13 1 Het leger van Israël nam tweehonderdduizend vrouwen en kinderen uit Juda als gevangenen mee naar hun stad Samaria. Ze roofden ook veel bezittingen, en namen die mee naar huis. 2 Kronieken 28:8 732 v. Chr. (in de lente) Woestijn van Judea M ijn vriendin Yaïra zei dat ik dapper moest zijn. Maar waar - om? Dapper of bang, we liepen toch gewoon door. Ze zei dat ik een grote meid moest zijn, dat ik niet moest huilen, maar ik ben pas vijf en ik heb al grote mannen zien huilen. Het verse brandmerk op mijn arm schrijnde en rook naar brandend vlees. Ik was de tel kwijtgeraakt van de dagen die we door de woestijn hadden ge - lopen. We liepen al zo lang dat ik over mijn hele lijf blaren had van de zon. De Israëlische soldaten noemden ons ‘gevangenen’. Degenen die t e langzaam liepen of te vaak huilden, sloegen ze met de zweep. De vrouw die voor me liep, huilde almaar om haar dode kinderen. Ik denk dat een van die kinderen op mij leek, want soms greep ze me vast alsof ik van haar was. Het kon haar kennelijk niet schelen of we met de zweep kregen omdat we de boel ophielden tijdens deze mars naar er - gens in Israël. Yaïra hielp me om haar weg te duwen, maar ze was n iet altijd vlug genoeg en dan werden we allemaal geslagen. De vrouw werd gegeseld tot ze niet meer kon vechten. Ze gilde om haar kinde - ren tot ze geen stem meer had. Ik heb ook geen stem meer sinds de Israëlische soldaten ons aan- vielen in Betlehem. Toen de soldaten door de stadspoorten kwamen, gilde ik naar mijn abba , maar mijn woorden hebben hem niet gered. Ik rende schreeuwend het huis binnen, maar mijn woorden redden Yaïra niet van de soldaten die haar meenamen de stal in. Ze hebben haar daar Dochter_van_Jesaja_ANDREWS_druk1_binnenwerk_proef2. indd 13 18-02-19 15:03
14 kwaad gedaan. Andere soldaten brandmerkten mij, hoewel ik hun smeekte te stoppen. Na dat alles waren mijn woorden weg. ‘Ish ma. ’ Yaïra stootte me van achteren aan. ‘Eet dit. ’ Mijn vriendin legde haar hand op mijn schouder, in haar vuist had ze een stukje brood verstopt. Ik schudde mijn hoofd. Zij had het harder nodig dan ik. ‘Neem het, ’ fluisterde ze harder. ‘Voordat ze het zien. ’ Yaïra was twaalf, dus ik deed wat ze zei. Ik nam het brokje aan en at het op. De kruimels bleven steken in mijn mond. We hadden sinds gisteren geen water meer gehad. Alstublieft, Jahwe, geef ons water als we vanavond stoppen. Soms werkten mijn gebeden. Soms niet. Meestal niet. Alsof ze wist wat ik dacht, fluisterde Yaïra weer. ‘Elke dag bid ik dat Micha ons komt redden. ’ Haar stem klonk net zo droog als mijn keel. ‘Hij komt, Ish ma. Dat beloof ik. Hij komt. Jahwe zal hem en de andere profeten vertellen waar ze ons kunnen vinden. ’ Ik liep door, blij dat ik geen woorden meer had. Mijn vragen zou - den Yaïra niet bevallen. Waarom had Jahwe de soldaten niet tegen- gehouden voordat ze mijn familie hadden gedood? Wie kon ons ooit vinden tussen zo veel gevangenen? Maar Yaïra had net zo veel vertrou - wen in haar broer Micha als in Jahwe. Micha was haar enige familie omdat hun ouders lang geleden al waren gestorven. Toen hij niet meer voor haar kon zorgen omdat hij bij de andere profeten in het kamp in Tekoa woonde, had mijn abba over Yaïra gehoord en gezegd dat ze bij ons mocht komen wonen als ima ’s dienstmeisje. Yaïra zei dat Jahwe en Micha voor haar zorgden, maar het leek mij dat mijn familie dat deed. Mijn gezicht prikte als ik te veel aan ima en abba dacht. Mijn buik deed dan ook pijn. Ik miste hen. Wie zou mijn lievelingsbrood maken nu ima er niet meer was? Wie zou me kietelen en aan het lachen ma - ken zoals abba dat kon? In Betlehem had ik ima’s hoofd in mijn schoot gehouden en het licht uit haar ogen zien verdwijnen nadat de soldaten haar met een speer hadden doorboord. Wat ze met abba gedaan hadden, heb ik niet gezien. Toen de soldaten me uit ons huis sleepten, lag abba bij de stal met dezelfde lege ogen als ima. Ik mocht van de soldaten geen afscheid van hem nemen. Dochter_van_Jesaja_ANDREWS_druk1_binnenwerk_proef2. indd 14 18-02-19 15:03
15 ‘Ish ma, kijk!’ Yaïra wees naar een glanzend wit paleis met zwarte sierlijsten. Het stond op een hoge heuvel. Ik had nog nooit zoiets gezien. Ons huis was het mooiste van Betle- hem, omdat abba de hoofdoudste was, maar het leek klein vergeleken bij dit paleis op de heuvel. ‘Dat moet Samaria zijn, de hoofdstad van Israël, ’ fluisterde Yaïra. ‘Micha vertelde me dat hij daar geprofeteerd heeft bij koning Hosea. ’ Ze ademde zwaar en snel terwijl we de steile heuvel op klommen. We bleven maar lopen, lopen en nog eens lopen naar de poorten van de witte stad. Mijn benen deden pijn en ik struikelde, maar Yaïra trok aan mijn armen. ‘Niet stilstaan, Ish ma. We zijn er bijna. ’ Ik was te moe. Mijn benen voelden alsof ze van water waren. ‘Denk aan iets anders, kleintje, ’ zei Yaïra. ‘Wat had Micha aan, de vorige keer dat we hem zagen? ’ Dat was een rare vraag. Micha droeg namelijk altijd hetzelfde: een vuile, bruine mantel. Abba zei dat alle profeten kameelharen mantels droegen en ik vroeg hem of alle profeten zo ernstig waren als Micha. Abba lachte. Micha was aardig, maar hij was vaak boos, vooral tijdens zijn laatste bezoek. Hij schreeuwde tegen abba dat we Betlehem moes - ten verlaten en naar Jeruzalem moesten gaan, waar we veilig waren achter de hoge muren. Ima nam Yaïra en mij mee naar de binnenplaats, maar ik kon ze nog steeds horen schreeuwen. Abba was boos en zei dat Micha weg moest gaan. Yaïra begon te huilen. Ik verstopte me achter ima’s benen en sloeg haar mantel om me heen. Ik wou dat abba met ons naar Jeruzalem was gegaan. Eindelijk kwam de rij gevangenen halverwege de heuvel tot stilstand en ik viel tegen Yaïra aan. Ik sloeg mijn beide armen voor mijn gezicht om me schrap te zetten voor de zweep van de soldaten. Maar ze sloe - gen me niet. Het gefluister overal in de menigte maakte me nieuwsgierig, dus liet ik mijn armen zakken om beter te kunnen kijken naar het paleis van Samaria, hoog op de heuvel. Ik kon niet over de gevangenen en de soldaten heen kijken, maar ik hoorde iedereen dezelfde vraag stellen. ‘Waarom sluiten ze de stadspoorten? ’ De zon was nog niet onder en we hadden eten nodig, water en kleren. Dochter_van_Jesaja_ANDREWS_druk1_binnenwerk_proef2. indd 15 18-02-19 15:03
16 Een van de gevangenen wees naar een hoge toren die een lange scha - duw over ons heen wierp. Een man met grijs haar die net zo gekleed was als Micha stond erbovenop en keek over de rand naar beneden. Hij begon te schreeuwen tegen de soldaten van Israël en die schreeuwden terug. De gevangenen kropen bij elkaar, terwijl de soldaten steeds rode - re gezichten kregen en met hun vuisten in de lucht sloegen. Ik rolde me op tot een bal om mezelf kleiner te maken. Yaïra boog zich over me heen en bedekte me zoals een imavogel haar baby’s be - dekt met haar vleugels. Sommige soldaten begonnen stenen naar de wachttoren te gooien. Plotseling rolde er een donderslag uit de heldere hemel, die de grond deed schudden. Yaïra en ik trilden nog toen het rommelen al gestopt was. Ik gluurde onder Yaïra’s armen door naar de lucht en dacht: is dit de stem van Jahwe? Heel langzaam liet Yaïra haar armen zakken. Ze knielde naast me neer en grinnikte een beet je. ‘Jahwe heeft voor ons gevochten, Ish ma. ’ Overal om ons heen lieten soldaten hun stenen vallen. Sommige bewakers vielen zelfs op hun knieën. Andere deinsden terug van de gevangenen alsof het hun pijn zou doen als ze ons aanraakten. Ik tikte Yaïra op de arm en wees naar de man in de wachttoren, terwijl ik mijn schouders ophaalde. ‘Zijn naam is Oded, ’ fluisterde ze. ‘Hij is een profeet van J ahwe in Israël. Hij zei dat de soldaten ons schandelijk hebben behandeld en o ns moeten vrijlaten, want anders krijgen ze met Jahwes toorn te maken. De stadsoudsten zullen ons naar Jericho leiden, waar we verenigd zul - len worden met onze families. ’ Ze kuste mijn kruin. ‘We moeten bid - den dat de soldaten naar Jahwe luisteren en dat Micha ons vindt in Jericho. ’ Soldaten rezen op van hun knieën. Sommige keken nog boos, maar vele strompelden als pasgeboren kalveren rond op onvaste benen. Ze sneden de touwen om het middel van de gevangenen door en maakten de ketenen van hun nek en voeten los. Toen de soldaten Yaïra en mij bevrijdden, trok ze me overeind en omhelsde me zachtjes. Ze deed voorzichtig om onze wonden en blaren niet open te breken. ‘We zijn vrij, ’ zei ze met een blik om zich heen. ‘Ik denk dat we echt vrij zullen zijn. ’ Alle gevangenen liepen weg van de bewakers – langzaam, alsof ze een kom hete soep aten en ieder hapje voorzichtig proefden. Zouden Dochter_van_Jesaja_ANDREWS_druk1_binnenwerk_proef2. indd 16 18-02-19 15:03
17 we echt vrijgelaten zijn op het woord van een enkele profeet en een rommelende onweersklap? De soldaten pakten kleren, eten en verband uit dat ze gestolen had - den in Judese steden en begonnen de spullen aan ons uit te delen. Zelfs de bedroefde vrouw die haar kinderen had verloren glimlachte. We vierden feest en één woord dreef op de avondbries. ‘Vrij… vr ij… vrij. ’ Ik had dat woord vele malen eerder gehoord, maar nu begreep ik het beter. Een vogel vloog over ons heen en ik keek toe hoe hij cirkel - de en speelde in de lucht. Die vogel was vrij, net als wij. Er waren gee n touwen of ketenen waarmee hij vastgebonden werd. Geen soldaten die hem sloegen. Maar toen de vogel zich installeerde in zijn vredige nest in de splitsing van twee takken, wist ik dat we helemaal niet hetzelfde waren. Mijn vrede was gestorven in Betlehem en mijn huis was afgebrand. ‘Ish ma, wat is er? ’ Yaïra tilde mijn kin op en droogde mijn tranen. ‘Je hoeft niet te huilen, kleintje. Ik weet zeker dat Micha ons zal v inden in Jericho. ’ Ik staarde in haar schitterende, donkere ogen. Ze was zo blij dat ze vrij was, maar snapte ze het dan niet? Vrijheid deed er niet toe als we geen nest meer hadden dat we ons thuis konden noemen. Ze trok me weer in een omhelzing. Ik deed mijn ogen dicht en stelde me voor dat ik een vogel was. Dochter_van_Jesaja_ANDREWS_druk1_binnenwerk_proef2. indd 17 18-02-19 15:03
18 2 Toen brachten de soldaten hun gevangenen naar de leiders van Efraïm en naar het volk. De bezittingen die de soldaten geroofd hadden, leverden ze in… De mensen die niet meer konden lopen, werden op ezels gezet. Toen brachten ze alle gevangenen terug naar de grens met Juda, naar Jericho, de stad van de palmbomen. 2 Kronieken 28:14-15 I k was het beu om dapper te zijn en ik had een hekel aan ezels. Dit was de derde dag dat ik op zo’n koppig stinkbeest reed op weg naar Jericho. Yaïra trok aan zijn touw en de oude vrouw die samen met mij op de ezel zat, schopte hem in de flanken om hem in beweging te houden in de lange rij terugkerende gevangenen. De oude vrouw ademde in mijn nek en haar adem rook naar uien van gisteren. Ze probeerde aldoor met haar vingers mijn verwarde haren te kammen. Ik duwde haar hand weg, maar je kon evengoed proberen water uit een modderpoel te graven; de hand kwam gewoon elke keer terug. Ik zou liever meelopen met de vrouw die dacht dat ik haar kind was. Nee. Ik liep liever met Yaïra mee. Opnieuw vonden de vingers van de oude vrouw de klitten in mijn haar en ik kon het niet langer verdragen. ‘Aaahhh!’ Praten kon ik nog steeds niet, maar mijn stem had ik weer gevonden. Yaïra keek over haar schouder. ‘Ish ma, je bent te zwak om te lopen. ’ Ze kromp in elkaar toen ze haar blik weer vooruit richtte. Onze won - den waren nog rauw en hoewel de gewaden die we droegen – af- komstig uit onze afgebrande steden – zachter waren dan onze normale gewaden, schaafden ze onze wonden toch als gebroken aardewerk. Ik keek langs mijn nieuwe gewaad naar beneden en vroeg me af wat voor klein meisje het voor mij had gedragen. Leefde ze nog? Of was ze met haar ima en abba samen gestorven? De oude vrouw begon mijn haar weer te kammen. Ik moest van die ezel af! ‘Uh-uh!’ Spartelend en schoppend werkte ik mezelf en de oude vrouw bijna tegen de grond. Dochter_van_Jesaja_ANDREWS_druk1_binnenwerk_proef2. indd 18 18-02-19 15:03
19 ‘Ish ma, genoeg!’ Yaïra stond stil met haar handen in haar zij en haar ogen spuwden vuur. Ik keek terug en perste mijn lippen op elkaar. Ze keek boos. Yaïra werd bijna nooit boos. Ik keek naar de lucht en weigerde te huilen. ‘We proberen je te beschermen, kleintje. ’ De vrouw met de uien- adem kneep me, zodat mijn geselwonden openbraken. ‘Au!’ schreeuwde ik. ‘O, het spijt me, kind. ’ Ik schudde mijn hoofd en trok een pruillip. Abba zei altijd dat er een vogel over mijn pruillip kon vliegen en erop poepen, maar dat kon me niet schelen. Yaïra kwam naast ons staan en fronste haar wenkbrauwen. ‘Ish ma, ik praat niet met je totdat je die pruillip wegdoet. ’ Yaïra loog nooi t. Ik wist dat ze meende wat ze zei. Mensen passeerden ons op de weg. Jericho zou vol zijn als we er kwamen. Ik zoog mijn lip naar binnen. Yaïra en de oude vrouw glimlachten naar elkaar, maar ik snapte niet wat er te lachen viel. De oude vrouw wees naar een heuvel verderop. ‘Vlak achter die bergrug ligt Jericho, kleintje. De stad is vol palm bomen en er staan allerlei marktkramen langs de straten met eten, aarde werk, tapijten en… nou ja, alles wat je kunt bedenken. Misschien wacht je familie je daar wel op. ’ Familie . Yaïra was nu mijn enige familie. Yaïra klopte op mijn been. ‘Denk eens aan Jahwes grote genade, Ish ma. Je bent twee keer gered. Een keer van de dood in Betlehem en een keer van gevangenschap in Samaria. ’ Ze trok de ezel mee en begon weer te lopen, terwijl ze over haar schouder riep: ‘Wat voor grote plannen zou Jahwe met jou hebben, dat Hij zo veel moeite heeft ge - daan om je te redden? ’ De uienvrouw gniffelde. ‘Een goede vraag voor ons allemaal. ’ Ze kamde weer met haar vingers door mijn verwarde haar en ik duwde haar hand weg. Waarom kon ze me niet met rust laten? Wat voor plannen Jahwe ook met me had, ik wilde dat alleen Yaïra erin voorkwam. We konden samen ergens gaan wonen, alleen wij tweetjes. Ik sloeg mijn armen over elkaar, deed mijn ogen dicht en dacht aan de soeka die we van palmtakken konden bouwen als we in Jericho aankwamen. Meer beschutting hadden we niet nodig en ik had Dochter_van_Jesaja_ANDREWS_druk1_binnenwerk_proef2. indd 19 18-02-19 15:03
20 nooit veel spullen gehad. Ik geeuwde en leunde achterover tegen de oude vrouw aan. Yaïra en ik konden goed voor elkaar zorgen. ‘Ish ma? Ish ma, wakker worden nu. ’ Yaïra stond naast de ezel… met Micha. Droomde ik? Yaïra glimlachte door haar tranen heen. ‘Ik zei toch dat Jahwe hem naar ons toe zou sturen? ’ Micha tilde me van de ezel en een man van de leeftijd van mijn abba zette een ander meisje op mijn plaats. ‘ Savta! ’ Het kleine meisje om - helsde de oude vrouw stevig. De oude vrouw begon met haar kromme vingers het haar van het meisje te kammen. ‘O, savta, wat heb ik je gemist. ’ Het meisje leu nde tegen haar savta aan. Ik wendde mijn blik af, beschaamd dat ik niet aardiger tegen de vrouw had gedaan. De man nam het touw van onze ezel over. ‘Je hebt die ezel echt niet nodig, Micha? ’ ‘Nee, vriend. Jouw reis voert verder dan de onze. Voordat het don - ker wordt, zijn we in Jeruzalem. ’ Jeruzalem? Ik wilde niet verder. We waren al van Betlehem naar Samaria gegaan en toen naar Jericho… en nu naar Jeruzalem? Micha en Yaïra wuifden vaarwel. De oude vrouw zwaaide, maar ik kon niet terugzwaaien. Iedereen keek zo blij. Het kleine meisje. De abba. Als een gezin. Yaïra omhelsde Micha weer. ‘Ik wist dat je zou komen. ’ Mijn gezicht voelde weer prikkerig en mijn hart bonsde hard in mijn borst. Micha en Yaïra hadden elkaar. Ik had geen familie meer. Zouden ze zonder mij naar Jeruzalem gaan? Ik deed een uitval naar Yaïra, sloeg mijn armen om haar middel en deed mijn ogen dicht. Laat me alsjeblieft niet alleen! Ik had haar niet boos moeten maken op de weg naar Jericho. Ik zal alles doen wat je zegt. Ik zal Jahwes plan voor me vinden als dat is wat je wilt. ‘Ish ma, rustig maar, ik ben hier, ’ troostte Yaïra. ‘Micha is hier o m ons naar meester Jesaja te brengen, een andere profeet van Jahwe, bij wie we in de huishouding mogen dienen. ’ Ik wilde niet meer lopen, maar ik moest wel bij Yaïra blijven. Waar - om konden we niet zijn als vogels met een vredig nest? ‘Ish ma. ’ Ik schrok van Micha’s diepe stem. Ik deed mijn ogen open. Hij knielde naast me neer en stak zijn hand uit. ‘Je hoeft niet te lopen. Ik kan je op mijn schouders dragen. ’ Dochter_van_Jesaja_ANDREWS_druk1_binnenwerk_proef2. indd 20 18-02-19 15:03
21 Ik keek op naar Yaïra. Ze knikte, dus ik wist dat het waar was wat Micha zei. Als zij hem vertrouwde, moest ik hem ook maar vertrou - wen. Ik liet Yaïra los en legde mijn hand in die van Micha. Abba droe g me vroeger altijd op zijn schouders. Dat vond ik fijn. Toen Micha me op zijn schouders tilde, beet ik op mijn lip om niet te huilen. Mijn hel e lijf deed pijn. Zou dat ooit ophouden? ‘Houd me vast onder mijn kin, ’ zei Micha, ‘zodat je niet valt. ’ Mi - cha legde een arm over mijn knieën en bood Yaïra zijn andere hand. ‘Ik weet dat de zon al halverwege de hemel staat, maar als we nu ver - trekken en ons avondmaal lopend eten, kunnen we tegen zonsonder - gang in Jeruzalem zijn. ’ Yaïra knikte en pakte zijn hand. Ze probeerde net zo dapper te zijn als ik. Zag Micha niet hoe moe ze was? Hoe moe we allebei waren? Ik keek naar de andere mensen – bevrijde gevangenen zoals Yaïra en ik – en die zagen er ook moe uit. Maar iedereen liep door. We waren mensen, geen vogels. Micha leidde ons door de markt van Jericho en ik herinnerde me de beschrijving van de oude vrouw. Er waren inderdaad palmbomen en marktkramen aan weerskanten van de drukke straat. Veel hongerige inwoners van Judea zoals wij hadden eten en voorraden nodig voor de reis naar huis. Dieren renden weg bij jonge herders, zodat de chaos nog groter werd. Mijn maag rammelde toen ik de geur van gebraden vlees en bergen verse vruchten rook bij het passeren van de laatste schreeu - wende verkopers. Nog meer palmbomen wierpen zwaaiende schaduwen op de weg naar de stadspoort, waar we ons aansloten bij een karavaan van bevrijde gevangenen op weg naar Jeruzalem. Eenmaal buiten de stadsmuren keek Yaïra op naar haar broer en deed haar best om te glimlachen. ‘Hoe wist je dat we in Jericho waren? ’ Hij zei iets over de profeet die we in Samaria hadden gezien en die een boodschap had gestuurd naar het kamp in Tekoa waar hij woonde. Micha was niet in het profetenkamp geweest toen de soldaten kwa - men. Hij was in Jeruzalem – achter de hoge muren – toen het kamp vorige week werd aangevallen. Yaïra stond stil. ‘Waarom was je in Jeruzalem? ’ Waarom vroeg ze dat, van alle belangrijke dingen die ze had kunnen vragen? Waarom vroeg ze niet of we daar nu veilig zouden zijn? Dochter_van_Jesaja_ANDREWS_druk1_binnenwerk_proef2. indd 21 18-02-19 15:03
22 ‘Ik was in Jeruzalem omdat ik tot koninklijk profeet benoemd ben. ’ Yaïra zette grote ogen op, maar Micha wuifde het weg. ‘Koning Acha z heeft me alleen maar uitgekozen om zitting te nemen in zijn koninklij - ke raad omdat ik weinig invloed heb en geen koninklijke connecties. ’ Yaïra brak een takje van een boom en begon het onder het lopen in stukjes te breken. ‘Waarom zou je iemand zonder invloed in de raad zetten? De profeet Jesaja zit toch ook in de raad? Hij heeft koninklijk bloed. ’ ‘Hij zat in de raad, maar nu niet meer. Hij heeft te veel invloed. Koning Achaz heeft Jesaja gedegradeerd tot koninklijke huisonderwij - zer omdat hij openlijk kritiek heeft geleverd op de twee nieuwste advi- seurs van de koning: een Filistijns medium en een Judese heks. ’ Dat klonk niet best. Een heks en een medium? Ik kneep in Micha’s kin en keek hem ondersteboven in de ogen. Hij grinnikte. ‘Wees maar niet bang, kleintje. Hoewel koning Achaz de afgelopen maanden ver van Jahwes wil is afgedwaald, betekende mijn positie in zijn raad dat ik veilig verstopt zat in de tunnels onder de stad bij de andere adviseurs toen de coalitie van Israël en Aram Jeru - zalem en Betlehem aanviel. ’ Yaïra’s handen bleven stil op het takje. ‘Wat hebben ze gedaan met Jeruzalem? ’ ‘De vijandelijke troepen hebben het grootste deel van Zuid-Jeru- zalem verwoest, maar Judese soldaten konden hun opmars stoppen voordat ze de Bovenstad binnenkwamen. ’ Micha verschoof me op zijn schouders. ‘De tempel van Jahwe en de paleizen zijn veilig, maar veel van de gebouwen in de Benedenstad – waar de armste mensen wonen – zijn bijna met de grond gelijkgemaakt. De landerijen om de stad heen, de boomgaarden en wijngaarden zijn ook volkomen verwoest. ’ Ik verstijfde en begon te trillen. Ik wilde niet naar Jeruzalem, waar mediums en heksen waren en nog meer aanvallende soldaten. Micha tilde me van zijn schouders, hield me tegen zijn borst en sloeg zijn sterke armen om me heen. ‘Het is goed, kleine Ish ma. De Israëli - sche soldaten zijn nu weg. Je zult veilig zijn in de huishouding van meester Jesaja. ’ Yaïra bukte aan de rand van de weg en kokhalsde. Micha haastte zich naar haar toe en probeerde mij op mijn voeten te zetten. Ik strui - Dochter_van_Jesaja_ANDREWS_druk1_binnenwerk_proef2. indd 22 18-02-19 15:03
23 kelde, mijn benen trilden te erg om me te kunnen houden. Micha tilde me op en leidde Yaïra verder van de weg af om te rusten. Hij kwam tussen ons in zitten en pakte een stuk geitenkaas en een brood uit. We aten in stilte en keken uit over de glooiende, bruine woestenij. Ik had geen honger, maar Yaïra had me een stuk brood met kaas erop gege - ven. Ze bracht mijn hand naar mijn mond. Ik wist dat ze niet zou eten voordat ik at. Micha at helemaal niet. ‘Toen we verstopt zaten in die tunnels on - der het paleis, ’ zei hij, starend naar de woestijnheuvels, ‘met de koning, zijn vrouwen en zijn kinderen, de adviseurs en hun gezinnen, kon ik alleen maar aan jou denken, Yaïra. Ik kon je niet beschermen. ’ Hij boog zijn hoofd en drukte zijn duimen tegen zijn ogen. ‘Het spijt me zo. ’ Yaïra legde haar eten opzij en legde haar hoofd op zijn schouder. Ik begreep dat Micha net zo bang was geweest als Yaïra en ik toen de soldaten kwamen. Ik klopte op Micha’s arm en legde ook mijn hoofd tegen hem aan. Het was geen wonder dat Yaïra van hem hield. ‘Wat is er gebeurd met de mensen in de Benedenstad? ’ Yaïra pakt e haar brood weer op en nam een hap. ‘Zijn ze gevangengenomen of…? ’ Ik begreep niet alles van Micha’s antwoord, maar zijn diepe stem beefde, terwijl hij vertelde over omgekomen mensen, brandende hui - zen en armen die nog armer waren geworden. Wat betekende dat voor Yaïra en mij? Ik stootte Micha aan, wees naar Yaïra en mijzelf en trok mijn wenkbrauwen op. Een profeet die een onzichtbare God kon ho - ren praten, kon vast wel een meisje begrijpen dat haar woorden kwijt - geraakt was. Hij keek van mij naar Yaïra. ‘Ze praatte toch vroeger? ’ Yaïra schonk Micha de gemene zussenblik die ze alleen voor hem bewaarde. ‘Ze heeft niet meer gesproken sinds we uit Betlehem zijn weggehaald. Geen kind zou moeten zien waar Ish ma getuige van is geweest. ’ Micha sloeg zijn arm om Yaïra heen. ‘Jij bent ook nog een kind, zusje. ’ Yaïra duwde hem weg, haar ogen vulden zich met tranen. Mijn borst voelde alsof er een grote steen op gevallen was. Yaïra huilde nooit. Micha stak zijn handen naar haar uit, maar ze stond op en begon weer te lopen. Zwijgend. Tranen wegvegend. Dochter_van_Jesaja_ANDREWS_druk1_binnenwerk_proef2. indd 23 18-02-19 15:03
24 Micha pakte het eten in, stopte het in zijn schoudertas en hees mij weer op zijn schouders. Haastig probeerden we Yaïra in te halen. We praatten niet meer. Soms maken erge dingen dat iedereen zijn woor - den kwijtraakt. De zon brandde op onze rug. Ik kon mijn ogen amper meer open - houden toen ik Yaïra hoorde fluisteren: ‘Laat ons bij je blijven , Micha. Laat me niet meer alleen. ’ ‘Je weet dat dat niet kan, Yaïra. ’ Hij liet een diepe zucht ont snappen. ‘Ik heb je geen huis te bieden. Het profetenkamp in Tekoa is bijna verwoest en ik moet helpen het weer op te bouwen. Ish ma en jij zullen goed verzorgd zijn bij meester Jesaja in Jeruzalem. ’ Yaïra hield haar pas niet in. Haar ogen lieten het pad voor ons niet los. ‘Ik begrijp het. ’ Ik wist dat ze net zo verdrietig was als ik , misschien nog wel meer zelfs. Ik had geen familie meer. Yaïra wel. Maar wilde Micha haar niet bij zich houden. ‘Ik zal Ish ma en jou zo vaak bezoeken als ik kan. ’ Micha pakte haar hand en klopte op mijn knie. ‘Ish ma is nu ook je familie… het kleine zusje dat je altijd wilde hebben. ’ Yaïra keek naar me en ik zag droefheid in haar ogen – maar slechts even. Ze klopte ook op mijn knie. ‘Als Ish ma en ik ouder zijn, kunnen we misschien naar Tekoa komen en op het land werken of –’ ‘Nee, Yaïra. ’ Micha kuste de rug van haar hand. ‘Dienen in d e huis - houding van meester Jesaja is voor jullie beiden de beste kans op een goed huwelijk en een normaal leven. ’ Ze keek ons beiden aan en haar glimlach werd verdreven door droefheid. ‘Ik zal nooit trouwen, Micha, maar misschien kan Ish ma een normaal leven vinden in Jeruzalem. ’ Yaïra versnelde haar pas en ging op in de karavaan van bevrijde ge - vangenen. Ik keek naar de lucht en zag weer vogels. Elke vogel vloog alleen. Gingen vogels weleens trouwen? Nu ik erover nadacht, had ik alleen imavogels, nooit abbavogels met hun kleintjes in een nest ge - zien. Ik kneep mijn ogen dicht en legde mijn handen op mijn hoofd. Ik wilde geen vogel meer zijn. Ik wilde niet alleen zijn. Dochter_van_Jesaja_ANDREWS_druk1_binnenwerk_proef2. indd 24 18-02-19 15:03