DE WITTE ANJER
DE WITTE ANJER Agnès Laurey Scholten Uitgeverij
4 COLOFON De witte anjer Agnès Laurey © 2021 Scholten Uitgeverij BV Burgemeester Drijbersingel 25c 8021 DA Zwolle info@scholtenuitgeverij. nl www. scholtenuitgeverij. nl Omslagontwerp: Levi Reinds Binnenwerk opmaak: Piet Versteeg Drukwerk: Drukcase Eerste druk, februari 2021 ISBN: 9789083114873 NUR: 337, 342 Meld je aan voor onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van de nieuw- ste boeken van Scholten Uitgeverij via: www. scholtenuitgeverij. nl/nieuws- brief. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvou- digd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar ge- maakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, met uitzondering van korte citaten gebruikt in recensies, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
5 Voorwoord Het boek dat je nu in handen hebt gaat over het bijzondere en bewogen leven van mijn vader, Robert Jimmink. Mijn vader leeft niet meer. Om de herinnering aan wat hij heeft meegemaakt te delen met mijn kinderen en mijn kleinkinderen ben ik aan dit boek begonnen. Maar al schrij- vend werd ik mij ervan bewust dat ook andere mensen dit weleens een heel bijzonder verhaal konden vinden. Ik liet het script dan ook lezen aan mensen die mijn vader totaal niet gekend hebben of ooit maar iets over hem gehoord had- den. De reacties waren zonder uitzondering positief. Dat was voor mij het signaal om het wat groter aan te pakken en er een ‘echt’ boek van te maken. Ik heb gekozen voor een biografische roman, omdat wat mijn vader heeft meegemaakt daarin veel beter tot zijn recht komt dan in een droge geschiedenis. Bovendien zijn de ver- halen op een zeer sprekende manier aan mij verteld door zowel mijn vader als mijn moeder. Alle gebeurtenissen zijn beschreven zoals ze aan mij zijn doorgegeven of zoals ze elders al staan opgetekend. Waar mogelijk heb ik met neutrale bronnen geverifieerd wat aan mij verteld is. De namen in het boek zijn ook echt, dat wil zeggen: de na- men van de personen van wie ik de namen ken, en dat is van
6 veruit de meesten. Als staat geschreven wat iemand in zijn of haar leven deed, is dat volledig waarheidsgetrouw. De topografische benamingen komen ook overeen met de werkelijkheid, alleen heten sommige plaatsen of landen nu niet meer zo. Omwille van de authenticiteit heb ik vrijwel steeds gekozen voor de oude namen. Tevens heb ik geprobeerd om de aanspreekvormen zo au- thentiek mogelijk te houden; zo werden ouders in de tijd waarin dit verhaal zich afspeelt nooit getutoyeerd. Mijn dank gaat uit naar de mensen die mij geholpen hebben om de feiten op een rijtje te krijgen en om tot het resultaat te komen dat je nu voor je hebt liggen: • De mensen van de stadsarchieven in de verschillende steden in Duitsland en het Nationaal Archief in Den Haag. • De heer Lohnstein, assistent-conservator/registrator van Museum en Kenniscentrum Bronbeek te Arnhem, die uren voor mij uittrok om al mijn vragen te beant- woorden. • Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, dat mij al de benodigde gegevens toestuurde. • Meneer Torenbos die mij bij het museum van de com- mando’s hartelijk heeft ontvangen, en die mij rondleid- de en alles vertelde wat ik nodig had voor mijn boek. • Mijn nichtje Agnes Vliegenthart-Dickhoff, die mij ook de nodige aanvullende informatie gaf. • Mijn broer Rob Jimmink die ook nog wat verhalen wist of mij bevestigde.
7 • Mijn man Cees Laurey, die telkens geduldig de ver- halen die ik voorlas aanhoorde en daarna de teksten controleerde. • Mijn kinderen, die mij steeds stimuleerden om door te gaan. • En onze goede vriend Marco Sanders, winnaar van het Groot Dictee, die al mijn teksten eens goed nakeek en taalcorrecties aanbracht. Verschillende boeken en andere documentatie zijn belang- rijk geweest bij de totstandkoming van dit boek. Zoals het boek van Wim Kan, Burmadagboek 1942-1945, waarin ik tot mijn verrassing ontdekte dat hij mijn vader een paar maal noemde. Ik wist wel van mijn vader dat Wim Kan een maatje geweest was in die hel, maar niet dat deze bekende cabaretier ook over mijn vader geschreven heeft. Mijn hoop is dat dit boek een verrijking mag zijn voor jou. Misschien heb je familieleden die in eenzelfde situatie geze- ten hebben of die ouders hebben gehad met zulke verhalen. Laat ze het lezen nu het nog kan. Als lerares vind ik het boek ook geschikt voor scholieren in het middelbaar onderwijs, zodat zij weten hoe belang- rijk vrijheid is. Vrijheid is een kostbaar bezit, dat gekoesterd moet worden en nooit mag worden misbruikt. Want een volk dat zijn geschiedenis kent, kent zijn toekomst. Agnès Laurey – Jimmink
8
9 1 September 1918, de warme zomer was nog lang niet voorbij in Wiesbaden. Margareta stond achter de imposante balie van het prachtige, chique Nassauer Hof Kurhotel. Zachtjes wapperde ze zich wat koelte toe met een blaadje. Ze wilde niemand laten merken dat de hitte haar te veel werd. On- danks de hoogte van de zaal en de dikke muren van het gebouw die normaal gesproken koelte in het hotel vasthiel- den, wist het aanhoudende hete weer toch een weg naar bin- nen te vinden. Margareta was receptioniste van het hotel en gastvrouw tegelijk. Het was een veeleisende functie, maar ze hield van haar werk en nam haar baan altijd zeer seri- eus. Naast de portier en de piccolo’s was zij het eerste aan- spreekpunt. Met raad en daad stond ze klaar om haar gas- ten in al hun wensen tegemoet te komen en verzekerde zich ervan dat alles op rolletjes liep. De gasten betaalden veel geld voor een nacht in het hotel en er mocht niets aan ser- vice ontbreken, was haar redenatie. Ze hield het gastenboek perfect bij zodat ze ruim van tevoren precies wist wanneer welke gast zou arriveren. De telefoon vond zij een geweldige uitvinding; het was een gemakkelijke en snelle manier voor de gasten om een kamer te boeken. Ze was opgevallen bij de directie van het hotel, zodat zij in een mum van tijd was op- geklommen tot ‘leitender Angestellter’ van de receptionis-
10 ten, piccolo’s, portiers en het overige personeel, waaronder de leidinggevenden van de kamermeisjes. Margareta was een knappe, slanke verschijning met don- ker krullend haar. Ze zag er onberispelijk uit, haar hotel- werkkleding was altijd verzorgd en ze was regelmatig in de weer met poeder en lippenstift om haar uiterlijk netjes bij te werken. Haar prachtige donkere ogen en innemende char- mante glimlach deden de mannen meer dan eens naar haar omkijken. Ze was oorspronkelijk van Franse komaf. Haar overgrootmoeder kwam uit een klein plaatsje genaamd Aix- les-Bains, vlakbij Lac du Bourget, het grote gletsjermeer in de Franse Alpen. Margareta was er nooit geweest, maar uit de verhalen die ze gehoord had van haar moeder was het er schitterend. Net als Wiesbaden, was het een plaats met geneeskrachtige bronnen, Margareta vond het een grappige gedachte, maar het was natuurlijk louter toeval. De reden waarom haar overgrootmoeder naar Duitsland verhuisd was wist ze niet, al had ze er weleens naar gevraagd. ‘Ach, l’amour, zo gaan die dingen, ’ antwoordde haar moeder dan en daarmee was de kous af. Veel wijzer was ze daar dan ook niet van geworden. Aan haar overgrootmoeder kon ze het niet meer vragen, die was allang geleden overleden. Als klein kind ging ze wel regelmatig bij haar oma langs, waar Frans gesproken werd wat haar, nu ze in het hotel werkte, goed van pas kwam. De Grote Oorlog was bijna voorbij. Er was veel verdriet in het land vanwege de gigantische hoeveelheid slachtof- fers, zowel in Duitsland als in de andere betrokken landen. Zinloos, al die oorlogen, vond Margareta, het brengt niets anders dan ellende. Van hogerhand wordt alles beslist en het gewone volk is het slachtoffer. Het was haar nog steeds
11 niet duidelijk wat precies de oorzaak was waardoor de oor- log was uitgebroken. In het hotel was een breed scala aan kranten verkrijgbaar en elke krant had zijn eigen verhaal. Sinds de oorlog wemelde het in Wiesbaden van de Fransen, Engelsen en Amerikanen, wat goed was voor het hotel. Zij staken hun mening niet onder stoelen of banken: Duitsland was volgens hen de agressor. Maar hoe zij er ook over dach- ten, iedereen werd even correct behandeld, waar men ook vandaan kwam. Het maakte Margareta ook niet uit, als het maar snel afgelopen was. Thuis werd er nooit over de oorlog gesproken. In haar ge- boorteplaats Bad Kreuznach was niks te beleven voor een jonge vrouw zoals zij. Het was een aardig dorp met prach- tige karakteristieke vakwerkhuizen. Samen met de terras- sen van de uitgestrekte wijnvelden in de heuvels bood Bad Kreuznach een schilderachtige aanblik. De druiven brach- ten goede wijn voort. Kenmerkend was de rivier de Nahe, het broertje van de Moezel, die door het dorp stroomde en uitmondde in de Rijn. Het draaide in Bad Kreuznach alleen om de wijnbouw. Elke werkende man die je tegenkwam was óf werkzaam in de wijngaard óf in de wijnglashandel waar grote hoeveelheden groene of bruine flessen geproduceerd werden. De mannen waren harde werkers. Ook haar vader en grootvader waren werkzaam in de wijnflessen en Margareta had genoeg gezien om er zeker van te zijn dat zij totaal geen zin had om daar een carrière in op te bouwen. Het was het hele jaar door hard werken. De wijnranken werden gesnoeid, opgebonden, gespritzt tegen schimmels en zo was er nog veel meer te doen om van de druiven een goede wijn te maken. Wanneer de druiven geoogst werden, moest iedereen meehelpen, dat
12 was altijd een feest. Dat hele gebeuren ging in vijf fasen, naargelang de rijpheid van de druiven. Na elke nieuwe pluk werd er meteen wijn van gemaakt. Hoe later in het seizoen de oogst, hoe beter de wijn. Als de ‘Beerenauslese’ was geweest, die van de rijpste en zoet- ste druiven een zeer bijzondere wijn voortbracht, dan was de oogsttijd voorbij. Soms was er een jaar dat de ‘Eiswein’ er nog achteraankwam: een zoete wijn die hemels smaakte en uitstekend geschikt was als dessertwijn, een verrukke- lijk snoepje na het diner. Een wijn die zeer lang bewaard kon worden. Om die wijn te kunnen maken, moesten de wijnboeren het weer nauwlettend in de gaten houden. Dan liepen die mannen in de nacht de wijnhellingen op en af met de blik gericht naar de hemel. Een vochtige damp die bij een kraakheldere lucht opsteeg, was een teken dat er lichte vorst op komst was, en o, wat waren ze dan blij! Want dat betekende dat de overgebleven kleine druiven de volgende ochtend met precies dat laagje vorst, niet te licht en niet te zwaar, geplukt konden worden. Het maken van al die soorten wijn was tijdrovend, maar bij- zonder. En al waren de boeren er dag en nacht mee bezig; als alles klaar was, was het tijd voor ontspanning en begonnen de wijnfeesten, waar de wijn rijkelijk vloeide en menigeen niet meer recht op de benen naar huis kon lopen. Daarna brak een spannende tijd aan waarin de wijnen met labels werden gekeurd. Als jouw wijn aangeduid werd met Prädi- kat Qualitätswein in de verschillende klassen, dan was dat de bekroning van een heel jaar hard werken. Het was een eer als je een gouden label kreeg voor de beste wijn. Daarna begon alles weer van voor af aan. Het leven was mooi, maar het was ook een hard bestaan,
13 vond Margareta. Ze had weleens een vriendje gehad, maar hij was vaker op de wijnhellingen te vinden dan bij haar. Dat vond ze maar niks, het was niet het glamoureuze bestaan dat zij voor zichzelf voor ogen had. Op zijn beurt zag hij in dat Margareta ook niet de ideale vrouw voor een wijnboer was. Nee, Margareta wilde de kans wagen om een belang- rijke man te ontmoeten met een wijde blik op de wereld en die zeker een flinke portemonnee had. Ze begon met een kantoorbaantje bij haar vader Anton en opa Xavier Riegel, maar dat vond ze verschrikkelijk. Ze rea- geerde dan ook meteen toen ze een advertentie in de krant zag, waarin personeel voor het hotel gevraagd werd en reisde direct naar Wiesbaden. Ze werd aangenomen en een maand later werkte ze als receptioniste in het fraaie hotel. Ze werkte er inmiddels alweer twee jaar. Margareta was nu eenentwintig jaar oud en kon goed op eigen benen staan. En hoewel ze een leuke jeugd had gehad, verlangde ze geen moment naar haar vroegere thuis. Van de drie zussen was zij de jongste. Ze waren nu alle drie uitge- vlogen en vanwege het leeftijdsverschil met haar zussen, die een stuk ouder waren dan zij, had ze amper contact. Eén zus woonde aan de andere kant van Duitsland en de ander woonde in Oostenrijk. Haar moeder Elise Ziegelmayer was drie jaar geleden overleden, dat was een trieste tijd. In haar herinnering was haar moeder altijd zwak geweest en lag zij vaak te rusten in een ligstoel met een deken over zich heen. Margareta hield veel van haar moeder, met wie ze fijne ge- sprekken had. Nu ze er niet meer was, had ze helemaal geen binding meer met haar geboortedorp. Aan haar vader had ze niet veel, die zat altijd met zijn hoofd bij de flessen. In het fijne Wiesbaden bloeide ze helemaal op. Ze was on-
14 afhankelijk en woonde zelfstandig. In het hotel had ze een eigen kamer met een comfortabele badkamer die uitkeek op de binnentuin. Haar kamer bevond zich op een aparte afdeling die aangelegd was voor het personeel dat een speci- ale taak had. Koken voor zichzelf hoefde ze niet, want naast de verschillende keukens voor de gasten, was er een kamer beschikbaar voor het personeel dat intern was, waar altijd heerlijke gerechten klaarstonden. Margareta had vaak een complimentje over voor de chefs van het hotel. Ze liep weleens de keuken in waar Heinrich de Küchenchef zichtbaar geamuseerd was als ze stiekem met haar vinger langs een pot met heerlijke saus streek om ervan te snoepen. ‘Herrlich, Heinrich!’ riep ze dan. ‘Aus meiner Küche Sie!’ was Heinrichs reactie steevast. Bij een nieuw gerecht vroegen de chefs haar openlijk en eer- lijk naar haar mening. Ze waardeerden het dat Margareta altijd recht door zee was als ze iets niet lekker vond of juist heerlijk. Door zich zo op te stellen verwachtte de directie dat ze altijd klaarstond, zeker als er heel bijzondere gasten waren. Maar Margareta vond het allemaal geweldig en ze vond het niet erg om lange dagen te maken. In deze luxe omgeving te werken was voor haar een lot uit de loterij en haar leiding- gevenden mochten altijd een beroep op haar doen. Het hotel had een rijke geschiedenis en was werkelijk schit- terend. Het dateerde uit 1813 en was al meer dan honderd jaar oud. In 1914 had het nog een enorme restauratie onder- gaan. In 1903 had er een ontmoeting plaatsgevonden tussen niemand minder dan Keizer Wilhelm II en Tsaar Nicolaas II. Stel je toch eens voor dat ik er toen al had gewerkt, dacht ze.
15 Nog steeds vonden belangrijke mensen hun weg naar dit mooie hotel, wat voor Margareta alles nog spannender maakte. Soms hield ze de gasten lang aan de praat om alleen maar te kunnen genieten van die belangrijke en bijzondere gasten. Wiesbaden was een vooruitstrevende stad met talloze chique winkels waar de nieuwste mode en de meest glamoureuze make-up en accessoires, zoals bontstola’s, hoeden en siera- den te vinden waren. Niet dat ze daar echt veel geld voor had, maar het zien alleen al maakte haar intens gelukkig. Ze probeerde steeds wat geld opzij te leggen om af en toe een leuke japon of opmaakspulletjes te kunnen kopen. Margare- ta genoot ervan om er een hele middag over te doen om bij- voorbeeld alleen een lippenstift uit te zoeken en uiteindelijk thuis te komen met een schattig hoedje dat haar ontzettend leuk stond. Uitproberen, kleding passen, stofjes aanraken en wegdromen; in deze mooie stad kon dat allemaal. De stad was rijk aan groene parken waar je op houten bank- jes even heerlijk kon zitten of een boek kon lezen. In de lente was het een feest als alles in bloei stond en je de vo- gels vrolijk hoorde fluiten in hun zoektocht naar een part- ner om een nestje mee te bouwen. Met de fraai aangelegde paden, het bijtijds gemaaid en strak aangesneden gras, la- gen de parken er altijd verzorgd bij. In de prachtige vijvers met sierlijke fonteinen, zwommen eendjes en statige witte zwanen rustig langs elkaar heen in het kristalheldere water. Margareta nam soms wat oud brood mee uit de keuken van het hotel om ze te voeren. Ze was graag in het park als ze een uurtje vrij had en ze legde er soms snel een bezoekje af tijdens haar lunch. Het kijken naar de mensen die daar met hun modehondjes wandelden of naar snoezig geklede
16 kinderen die speelden op het gras; ja, dat was voor haar een geliefde bezigheid. De stad had brede lanen met lange rijen hoge bomen en uitzicht op de schitterende Neroberg. Met een kabeltrein ging je in zeven minuten omhoog, van waaruit je de hele stad kon overzien. Je kon heerlijk wandelen langs de oevers van de rivier de Rijn, die langs de stad liep en waar je kon zitten op een van de vele bankjes die je uitnodigden om even uit te rusten. Ja, Margareta had het naar haar zin in Wies- baden en het hotel was plezierig om te werken; er was altijd wel wat te beleven en dat was nou net wat Margareta nodig had: avontuur! De gasten van het hotel waren over het algemeen welgesteld tot schatrijk. Zelfs tijdens de oorlog was er genoeg klandizie, weliswaar niet zoveel als gewoonlijk, maar toch nog genoeg om het monumentale hotel draaiende te houden. De laatste tijd waren er veel Amerikanen en Fransen aanwezig. Die Amerikanen, het waren leuke gasten, maar erg luidruchtig en hun tafelmanieren lieten veel te wensen over. Ze mis- ten de verfijnde manieren van de Europeanen, met name de Fransen, die daarin het perfecte voorbeeld gaven. Maar ze waren aardig en zaten nooit verlegen om een praatje en in tegenstelling tot de Fransen, waren ze gul met het geven van een fooi. De rekening werd altijd flink naar boven afgerond. Extraatjes werden eerlijk verdeeld onder het personeel en ze waren een leuke bijverdienste voor iedereen. Margareta spaarde die bedragen op om iets leuks te kopen, zo had ze al eens oorbelletjes gekocht van het nieuwe Franse merk Chanel. Een duur merk, maar de juwelen waren zo mooi, dat Margareta de verleiding niet kon weerstaan. Ze waren het geld dubbel en dwars waard, want ze stonden schitte-
17 rend bij haar donkere haar en zo was zij een representatieve en aantrekkelijke verschijning op het werk. Daar houden de gasten vast wel van, dacht ze dan glimlachend. De welgestelden kwamen ook graag naar het hotel vanwe- ge het kuuroord en de Kochbrunnen, de bekendste warm- waterbron uit de stad. Het warme mineraalwater d at uit de aarde opkwam had een genezende werking als men er een bad in nam. Mensen met diverse kwalen, zoals reuma, kwamen van heinde en verre om er te kuren en konden dan rekenen op een ontspannen massage onder de handen van een van de professionele masseurs. Het prachtig kuu- roord bevond zich beneden het hotel en was ingericht met veel verschillende baden en massagekamers waar je behan- deld werd met heerlijk geurende zepen en oliën en waar je gebruik kon maken van zachte handdoeken en badjassen. Margareta had weleens een middagje kuren gevraagd aan de directeur van het hotel. Hij lachte toen vriendelijk naar haar en met een goedkeurend knikje gaf hij zijn toestem- ming. Op haar verjaardag, achtentwintig augustus, was ze nog een hele middag in het kuuroord geweest voor een bad, een massage en een schoonheidsbehandeling. Ze had veel lange dagen gemaakt en ze voelde zich herboren na een middag ontspannen en verwend worden. Het was alsof ze dagen op vakantie was geweest.
18
19 2 Het was een bijzondere dag voor Margareta: er werd een belangrijke gast verwacht waar ze al een tijdje heimelijk ver- liefd op was. Ze had al eens opgemerkt dat hij naar haar keek op een heel andere manier dan de andere gasten. Hij was charmant en attent en altijd smaakvol gekleed naar de laatste mode, deze lange, slanke man met prachtige donke- re ogen en gitzwart haar dat achterovergekamd was. David Rousselle was zijn naam. ‘Noem mij maar David. Met de klemtoon op de ‘i’, als in Davied, ’ had hij het met pretlichtjes in zijn ogen gezegd. Margareta bloosde ervan. David was een steenrijke parfumf abrikant uit Zwitserland en kwam uit een plaats vlakbij Zürich. Hij moest voor zaken vaak in Wiesbaden zijn en logeerde dan altijd in het chique Nassauer hotel. Zodra hij de grote entreehal van het hotel binnenkwam, begon Margareta zich zo licht als een veertje te voelen. Van zijn verschijning kreeg ze altijd kriebels in haar buik, fladderende vlinders, ja zo voelde het. Het was bijna drie uur in de middag en hij zou zich zo bij de receptie melden. Margareta was even van de wereld, terwijl ze aan hem dacht. Plotseling hoorde ze zijn stem. Ze schrok op uit haar gedachten en keek hem aan. Stamelend zei ze: ‘Herz- lich willkommen, Herr eh … David. ’
20 Hij amuseerde zich om haar geschrokken houding. ‘Uw kamer is klaar . Hoe laat zou u willen dineren? ’ vroeg Margareta met blosjes op haar wangen. ‘Ik neem eerst een kuurbad, weet jij of er nog een masseur vrij is voor mij? Ik denk dat ik wat zal eten op mijn kamer, want vanavond wil ik graag naar de opera in het Hessisches Staatstheater. Het schijnt een indrukwekkend prachtig nieuw gebouw te zijn en het operagezelschap moet van een hoog niveau zijn. Het zal de moeite waard zijn om daar een avond naartoe te gaan. ’ David keek Margareta aan met zijn indrukwekkende blik, boog een beetje voorover en fluister- de: ‘Margareta, mag ik jou uitnodigen om mij te vergezellen naar de opera? ’ Ze viel bijna flauw bij het horen van deze vraag. Natuurlijk wilde ze dat, maar het beleid was, dat het personeel van het hotel niet met de gasten om mocht gaan, de directeur hield daar nauwlettend toezicht op, Zachtjes antwoordde ze: ‘Ik zou wel willen, David, maar het is verboden om met onze gasten om te gaan. ’ ‘Niemand hoeft dit te weten, ’ antwoordde David, ‘dus zorg dat je straks om zeven uur bij de ingang van het park aan de overkant bent. Dan neem ik jou mee, het is mijn verant- woordelijkheid. Geloof mij, niemand zal er iets van zeggen. ’ ‘Ik neem uw invitatie aan, ’ fluisterde Margareta, zodat nie- mand het zou horen. Ze voelde zich licht in haar hoofd van de spanning. Na het werk snelde Margareta naar haar kamer. Wat zou ze aandoen? Ze wilde wel goed voor de dag komen. Ze had die week nog een prachtige jurk gekocht. Zou die geschikt zijn voor de opera? Ze had niet veel anders, dus het moest maar. Ze maakte zich niet te zwaar op, maar accentueerde zorg-
21 vuldig haar fraaie gelaatstrekken en zette haar krullende haar met een speld, versierd met strassteentjes en veertjes, aan één kant vast. Ze deed een vleugje van het heerlijke par- fum op dat zij eerder dat jaar van David gekregen had en glimlachte naar haar spiegelbeeld. Ze dacht terug aan dat moment, ze wist toen al dat David een meer dan gewone interesse in haar had. Ze at snel een lichte maaltijd, maar vlinders fladderden van links naar rechts door haar buik zodat ze eigenlijk geen hap door haar keel kreeg. Ze haastte zich naar de ingang van het park aan de overkant van het hotel. Omdat ze veel te vroeg was, nam ze plaats op een bankje vlak bij de ingang. Ze genoot van de luwte van de avond en de ondergaande zon die het park in een sfeervolle oranje gloed zette. De vogels in het park zongen nog een laatste lied voordat het donker werd. Wat een kans, om met zo’n knappe rijke man uit te gaan, dacht Margareta. David was zeker vijftien jaar ouder dan zij, maar dat interes- seerde haar niet. Hij was rijk en knap. Dat telde … Een crèmekleurige Mercedes-Knight kwam aanrijden en stopte. De chauffeur wenkte haar en opende de deur. Ach- terin zat David rustig te wachten. Hij glimlachte naar haar, hielp haar bij het instappen, gaf haar een kus op haar hand en bekeek haar goedkeurend. ‘Wat zie je er betoverend uit, ’ fluisterde hij zachtjes. Margareta smolt weg bij het horen van zijn stem. Het lijkt wel een sprookje waar ik in beland ben, dacht ze. Wat is hij knap in zijn prachtige kostuum. Langzaam reden ze door de stad naar het theater. In de sfeervolle verlichting die overal was aangebracht, zag de stad
22 er in de avond nog mooier uit dan overdag. Door de bo- men van de parken zag Margareta de verlichte fonteinen die nu leken op flonkerende watervallen. Na een ritje van ongeveer vijftien minuten kwamen ze aan op de plaats van bestemming. Imposant, dat was de beste typering voor het theater met de prachtige muur- en plafondschilderingen, de marmeren vloeren en de kroonluchters van Venetiaans glas en kristal. Het hotel waar Margareta werkte zag er schit- terend uit, maar dit was van een andere categorie, het was gigantisch en indrukwekkend. Het gebouw was nog maar vierentwintig jaar jong, maar het genoot nu al van een grote internationale faam en grandeur. Kosten noch moeite wa- ren gespaard om dit theater het elan te geven dat het waar- dig was. Ze dronken in de foyer een glas perlwein van zeer goede kwaliteit en betraden via de schitterende trap het balkon met loge aan de zijkant, waar hun plaatsen vlak bij het po- dium gereserveerd waren. David begeleidde Margareta naar haar plaats en schoof heel galant haar stoel naar achteren, zodat ze kon gaan zitten. Vanaf het balkon had Margareta goed zicht over de zaal en het podium. Ze gaf haar ogen de kost, de theaterzaal was indrukwekkend. Het plafond en de wanden waren voorzien van de allerfijnste kunstschilderin- gen. Het podium was zelfs zonder dat er nog iets gespeeld werd, al fraai om te zien. De chic geklede gasten begonnen de stoelen te bezetten. Sommigen hadden toneelkijkertjes op een klein handstatief, zodat ze de personages van de ope- ra beter konden zien. Er hing een sfeer van opwinding en spanning in de zaal, omdat iedereen deze opera zo graag wilde zien. Het orkest stopte met stemmen en na een kleine stilte begon het heel zachtjes te spelen.
23 De uitvoering van Giuseppe Verdi’s ‘La Traviata’ was over- weldigend, er werd zo mooi gezongen en gespeeld. Verdi werd niet voor niets de ‘componist van de ziel’ genoemd. Het raakte Margareta en David tot diep in hun ziel. Marga- reta genoot van elke seconde, maar ze genoot vooral van het gezelschap van David. Regelmatig keek hij haar aan met zijn warme, innemende blik, zoals alleen hij dat kon. Hij hield er zichtbaar van dat Margareta zo opging in de opera. Een ober schonk een glas van de heerlijke perlwein in en bracht exquise hapjes op een zilveren schaal. Het lijkt wel of ik droom, dacht Margareta met een diepe zucht. Haar sprookje zou niet eindigen zoals de droom van Violetta in deze opera, waarin de geliefden niet bij elkaar konden blijven. Wroeging, hartstocht, familiebemoeienis en ziekte doorspekten de opera. Voor Violetta was het te mooi om waar te zijn dat zij haar geliefde Alfredo voor zich zou kunnen winnen. Het steeds terugkomend thema in liefdesverhalen werd zo intens overgebracht door de operazangers, dat David en Margareta helemaal opgingen in het verhaal. Nee, David is bijzonder vriendelijk en lief voor mij, dacht Margareta. Niemand of niets kan onze liefde in de weg staan, want lief- de zou het worden, dat wist ze zeker. Hij had af en toe haar hand gepakt en die liefdevol gekust. Een romance hing in de lucht. Met hem zou ik morgen zo willen trouwen, dacht ze. Na afloop bracht David haar terug naar het hotel. ‘David, breng mij alsjeblieft naar de zijingang van het hotel, want anders worden we samen gezien door de portier. ’ De auto stopte bij de zijingang. De chauffeur stapte discreet uit en David kuste Margareta innig en lang, terwijl ze hele-
24 maal wegzwijmelde in zijn armen. ‘Margareta, ik wil jou zo vaak als het kan ontmoeten. Zou jij dat willen? ’ ‘Zeker, David, ik vind het heerlijk om bij jou te zijn. ’ David tikte tegen het raam van de Mercedes en de chauf- feur opende voor Margareta de deur van de auto. Zachtjes glipte ze het hotel binnen, direct naar haar kamer. Ze was verliefd, zó verliefd op hem! Geen moment was hij uit haar gedachten. Telkens als David in Wiesbaden kwam, en dat was steeds vaker, gingen de twee samen uit. Margareta werkte extra uren om wat meer vrije tijd te hebben. Maar het bleef niet bij uitjes alleen; tussen David en Margareta ontstond een passionele liefdesrelatie. Hij overlaadde haar met cadeautjes en fluisterde haar lieve woorden toe: ‘Margareta, jij bent de perfecte vrouw voor mij, ik hou van jou. ’ Ze wandelden op de promenade langs de Rijn, gingen sa- men zitten in het park en genoten van elkaar, zoals geliefden dat doen. Ze bezochten concerten, dineerden in de beste restaurants en winkelden samen in de stad, waarbij David Margareta overlaadde met alles wat ze maar wilde. ‘s Nachts sloop ze naar zijn suite, om met hem de nacht door te bren- gen. Ze stapten samen in het weelderig grote bad, dronken de heerlijkste wijnen, aten de zaligste hapjes en brachten de nachten door op het brede bed waar ze, nadat ze passioneel de liefde hadden bedreven, in elkaars armen in slaap vielen. ‘s Morgens bij het eerste daglicht en de vroege vogelzang, sloop Margareta terug naar haar eigen kamer om van ge- lukzaligheid op haar bed neer te ploffen, totdat zij om zeven uur weer ‘acte de présence’ moest geven in het hotel. Wat was ze gelukkig.
25 ‘Binnenkort moet ik naar Parijs om grondstof in te kopen voor een speciaal parfum dat ik aan het ontwikkelen ben. Het is een extract van de witte Egyptische roos. De geur is zo intens en zoet, dat het alle geuren overtreft. Ik verheug mij erop, maar het zou nog fijner zijn als jij met mij mee zou gaan. Dan laat ik jou Parijs zien en dan kunnen we in een van de modehuizen jouw garderobe aanvullen, ’ had David op een van hun uitjes gezegd. ‘O, David, dat zou heerlijk zijn! Paris je viens!’ Beter kon haar leven niet zijn. Nog even en zij was ‘Frau Rousselle!’ Margareta zag het allemaal voor zich hoe haar leven dan zou zijn. Ze zou wonen in een fantastisch huis in Zwitserland en ze zouden uitstapjes maken, ook naar ditzelfde chique hotel in Wiesbaden. De portier zou naar haar knikken en de pic- colo’s zouden klaarstaan om haar bagage naar de kamer te brengen. De receptioniste zou haar verwelkomen met een: ‘Herzlich Willkommen, gnädige Frau Rousselle. ’ Margareta wachtte op dat speciale moment dat David haar ten huwelijk zou vragen en al was het daarvoor nog veel te vroeg; ze wist het zeker, dat moment zou binnenkort aan- breken. David had Margareta voor Nieuwjaar een prachtige gouden ketting met bijpassende oorbellen gegeven en om middernacht had hij haar lang gekust en toegefluisterd: ‘Dit gaat ons jaar worden, lieve prinses van mijn dromen. ’ Ze dacht: zie je wel, dit jaar gaat hij mij vast ten huwelijk vragen, ik weet het zeker. Wat is het een feest om zo te dag- dromen. De oorlog was inmiddels voorbij en de lente was er heel vroeg bij in 1919. Margareta genoot van de vroege bloesem
26 in de magnifieke bomen in een van de vele parken. De voor- jaarsbloemen ontloken en de mannetjesvogels zongen weer hun lied om de vrouwtjes te lokken. Margareta’s handen rustten op haar buik. Ik ben zwanger, dacht ze. Ik moet dit aan David vertellen. Dit weekeinde moet ik hem het zeggen. Ze maakte zich zorgen, omdat ze nog niet getrouwd waren. Een paar dagen later, toen David weer in Wiesbaden was, vertelde ze het hem voorzichtig. Ze was er zeker van dat hij haar in zijn armen zou nemen en haar ten huwelijk zou vra- gen. Hij houdt zoveel van mij, dat heeft hij mij keer op keer weer laten merken. Bij hem ben ik veilig… David trok wit weg en zijn gezicht verstarde bij het horen van het nieuws. ‘Sorry, Margareta, maar je denkt toch zeker niet dat ik met jou kan trouwen? Je weet toch wel dat ik Joods ben en er in mijn kringen geen huwelijk kan zijn met niet-Joden? Op een kind zit ik al helemaal niet te wachten. Nee, dat past niet in mijn leven. Waarom heb je er niet voor gezorgd dat je niet zwanger zou worden? Vrouwen weten dat soort dingen toch? ’ ‘Wat? …’ Margareta stond aan de grond genageld, niet in staat om nog een woord uit te spreken. Ze keek hem aan en door haar betraande ogen zag ze een andere David. Een man met een strakke blik. Een man die afstandelijk was. Zo kende ze hem helemaal niet. ‘Maar, maar …’ was alles wat ze nog uit kon brengen. ‘Natuurlijk zal ik de kosten dragen en je een som geld geven voor het kind, zodat jullie even vooruit kunnen. ’ David ging onverstoord op monotone stem verder: ‘Ik weet een klei- ne privékliniek in Überlingen am Bodensee. De directeur is een vriend van mij. Ik zorg ervoor dat je daar een poos kunt
27 blijven en dat je goed verzorgd wordt. Ik zal bij de bank een rekening openen op jouw naam, zodat jij en het kind goed kunnen leven. ’ Margareta snikte het uit: ‘David, ik zal ons kind Joods op- voeden zoals dat hoort in jouw kringen en ik zal zelf ook Joods worden, ik zal alles doen voor jou als we maar bij el- kaar blijven. Ik beteken toch ook veel voor jou, David, ’ ze trok hem aan zijn armen en schouders, ‘David, toe nou, zeg nou wat!’ Maar hij duwde haar van zich af: ‘Echt Margareta, het is beter zo, ik wil geen problemen, en jij ook niet. Sorry, het ga je goed. ’ Met deze ijzige laatste woorden en nog een klein knikje, reed hij weg. Totaal geschokt en ontredderd, staarde Margareta hem na. Het was voorbij, haar mooie droom. Al die tijd heeft hij van mij en met mij genoten, al die tijd hadden we het goed samen. Het was als in een sprookje; hij de prins en ik zijn prinses, maar trouwen doen we dus niet, hoe was dit in godsnaam mogelijk? Waarom neemt hij geen verantwoorde- lijkheid? Wat heb ik niet gezien? Wat heb ik fout gedaan? Ze was misselijk van teleurstelling en verdriet. Ze stortte volledig in. Misschien krijgt hij wel spijt, dacht Margareta, net zoals in La Traviata. Wat moet ik doen? Hoe kan ik nu zonder man met een kind leven? Ik kan het kind laten weghalen. Ze had vaak kleine adver- tenties gezien in de kranten over vrouwen, die kindjes kon- den weghalen met drankjes. Het mocht niet van de regering, maar het werd oogluikend toegelaten. Engeltjesmaaksters werden ze genoemd. Nee, dat kon ze niet over haar hart verkrijgen, daar was ze te katholiek voor grootgebracht, dat was een doodzonde. Wrijvend over haar nog platte buik zei
28 ze fluisterend: ‘David, misschien kom je terug als jij uitein- delijk jouw kindje zal zien. ’ Ze was alleen met haar gevoelens en gedachten en kon dit met niemand delen. In de zesde maand van haar zwangerschap, vertrok Mar- gareta naar Überlingen en nam ze haar intrek in de luxe privékliniek. In het hotel had ze haar zwangerschap netjes verborgen kunnen houden, steeds had ze een strakke buik- band gedragen, maar het was tijd om te verhuizen, voordat iemand het in de gaten had. Ze bedacht een aannemelijke smoes om een paar maanden verlof te krijgen. Tijdens de treinreis naar Überlingen kon ze niet genieten van de prachtige landschappen die aan haar voorbij gleden. In de kliniek kreeg ze een nette kamer, met uitzicht over de Bodensee. Aan luxe en verzorging was geen gebrek. David had aan alles gedacht. Maar Margareta was niet gelukkig. Ze miste David en tegelijkertijd was ze boos op hem. Ze droeg zijn kind, maar hij wilde daar geen deel van zijn, dat maakte haar nog ongelukkiger . Ze was eenzaam en staarde uit het opengeslagen raam naar de verte, terwijl de zon on- derging en een schitterende gloed achterliet over het meer. Achter het meer lagen de besneeuwde toppen van de hoge bergen. Daar achter de hoge Alpen is Zwitserland, daar is mijn David… Hij had nog steeds niets van zich laten horen. De baby schopte haar wakker uit haar dagdroom en Mar- gareta begon te huilen. Wat doe ik hier, zo ver weg van huis? Ach kleintje, jij kan er ook niets aan doen. Niemand wist van haar zwangerschap; haar familie niet, haar collega’s niet, haar vrienden niet. Alleen aan haar tante Liesel, die
29 zelf geen kinderen kon krijgen, had zij haar geheim toever- trouwd. Tante was altijd lief voor haar geweest en de enige die haar beslissing om haar geboortedorp te verlaten een goed idee vond. Zelf was ze na haar huwelijk met Max, een juwelier uit Bad Kreuznach, naar Heidelberg verhuisd. Maar haar leven werd gekweld omdat ze geen kinderen had- den. Kosten noch moeite hadden ze gespaard en elke dokter waren ze afgegaan om toch maar een kindje te krijgen. Maar niets hielp, ze bleven kinderloos. Oom Max stortte zich vol- ledig op het werk in de zaak, terwijl tante Liesel ondertussen steeds eenzamer werd. Margareta had haar tante een brief gestuurd. Daarin had ze alles verteld en gevraagd of tante haar wilde bezoeken als de baby geboren was. Margareta bracht haar dagen door met wandelen langs het meer of aan de oever zittend op een van de vele bankjes. ‘s Middags deed ze nieuwe energie op door een dutje te doen. Ze nam haar maaltijden het liefst op haar kamer, zo- dat ze niet met andere mensen hoefde te praten. Het zou alleen maar vragen oproepen en ze had geen zin om uitleg te geven. Uit de bibliotheek van de kliniek nam ze graag een boek mee om de tijd te doden. Ze las geen romans, want daar werd ze alleen maar verdrietig van. Reisavonturen vond ze wel aardig, dan kon ze een beetje wegdromen in het avontuur van iemand anders. Soms ging ze naar het kleine kerkje aan de oever van het meer. Als er een mis was, schoof ze stilletjes achter in het kerkje op een bank. Niemand stelde haar vragen, behalve de pastoor die haar wel had opgemerkt en haar had gevraagd wie ze was. Ze had het hele verhaal verteld en vroeg: ‘Mag ik mijn kindje hier laten dopen? ’ De pastoor heette haar welkom. Hij had begrip voor haar en veroordeelde niet dat ze een voorhuwelijks kind droeg.
30 De artsen van de kliniek vertelden haar dat zij een flinke baby zou krijgen. Ze adviseerden haar om iedere dag te gaan wandelen, maar ze moest er wel voor zorgen dat ze goed uit- gerust zou zijn. Dat zou de bevalling ten goede komen. Er was een babywinkel in Überlingen waar ze leuke kleertjes en spulletjes voor de baby kocht. ‘Bent u op vakantie hier in Überlingen? ’ vroeg de bedrijfs- leidster aan Margareta. ‘Een beetje wel, maar ik ben tijdelijk in de kliniek bij het meer. ’ ‘Ah zo en is uw man ook hier? ’ vroeg zij nieuwsgierig. ‘Ja, regelmatig, maar hij is vaak voor zaken weg, daarom vond hij het fijn dat ik goede verzorging zou krijgen. ’ ‘O, wat fijn, zo’n zorgzame man. ’ Margareta glimlachte. Ze moest eens weten, dacht ze. 7 oktober 1919 beviel Margareta van een wolk van een zoon. Het was een zware, traumatische bevalling, omdat het ‘een grote baby’ was en er niemand bij haar was om haar te steunen. Niemand die haar hand vasthield. De dokter en de verpleegsters waren alleen technisch bezig, meer niet. De baby had donker haar en bruine ogen. Hij was lang, net zoals David. Ze hield hem in haar armen en zei: ‘Je bent net David. ’ Margareta kon haar kindje niet de liefde geven dat het ei- genlijk nodig had. Ze wist zich geen raad. Wat moet ik nu met dit kindje? Hoe moet ik voor hem zorgen terwijl ik werk? Het geld is niet genoeg om samen jarenlang van te leven. Na drie weken kwam haar tante Liesel haar opzoeken, die haar ogen niet van de baby af kon houden. ‘O, wat een mooi baby’tje. Kijk eens, zo gezond en gaaf, en
31 zijn huidje is een beetje getint alsof hij al in de zon gelegen heeft. ’ Margareta opperde heel voorzichtig dat ze eigenlijk niet voor het kind wilde, of beter gezegd, kón zorgen. ‘Tante, wil jij het kind niet nemen en opvoeden? ’ Ze zag hoe haar tante haar wenkbrauwen fronste. ‘Margareta! Wat zeg je nu? Het is toch jouw kind!’ ‘Ja, dat wel, maar ik ben gebroken en kan het niet aan… Hoe kan ik als vrouw zonder man voor hem zorgen, waar moet ik hem laten als ik aan het werk ben? Wat denk je van de schande? Ik kan toch niet met een baby in het hotel aan- komen? ’ ‘Ja, wij vrouwen dragen altijd de schande, ’ sprak haar tan- te op verbitterde toon. ‘Mannen, alleen maar plezier, maar verantwoordelijkheid, ho maar. ’ ‘Tante, hoe lang hebben jij en oom Max al niet verlangd naar een kindje? Hoe zou het zijn voor jullie om een zoon te hebben die straks de juwelierszaak kan overnemen? Dat zou toch fantastisch zijn? ’ Haar tante keek haar met grote ogen aan. ‘Hier heb jij hem, hij heet Robert Riegel, we dragen alle- maal dezelfde achternaam, dus dat is makkelijk. ’ Margareta duwde de baby zo in de armen van haar tante die al meer dan vijftien jaar verlangde naar een kind. Zij nam de kleine en drukte hem stevig tegen zich aan. ‘O, Margareta, weet je het zeker? ’ huilde ze. ‘Weet je het echt zeker? ’ ‘Ja, ik weet het zeker, tante. Ik kan het niet, ’ snikte Marga- reta. ‘Bij jou zal hij het goed hebben. Jij en oom Max heb- ben het goed met de juwelierszaak. De kleine zal toch niks tekortkomen? ’
32 ‘Nee, dat zal hij zeker niet, hè mannetje? ’ fluisterde tante Liesel in het oortje van de baby. ‘Robertje wordt vanmiddag gedoopt. Ik zou het zo fijn vin- den als u daar ook bij zou zijn. ’ Samen liepen ze met de kleine Robert naar het kerkje waar de pastoor al stond te wachten. Er was zelfs een organist, die zachtjes speelde op het orgel. Tante Liesel droeg de kleine in haar armen toen hij gedoopt werd. Het was een korte sobere ceremonie en weer terug in de kliniek hadden Margareta en haar tante nog lange tijd diepgaande gesprekken. De volgende ochtend vertrok zij met de kleine Robert. In de kliniek vertelde Margareta dat de baby even bij haar tante zou logeren. Er werd vreemd naar haar gekeken, maar er werden gelukkig geen vragen gesteld. Een week later vertrok Margareta na een rustperiode van vier weken weer naar het hotel in Wiesbaden. De directeur van de privékliniek nam persoonlijk afscheid van haar. Hij nam haar hand in zijn handen, keek haar vol medelijden aan en zei: ‘Het ga je goed, Margareta. ’ Ze was aangesterkt, maar vanbinnen zat een diepe wond die maar niet wilde helen. Haar grote liefde was verdwenen, ze had een kindje gekregen en het weggegeven. Ze voelde zich zo leeg, zo ellendig. Niemand in het hotel vroeg haar hoe ze het gehad had. Iedereen was in de veronderstelling dat zij geholpen had bij een ziek familielid en waardeerden haar erom omdat zij een goede daad had verricht. Margareta probeerde haar grote liefde te vergeten. David had nooit meer wat van zich laten horen. Hij had van zijn vriend, de directeur, vernomen dat hij een zoon had gekre- gen. In dat gesprek had hij niet eens naar haar gevraagd. Het leven van Margareta bestond uit werken en slapen, wer-
33 ken en slapen. Er was iets in haar geknapt, ze had zichzelf verloren, zo voelde dat. Ze wist dat ze nooit meer onbevan- gen en open kon zijn; elke man bekeek ze met argwaan. Af en toe kreeg ze een brief van haar tante die haar vertelde dat de kleine Robert goed groeide en een vrolijk, maar wel druk en nieuwsgierig mannetje was. Hij liep altijd weg en ze moesten hem bijzonder goed in de gaten houden. Ze zou hem nog weleens opzoeken, dacht ze. . .