er is niemand, Õ zei Polly over haar schouder tegen Digory. Ze fluisterde niet meer. En Digory kwam te voor- schijn; hij stond te knipperen met zijn ogen en zag er verschrikke- lijk vuil uit Ð net als Polly trouwens. ÔDit is niks, Õ zei hij. ÔDit huis staat helemaal niet leeg. We kunnen beter verdwijnen voordat er iemand komt. Õ ÔWaar denk je dat die voor zijn? Õ zei Polly en ze wees naar de gekleurde ringen. ÔO, kom nou, Õ zei Digory. ÔHoe eerder. . . Õ Die zin kon hij nooit afmaken, want op dat moment gebeurde er iets. Opeens bewoog de diepe leunstoel bij de open haard en daar rees Ð als een boze geest die in een toneelstuk uit een valluik opkomt Ð de angstaanjagende gestalte van oom Andreas omhoog. Ze waren nog helemaal niet in het leegstaande huis: ze waren in het huis van Digory en in de verboden studeerkamer! De kinderen zeiden allebei ÔOoohÕ en beseften dat ze een afschuwelijke fout gemaakt hadden. Ze hadden het gevoel dat ze aldoor al hadden moeten begrijpen dat ze nog lang niet ver genoeg waren. Ð 14 Ð C. S. LEWIS Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 14
Oom Andreas was heel lang en heel mager. Hij had een lang, gladgeschoren gezicht met een spitse neus, fel fonkelende ogen en een enorme, warrige bos grijs haar. Digory was volkomen sprakeloos, want oom Andreas zag er dui- zend keer angstaanjagender uit dan hij tot nog toe ooit gedaan had. Polly was nog niet zo bang, maar dat werd ze algauw. Want het allereerste wat oom Andreas deed was naar de deur van de kamer toe lopen, die dichtdoen en de sleutel omdraaien in het slot. Daarna draaide hij zich om, keek de kinderen strak aan met zijn fonkelende ogen en glimlachte met al zijn tanden bloot. ÔZo!Õ zei hij. ÔNu kan die onnozele zuster van me niet bij jullie komen!Õ Dat was wel iets heel anders dan wat je van een groot mens zou verwachten. PollyÕs hart klopte in haar keel, en Digory en zij begonnen achteruit te lopen in de richting van het deurtje waar- door ze waren binnengekomen. Maar oom Andreas was hun te vlug af. Hij liep achter hen langs, deed ook die deur dicht en ging ervoor staan. Toen wreef hij over zijn handen tot zijn knokkels kraakten. Hij had heel lange, prachtig witte vingers. ÔWat een heerlijke verrassing dat jullie er zijn, Õ zei hij. ÔTwee kin- deren is nou precies wat ik nodig had. Õ ÔAlstublieft, meneer Ketterley, Õ zei Polly. ÔHet is bij ons bijna etenstijd en ik moet naar huis. Wilt u ons er alstublieft uit laten? Õ ÔNu nog niet, Õ zei oom Andreas. ÔDit is een kans die ik me niet mag laten ontglippen. Ik had juist twee kinderen nodig. Ik ben namelijk bezig met een fantastisch experiment. Ik heb het op een cavia uitgeprobeerd en bij hem leek het te werken. Maar ja, een cavia kan er niets van navertellen. En je kunt hem niet uitleggen hoe hij weer terug moet komen. Õ ÔLuistert u nou eens, oom Andreas, Õ zei Digory, Ôhet is echt etens- tijd en zo meteen komen ze ons zoeken. U moet ons eruit laten. Õ ÔMoet? Õ zei oom Andreas. Ð 15 Ð HET NEEFJE VAN DE TOVENAAR Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 15
Digory en Polly wierpen elkaar een snelle blik toe. Ze durfden niets te zeggen, maar hun blikken betekenden: ÔWat afschuwelijk, h? Õ en: ÔLaten we hem maar te vriend proberen te houden. Õ ÔAls u ons nu liet gaan om te eten, Õ zei Polly, Ôzouden we na het eten kunnen terugkomen. Õ ÔJa ja, maar hoe weet ik of jullie dat echt doen? Õ zei oom Andreas met een sluwe grijns. Toen leek hij van gedachten te ver- anderen. ÔNou ja, Õ zei hij, Ôals jullie dan echt weg moeten, dan zal het wel moeten zeker. Ik kan van twee jongelui zoals jullie ook niet ver- wachten dat ze het leuk vinden om met zoÕn ouwe sok als ik te praten. Õ Hij zuchtte en ging verder. ÔJullie hebben er geen idee van hoe eenzaam ik soms ben. Maar dat geeft niet. Gaan jullie maar eten. Maar laat me jullie nog een cadeautje geven voordat je weg- gaat. Ik heb tenslotte niet elke dag meisjes in mijn rommelige, ouwe studeerkamer; vooral niet, als ik het zo mag zeggen, zoÕn aantrekkelijke jongedame als jij. Õ Polly begon te denken dat hij misschien toch wel niet echt gek was. ÔZou je niet een ring willen hebben, mÕn kind? Õ zei oom Andreas tegen Polly. ÔBedoelt u een van die gele of die groene? Õ zei Polly. ÔO, wat leuk!Õ ÔGeen groene, Õ zei oom Andreas. ÔDie groene kan ik helaas niet weggeven. Maar ik wil je met alle plezier een van die gele geven, met alle liefde. Kom, pas er maar eens een. Õ PollyÕs angst was nu helemaal weg; ze was ervan overtuigd dat die oude heer niet gek was en die glanzende ringen hadden beslist een vreemde aantrekkingskracht. Ze liep naar het dienblad toe. ÔH, wat gek!Õ zei ze. ÔHier wordt dat zoemende geluid harder. Het lijkt wel of het uit die ringen komt. Õ ÔWat een mal idee van je, mÕn lieve kind, Õ zei oom Andreas met Ð 16 Ð C. S. LEWIS Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 16
een lachje. Zijn lachje klonk heel natuurlijk, maar Digory zag even een gretige, bijna begerige blik in zijn ogen. ÔPolly! Trap er niet in!Õ schreeuwde hij. ÔRaak ze niet aan. Õ Het was al te laat. Op hetzelfde moment dat hij dat zei, stak Polly haar hand uit en raakte een van de ringen aan. En meteen, zonder lichtflits of geluid of wat voor waarschuwing dan ook, was Polly er niet meer. In het vertrek stonden alleen Digory en zijn oom. Ð 17 Ð HET NEEFJE VAN DE TOVENAAR Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 17
2 Het gebeurde zo onverwacht en het was iets zo totaal anders dan alles wat Digory tot nog toe Ð zelfs in nachtmerries Ð ooit had meegemaakt, dat hij een schreeuw van afgrijzen gaf. Meteen hield oom Andreas zijn hand over DigoryÕs mond. ÔNiks daarvan!Õ siste hij in DigoryÕs oor. ÔAls jij trammelant gaat maken, hoort je moeder het straks nog. En van de schrik zou er weleens iets met haar kun- nen gebeuren Ð je weet wel wat. ÕZoals Digory achteraf zei: zoÕn afschuwelijk lage streek, om iemand daarmee op zijn gevoel te werken, maakte hem bijna mis- selijk. Maar schreeuwen deed hij daarna natuurlijk niet meer. ÔZo is het beter, Õ zei oom Andreas. ÔMisschien kon je er ook wel niets aan doen. Het is ook een hele schrik als je voor het eerst iemand ziet verdwijnen. Zelfs ik was even van slag toen die cavia dat laatst op een avond deed. Õ ÔWas dat toen u die schreeuw gaf? Õ vroeg Digory. ÔO, dus dat heb jij gehoord? Je bent me toch hoop ik niet aan het bespioneren geweest? Õ ÔNee, dat ben ik niet, Õ zei Digory verontwaardigd. ÔMaar wat is er nou met Polly gebeurd? Õ ÔJe mag me wel feliciteren, mÕn beste jongen, Õ zei oom Andreas Ð 18 Ð Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 18
handenwrijvend. ÔMijn experiment is geslaagd. Het meisje is weg Ð verdwenen Ð uit de wereld. ÕÔWat hebt u met haar gedaan? Õ ÔHaar. . . eh. . . ergens anders heen gestuurd. Õ ÔWat bedoelt u nou? Õ vroeg Digory. Oom Andreas ging zitten en zei: ÔNou, dat zal ik je uitleggen. Heb je weleens van de oude mevrouw Morgan gehoord? Õ ÔWas dat geen oudtante of zoiets? Õ zei Digory. ÔNiet precies, Õ zei oom Andreas. ÔZe was mijn peetmoeder. Dat is ze, daar aan de muur. Õ Digory keek en zag een verbleekte foto; daarop stond het gezicht van een oude vrouw met een kanten mutsje op. En nu her- innerde hij zich weer dat hij datzelfde gezicht al eens eerder op een foto gezien had, thuis op het platteland, in een oud laatje. Hij had aan zijn moeder gevraagd wie dat was en zijn moeder had er liever niet te veel over willen zeggen, leek het. Het was beslist geen vriendelijk gezicht, vond Digory, al kon je dat met die heel oude fotoÕs natuurlijk nooit echt goed zien. ÔWas er. . . was er niet. . . iets mis met haar, oom Andreas? Õ zei hij. ÔTja, Õ zei oom Andreas en hij gniffelde in zichzelf, Ôhet hangt ervan af wat je mis noemt. De mensen denken zo bekrompen. Toen ze ouder werd, begon ze wel heel eigenaardig te worden, dat is zo. Deed heel onverstandige dingen. Daarom is ze toen ook opgesloten. Õ ÔIn een inrichting, bedoelt u? Õ ÔO nee, ben je mal, zeg, Õ zei oom Andreas geschokt. ÔZo erg was het niet. Alleen maar in de gevangenis. Õ ÔTjonge!Õ zei Digory. ÔWat had ze dan gedaan? Õ ÔAch, dat arme mens, Õ zei oom Andreas. ÔZe was heel onverstan- dig geweest. Het waren allerlei verschillende dingen. Dat hoeven we nu niet allemaal op te rakelen. Voor mij is ze altijd heel goed geweest. Õ Ð 19 Ð HET NEEFJE VAN DE TOVENAAR Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 19
ÔMaar luistert u nou eens, wat heeft dat allemaal met Polly te maken? Ik zou wel eens willen. . . Õ ÔAlles op zÕn tijd, beste jongen, Õ zei oom Andreas. ÔVoordat ze stierf hebben ze de oude mevrouw Morgan laten gaan en ik was een van de zeer weinige mensen die ze op haar sterfbed bij zich toeliet. Ze had een hekel gekregen aan de gewone, domme men- sen, begrijp je. Dat heb ik zelf ook. Maar zij en ik waren genteres- seerd in dezelfde soort dingen. Een paar dagen voordat ze stierf zei ze pas dat ik naar een oud schrijfbureau moest gaan dat in haar huis stond, een geheime la moest openmaken en haar een klein kistje moest brengen dat ik daar zou vinden. Zodra ik dat kistje oppakte, voelde ik aan de tinteling in mijn vingers dat ik een geweldig geheim in mijn handen hield. Ze gaf het aan mij en liet me belo- ven dat ik het, zodra zij dood was, zonder het open te maken zou verbranden met bepaalde plechtige handelingen. Die belofte heb ik niet gehouden. Õ ÔNou, dat was anders heel gemeen van u, Õ zei Digory. ÔGemeen? Õ zei oom Andreas niet-begrijpend. ÔO, ik snap het al. Je bedoelt dat kleine jongens altijd moeten doen wat ze beloven. En zo hoort het ook, dat is heel juist, zeker, dat moet ook en ik ben heel blij dat je dat geleerd hebt. Maar je begrijpt natuurlijk zelf ook wel dat je van dat soort regels, hoe uitstekend ze ook zijn voor klei- ne jongens Ð en voor het personeel Ð en voor vrouwen Ð en zelfs voor mensen in het algemeen, onmogelijk kunt verwachten dat ze ook gelden voor grote geleerden, voor belangrijke denkers en wijze mannen. Nee, Digory. Mannen zoals ik, die verborgen wijsheid bezitten, hoeven zich niet aan die alledaagse regels te houden, net zoals wij niet aan alledaagse genoegens kunnen deelnemen. Voor ons, beste jongen, is een hoge en eenzame bestemming weggelegd. Õ Terwijl hij dit zei, zuchtte hij en hij zag er zo ernstig en nobel en geheimzinnig uit dat Digory heel even het idee kreeg dat hij daar iets heel diepzinnigs zei. Maar toen herinnerde hij zich weer die Ð 20 Ð C. S. LEWIS Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 20
gemene blik die hij vlak voordat Polly verdween op het gezicht van zijn oom had gezien, en in een flits doorzag hij de hoogdra- vende woorden van oom Andreas. ÔHet enige wat hij bedoelt, Õ zei hij bij zichzelf, Ôis dat hij vindt dat hij alles kan doen waar hij maar zin in heeft, om alles te krijgen wat hij maar hebben wil. ÕÔNatuurlijk, Õ zei oom Andreas, Ôdurfde ik het kistje een hele tijd niet open te maken, want ik wist wel dat wat erin zat weleens heel gevaarlijk zou kunnen zijn. Want mijn peetmoeder was een heel bijzondere vrouw. Om je de waarheid te zeggen: zij was een van de laatste stervelingen in dit land die nog elfenbloed in zich hebben. (Ze zei dat er in haar tijd nog twee anderen geweest waren. De ene was een gravin en de andere een poetsvrouw. ) Digory, eigenlijk sta jij hier te praten met de laatste mens (denk ik) die nog een echte toverfee als peetmoeder heeft gehad. Dat is nog eens iets om later aan terug te denken als je zelf een oude man bent, of niet soms? Õ Ik wil wedden dat ze een boze fee was, dacht Digory en hardop zei hij: ÔMaar Polly dan? Õ ÔWat blijf je daar toch aldoor over doorzeuren!Õ zei oom Andreas. ÔAlsof het daarom gaat! Mijn eerste werk was natuurlijk het kistje zelf goed te bekijken. Het was heel erg oud. En zelfs in die tijd wist ik er genoeg van af om te weten dat het niet Grieks was of Oud- Egyptisch of Babylonisch of Hittitisch of Chinees. Het was ouder dan al die volken. O, wat een prachtig moment was dat, toen ik het ten slotte ontdekte. Het kistje was Atlantisch: het kwam van het verloren eiland Atlantis. Dat betekende dat het eeuwen ouder was dan al die dingen uit het stenen tijdperk die ze hier in Europa opgraven. En het was ook niet zoÕn lomp, onbeholpen geval als die dingen zijn. Want Atlantis was al helemaal aan het begin van de tijd een geweldige stad met paleizen en tempels en geleerde mannen. Õ Hij stopte even alsof hij verwachtte dat Digory iets zou zeggen. Maar Digory kreeg met de minuut een grotere hekel aan zijn oom en zei niets. Ð 21 Ð HET NEEFJE VAN DE TOVENAAR Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 21
ÔIntussen, Õ ging oom Andreas verder, Ôleerde ik op andere manie- ren (het zou niet passend zijn aan een kind uit te leggen h) ee n heleboel over de toverkunst in het algemeen. Daardoor kreeg ik een aardig goed idee over wat voor soort dingen er in dat kistje zouden kunnen zitten. Door verschillende onderzoekjes hield ik nog maar een paar mogelijkheden over. Ik moest ervoor met een aantal. . . nou ja, een aantal verduveld vreemde mensen kennis- maken en een aantal heel akelige dingen meemaken. Daar is mijn haar zo grijs van geworden. Tovenaar worden kun je niet zonder een prijs te betalen. Uiteindelijk werd ik er zelfs ziek van. Maar ik werd weer beter. En ten slotte wist ik het eindelijk. Õ Hoewel er eigenlijk niet het minste gevaar bestond dat iemand hen kon horen, boog hij zich naar voren en zei bijna fluisterend: ÔIn het Atlantische kistje zat iets wat uit een andere wereld hiernaartoe gebracht is, toen onze wereld nog maar net was begonnen. Õ ÔWat dan? Õ vroeg Digory, die nu ondanks zichzelf nieuwsgierig begon te worden. ÔStof, verder niets, Õ zei oom Andreas. ÔHeel fijn, droog stof. Om te zien niets bijzonders. Ook niet veel, zou je misschien zeggen; als dat het enige is wat je overhoudt aan een leven lang ploeteren. Maar o, toen ik dat stof zag (ik paste er wel heel goed voor op het niet aan te raken) en eraan dacht dat elk korreltje eens op een andere wereld had gelegen Ð ik bedoel niet op een andere planeet, hoor, die horen bij onze wereld en als je ver genoeg zou reizen zou je daarnaartoe kunnen gaan Ð maar echt een heel andere wereld. . . een andere natuur. . . een ander heelal. . . ergens waar je door de ruimte van ons heelal nooit zou kunnen komen, ook al zou je voor eeuwig blijven doorreizen. . . een wereld waar je alleen door tover- kracht kunt komen Ð nou!Õ En oom Andreas wreef zich in de han- den tot zijn knokkels knapten als vuurwerk. ÔIk wist, Õ zei hij, Ôdat dat stof je zou terug zuigen naar de plaats waar het vandaan kwam, als je het maar in de goede vorm zou Ð 22 Ð C. S. LEWIS Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 22
weten te krijgen. Maar dat was nou juist het probleem. Eerst mis- lukten al mijn experimenten. Ik gebruikte er caviaÕs voor. Som- mige gingen alleen maar dood. Andere ontploften alsof het bom- metjes waren. . . ÕÔWat wreed om zoiets te doen!Õ zei Digory die zelf eens een cavia had gehad. ÔWat blijf jij toch steeds over bijzaken doorzeuren!Õ zei oom Andreas. ÔDaar waren die beesten toch voor. Ik had ze er speciaal voor gekocht. Eens kijken, waar was ik? O ja. Ten slotte lukte het me de ringen te maken, die gele ringen. Maar nu stuitte ik op een nieuw probleem. Ik wist nu wel zeker dat zoÕn gele ring elk levend wezen dat hem aanraakte, zou overbrengen naar die Andere Plaats. Maar wat voor nut zou dat hebben als ik ze niet meer terug kon krijgen om me te vertellen hoe het daar is? Õ ÔEn zijzelf dan? Õ zei Digory. ÔVoor hen zou het ook geen pretje zijn, als ze niet meer terug konden komen!Õ ÔJij bekijkt ook altijd alles van de verkeerde kant, Õ zei oom Andreas met een ongeduldig gezicht. ÔKun je niet begrijpen dat dit een geweldig experiment is? De enige reden waarom ik iemand naar die Andere Plaats stuur is dat ik wil weten hoe het daar is. Õ ÔWaarom bent u zelf dan niet gegaan? Õ Nog bijna nooit had Digory iemand zo verbaasd en beledigd zien kijken als zijn oom bij deze simpele vraag deed. ÔIk? ! Ik? !Õ riep hij uit. ÔDie jongen lijkt wel gek! Een man op mijn leeftijd en met mijn zwakke gezondheid, blootstellen aan de schok en de gevaren van opeens een ander heelal binnen geslingerd te worden? Zoiets krankzinnigs heb ik van mijn leven nog niet gehoord. Besef je wel wat je zegt? Denk je eens in wat Òeen andere wereldÓ eigenlijk betekent. . . daar kan je van alles overkomen. . . van alles. Õ ÔEn daarom hebt u Polly er maar heen gestuurd, zeker, Õ zei Digory. Zijn wangen gloeiden nu van kwaadheid. ÔEn alles wat ik Ð 23 Ð HET NEEFJE VAN DE TOVENAAR Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 23
ervan kan zeggen, Õ zei hij er nog bij, Ôook al bent u mijn oom Ð is dat u zich als een lafaard hebt gedragen door een meisje ergens heen te sturen waar u zelf niet naartoe durft. ÕÔZwijg jij!Õ zei oom Andreas en hij sloeg met zijn hand op de tafel. ÔDat laat ik me niet zeggen door een klein, vuil schooljonge- tje. Jij begrijpt het niet. Ik ben de grote geleerde, de tovenaar, de ingewijde, die het experiment uitvoert. Natuurlijk heb ik proef- konijnen nodig om het op uit te proberen. Nu moet je het niet gekker maken, straks vertel je me nog dat ik die caviaÕs om toe- stemming had moeten vragen, voordat ik ze ging gebruiken! Om grote wijsheid te verkrijgen, moet je offers brengen. Maar het idee dat ik zelf zou gaan is belachelijk. Dat is net zoiets als van een generaal vragen dat hij meevecht als gewoon soldaat. Stel je voor dat ik verongelukte: wat zou er dan van mijn levenswerk terecht moeten komen? Õ ÔO, houdt u nou eens op met dat geleuter, Õ zei Digory. ÔLaat u Polly ook weer terugkomen? Õ ÔToen jij me zo onbeleefd in de rede viel, wilde ik je juist vertel- len, Õ zei oom Andreas, Ôdat ik ten slotte toch een manier heb ont- dekt om de reis terug te maken. Die groene ringen brengen je weer terug. Õ ÔMaar Polly heeft geen groene ring. Õ ÔNee, Õ zei oom Andreas met een wreed lachje. ÔDan kan ze niet meer terug, Õ riep Digory. ÔEn dat is precies het- zelfde als wanneer u haar vermoord had. Õ ÔZe kan wel weer terug, Õ zei oom Andreas, Ôals er iemand achter haar aan wil gaan die zelf een gele ring om heeft en die twee groe- ne bij zich heeft, een om zelf weer terug te komen en een om haar terug te brengen. Õ En nu zag Digory natuurlijk wel hoe zijn oom hem in de val had laten lopen; hij staarde oom Andreas aan zonder een woord te zeggen, zijn mond wijd open. Zijn gezicht was bleek geworden. Ð 24 Ð C. S. LEWIS Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 24
ÔIk hoop, Õ zei oom Andreas intussen heel gewichtig, alsof hij de ideale oom was die je op een goed idee had gebracht en je nog een goede raad meegaf, Ôik hoop, Digory, dat jij een dappere vent bent. Ik zou het erg naar vinden als er in onze familie iemand was die niet genoeg eergevoel en ridderlijkheid had om een. . . eh. . . dame in nood te hulp te komen. Õ ÔO, hou toch op!Õ zei Digory. ÔAls u zelf ook maar een klein beet- je eergevoel en al die dingen had, zou u zelf wel gaan. Maar dat zou u nooit doen. Goed dan. Ik begrijp dat ik het wel zal moeten doen. Maar wat bent u een valserik, zeg. U hebt het vast allemaal van tevoren al bedacht, zodat zij weg zou gaan zonder er iets van te weten en dan moest ik haar wel achternagaan. Õ ÔDat spreekt vanzelf, Õ zei oom Andreas met zijn weerzinwekken- de lachje. ÔOk. Dan ga ik wel. Maar eerst wil ik toch echt nog n ding zeggen. Tot vandaag heb ik nooit in toverij geloofd. Nu zie ik wel in dat het echt bestaat. En als dat zo is, dan zal er in al die oude sprookjes ook wel iets waars zitten. En u bent gewoon net zoÕn wrede, boze tovenaar als die in sprookjes voorkomen. Nou, ik heb nog nooit een verhaal gelezen waarin dat soort mensen aan het eind niet hun verdiende straf kreeg, en dat krijgt u dan vast ook nog wel. Net goed. Õ Van alles wat Digory gezegd had, was dit de eerste opmerking die doel trof. Oom Andreas schrok en de doodsangst stond ineens zo duidelijk op zijn gezicht te lezen dat je, ook al was hij zoÕn valserik, toch nog bijna medelijden met hem zou krijgen. Maar een paar tellen later was hij zichzelf alweer helemaal meester en zei hij met een gemaakt lachje: ÔTja, nou ja, het is misschien wel logisch dat een kind als jij, dat helemaal door vrouwen is opge- voed, zo denkt. Bakerpraatjes, hoor. Ik geloof niet dat je je om mij zorgen hoeft te maken, Digory. Zou het niet beter zijn je zorgen te maken over de gevaren die je vriendinnetje bedreigen? Ze is al een Ð 25 Ð HET NEEFJE VAN DE TOVENAAR Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 25
tijdje weg. Als er Daar gevaar dreigt Ð tja, dan zou het jammer zijn als je net te laat kwam. ÕÔNet of dat u wat kan schelen, Õ zei Digory fel. ÔMaar ik ben kots- misselijk van uw gekwezel. Wat moet ik doen? Õ ÔJe moet echt leren niet zo opvliegend te zijn, jongen, Õ zei oom Andreas koeltjes. ÔAnders word je later nog net als je tante Letty. Goed dan. Nu opletten. Õ Hij stond op, trok een paar handschoenen aan en liep naar het dienblad met de ringen erop. ÔZe werken alleen, Õ zei hij, Ôals ze je huid echt aanraken. Met handschoenen aan kan ik ze oppakken Ð kijk, zo Ð en gebeurt er niets. Als je er een in je zak hebt, gebeurt er ook niets. Maar dan moet je natuurlijk wel goed oppassen dat je niet per ongeluk je hand in je zak steekt en hem aanraakt. Zodra je zoÕn gele ring aan- raakt, verdwijn je uit deze wereld. Als je Daarginds bent verwacht ik Ð dat is natuurlijk nog niet onderzocht, maar ik verwacht dat je dan, zodra je een groene ring aanraakt, uit die wereld verdwijnt en weer in deze te voorschijn komt. Goed. Nu neem ik deze twee groene en laat ze in je rechterzak vallen. Onthoud goed in welke zak de groene zitten. De G van groen en de R van rechts. G. R. , begrijp je wel? Dat zijn de eerste twee letters van groen. Een voor jou en een voor dat meisje. En nu moet je voor jezelf een gele oppakken. Ik zou hem omdoen Ð aan je vinger Ð als ik jou was. Dan kun je hem niet zo gemakkelijk laten vallen. Õ Digory had de gele ring al bijna gepakt toen hij plotseling bleef staan. ÔJa maar, Õ zei hij, Ômijn moeder dan? Als ze nou eens vraagt waar ik ben? Õ ÔHoe eerder je gaat, hoe eerder je weer terug bent, Õ zei oom Andreas opgewekt. ÔMaar u weet niet eens zeker of ik wel terug kan komen. Õ Oom Andreas haalde zijn schouders op, liep naar de deur, draai- Ð 26 Ð C. S. LEWIS Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 26
de hem van het slot, gooide hem open en zei: ÔNou, goed dan. Zoals je wilt. Ga maar naar beneden en ga maar eten. Laat dat klei- ne meisje daar maar om opgegeten te worden door wilde dieren of om te verdrinken of te verhongeren in de andere wereld of om daar voor eeuwig te moeten blijven, als je dat liever wilt. Mij maakt het niet uit. Alleen kun je voor het eten misschien beter even bij mevrouw Plummer langsgaan om uit te leggen dat ze haar dochter nooit meer terug zal zien Ð omdat jij bang was om een ring om te doen. ÕÔVerdraaid, Õ zei Digory, Ôwat wou ik graag dat ik al groot genoeg was om u een oplawaai te verkopen!Õ Toen knoopte hij zijn jasje dicht, haalde diep adem en pakte de ring. Hij vond (en dat bleef hij later ook altijd vinden) dat hij geen andere keus had. Ð 27 Ð HET NEEFJE VAN DE TOVENAAR Narnia. fulledzww. volw. 21-12-2011 15:44 Pagina 27
C. S. Lewis werd in 1898 in Belfast geboren. In 1950 kwam zijn eerste Narniaboek uit: The Lion, The Witch and The Wardrobe. Hierna volgden nog zes boeken, die samen uitgroeiden tot de buitengewoon succesvolle Kronieken van Narnia. Hiermee verwierf Lewis grote faam in Groot-Brittannië en daarbuiten. In 1963 overleed hij. Van beroep was hij universitair docent, en later hoogleraar, in de oudere Engelse literatuurgeschiedenis. Jarenlang gaf hij leiding aan de Oxford Socratic Club, een discussiegroep voor theïsten en atheïsten, en aan zijn literaire vriendenkring, de ‘Inklings’, waartoe ook J. R. R. Tolkien behoorde. C. S. Lewis en zijn vriend J. R. R. Tolkien (auteur van de Lord of the Rings trilogie) waren lid van de Inklings, een informeel schrijversclubje dat bijeenkwam in de plaatselijke pub in Oxford om over nieuwe verhalen en schrijdeeën te praten. Al op zestienjarige leeftijd was Lewis gefascineerd door sprookjes, mythen en legenden. Mede door zijn levendige fantasie bracht deze fascinatie hem op het idee om de Narnia Kronieken te schrijven. Net als in Lord of the Rings staat in de Kronieken van Narnia de strijd tussen goed en kwaad centraal. Het is een verhaal over een magisch land, waar de bomen en dieren kunnen spreken en waar een strijd woedt tussen goed en kwaad. Regelmatig vinden er veldslagen plaats tussen reuzen, centauren, dwergen en faunen. De goede kant wordt in de strijd meerdere malen bijgestaan door de vier Pevensie kinderen, Peter, Susan, Edmund en Lucy. En natuurlijk door de machtige leeuw Aslan, wiens kracht bijna oneindig lijkt… www. narniaboeken. nl 97 89043 525916 I NUR 300 SBN 978-90-435-2591-6 compleet in één band ‘Vergeet Simba maar. Er is een nieuwe leeuw in Fantasy-land! Reeds lang voordat J. K. Rowling nog maar over Harry Potter droomde, werkte Lewis al aan zijn zevendelige Kronieken van Narnia. ’ The Herald De Kronieken van Narnia bestaat uit zeven delen: • Het neefe van de tovenaar • De leeuw, de heks en de kleerkast • Het paard en de jongen • Prins Caspian • De reis van het drakenschip • De zilveren stoel • Het laatste gevecht De lmindustrie heeft De Kronieken van Narnia ontdekt. Eind 2005 kwam bij Disney/Walden Media de kaskraker De leeuw, de heks en de kleerkast uit, in 2008 gevolgd door Prins Caspian. In 2010 is De reis van het drakenschip op prachtige wijze verlmd door 20th Century Fox en Walden Media. De vierde lm, De zilveren stoel, zal in 2016 in première gaan.