De Prins en de Profeet
De Prins en de Profeet Claude Duvernoy Scholten Uitgeverij
4 COLOFON De Prins en de Profeet Claude Duvernoy © 2022 Scholten Uitgeverij BV Burgemeester Drijbersingel 25c 8021 DA Zwolle info@scholtenuitgeverij. nl www. scholtenuitgeverij. nl Omslagontwerp: Marcin & Milou Binnenwerk opmaak: Piet Versteeg Vertaling: ds. Jaap de Vreugd Eindredactie: Rita Quartel Drukwerk: Drukcase Eerste druk: maart 2022 NUR 402, 707 ISBN 9789083204727 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel- voudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No portion of this book may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means – electronic, mechanical, photocopy, recording or any other – except for brief quotations in printed reviews, without the prior written permission of the publisher.
5 Inhoudsopgave 1. Introductie . . . . . . . . . . . . 7 2. Een kader vooraf . . . . . . . . . . . 13 3. Leerjaren . . . . . . . . . . . . . 25 4. In dienst van Sion . . . . . . . . . . 51 5. Eenzaamheid en verbittering . . . . . . 129 6. Geestelijk testament . . . . . . . . . . 163 7. Naschrift auteur . . . . . . . . . . . 167 8. Beknopte tijdlijn . . . . . . . . . . . 169
6
7 Introductie In 1966 publiceert Claude Duvernoy De Prins en de Profeet, de geschiedenis over de nauwe verbondenheid tussen de Angli- caanse geestelijke William Hechler (1845-1931) en Theodor Herzl (1860-1904), de grondlegger van de staat Israël. Een geschiedenis die slechts bij weinigen bekend is en ook in het Herzlmuseum op de Herzlberg in Jeruzalem nauwelijks ge- noemd wordt. Elke plaats in Israël heeft wel een Herzlstraat of -plein’. Herzl heeft de oprichting van de staat Israël nooit meegemaakt. Net als Mozes 3500 jaar geleden maakt ook hij het uitroepen van de Joodse staat in 1948 niet mee. Hij wordt echter wel door God gebruikt om mensen ervan te overtuigen dat er voor het Joodse volk geen toekomst is zonder eigen land. Een land waar de Jo- den zichzelf kunnen zijn, zonder discriminatie, vervolging en pogroms. Een land van waaruit het Joodse volk de wereld zal kunnen laten delen in de welvaart die zeker komen zou. Herzl schrijft daar een boek over, Der Judenstaat, De Joodse Staat. In 1897 organiseert hij in het Zwitserse Bazel het Eerste Zionisti- sche Congres, waar hij – zoals hij het later omschrijft – de Jood- se staat grondvestte. Onschatbare waarde In de jaren tot zijn dood (1904) wordt Theodor Herzl vaak ver - gezeld door William Hechler. Hechler is een veelzijdig man,
8 die meer dan tien talen beheerst. Hij wordt geboren in Benaris (India), waar zijn vader zendeling is. Na zijn studie theologie en bevestiging in het ambt in de Anglicaanse Kerk vertrekt hij als zendingspredikant naar Afrika. Na terugkeer in Europa, geeft hij zowel in Engeland als Duitsland onderwijs aan het hof van de hogere adel en van de Duitse keizer. Door deze con- tacten heeft hij vele ingangen in de adellijke en geestelijke krin- gen in Duitsland en Engeland. Dat blijkt later van onschatbare waarde voor Herzl, die hierdoor vele politieke ingangen heeft voor zijn boodschap over het zionisme. Gods werktuig William Hechler heeft van jongs af aan al interesse in het Jood- se volk. Die interesse wordt tijdens zijn studie versterkt. Het is zijn grote verlangen predikant te worden in Christ Church in Jeruzalem. Die deur gaat echter dicht door een conflict tussen Duitsland en Engeland. Daarom wordt hij enige jaren later, in 1896, geestelijk verzorger aan de Engelse ambassade in Wenen. Het is hetzelfde jaar waarin het boek Der Judenstaat van Theo- dor Herzl wordt gepubliceerd, en Hechler ‘toevallig’ een exem- plaar onder ogen krijgt. Daarop nodigt hij Herzl bij hem thuis uit, en er ontstaat een warme vriendschap tussen de Joodse idealist en de overtuigde christen. Hechler heeft zijn hele leven al het profetische woord bestudeerd en verwacht zeer spoedig het herstel van Israël. Dat is ook de reden dat hij in Herzl Gods werktuig ziet om dit te realiseren. Bijna dag en nacht trekken beiden samen op om te pleiten voor een Joodse staat, bij nati- onale en internationale autoriteiten, hoogwaardigheidsbekle- ders, christelijke leiders, religieuze en niet-religieuze Joden. Bij alle zionistische congressen die Herzl vanaf 1897 organiseert, is Hechler nauw betrokken. In het dagboek dat Herzl schrijft,
9 wordt Hechler vaak genoemd en maakt Herzl de lezer deelge- noot van zijn bijzondere vriendschap met William Hechler. Beloften Claude Duvernoy geeft zijn boek de titel De Prins en de Profeet. Herzl is daarbij de prins, de vorst, en Hechler de profeet die de prins inspireert en helpt bij zijn talrijke afspraken om eenmaal samen in Jeruzalem de Duitse keizer te verwelkomen. Herzl overlijdt op 44-jarige leeftijd. Zijn profeet overleeft hem bijna 27 jaar. Hechler is er getuige van hoe de zionistische droom van een eigen Joodse staat bestreden wordt in de jaren na het overlijden van Herzl. Ook maakt hij mee hoe de hoop op die eigen staat in duigen valt, luttele jaren nadat de Britse minister van Buitenlandse Zaken in 1917 de toezegging heeft gedaan voor een Joods nationaal tehuis. Door de Engelse politiek van ‘verdeel en heers’ worden Arabieren aangezet tot geweld te- gen de nieuwe Joods immigranten. Hechler sterft uiteindelijk in Londen in armoede. Hij brengt zijn laatste jaren door in de Joodse wijk in Londen, bezoekt de synagoge en debatteert met zijn Joodse en christelijke vrienden over de beloften die God aan Israël gegeven heeft. Een testament voor Israël en de gemeente Het geestelijk testament van Hechler staat op de laatste pagina’s van dit boek. Het gaat daarbij om twee brieven uit 1930, één aan zijn Joodse broeders, en één aan zijn christelijke broeders. Een overweldigend getuigenis met een speciale opdracht. Hij was tot het inzicht gekomen dat de Bijbelse vervulling van een eigen land voor de Joden nog een paar jaar op zich zou laten wach-
10 ten. Hij waarschuwt zijn Joodse broeders voor de moeiten die er nog zouden komen, en roept hen op te volharden, omdat de Heilige Geest hun terugkeer en het wonen in het land zal ver - wezenlijken. Hij eindigt de brief aan zijn Joodse broeders met het verzoek ooit naast zijn vriend en broeder Herzl begraven te worden. Dat verzoek wacht nog op vervulling. Laat Israël niet alleen Hechlers tweede brief betreft een getuigenis én oproep aan ons christenen. ‘Jullie hebben Israël, jullie oudste broer, vergeten en je niet verheugd over zijn terugkomst in het huis van de Vader. Jullie hebben ook Jeruzalem en alles waar zij voor staat, vergeten. Jullie hoop is opgedroogd en daardoor hebben jullie je hoop gevestigd op machten van dood en bedrog. Laat Israël niet alleen als hij omringd wordt door vijanden en overwel- digd door de bijna onmogelijke taak om zijn kinderen van de vier hoeken van de aarde thuis te brengen. Denk aan de hei- denvolken die geschenken gaven aan de Joden die uit Babel terugkwamen en probeer net zo’n goed christen te zijn voor hen die thuiskomen. ’ Grootste wonder Het is opmerkelijk dat christenen in het England van de negen- tiende eeuw door gebed en praktische hulp hebben mogen bij- dragen aan het ontstaan van Israël in 1948, het grootste wonder van de twintigste eeuw. Zoals Ruth, de vrouw uit Moab, liefde mocht bewijzen aan Naomi en met haar meeging naar Beth- lehem, zo mogen wij met Ruth zeggen: ‘Waar u heen gaat, zal ik ook gaan, en waar u overnacht, zal ik overnachten. Uw volk
11 is mijn volk en uw God mijn God. ’ Wat zou er gebeurd zijn als we die opdracht als gemeente zouden hebben uitgevoerd, en Israël hadden getroost bij zijn tocht door de woestijn in de afgelopen twintig eeuwen. Israël tot troost zijn Laten we ons nu verheugen en mét Israël zeggen: De Heere heeft grote dingen bij Zijn volk gedaan. Hij brengt de verstrooi- de schapen van Zijn stal in de schaapskooi om zich over hen allen te ontfermen. Dat is wat God doet in onze dagen. Hechler en Herzl hebben het niet meegemaakt. Wij maken het mee. La- ten we ons dan telkens herinneren dat wij als volkeren, christe- nen uit de heidenen, een bijzondere roeping hebben om Israël tot troost te zijn (Jesaja 40:1). Roger van Oordt Oud-directeur Christenen voor Israël Honorair Consul Israël in Nederland
12
13 Een kader vooraf Niemand vergeet ooit zijn geboorteplaats. Het schijnt zelfs dat hoe ouder je wordt, hoe meer je je verbonden voelt met de plaats waar je wieg stond. Iedere christen is geboren in Je- ruzalem, en bepaalde tekenen wijzen erop dat de kerk tegen het eind van het tweede millennium haar hart sneller voelt kloppen als ze aan haar geboorteplek in het Beloofde Land terugdenkt. Het zijn Joodse evangelisten die vanuit Jeruzalem de bolwer - ken van het Grieks-Romeinse heidendom bestormen, dat trou- wens in die tijd al scheuren vertoont. Een paar uitzonderingen daargelaten, verspreidt het nieuwe geloof (wat eigenlijk ge- woon meer Hebreeuws dan nieuw is) zich in de synagogen in het gebied rondom de Middellandse Zee. En dat nieuwe geloof vergezelt Israël op weg naar Jeruzalem. Is het niet Paulus, de grootste van deze evangelisten, die in het hele rijk geld ophaalt ‘voor de armen in Jeruzalem’? Rome ziet in deze nieuwe bewe- ging een Joodse sekte als vele anderen en behandelt haar dan ook als zodanig. De Romeinse keizer Hadrianus (117-138) wil niets liever dan afrekenen met deze ‘sekte’ en nadat hij Judea met de grond heeft gelijkgemaakt, deporteert hij de Judeeërs. Op de ruïnes van Jeruzalem bouwt hij een stad die hij de naam Aelia Capitolina geeft, en elke Jood die er binnen wil gaan, kan rekenen op de doodstraf. Hadrianus bouwt op Golgotha een tempel voor de god Venus en geeft opdracht om de geboorte- grot van Christus in Bethlehem te gebruiken voor rituelen van de god Adonis. Deze dingen zijn nooit helemaal vergeten en
14 dwingen iedere christen om zich - niet alleen geestelijk gezien – als Semiet te zien, maar zelfs (of ook) als Jood. Sluitstuk En dan zijn er de teksten van het Nieuwe Testament, die ook een ‘zionistische’ visie op de geschiedenis schetsen. De kerk vergeet deze teksten echter vrij snel als ze – na eerst een ver - achte Joodse sekte te zijn genoemd – zich plotseling in de na- bijheid van een keizer bevindt die zich om politieke redenen tot het christendom bekeerd heeft. Het christelijk geïnspireerde zionisme moet veel meer zijn dan een beweging van sympathie voor een volk dat te veel geleden heeft en zijn lang geleden Be- loofde Land weer gevonden heeft. Talrijk zijn de Bijbelse pas- sages van de Hebreeuwse canon waar het Joods zionisme zich op beroepen kan, en die de kerk ook zou moeten accepteren. Er zijn bepaalde nieuwtestamentische teksten die de bijzondere visie op de geschiedenis weergeven die Christus en de apos- telen hadden, en die ook gangbaar was in die tijd, waarvan alle eschatologische literatuur van de Joodse Bijbel getuigt. De dag komt dat Jeruzalem niet langer bezet zal zijn door de vol- ken. Dat is het sluitstuk van de tijd die Christus ‘de tijden van de heidenen’ (Lukas 21:24) noemt. Een uitdrukking die door Paulus wordt overgenomen in Romeinen 11:25, maar die in de diverse Bijbelvertalingen verminkt geraakt is. Herstel Het lijkt erop dat God de tijd van de Bijbelse openbaring in twee verschillende perioden heeft verdeeld, die elkaar soms overlappen en soms opvolgen: de tijden van de heidenen (die
15 Jeruzalem bezetten), en de periode van Israëls onafhankelijk- heid. Als Jeruzalem in de loop van de tijd na een zeer lange bal- lingschap weer Israëls hoofdstad is, treedt Israël als het ware de messiaanse tijd binnen, met het perspectief van de komst van de Messias. In eschatologische termen betekent dit de tijd waarin voor het eerst in de geschiedenis alle volken – ja, de hele wereld – met totale vernietiging bedreigd worden. De cen- trale ‘zionistische’ tekst die we in het Nieuwe Testament tegen- komen, is zonder twijfel Handelingen 1:6-7: ‘Heere, zult U in deze tijd voor Israël het Koninkrijk weer herstellen? En Hij zei tegen hen: Het komt u niet toe de tijden of gelegenheden te we- ten die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft. ’ De Heerser van de geschiedenis heeft dus een tijdstip vastgesteld waarop er een einde komt aan de lange en bloedige ballingschap van Israël. De onafhankelijkheid van Israël hangt dus volledig af van Zijn wil. Als er alleen deze tekst zou zijn – er zijn er nog meer – die ook nog eens Christus’ woorden weergeeft, zou de kerk de hand van God in de geschiedenis erkennen in de fysie- ke wederopstanding van het Joodse volk, dat zich rond Jeruza- lem verzamelt. Profetische betekenis geschiedenis Sinds de Reformatie, die symbool staat voor de terugkeer naar Gods Woord, heeft elke generatie wel gezien dat stemmen de kerk eraan herinneren dat Israël eens zijn Bijbelse thuisland zou hervinden. Dat het belangrijk is dit niet te vergeten en dat het gepast is het grote moment te bevorderen. Door de Bijbelse teksten serieus te nemen, herontdekt de Reformatie niet alleen de geschiedenis van Israël, maar ook de profetische betekenis van de geschiedenis. Overal waar deze christelijke renaissance voet aan de grond krijgt, doet men zijn best de bestemming van
16 het Joodse volk en zijn land te duiden – een land van zanddui- nen en door de pest geteisterde moerassen. Het is verrassend dat als zich in Europa een beweging voor liberalisering en assi- milatie van de Joden (zij het bescheiden) aandient, er in Enge- land een beweging van authentiek christelijk zionisme op gang komt. Je zou het kunnen omschrijven als een ‘gereformeerde vorm van judaïseren’, een uitvloeisel van het puriteinse geloof. Mensen als John Knox en William Tyndale herinneren mensen aan belangrijke personen uit de Hebreeuwse Bijbel. Deze per - sonen worden niet alleen in allerlei studieboeken geërd, maar ook in het dagelijks leven van mensen, die hun kinderen liever vernoemen naar Bijbelse helden dan lokale ‘heiligen’. De her - tog van Cleveland merkt bij het spreken over de puriteinen al grappend op dat ‘men de hele stamboom van Christus uit zijn hoofd zou kunnen leren door simpelweg de namen van hun regimenten te lezen. ’ Oliver Cromwell (1599-1658), Engels mi- litair en staatsman, roept ondanks heftige tegenstand, de Joden op terug te keren naar Engeland, ervan overtuigd dat dit gebaar een beslissende stap zal kunnen zijn bij het zich opnieuw kun- nen vestigen in het Beloofde Land, én dat God hem daarvoor zal zegenen. Cromwells volgelingen beginnen een beweging die in het Engelse protestantisme nooit echt verloren gegaan is. Eigenlijk doen ze niets meer dan de oude Joods-christelijke hoop nieuw leven inblazen. Een hoop die de Engelse dichter John Milton in al zijn gedichten over de terugkeer naar het ver - waarloosde Sion in hun ziel heeft geplant. Engelse schrijvers, wetenschappers, theologen, gelovigen sluiten zich aan en zet- ten zich in voor de (her)vestiging van het Joodse volk in het Bijbelse land. Zelfs bisschoppen ondersteunen deze inzet.
17 ‘Nieuw Israël’ In dezelfde tijd ontstaat in Engeland ook de beweging ‘Nieuw Israël’ (een uitvloeisel van het Britse zionisme vóór die t ijd), die wil aantonen dat het Engelse volk Joodse wortels heeft. Zo zou het woord ‘britisch’ moeten worden gesplitst in ‘ish’ en ‘berith’, wat in het Hebreeuws ‘man van het verbond’ betekent. En het woord ‘Saxon’, zou ‘Itzakson’ = ‘Zoon van Izak’ zijn. En nog merkwaardiger: ‘de kooplieden van Tarsis’ uit Ezechi- el 38:13 zouden de Britse eilanden en hun dappere zeelieden voorstellen. In de eindtijd zal de terugkeer van Israël naar het Beloofde Land niet kunnen worden verwezenlijkt zonder de hulp van de Engelse ‘schepen van Tarsis’! En toen Jeremia de verzoening van het huis van Juda met het huis van Israël aan- kondigde, deed hij volgens sommigen niets anders dan het be- nadrukken van de gemeenschappelijke belangen van Londen en het nieuwe Jeruzalem. Koningin Victoria twijfelt niet aan haar koninklijke afkomst via de stamboom van David en de koningen van Juda. En haar kleinzoon, de onfortuinlijke keizer Wilhelm II, koestert vergelijkbare illusies. Petities In de Verenigde Staten, waar de puriteinse beweging heel krachtig is, uit de voorliefde voor zionisme zich op een typisch Amerikaanse manier: in de vorm van petities. John Adams, de tweede president van de VS, zegt: ‘Het is mijn oprechte wens dat de Joden zich opnieuw in Juda kunnen vestigen en daarbij een onafhankelijke natie kunnen vormen. ’ Aan het eind van de twintigste eeuw ontvangt president Harrison namens de ‘Con- ferentie voor christenen en Joden’ een petitie, die van het Ber - lijnse congres een ‘tweede Edict van Cyprus’ verlangt. Dit edict
18 is een proclamatie uit 539 v. Chr. van Cyrus de Grote over de terugkeer van de Joden naar het land Israël en de herbouw van de tempel. De voorzitter van genoemde organisatie, de heer Blackstone – naast theoloog ook jurist – is van mening dat het Joodse volk nooit opgehouden is het Beloofde Land te bezit- ten. ‘De Joden hebben dit land nooit uit vrije wil achtergelaten. Zij hebben ook nooit een capitulatieovereenkomst getekend, maar zijn in een wanhopige strijd bezweken onder de ver - pletterende macht van Rome. Ze werden als slaven verkocht. Sindsdien hebben zij, hoewel zonder soevereine of politieke vertegenwoordiging, aanspraak gemaakt op hun moederland in hun geschriften, hun geloof en hun gebeden. Het geweld waarmee Israël buiten zijn eigen land gehouden wordt, waar - tegen de Joden nergens beroep kunnen aantekenen, staat in principe gelijk aan een voortdurend conflict. Geen smeekbede kan iets aan deze situatie veranderen totdat Israël gelegenheid krijgt zijn eisen voor te leggen aan de enige daartoe bevoegde autoriteit: een internationale conferentie. ’ Op die manier krijgt de christelijk-zionistische beweging stevig voet aan de grond in landen van de Reformatie, waarbij gezocht wordt naar ma- nieren om zich ook op politiek niveau te manifesteren en de beweging uit te breiden naar andere Europese landen. In de eerste decennia van de zeventiende eeuw doet de Fransman Isaac de la Peyrere – hugenoot, theoloog, zionist en humanist - een beroep op de koning met het oog op de terugkeer van de Joden naar het Beloofde Land, en introduceert zo het zio- nistische idee in Frankrijk. In 1797 stuurt de prins van Ligne een memorandum naar keizer Jozef II met hetzelfde verzoek. De Franse Revolutie veroorzaakt overal in Europa ‘kabbalis- tische’ bewegingen, die grote omwentelingen interpreteren in eschatologisch en ‘zionistisch’ perspectief. In 1799 dient de Ier Thomas Corbet een project in bij revolutieleider Barras dat ge- lijk is aan dat van de prins van Ligne. Het is niet ondenkbaar
19 dat Napoleon Bonaparte ook op de hoogte is. Maar tijdens zijn veldtocht in het Oosten wordt iedere Jood zonder uitzondering als geheim agent van de Franse generaal gezien. In 1839 zendt de Algemene Vergadering van de Church of Scotland na een onderzoekscommissie naar Palestina gestuurd te hebben, het volgende memorandum naar de Europese vorsten: ‘Wat het herstel van het Joodse volk in het land Palestina betreft (. . . ) zijn wij overtuigd van de waarheid van deze goddelijke belofte die ook belooft dat er een hemelse zegen zal rusten op diegenen die het volk van God te hulp komen in zijn huidige moeilijke omstandigheden. ’ Springplank Vanaf deze tijd ontstaat er een echt ‘zionistisch’ debat in de En- gelse pers, dat wordt gestimuleerd door de crisis in het Mid- den-Oosten. Het rad van de geschiedenis draait snel in dit deel van de wereld dat na de kruistochten enigszins in de verge- telheid geraakt is. Mehmet Ali, een voormalige handelaar uit Roemenië die tijdens Napoleons veldtocht in Egypte tot hoofd van het Turkse leger is aangesteld, wordt bevorderd tot pasja [een Ottomaanse titel voor een hoge militair] en zorgt voor grote veranderingen in Egypte, voornamelijk met behulp van Franse technici en militairen. In 1832 verovert hij Syrië en trekt op tot Constantinopel (het huidige Istanboel) waar hij wordt tegengehouden door Russische troepen. Uiteindelijk wordt er een compromis bereikt: de tsaar krijgt de Turkse zeestraten (Bosporus en Dardanellen) en Ali krijgt Syrië, voor de rest van zijn leven. De crisis van 1832 brengt Engeland in het hart van het Bijbelse land Israël, wat onder andere wereldmachten tot jaloezie leidt maar het christelijke zionisme een opmerkelijke politieke springplank bezorgt. In 1839 moedigt Engeland de
20 Ottomaanse sultan Mahmut II aan Syrië in te nemen. Maar op 24 juni van dat jaar verplettert Mehmet Ali, daarbij gesteund door de Fransen, de Turken in Nezib, en bedreigt Constantino- pel voor een tweede keer. Om een tweede interventie van Rus- land te voorkomen, komt Londen tussenbeide. Tsaar Nicolaas I vindt het bepaald niet erg dat de relatie tussen Frankrijk en Engeland verslechtert. Engeland, Pruisen, Oostenrijk en Rus- land, ongelukkig met de Franse invloed in het Midden-Oosten, dwingen Ali zijn troepen uit Syrië terug te trekken [Vredesver - drag van Londen, 15 juli 1840]. De zeestraten worden tot ver - boden gebied voor oorlogsschepen verklaard. Niettemin heeft de Britse diplomatie onder leiding van Palmerston een prachti- ge overwinning bereikt. Het zou zomaar kunnen dat de dank- bare sultan toestond dat Engeland, zij het via de achterdeur en permanent, zeggenschap over Syrië krijgt. Palmerston neemt geen loopje met de Bijbel. Het kost zijn goede vriend Lord Shaftesbury (zelf diep beïnvloed door de beroemde ‘zionisti- sche’ ds. Mac-Caul) dan ook geen moeite hem ervan te over - tuigen dat de messiaanse tijden voor Israël aan het ontluiken zijn. Groot-Brittannië moet, zonder daarbij de vitale belangen van een route naar India opzij te zetten, de unieke kans grijpen de goddelijke wil te volgen die de geschiedenis leidt. Shaftes- bury herinnert zijn vriend, de premier, aan Genesis 12:3: ‘Ik zal zegenen wie u zegenen’ en benadrukt dat deze belofte nog al- tijd geldt. De zionistische Shaftesbury bepleit Israëls belangen zo goed, dat Palmerston op 22 januari 1839 de volgende brief stuurt aan koningin Victoria: ‘Ik heb de grote eer het ingesloten memorandum aan uw voeten te leggen over de huidige situatie en toekomst van Gods aloude volk, het Joodse volk. Ik twijfel er niet aan dat de vrome gevoelens van Uwe Majesteit zullen worden geraakt door de mogelijkheid een bijzondere gunst te verlenen aan de Bijbelse hoop die zij koesteren, mede gezien de belangrijke positie die het God behaagd heeft ons protestantse