9 1 1987 Samuel Mason zat in zijn witte sedan die tegenover de Centerville Christian Church geparkeerd stond. Het oude gebouw leek op hem: het had betere tijden gekend. Op het dak ontbrak nog steeds een half dozijn leien, die er tijdens de storm van 1984 afgewaaid waren. De verf bladderde af en onthulde oude, grijs verweerde luiken. Een van de hoge, gewelfde ramen was kapot. Het grasveld lag er verpieterd bij, de rozen waren doorgeschoten en de berk op het binnenplaatsje tussen de kerk, de gemeenschapsruimte en de kleine pastorie had een parasiet die hem langzaam ombracht. Als er niet snel een beslissing werd genomen, vreesde Samuel het nog te moeten meemaken dat er een bordje met Te koop op het gebouw zou hangen en de deur met een hangslot afgesloten zou zijn. Hij pakte de oude, gesleten zwartleren bijbel die op de pas - sagiersstoel lag. Ik probeer vast te houden aan het geloof, God. Ik probeer te vertrouwen. ‘Samuel!’ Hollis Sawyer kwam met zijn manke gang aanlopen over het trottoir van First Street. Ze troffen elkaar bij de trap voor de ingang. Hollis greep met zijn linkerhand de verroeste, ijze - ren leuning vast, plantte zijn wandelstok neer en wipte zijn heup omhoog om zijn kunstbeen op de tweede trede te brengen. ‘Otis heeft gebeld. Hij zei dat hij later zou komen.’ ‘Moeilijkheden?’ ‘Dat zei hij niet, maar ik hoorde Mabel op de achtergrond tegen hem praten. Hij klonk nogal geïrriteerd.’ Samuel deed de deur van de kerk open en keek naar het door de zon grijs verbleekte tapijt in het portaal, dat ooit geel was geweest. Hollis huiverde even toen hij over de drempel stapte. Samuel liet de deur op een kier staan voor Otis. Sinds jaar en dag was er niets veranderd in het voorportaal. Ver - bleekte foldertjes lagen er nog in keurige stapeltjes en de rafelige De roep van de sjofar.indd 9 15-10-13 12:18
10 rand van het tapijt was nog steeds van de deur weggetrokken naar de kleine consistorie. De stoffige bladeren van de zijden ficus in de hoek herbergden nog steeds een spin en in de hoek van een hoog raam was een tweede web te zien; iemand zou een ladder moeten nemen om het weg te halen. Maar wie was er bereid op een lad - der te klimmen en het risico te nemen om na een val met zijn oude botten in een verpleeghuis te belanden? Een professionele schoonmaker inhuren was onmogelijk. Er was geen geld. Hollis hobbelde over het gangpad. ‘Het is hier zo koud als in Minnesota in de winter.’ De kerkzaal rook muf als een huis dat de hele winter dicht heeft gezeten. ‘Ik kan de verwarming wel aanzetten.’ ‘Doe geen moeite. Tegen de tijd dat het hier warmer wordt, is onze vergadering al voorbij.’ Hollis stapte in de tweede rij, hing zijn wandelstok aan de kerkbank voor hem en liet zich op de bank zakken. ‘Wie preekt er zondag eigenlijk?’ Samuel ging op het bankje aan de andere kant van het gangpad zitten en legde zijn bijbel naast zich neer. ‘Zondag is wel het minste van onze problemen, Hollis.’ Hij liet zijn onderarmen op de bank voor hem rusten, vouwde zijn handen en keek omhoog. Het bron - zen kruis en de twee kandelaars op het altaar waren in ieder geval gepoetst. Het leken de enige voorwerpen die hier aandacht had - den gekregen. Het tapijt moest gereinigd worden, de kansel geschil - derd en het pijporgel was aan een reparatie toe. Maar helaas waren er ieder jaar minder vrijwilligers en ook de giften daalden gestaag, ondanks de vrijgevige instelling van de gemeenteleden, die allen van vaste inkomens leefden – sommigen van niet meer dan de bijstand. O, God… Samuel dacht terug aan het verleden terwijl hij tegen zijn tranen vocht. Hij slikte de brok in zijn keel weg en keek naar de lege koorruimte. Hij herinnerde zich een tijd dat die vol had gestaan met zangers en zangeressen, gekleed in gewaden van rood en goud. Nu zong alleen zijn vrouw Abby soms nog op zondag, aan de piano begeleid door Susanna Porter. En hoeveel hij ook van haar hield, Samuel moest toegeven dat Abby’s stem niet meer was wat hij geweest was. De roep van de sjofar.indd 10 15-10-13 12:18
11 Een voor een waren de activiteiten van de kerk doodgebloed en als stof verwaaid. Kinderen werden groot en verhuisden naar elders. De mensen van middelbare leeftijd werden oud, en de ouderen stierven. De stem van de dominee galmde in de lege ruimte, zon - der lichamen om zijn wijze woorden op te nemen. O, God, laat mij niet lang genoeg leven om de deuren van deze kerk op zondagmorgen gesloten te vinden. Veertig jaar lang hadden Abby en hij deel uitgemaakt van de gemeente van deze kerk. Hun kinderen waren hier gedoopt, had - den er de zondagsschool bezocht. Dominee Hank had de huwe - lijksdienst van hun dochter Nancy geleid en later de uitvaartdienst voor hun zoon Donny, toen zijn lichaam uit Vietnam naar huis werd gebracht. Hij kon zich de laatste doopdienst niet herinneren, maar uitvaartdiensten waren er maar al te vaak. Het zou hem niet verbazen als het doopvont was uitgedroogd. Samuel voelde zich eveneens uitgedroogd. Oude, dorre botten. Hij was moe, treurig, verslagen. En nu stond hem een nieuwe tragedie te wachten. Hij wist niet wat zij zouden moeten doen om de kerk in functie te houden. En als zij geen oplossing zouden vinden, wat zou er dan van de kleine gemeenschap van gelovigen worden die hier nog iedere zondag naar de diensten kwam? De meesten waren te oud om auto te rijden en anderen te verlegen om dertig kilometer te reizen en een dienst tussen vreemden mee te maken. Zijn we er dan werkelijk toe veroordeeld om het met tv-evangelisten te doen die driekwart van hun tijd alleen maar om geld vragen? God, sta ons bij… De voordeur van de kerk sloeg dicht en de houten vloerplanken kraakten onder de nadering van voetstappen. ‘Het spijt me dat ik te laat ben.’ Otis Harrison liep over het gangpad en ging op een bankje van de voorste rij zitten. Samuel stond op om hem te begroeten. ‘Hoe gaat het met Mabel?’ ‘Slecht. De dokter heeft haar weer op zuurstof gezet en zij wordt er narrig van om met die tank door het huis te slepen. Je De roep van de sjofar.indd 11 15-10-13 12:18
12 zou denken dat ze eens kon gaan zitten. Maar nee, hoor. Ik moet haar scherp in de gaten houden. Gisteren betrapte ik haar in de keuken. We hadden ruzie. Ik zei haar dat zij een dezer dagen nog eens het gas openzet, een lucifer afstrijkt en ons allemaal de lucht in laat vliegen. Zij schreeuwde dat zij walgde van al die diepvries - maaltijden.’ ‘Waarom bel je tafeltje-dek-je niet?’ vroeg Hollis. ‘Heb ik ook gedaan. Daarom ben ik laat.’ ‘Zijn ze niet gekomen?’ ‘Ze waren exact op tijd, anders had ik hier nog niet gezeten. Maar het probleem is dat ik er moet zijn om de deur open te doen, want dat weigert Mabel categorisch.’ Het kerkbankje kraakte toen Otis ging verzitten. Jarenlang hadden Samuel en Abby talloze gezellige avonden doorgebracht bij de Harrisons thuis. Mabel had hen altijd op een feestmaal vergast: gevulde kip, zelfgebakken koekjes en cake en gebakken of gestoomde groenten uit Mabels eigen moestuin. De vrouw van Otis hield van koken; het was geen hobby voor haar maar een roeping. Mabel en Otis verwelkomden nieuwe gezinnen in de gemeente met een uitnodiging voor een etentje. Italiaans, Duits, Frans of Chinees, Mabel probeerde alles uit, tot grote tevre - denheid van ieder die aan haar tafel zat. Als Mabel op gemeente - dagen een van haar stoofpotten of taarten op de lange, smalle, met zeil overdekte tafels zette, ontstond er een volksoploop. Ze had Donny zelfgebakken koekjes gestuurd toen hij in Hue, in Vietnam, gelegerd was. Otis klaagde vroeger steevast dat hij nooit wist wat hij op tafel verwachten kon, maar niemand had werkelijk medelij - den met hem. ‘Ze kijkt nog steeds naar die kookprogramma’s en noteert de recepten. Ze maakt zichzelf gek van frustratie! En mij erbij. Ik heb haar voorgesteld te gaan borduren, schilderen, puzzelen, wat dan ook! Ik zal maar niet herhalen wat ze toen zei.’ ‘En een elektrische oven dan?’ suggereerde Hollis. ‘Of een mag - netron?’ ‘Mabel wil niets weten van een elektrische oven. En een paar De roep van de sjofar.indd 12 15-10-13 12:18
13 jaar geleden hebben we van onze zoon een magnetron gekregen. We weten geen van beiden hoe we het ding moeten bedienen, behalve om hem op één minuut te zetten om koffie warm te maken.’ Otis schudde zijn hoofd. ‘Ik mis de goede, oude tijd dat ik nooit wist wat ze op tafel zou zetten als ik van mijn werk thuis - kwam. Tegenwoordig kan ze niet eens meer lang genoeg staan om een salade te maken. Ik heb geprobeerd te gaan koken, maar dat was een regelrechte ramp.’ Hij vertrok zijn gezicht en wuifde ongeduldig met zijn handen. ‘Maar genoeg over mijn problemen. We hebben andere dingen te bespreken, nietwaar? Hoe gaat het met Hank?’ ‘Niet goed,’ antwoordde Samuel. ‘Abby en ik waren gisteren met Susanna in het ziekenhuis. Zij wil dat hij met emeritaat gaat.’ Hollis strekte zijn slechte been. ‘We moeten eerst afwachten wat Hank ervan zegt.’ Samuel begreep dat zij de feiten niet onder ogen wilden zien. ‘Hij heeft een hartaanval gehad, Hollis. Hij kan niets zeggen met een slang in zijn keel.’ Dachten ze nu werkelijk dat Henry Porter altijd maar door kon gaan? Die arme Hank was zijn tijd als stu - wende kracht al lang en breed voorbij. Otis fronste. ‘Is het zo erg?’ ‘Hij was gistermiddag in het hospitaal op ziekenbezoek toen hij in de gang bij de eerste hulp plotseling in elkaar zakte. En als het ergens anders was gebeurd, zouden we hier nu zijn begrafenis - dienst zitten voorbereiden.’ ‘God heeft hem behoed,’ zei Hollis. ‘Zoals altijd.’ ‘En het wordt tijd dat ook wij aan zijn belangen gaan denken.’ Otis verstrakte. ‘En wat bedoel je daarmee?’ ‘Samuel heeft een zware nacht achter de rug.’ Hollis klonk hoopvol. ‘Dat komt er wel bij,’ gaf Samuel toe. Het was zeker een lange nacht geweest, waarin hij de toekomst onder ogen moest zien. ‘Het komt erop neer dat dit de zoveelste crisis is in de lange reeks waar - mee wij te maken hebben gehad. En ik wil niet dat we aan deze crisis ten onder gaan. We moeten een paar beslissingen nemen.’ De roep van de sjofar.indd 13 15-10-13 12:18
14 Hollis schoof ongemakkelijk heen en weer. ‘Hoe laat waren jij en Abby in het ziekenhuis?’ Altijd als de gesprekken over onaangename dingen dreigden te gaan, probeerde Hollis een ander onderwerp te berde te brengen. ‘Een halfuur nadat Susanna ons gebeld had. Hank voelt zich al heel lang niet goed.’ Otis fronste weer. ‘Daar heeft hij nooit iets over gezegd.’ ‘Zijn haar is de laatste twee jaar volkomen wit geworden. Is je dat niet opgevallen?’ ‘Het mijne ook,’ wierp Hollis tegen. ‘En hij is magerder geworden.’ ‘Ik wou dat ik dat kon zeggen,’ grinnikte Otis. Samuel probeerde zijn geduld te bewaren. Als hij niet voorzich - tig was, zou deze vergadering uitlopen op de zoveelste klaagsessie over de miserabele staat van de wereld en het land. ‘Ongeveer een week geleden vertelde Hank mij over een studievriend van hem die decaan is aan een christelijke universiteit in het Midwesten. Hij was vol lof over hem en zijn school.’ Samuel keek zijn twee oud - ste vrienden afwisselend aan. ‘Ik denk dat hij mij duidelijk wilde maken waar wij naar zijn opvolger moeten gaan zoeken.’ ‘Ho ho, wacht eens even!’ zei Hollis. ‘Dit is niet het moment om hem met emeritaat te sturen, Samuel. Wat voor klap is dat niet voor een man die al op zijn rug ligt?’ Hij snoof. ‘Hoe zou jij het vinden als iemand je in het ziekenhuis opzocht, over je heen boog en zou zeggen: “Sorry, beste kerel, je hebt een hartaanval gehad en je werkzame tijd is nu voorbij”?’ Het gezicht van Otis was rood en strak. ‘Hank is veertig jaar lang de drijvende kracht van deze kerk geweest. Hij was de vaste hand aan het roer. Wij kunnen niet zonder hem.’ Samuel had tevoren wel geweten dat het niet eenvoudig zou worden. Er was een tijd om zachtmoedig te zijn en een tijd om recht voor zijn raap te zijn. ‘Ik zeg je, Otis, Hank komt niet terug. En als wij willen dat deze kerk overleeft, dan doen we er goed aan iemand anders te zoeken die het roer kan overnemen. Anders gaan we zwalken en lijden we schipbreuk.’ De roep van de sjofar.indd 14 15-10-13 12:18
15 Hollis wuifde met zijn hand. ‘Hank heeft vijf jaar geleden een bypassoperatie gehad en toen is hij ook teruggekomen. We nodi - gen gewoon een paar gastsprekers uit tot hij weer op de been is. Net als de vorige keer. De Gideons, het Leger des Heils, iemand van die soepkeuken aan de andere kant van de stad. Vraag hun te komen spreken over hun werk. Dat vult de kansel wel een paar zondagen.’ Hij lachte nerveus. ‘En als de nood aan de man is, kan Otis altijd zijn dia’s van het heilige land nog een keer laten zien.’ Samuels hielen gingen op en neer van de vloer, zoals altijd als hij gespannen was. Hoe kon hij het zijn oude vrienden aan het ver - stand brengen? Moest God Zelf op de ramshoorn blazen om hen in beweging te krijgen? ‘Susanna vertelde dat hun oudste klein - dochter deze lente een kleintje verwacht. Ze zei dat ze het heer - lijk zou vinden om Hank met een achterkleinkind op zijn knie te zien. Ze zei dat het fijn zou zijn om weer deel uit te kunnen maken van het leven van hun kinderen, samen in dezelfde kerk te zitten, in dezelfde bank. Wie van jullie wil beweren dat Hank het niet verdiend heeft om die dingen nog te kunnen doen? Wie van jullie wil hem vertellen dat wij van hem verwachten dat hij op de kansel blijft staan tot hij er dood bij neervalt?’ Zijn stem brak. Hollis fronste en keek de andere kant op, maar niet voordat Samuel het vocht in zijn ogen gezien had. Samuel leunde voorover op de kerkbank. ‘Hank moet weten dat wij het begrijpen. Hij heeft onze dank nodig voor al zijn jaren van trouwe dienst aan deze gemeente – onze zegen. En hij heeft de pensioenvoorziening nodig die wij jaren geleden hebben opgezet zodat hij en Susanna iets meer hebben om van te leven dan een maandelijkse uitkering van de overheid en de liefdadigheid van hun kinderen!’ Hij kon hun gezichten nauwelijks meer zien door de waas van tranen. Otis stond op en liep door het gangpad, zijn ene hand in zijn broekzak, de andere krabbend aan zijn voorhoofd. ‘De markt is slecht, Samuel. Dat pensioen is nog maar de helft waard van een jaar geleden.’ ‘Beter een half ei dan een lege dop.’ De roep van de sjofar.indd 15 15-10-13 12:18
16 ‘Als ik maar iets eerder uit de hightechfondsen was gestapt… Zoals het nu staat, krijgt hij ongeveer tweehonderdvijftig dollar per maand voor veertig jaren trouwe dienst.’ Samuel sloot zijn ogen. ‘In ieder geval hebben we hun ziekte - kostenverzekering overeind kunnen houden.’ ‘Maar goed dat hij daar al is ingestapt toen hij in de dertig was, anders zouden we de premie niet kunnen betalen.’ Otis liet zich zwaar zakken op het uiteinde van een kerkbank. Hij keek Samuel recht aan, die knikte omdat hij wist dat hij en Abby het geld zou - den moeten verschaffen, zoals zij altijd gedaan hadden als er niet genoeg in de collectezak zat om de kosten te dekken. Hollis zuchtte. ‘Vijf jaar geleden hadden we zes ouderlingen. Eerst raakten we Frank Bunker kwijt aan prostaatkanker en daarna sliep Jim Popoff in in zijn schommelstoel, om nooit meer wakker te worden. Vorig jaar had Ed Frost een beroerte. Zijn kinderen kwamen, zetten een bordje met Te koop bij hen in de tuin en ver - huisden hun ouders naar een of ander verpleeghuis in het zuiden. En nu Hank…’ Hollis’ stem stokte. Hij verschoof zijn heup weer. ‘Maar wat moeten we dan zonder dominee?’ vroeg Otis op klaaglijke toon. ‘Opgeven!’ antwoordde Hollis. ‘Of opnieuw beginnen.’ Beide mannen staarden Samuel aan. ‘Jij bent een dromer, Samuel,’ snoof Otis. ‘Je bent altijd al een dromer geweest. Deze kerk is al tien jaar stervende. Als Hank naar het noorden vertrekt, betekent dat het einde.’ ‘Willen jullie echt het licht uitdoen, de deuren afsluiten en weg - lopen?’ ‘Dat is niet wat wij willen! Het is onvermijdelijk!’ ‘Daar ben ik het niet mee eens,’ zei Samuel vastberaden. ‘Laten we ervoor bidden.’ Otis keek schamper. ‘Wat moet bidden in dit geval nog uithalen?’ Hollis stond op. ‘Mijn been speelt me parten. Ik moet bewegen.’ Hij pakte zijn wandelstok van het bankje voor hem en mankte naar voren. ‘Ik weet niet wat er tegenwoordig met ons land aan de De roep van de sjofar.indd 16 15-10-13 12:18
17 hand is.’ Hij stampte met zijn stok op de vloer. ‘Ik heb mijn vier kinderen allemaal als christenen opgevoed en geen één gaat er meer naar de kerk, behalve met Pasen en Kerst.’ ‘Ze pendelen waarschijnlijk de hele week naar hun werk,’ merkte Otis op. ‘Je moet tegenwoordig beiden werken om een huis te kunnen betalen, en bovendien moeten ze om de paar jaar een nieuwe auto hebben omdat ze zo veel rijden. Mijn zoon rijdt iedere dag tweehonderd kilometer, vijf dagen per week. En zijn vrouw nog eens de helft daarvan. De kinderopvang kost hun acht - tienhonderd dollar per maand, de verzekeringen…’ Blablabla. Samuel had het allemaal al eerder gehoord. De wereld is rot en de jongeren hebben geen respect meer voor de ouderen. Milieuactivisten zijn allemaal hippies uit de jaren zestig en politici zijn allemaal boeven, overspeligen of erger. ‘We kennen de proble - men. Laten we liever aan oplossingen werken.’ ‘Oplossingen!’ Otis schudde zijn hoofd. ‘Welke oplossingen? Samuel, het is voorbij, uit. We hebben een gemeente van hoeveel mensen?’ ‘Negenenvijftig,’ zei Hollis treurig. ‘Althans op papier. Afgelo - pen zondag waren er drieëndertig in de kerk.’ Otis keek Samuel aan. ‘Alsjeblieft. Nu weet je hoe het zit. We hebben het geld niet om de rekeningen te betalen. We hebben geen dominee om te preken. Het enige kind in de gemeente is de kleinzoon van Brady en Frieda, en die is hier alleen maar op bezoek. Samuel, tenzij jij het wilt overnemen, zou ik zeggen: laten we waardig afscheid nemen.’ ‘ Waardig? Hoe kun je een kerk waardig sluiten?’ Otis werd rood. ‘Het is uit. Wanneer laat je dat tot je botte her - sens doordringen, mijn vriend? Het was een mooi feest zolang het duurde, maar nu is het voorbij. Het is tijd om naar huis te gaan.’ Samuel voelde een hitte in zijn binnenste opkomen alsof iemand zachtjes in de smeulende as van zijn hart blies. ‘Wat is er met het vuur gebeurd dat wij allemaal voelden toen we tot God kwamen?’ ‘We zijn oud geworden,’ zei Hollis. ‘We zijn moe geworden,’ vulde Otis aan. ‘Het zijn altijd dezelfde De roep van de sjofar.indd 17 15-10-13 12:18
18 mensen die alles moeten doen, terwijl de rest in de banken zit en verwacht dat alles gladjes verloopt.’ Samuel stond op. ‘Abraham was honderd toen hij de vader van Isaak werd! Mozes was tachtig toen God hem uit de woestijn riep! Kaleb was vijfentachtig toen hij de heuvels rond Hebron innam!’ Otis gromde. ‘Tachtig moet in de Bijbelse tijden heel wat jonger zijn geweest dan het nu is.’ ‘We kwamen hier op deze plaats bij elkaar omdat we in Jezus Christus geloofden, is het niet?’ Samuel hield stug vast aan zijn geloof. ‘Is dat veranderd?’ ‘Geen jota,’ bevestigde Hollis. ‘We hebben het over het sluiten van deze kerk, niet over het opgeven van ons geloof,’ brieste Otis. Samuel keek hem aan. ‘Kun je het ene doen zonder het andere?’ Otis blies zijn wangen op en krabde aan zijn voorhoofd. Zijn gezicht werd weer rood en dat was altijd een slecht teken. ‘Wij zijn hier nog steeds en deze kerk is nog niet dood,’ ver - klaarde Samuel, die niet toe zou geven, hoe hard Otis ook pufte en snoof. ‘Vorige week haalden we met de collecte honderdtwee dollar en vijfenzestig cent op,’ smaalde Otis. ‘Niet eens genoeg om het gas en licht te betalen. Die rekeningen zijn overigens al over tijd.’ ‘God zal erin voorzien,’ antwoordde Samuel. ‘O ja? Toevallig zijn wij het die de hele tijd betalen. Ga jij de onroerendgoedbelasting weer betalen, Samuel?’ Otis zuchtte. ‘Hoelang kan dat nog doorgaan? We kunnen deze kerk niet meer in stand houden, zeker niet zonder dominee.’ ‘Precies.’ ‘En waar wil jij er een vandaan halen?’ brulde Otis. ‘Zover ik weet groeien ze niet in het wild!’ ‘Zelfs met een nieuwe dominee hebben we het geld nog niet om de rekeningen te betalen. We hebben meer mensen nodig.’ Hollis ging zitten en strekte zijn been om met reumatische vingers zijn dijen te masseren. ‘Ik kan niet meer met de rijden, en langs de deuren gaan, zoals vroeger, zit er ook niet meer in.’ De roep van de sjofar.indd 18 15-10-13 12:18
19 Otis keek hem grimmig aan. ‘We hebben niet eens een bus, Hollis. En nu we geen dominee meer hebben, zijn er zelfs geen diensten meer waar we mensen voor kunnen uitnodigen.’ Hij gebaarde met zijn arm. ‘Het enige wat we hebben, is dit gebouw en als er een aardbeving komt, valt het waarschijnlijk op onze hoofden.’ Hollis glimlachte bleekjes. ‘Dan zouden we in ieder geval genoeg geld van de verzekering krijgen om Hank in stijl weg te laten gaan.’ ‘Ik heb een idee.’ Otis’ stem droop van sarcasme. ‘Waarom maken we geen spookhuis van dit gebouw, voor Halloween? Tien dollar entree. Dan kunnen we alle rekeningen afbetalen en Hank een gift meegeven voor zijn oude dag.’ ‘Heel leuk,’ merkte Samuel droog op. ‘Dat bedoelde ik half serieus,’ gromde Otis. Samuel keek de twee anderen ernstig aan. ‘We hebben nog altijd drieëndertig mensen die een gemeenschap nodig hebben.’ Hollis liet zijn schouders zakken. ‘En allemaal met één voet in het graf en de andere op een bananenschil.’ Samuel hield voet bij stuk. ‘Ik stel voor dat we die decaan op bellen.’ ‘Goed.’ Otis hief zijn handen op. ‘Goed, als je dat zo graag wilt, dan heb je mijn stem. Bel de man op. Kijk wat hij voor ons kan doen. Niets, denk ik. Bel wie je wilt, de president voor mijn part. Ik ga naar huis om te kijken of mijn vrouw de keuken of zichzelf niet in brand heeft gestoken.’ Met hangende schouders slofte Otis weg over het gangpad. Samuel wist dat zijn oude vriend, ondanks al zijn gesputter en protesten, net als hij evenmin wilde opgeven. ‘Bedankt, Otis.’ ‘Als je maar niet met zo’n dwaas komt aanzetten die trommels en elektrische gitaren meebrengt!’ Samuel lachte. ‘Dat is misschien precies wat we nodig hebben, jongen!’ ‘Over mijn lijk!’ De voordeur van de kerk sloeg dicht. Hollis werkte zichzelf overeind, pakte zijn wandelstok en zuchtte diep. De roep van de sjofar.indd 19 15-10-13 12:18
20 Hij keek even om zich heen. ‘Weet je…’ Zijn ogen gingen blinken en zijn mond vertrok. Hij perste zijn trillende lippen op elkaar en schudde zijn hoofd. Hij hief zijn stok als een zwakke groet en strompelde over het gangpad. ‘Houd het geloof vast, broeder.’ ‘Avond,’ zei Hollis hees. De deur ging weer open en sloeg hard dicht. Stilte vervulde de kerk. Samuel legde zijn hand op zijn bijbel, maar pakte het boek niet op. Hij bad terwijl de tranen over zijn wangen liepen. Samuel reed de smalle oprit op, onder zijn carport door en zette de auto in de garage. De achterdeur van zijn kleine, Amerikaanse bungalow ging open. Abby stond in het licht op hem te wachten. Ze kuste hem toen hij over de drempel stapte. ‘Hoe ging de ver - gadering?’ Hij streelde haar wang teder. ‘Ik ga die vriend van Hank morgen bellen.’ ‘God zij dank.’ Ze liep de keuken in. ‘Ga zitten, schat. Ik heb je avondeten binnen een paar minuten opgewarmd.’ Samuel legde zijn bijbel op de witte formicatafel, trok een chro - men stoel achteruit en nam plaats op de rode vinylzitting. ‘We weten wat we moeten doen.’ ‘Ze zullen in ieder geval naar je luisteren.’ ‘Alleen maar omdat ze te moe worden om er nog tegenin te gaan.’ Abby glimlachte over haar schouder. ‘Je bent nu te ver op pad om nog cynisch te worden. Zoiets als dit kan maken dat we ons weer jong gaan voelen.’ Ze toetste cijfers in op de magnetron. ‘Otis zegt dat ik een dromer ben.’ Hij keek toe terwijl Abby bestek en een servet voor hem op tafel legde. Voor hem was zij nu met haar vierenzeventig jaar nog even mooi als toen zij achttien was en hij haar trouwde. Hij pakte haar hand. ‘Ik hou nog steeds van jou, weet je?’ ‘Dat is je geraden ook. Je zit aan mij vast.’ De magnetron piepte. ‘Je eten is gereed.’ De roep van de sjofar.indd 20 15-10-13 12:18
21 ‘Otis moest haast met touwen vastgebonden worden toen hij naar de kerk kwam. Mabel heeft het weer flink op de heupen. Ze is weer aan de zuurstof.’ ‘Dat hoorde ik, ja.’ Ze zette het bord voor hem neer. Gehakt, aardappelpuree en sperziebonen. ‘Ik heb haar vanavond gebeld. We hebben lang gepraat.’ Ze ging op de stoel tegenover hem zitten. Hij nam zijn vork in de hand. ‘Gedroeg ze zich een beetje?’ Abby lachte. ‘Op de achtergrond hoorde ik iemand praten over salades in laagjes. Daarop zette Mabel het geluid van de televisie zachter.’ ‘Het arme mens.’ ‘Ach, onzin. Ze heeft er plezier in Otis op stang te jagen. Ze weet precies op welke knoppen ze moet drukken om hem in de gordijnen te jagen.’ ‘Mist ze het koken dan niet?’ ‘Niet zo veel als hij zou wensen.’ ‘Vrouwen. Je kunt niet met en je kunt niet zonder ze leven.’ Ze stond op en deed de oude koelkast open. Nadat ze een groot glas melk had ingeschonken en voor hem had neergezet, ging ze weer zitten. Ze kon nooit lang zitten, dat was haar aard niet. Abby zette haar vingertoppen tegen elkaar en keek naar Samuel. Hoewel hij nauwelijks trek had, at hij toch, langzaam, zodat zij zich geen zorgen zou maken. ‘Het zal een hele opluchting zijn voor Susanna. Zij wilde al dat Hank ophield sinds hij die bypassoperatie kreeg.’ ‘Ze zullen het niet breed hebben. Ze hebben ook geen huis dat ze kunnen verkopen.’ ‘Ik denk dat Susanna die oude pastorie wel zal missen. Ze ver - telde me dat ze ongeveer tienduizend dollar gespaard hebben. Gelukkig hebben we dat pensioen dat we hun kunnen geven, anders zouden ze afhankelijk worden van hun kinderen.’ Samuel vertelde haar het slechte nieuws. Abby liet haar hoofd hangen en zei niets. Hij legde zijn vork neer en wachtte. Hij wist dat zij weer een van haar wanhopige gebeden opzond. Toen ze haar gezicht ophief, waren haar ogen vochtig en haar wangen bleek. Hij deelde in haar schaamte. ‘Ik wou dat ik rijk geboren was in plaats van knap.’ Het oude grapje landde niet. Abby pakte zijn De roep van de sjofar.indd 21 15-10-13 12:18
22 hand in de hare en hij schudde slechts zijn hoofd, niet in staat iets te zeggen. ‘Ik vraag me af wat God nu gaat doen,’ zei ze droefgeestig. ‘Je bent niet de enige.’ Paul Hudson hoorde het kabaal op het moment dat hij de voor - deur van zijn huurhuis opendeed. Hij liet zijn jack van zijn schou - ders glijden en hing het in de kast. Hij moest lachen toen hij zijn drie jaar oude zoontje Timothy op de keukenvloer met een pollepel op een omgekeerde pan zag slaan, terwijl Eunice zong: ‘Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri…’ Grijnzend leunde hij tegen de deurpost en keek toe, totdat Timothy hem opmerkte. ‘Papa!’ Het jongetje liet de pollepel val - len en sprong op. Paul tilde hem hoog op, kuste hem en zwaaide hem op zijn schouder. Eunice glimlachte. Ze legde een handvol afgespoeld bestek in het afdruiprek en pakte een handdoek. ‘Hoe was jouw dag?’ ‘Goed! De cursus ging prima. Veel vragen en goede discussies. Ik vind het heerlijk om te zien hoe mensen in vuur en vlam kun - nen raken.’ Hij kwam dichterbij en kuste haar. ‘Hmmm. Mama ruikt lekker.’ ‘We hebben vandaag koekjes gebakken.’ ‘Gaan we paardjerijden, papa?’ ‘Als je maar voorzichtig doet met je oude vader.’ Paul ging op handen en knieën zitten. Timmy sprong op zijn paard en klemde zijn dunne beentjes om de borstkas van zijn vader. Hij schopte twee keer met zijn hielen in Pauls ribben. ‘Rustig aan, cowboy!’ Paul keek op naar Eunice die om hen lachte en voelde zijn hart zwellen van liefde. Hoe kon iemand zo gezegend zijn? ‘Maar goed dat hij geen sporen heeft!’ Hij liet Timmy drie rondjes door de woonkamer maken voordat hij omrolde en zijn zoon op het tapijt liet vallen. Het kind klom watervlug boven op zijn buik, zonder al te goed uit te kijken. ‘Oef!’ kreunde Paul. ‘Er staat een bericht van decaan Whittier op het antwoordap - paraat,’ zei Eunice. De roep van de sjofar.indd 22 15-10-13 12:18
23 ‘Ik heb hem al een poosje niet meer gesproken. Hoe laat is het?’ ‘Half vijf.’ ‘Vliegtuigje, papa! Alstublieft!’ Paul pakte Timmy bij één arm en been en zwaaide hem rond, terwijl het jongetje motorgeluiden maakte. ‘Hij verlaat het kan - toor nooit voor zes uur.’ Hij liet zijn zoon zachtjes op de bank landen. ‘We gaan voetballen, Timmy.’ Hij kuste Eunice voordat hij naar de achtertuin liep. ‘Geef me om half zes even een seintje. Ik wil de decaan niet te lang laten wachten.’ Buiten schopte Timmy de bal naar hem toe en hij schopte zachtjes terug. Toen de jongen er genoeg van kreeg, zette Paul hem op de schommel, tot Eunice in de deuropening verscheen. Timmy kreeg zijn plaats op Pauls schouder en samen gingen zij naar binnen. Eunice nam hem over. ‘Tijd om je te wassen voor het eten, varkentje.’ Paul liep naar de telefoon en drukte op de knop van het ant - woordapparaat. ‘Met decaan Whittier. Ik heb een telefoontje gehad en ik denk dat het met jou te maken heeft.’ De raadselachtige boodschap gaf Paul een onaangenaam gevoel. Hij klapte zijn adresboek open en toetste het nummer in. De decaan had hem tijdens zijn studiejaren zeer gesteund en hij had geprobeerd contact te houden. Toch was het al zes maanden gele - den dat hij hem voor het laatst gesproken had. Hij was dankbaar voor de steun die de decaan hem aan het Midwest Christian Col - lege gegeven had, temeer omdat hij er de druk van hooggespan - nen verwachtingen had gevoeld. Omdat hij de zoon was van een bekende dominee, dachten sommige mensen dat hij een bepaald soort uitverkorenheid geërfd had. Het zou iedereen verwonderd hebben te vernemen dat hij nooit iets te horen kreeg over het rei - len en zeilen van zijn vaders kerk, behalve dan dat zijn vader er de touwtjes stevig in handen had. Paul had gehoord en gezien hoe de gemeenteleden vol ontzag voor David Hudson stonden en al zijn wensen terstond vervulden. Paul had er hard voor gewerkt om steeds de beste van zijn jaar te zijn. Het was niet makkelijk geweest, maar vanaf het moment De roep van de sjofar.indd 23 15-10-13 12:18
24 dat hij naar school ging, had hij nooit gewaagd het voor minder te doen. Alles onder het niveau van uitnemendheid zou hem de min - achting van zijn vader hebben opgeleverd. Zijn vader verwachtte perfectie. ‘Alles wat minder is dan je beste kunnen, is een bele - diging van God.’ Paul had geworsteld om aan de verwachting te voldoen en was in zijn vaders ogen vaak tekortgeschoten. Decaan Whittier had Paul aanbevolen voor de positie van tweede dominee van Mountain High Church, een van de grootste kerken van het land. Soms voelde Paul zich verloren tussen de drommen mensen op zondagmorgen, maar zodra hij een schoollokaal bin - nenstapte, was hij in zijn element. Onderwijzen vond hij heerlijk, vooral aan kleine groepjes waarin mensen open konden zijn, over hun leven vertellen en bemoedigd worden in hun geloof. ‘Het kantoor van decaan Whittier. U spreekt met MacPherson. Wat kan ik voor u doen?’ ‘Hallo, Evelyn. Hoe is het met jou?’ ‘Paul! Hoe gaat het? Hoe is het met Eunice?’ ‘Even mooi als altijd.’ Hij knipoogde naar Eunice. ‘En Timmy?’ Hij lachte. ‘Hij was net in de keuken aan het drummen. Een toekomstige muziekdominee.’ Evelyn grinnikte. ‘Dat verbaast me niets, gezien Eunices talen - ten. De decaan heeft iemand op bezoek, maar ik weet dat hij je wil spreken. Blijf je hangen? Dan geef ik hem een memo om te zeggen dat je aan de lijn bent.’ ‘Geen probleem.’ Hij bladerde de post door terwijl hij wachtte. Eunice had de rekeningen al opengemaakt. Oei. De rekening voor het gas was omhoog, net als die van de telefoon en het licht. Hij legde ze opzij, keek vluchtig de verschillende bedelbrieven van liefdadige instellingen door en bladerde door een catalogus. ‘Paul,’ zei decaan Whittier. ‘Het spijt me dat ik je liet wachten.’ Ze wisselden groeten uit. ‘Ik sprak onlangs dominee Riley nog. Hij gaf me een enthousiast verslag over je vorderingen. Volgens hem zitten jouw cursussen altijd vol en bestaat er zelfs een wacht - lijst voor.’ De roep van de sjofar.indd 24 15-10-13 12:18