Bekijk de tekstversie van dit leesfragment.Hoofdstuk 1 In gedachten loopt dokter Van Zanten naar huis. Hij heeft net een bevalling gedaan bij de familie Vermeulen. Gelukkig is gesprek met Vermeulen. Als doktersgezin zijn ze op de hoogte van alle lief en leed in het dorp en de omgeving. Omgekeerd is het ook niet zo vreemd dat de dorpsgenoten tamelijk goed op de hoogte zijn van de wederwaardigheden van het doktersgezin. Ria is zijn trouwe hulp in de praktijk; zij zorgt voor de apotheek, zij neemt boodschappen aan, aan de deur en via de telefoon. Ze is tamelijk openhartig en ze geeft zich makkelijk aan de mensen. Dina is hun trouwe hulp voor het huishoudelijke werk, al vanaf het begin van hun vestiging hier in Elsdorp. Ze kunnen haar het hele huishouden toevertrouwen en vroeger zorgde ze ook gedeeltelijk voor de opvoeding van de kinderen. Het is op deze manier vanzelfsprekend dat het dorp en de dokter van elkaars omstandigheden op de hoogte zijn. Terwijl Roelof van Zanten in zijn stoel zit te mijmeren, geniet hij van het pianospel van zijn vrouw. Dat is haar manier om na het avondeten de spanningen van die dag kwijt te raken. Muziek is voor haar als zuurstof voor de ziel, bijna onmisbaar. Voor hij haar leerde kennen, studeerde zij piano aan het conservatorium in Den Haag. Zelf studeerde hij toen in Leiden. Op een verjaardagsfeestje bij een vriend heeft hij haar leren kennen. Ria had veel talent en vakmensen voorspelden haar een goede toekomst als concertpianiste. Na die kennis-making volgden vele ontmoetingen. Ze gingen van elkaar houden. Ria besefte langzamerhand dat ze een keus moest maken tussen hem of een carrière als pianiste. Hij heeft niet aangedrongen, want hij vond dat zij zelf moest beslissen. Uiteindelijk heeft ze voor hem gekozen. Wat was hij toen blij! Hij besefte terdege dat dit haar heel wat strijd gekost moest hebben. Niet lang daarna zijn ze getrouwd en hebben ze zich in Elsdorp gevestigd. Van Rias ouders kregen ze als huwelijksgeschenk een prachtige vleugel, die een dominante plaats in de salon van het grote statige doktershuis heeft gekregen en bij bijzondere gebeurtenissen altijd een belangrijke rol heeft gespeeld. De kinderen hebben les gehad van hun moeder. Ze kunnen alle drie aardig spelen, maar het zal voor hen nooit meer dan een hobby zijn. Zij hebben voor andere loopbanen gekozen. Ook voor Roelof is het dagelijkse pianospel van Ria de beste ontspanning die hij zich kan indenken. Aan haar spel kan hij horen wat haar gemoedstoestand is, en omgekeerd voelt zij onmiddellijk aan hoe Roelof zich voelt als hij savonds thuiskomt. Zij weet dan in haar spel voor hem de juiste toon te treffen en hem met haar muziek te bemoedigen en te troosten. Ria heeft blijkbaar gemerkt dat Roelof met zijn aandacht niet bij haar spel is, ze stopt eerder dan gebruikelijk. Zij komt naar hem toe, gaat op de leuning van zijn stoel zitten en terwijl ze haar hand op zijn schouder legt, vraagt ze: Is er iets, Roelof? Dan vertelt hij haar van zijn gesprek van die middag met boer Vermeulen. Ik heb nog nooit zo goed beseft, Ria, dat de muren oren hebben. Bij Vermeulen weten ze precies hoe wij in spanning zitten over Theo. Ja jongen, dat ze hier alles over je weten, wisten we al. Of heb je daar nooit bij stilgestaan? Ik vind het wel fijn om te merken dat ze met ons meeleven. Wij voelen ons hier thuis, of niet soms? Dat is waar, schat, maar door die woorden kwam de knagende onzekerheid over Theo weer naar boven. Vraag jij je nooit af of hij in veiligheid is? Jazeker, Roelof, maar ik leg mijn onrust en angst in mijn gebeden in Gods handen. Samen mijmeren ze verder over hun drie kinderen, waar ze naar de mens gesproken trots op kunnen zijn. Ieder heeft op eigen wijze de weg door het leven gevonden. Theo, de oudste, zocht als kleine jongen het avontuur al. Toen hij nog een peuter was, moesten ze hem soms al aan een touw vastleggen om te voorkomen dat ze elk halfuur een zoekactie naar hem moesten starten. Op de lagere school bleek hij een goede leerling. Altijd haantje de voorste bij het uithalen van een grap. In het verenigingsleven was hij al snel de woordvoerder van de jongensclub van de kerk. Bij zijn voetbalteam was hij binnen de kortste keren de aanvoerder. Theo was een jongen met veel vrienden, die hem graag volgden. Hij bedacht de avonturen en de spannende spelletjes. Lang bleef hij de kwajongen in het gezin. Ondanks dat hij op de hbs een van de beste leerlingen was, voelde hij er niets voor om naar de universiteit te gaan. Leren best, maar dan daarbij ook actief bezig zijn. Hij had altijd al belangstelling gehad voor de luchtvaart. Als er een vliegtuig over het dorp kwam, keek hij het na tot het achter de horizon verdwenen was. Dan had hij zon dromerige blik in zijn ogen, alsof hij zich verbeeldde zelf achter de stuurknuppel te zitten. Het was voor hen dan ook niet echt een verrassing dat hij op een dag te kennen gaf piloot te willen worden. Met gemak kwam hij door de keuring. Een intelligente, sportieve, avontuurlijke jongen konden ze goed gebruiken. Voor het vliegen bleek hij geknipt te zijn. Ook zijn leiderscapaciteiten vielen hier algauw op en in enkele jaren werd hij squadronleider. Toen de eerste hypermoderne Fokker G1jagers kwamen, vloog hij er als een van de eersten mee, om daarna als commandant van een nieuw te vormen squadron zijn mannen ermee vertrouwd te maken. De oorlogsdreiging werd gaandeweg groter. Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers Nederland binnen met een overweldigende, niet te stuiten legermacht. Een groot deel van de Nederlandse vliegtuigen werd op de grond door de verrassingsaanval van de Duitse luchtmacht vernietigd. Na vijf dagen van zware strijd moest Nederland capituleren. Vanzelfsprekend hebben ze in die dagen duizend angsten uitgestaan om het lot van hun zoon. Tot ongeveer een halfjaar na de capitulatie hoorden ze niets over Theo. Was hij gevangengenomen, gesneuveld misschien? Die onzekerheid was soms bijna ondraaglijk. Tot ze een keer vroeg in de morgen een blanco envelop in de brievenbus vonden. Er zat een briefje in waarop geschreven stond: Maakt u zich geen zorgen over T. , alles is in orde met hem. Een vriend Dit kattebelletje heeft hen enorm gerustgesteld. Sindsdien vermoeden ze, Theo kennende, dat hij in Engeland zit. Ook hun dochter Francien in de omgang ook wel Fransje genoemd kon goed leren, maar zij gaf er na de hbs de voorkeur aan in de verpleging te gaan. Als kind liep ze altijd al met andere kinderen te sjouwen. Wanneer er in huis iemand ziek was, was het Francien die op haar manier voor de patiënt zorgde. Ook voor anderen stond ze altijd klaar om te helpen. Toen ze achttien werd, is ze in het Academisch Ziekenhuis in Utrecht gaan werken. Daar is ze nu nog steeds. Frits, hun jongste, is de meest serieuze van hun drie kinderen. In veel opzichten lijkt hij op zijn vader. Bij de eerste kennisma-king kan hij wat stug overkomen, maar dat is slechts schijn. Als je hem wat beter leert kennen, blijkt hij rustig en vriendelijk te zijn. Zijn belangrijkste eigenschappen zijn betrouwbaarheid en belangstelling voor zijn medemens. Hij kan heel goed naar anderen luisteren. Net voor het uitbreken van de oorlog is hij afgestudeerd als arts. Hij wilde echter chirurg worden en zo is hij in het Academisch Ziekenhuis in Utrecht blijven werken om als artsassistent zijn opleiding tot chirurg te voltooien. Francien en hij zien elkaar regelmatig. Als een van beiden het moeilijk heeft, gaan ze samen een kop koffie drinken om elkaar te steunen. Broer en zus kunnen het heel goed met elkaar vinden. Ja, Roelof en Ria van Zanten beseffen dat ze in hun kinderen rijk gezegend zijn en dat ze God hier dankbaar voor moeten zijn, ook al is de toekomst voor henzelf en voor hun kinderen nu uiterst ongewis. Hoelang gaat deze oorlog duren en welke offers zal die, ook van hen, vragen? Laten we God vragen of Hij hen en ons kracht wil geven bij alle bezigheden, zegt Ria, en of Hij hen en ook ons voor elkaar wil bewaren. Dokter Roelof van Zanten is een begrip in Elsdorp. Hij woont er nu alweer bijna dertig jaar. Het zou onder normale omstandigheden reden geweest zijn hier wat extra aandacht aan te besteden, maar in deze tijd heeft niemand daar behoefte aan. Iedereen in het dorp weet hoe de dokter over de Duitsers denkt en hoe zijn hele gezin de bezetting van Nederland onmiskenbaar als een schending ervaart van alles wat rechtvaardig is. Iedereen weet ook dat je in benarde omstandigheden op hen kunt vertrouwen en een beroep op hen kunt doen, ook al zou dat gevaar opleveren. En het eerste gevaar voor de geliefde dokter komt sneller dan gedacht. In de zomer van 1941 hoort dokter Van Zanten op een mooie heldere ochtend heel laag een vliegtuig overkomen. Het is meteen duidelijk dat het in moeilijkheden verkeert, af en toe stokken de motoren. In angstige spanning volgt Roelof het vliegtuig op zijn weg door het eerste morgenlicht en hij hoort de klap waarmee het vliegtuig op de grond terechtkomt. Vanuit het raam van de slaapkamer ziet hij aan de rookwolken dat de kist ergens in de buurt van het Zwarte Veld neergekomen moet zijn. In een opwelling wil hij zijn dokterstas pakken om te gaan kijken of hij nog iets voor die arme jongens kan doen, maar op datzelfde ogenblik begrijpt hij dat dit niet verstandig is. Het Zwarte Veld bestaat uit enkele honderden hectares weiland, waar een tiental boeren woont. Het is omgeven door bos. Je kunt er vanuit het dorp alleen komen via een zandweg van ongeveer een kilometer, die door een bos gaat. Uit het bos komend ben je dan ineens op het Zwarte Veld. Aan weerszijden van de zandweg liggen de boerderijen. De weilanden gaan over in een strook hei. De weg gaat vervolgens over in een smal pad, dat tussen de bomen verdwijnt. Na nog eens onge-veer een kilometer opent het bos zich als het ware, met uitzicht op een prachtige uitgestrekte heidevlakte, waarover het pad zijn weg vervolgt. Deze heide draagt de naam Reeënveld. Aan de overkant van deze heide ligt, bijna tegen het bos aan geplakt, de woning van boswachter Van de Wetering en zijn vrouw. Als hij zich nu, zo vroeg in de morgen, in de richting van het Zwarte Veld zou haasten, zou het risico bestaan dat iemand die hem toevallig ziet, dat in verband zou brengen met het neerstorten van de bommenwerper. Bovendien zijn de mensen in die buurt heus wel zo verstandig het hem op een onopvallende manier te laten weten als zijn hulp nodig is. Een paar uur later is het zover. Tijdens het ochtendspreekuur komt de oudste zoon van boer Soetendaal aan de deur. Zo Bart, wat heeft jou hierheen gebracht, jongen? vraagt Ria. Bart kijkt haar wat aarzelend aan, niet goed wetend hoe hij het zeggen moet. Ja, ziet u, mijn vader heeft gezegd dat ik het alleen binnen aan u of de dokter mocht laten zien. Ze begrijpt onmiddellijk dat er iets bijzonders aan de hand is en ze heeft het vermoeden dat het met het neergestorte vliegtuig te maken heeft. Kom mee jongen, zegt ze en samen gaan ze door de lange gang naar de grote huiskamer. Daar haalt Bart van tussen de rand van zijn alpinopet een briefje tevoorschijn, waarop staat: Mijn vrouw is erg ziek geworden, wilt u haar zo spoedig mogelijk komen bezoeken? U zult onderweg wel veel Grünentegenkomen. V. d. W. Wel Bart, wil je misschien bij Van de Wetering gaan zeggen dat de dokter direct na het spreekuur komt? Ja mevrouw, dat doe ik. Dag Bart, en doe je vader de groeten! 1. Grünen: politiebeambten tijdens nazi Duitsland. Vanwege hun groene uniformen werden ze Grüne Polizei genoemd. Ria laat haar man eerst zijn spreekuur ongestoord afmaken. Niemand is ermee gediend als hij zich zou haasten en daardoor in de gaten zou lopen. Bovendien, zegt ze tegen haar man, iedereen kan later in alle oprechtheid zeggen dat het hele spreekuur normaal verlopen is en dat er niets bijzonders gebeurd is. Met gespeelde verbazing, maar ook met bewondering, zegt hij: Ik heb nooit beseft dat ik getrouwd ben met een vrouw die op de juiste momenten zo koel en berekenend denken en handelen kan. En dan met een schalkse glimlach er achteraan: En ik heb er nooit bij stilgestaan dat mijn eigen vrouw mij, misschien wel mijn hele leven al, zo in de door haar gewenste richting gestuurd heeft. Wel in de goede richting natuurlijk. Ja ja, koel en berekenend. Schijn bedriegt, jongen. Ik zal blij zijn als je weer veilig thuis bent en ik je kan verwennen met je lievelingstoetje: griesmeelpudding met rozijnen. Ik verheug me er al op, lacht Roelof. Maar nu zal ik dan maar bij de zieke Janna van de Wetering gaan kijken. Ik denk trouwens dat het met Janna wel mee zal vallen, maar ik zal toch maar wat instrumenten meenemen. Je weet maar nooit waar het goed voor is. Wees alsjeblieft voorzichtig, jongen, denk aan de Grünen! Op dat ogenblik beseffen ze beiden heel goed hoe God hen de komende tijd zal moeten bewaren en hoe ze ook elkaar nodig zullen hebben. Even nog kijken ze elkaar aan en geven elkaar dan een kus. Vanachter het raam kijkt Ria haar man na als hij de brede oprit van hun huis af fietst, richting het Zwarte Veld. Dokter Roelof van Zanten volgt niet de gebruikelijke weg naar Van de Wetering, maar gaat via een grote omweg naar de noordzijde van het Reeënveld. Onder dekking van de vele naaldbomen die hier staan, kan hij op zijn gemak de omgeving verkennen. Gelukkig, hier is geen onraad te bespeuren. En zo nadert hij, de bosrand volgend, de boswachterswoning van Van de Wetering. Als hij het huis binnengaat, komt de jonge boswachter hem al in de gang tegemoet. Zo, Van de Wetering, hoe het met jou gaat, hoef ik niet te vragen, je ziet er patent uit, man. Maar hoe gaat het eigenlijk met je zwaar zieke vrouw? Tja dokter, komt u maar mee, dan kunt u dat zelf zien. Dan staan ze in de kamer, waar de ernstig zieke patiënt aan het strijken is. Zo zo, en voor zon doodzieke hebben jullie me laten roepen? vraagt hij op barse toon. Misschien kunnen jullie me vertellen wat voor ziekte deze mevrouw onder de leden heeft. Wanneer de dokter de verbouwereerde gezichten van het jonge echtpaar ziet, kan hij zich niet langer bedwingen en barst in lachen uit. De boswachter en zijn vrouw begrijpen er eerst helemaal niets van. Maar dan breekt er ook op hun gezichten een brede lach door. Zo, zegt de dokter, daar had ik jullie mooi te pakken, zeg nou zelf. Nou, dat kunt u wel zeggen. Wij dachten dat u de boodschap wel begrijpen zou, maar u gaf ons een uitbrander. Wij waren echt helemaal verrast. Ja mensen, ik kon de verleiding niet weerstaan om jullie voor de gek te houden. Als ik het goed begrijp, dan heb je me voor een van onze vrienden van de overkant laten komen. Maar ik zie hier niemand. Dat klopt, dokter, wij wonen hier wel rustig en er komt hier ook bijna nooit iemand, maar de Grünen zullen waarschijn-lijk in een steeds wijdere omgeving gaan zoeken als ze geen overlevenden van de bommenwerper kunnen vinden. Daarom hebben we hen naar een veiliger plaats gebracht. Ik zal u er zo naartoe brengen. Zijn er behalve deze gewonde man nog meer levend uit het toestel gekomen? Er zijn er twee levend uitgekomen, allebei gewond. De anderen zijn onderweg tijdens luchtgevechten of bij de noodlanding omgekomen. De commandant en zijn tweede piloot zijn de enigen die kans hebben gezien de machine te verlaten. Wel dokter, dan breng ik u nu naar de patiënten. Als ze het huis verlaten hebben, verdwijnen ze onmiddellijk tussen de bomen, waarbij ze zorgvuldig steeds een tiental meters van de bosrand verwijderd blijven. Na een poosje bereiken ze een open plek. Tot zijn grote verrassing ziet dokter Van Zanten dan, goed verscholen tussen de hoog opgaande naaldbomen, een soort blokhut. Wel heb ik van mijn leven! Zo, nu weten ze tenminste ook dat we er aankomen, zegt Van de Wetering droog. Verschrikt beseft dokter Van Zanten dat hij beter zijn mond had kunnen houden. 2. De overkant = Engeland, gelegen aan de overkant van Het Kanaal Als hij de hut binnenkomt, is de dokter opnieuw verbaasd. Het is een eenvoudige ruimte waarin je heel goed enige tijd kunt verblijven, want je kunt er slapen en koken. Er zijn een paar eenvoudige bedden langs de wanden getimmerd, er staat een fornuis en een tafel met vier stoelen. In deze ruimte van ongeveer zes bij zes meter is in een van de hoeken een toiletruimte afgetimmerd. Op de ruwhouten schappen langs de wanden staan allerlei potten en pannen en verder nog van alles wat je in de keuken en voor het eten nodig hebt. Ten slotte is er naast de toiletruimte een aanrecht met een gootsteen en een pomp. In de bedden liggen zijn patiënten, waarvan de een er ernstiger aan toe lijkt te zijn dan de ander. Well, boys, I am the doctor. Im Bill Brown. Doctor, how are you? Dokter Van Zanten begint de gewonden te onderzoeken. Bij Bill valt het gelukkig nogal mee. Afgezien van wat schaaf en brandwonden, heeft hij een flinke vleeswond in zijn bovenarm en in zijn bovenbeen. De wonden zijn al goed schoongemaakt. Ja dokter, dat heeft mijn vrouw gedaan. Maar we hadden helaas geen jodium in huis. Wanneer de dokter de wonden van Bill heeft gehecht en verbonden, gaat hij naar de andere gewonde, Jack Robson, de tweede piloot. Hij is er ernstiger aan toe dan zijn vriend. Hij heeft een gecompliceerde beenbreuk en daardoor veel pijn. Het bot steekt door de gescheurde huid heen. Het zal daarom niet alleen gezet moeten worden, maar de wond moet ook goed schoongemaakt en gehecht worden. Normaal zou zon patiënt naar het ziekenhuis moeten, maar dan zal Jack ongetwijfeld krijgsgevangene worden. Roelof vertelt dat aan de arme jongen. Prompt begint die verwoed met zijn hoofd te schudden. Nee, of de dokter het zelf hier niet kan? Roelof legt uit dat daar te veel risicos aan verbonden zijn. De kans dat het goed gezet wordt is kleiner, de kans op infectie veel groter en bovendien zal hij bij de behandeling veel meer pijn lijden. Jack heeft dat er allemaal graag voor over, als hij maar niet voor de rest van de oorlog in een krijgsgevangenkamp hoeft te zitten. En pijnlijk wordt het. Met de middelen die dokter Van Zanten tot zijn beschikking heeft, kan hij zijn patiënt niet voldoende verdoven. Bill raakt tijdens de behandeling buiten bewustzijn, wat eigenlijk zowel voor de jongen als voor de dokter wel zo prettig is. Als alles voorbij is en de tweede piloot eindelijk goed verzorgd met rust gelaten kan worden, drinkt de dokter een kopje koffie om bij te komen van de enorme inspanning. Op zijn gemak kijkt hij de hut nog eens rond. Opnieuw verwondert hij zich over de tamelijk complete uitrusting ervan. Zeg Van de Wetering, deze hut is zeker nog niet zo oud. Ik wist tenminste van het bestaan niet af en ik woon hier al heel wat jaartjes. Nou dokter, deze hut is vlak voor de oorlog gebouwd door de baron. Zoals u weet is dit natuurgebied al tientallen jaren in het bezit is van deze adellijke familie. En ik prijs mij gelukkig dat ik hier de boswachter mag zijn. Onze baron heeft het als directeur van zijn fabriek in Amsterdam heel erg druk. Hij wilde zich af en toe op zijn eigen grondgebied terug kunnen trekken. Niet in het Grote Huis, zodat iedereen wist dat hij er was, maar hier in alle rust. Daarom moest het bestaan van de blokhut geheim blijven. Een paar maanden nadat de oorlog uitgebroken was, liet hij me weten dat we er in noodgevallen gebruik van mogen maken. Die geheimhouding is tot nu toe aardig gelukt, maar dat zal moeilijker worden als er meer gebruik van gemaakt gaat worden. Mag ik je een goede raad geven? Gebruik deze hut alleen in echte noodgevallen en laat je alleen helpen door een betrouwbare vaste kring van mensen. Maar ach, dat hoef ik jou ook niet te vertellen, Van de Wetering, daar ben je slim genoeg voor. Apropos, aan het eind van de week kom ik nog een keer terug om naar mijn patiënten te kijken. Mocht het eerder nodig zijn, dan laat je me maar roepen. Jij gaat zeker wel met me terug naar je huis, want ik zou absoluut niet weten hoe ik daar komen moet. Ze groeten de Engelsen en verlaten de hut. Eenmaal bij het huis van Van de Wetering gekomen, krijgt de dokter haast. Ik moet nog bij Vermeulen langs om te kijken hoe het met moeder en kind gaat. Ik ben al aardig in die richting, komt dat even goed uit. Doe de groeten aan je vrouw. Adieu! Na een brede armzwaai stapt hij op zijn fiets en in een stevig tempo gaat hij richting familie Vermeulen. Wat een prachtmensen zijn het hier, mompelt hij in zichzelf, altijd bereid iemand te helpen, weinig spraakzaam, en vroom op een wijze die helemaal bij hun aard past: eenvoudig en zonder omhaal van woorden. Vermoeid maar voldaan komt Roelof van Zanten een kwartier-tje voor het middagspreekuur begint weer thuis. Hij doet alsof er niets gebeurd is vanmorgen. Na het avondeten laat hij zich met een zucht van genoegen wat had zijn Ria weer lekker gekookt in een gemakke-lijke tuinstoel neervallen om van de heerlijke zomeravond te 19genieten en wat te mijmeren over de gebeurtenissen van de afgelopen dag. Hij zit echter nog maar nauwelijks of er wordt gebeld. Het is dit keer geen patiënt voor wie men zijn hulp komt inroepen. Ria, die naar de deur is geweest om te kijken wie er is, komt algauw weer terug. Er zijn drie heren voor je, Roelof, twee Duitsers en een Nederlander. Ik heb ze maar in de spreekkamer gelaten. Sterkte, jongen. Ze geeft hem een bemoedigend kneepje in zijn arm. Als Roelof zijn spreekkamer binnenkomt, blijven de twee Duitsers gewoon zitten. De Nederlander staat op en stelt zich aan hem voor als rechercheur van politie. Ik ben met deze heren meegestuurd om u wat vragen te stellen over de bommenwerper die vanmorgen is neergestort. Er zijn in het vliegtuig een paar verkoolde lijken gevonden, maar buiten het toestel zijn nog de sporen van minstens twee mensen gevonden, waarvan er één behoorlijk gewond moet zijn, gezien de bloedsporen. Misschien zou u ons daar iets meer over kunnen vertellen? Roelof doet aanvankelijk of hij de vraag niet goed begrijpt. Dan wekt hij de indruk dat hem plotseling iets begint te dagen. Als ik het goed begrijp, wilt u informatie van mij. Maar u moet als politieman toch weten dat ik als medicus mijn beroepsgeheim heb. Zelfs als ik zou willen, dan nog zou ik u die informatie niet mogen geven. Dan springt, als door een wesp gestoken, een van de Duitsers op, hij gaat vlak voor Roelof staan en snauwt: Geheim of niet, meneer de dokter, naar onze wet bent u verplicht onze vragen te beantwoorden! Mijn antwoord is nee en daar zal het bij blijven! Vijf seconden, die voor Roelof eindeloze minuten lijken, staart de Duitser hem aan en met een Sie hören noch von uns ver laat hij, gevolgd door de anderen, de spreekkamer. Even later slaat er een portier dicht. Wanneer hij de auto hoort starten en wegrijden, is het net of hij uit een boze droom ontwaakt. Dat is goed afgelopen! Nou ja, of het is afgelopen, is nog maar de vraag. De dreiging blijft voorlopig bestaan, dat is uit de woorden van die Duitser wel af te leiden. Hij zal voorlopig goed op zijn tellen moeten passen en bij zijn bezoek aan de piloten uiterst voorzichtig te werk moeten gaan. Voor de tweede maal die avond gaat Roelof in de tuin naast zijn vrouw zitten. Als ze daar zo enige momenten zwijgend bij elkaar zijn, terwijl in de struiken en de hoge bomen die hun tuin omzomen het opgewekte gezang van vogels klinkt, bewondert hij het volmaakte van de schepping, maar beseft hij tevens hoe die volmaaktheid wreed verstoord wordt door de brutale hoogmoed van mensen. Dat staat hem scherp voor de geest wanneer hij in gedachten opnieuw de laatste woorden van de vertegenwoordigers van het Herrenvolk hoort. Sie hören noch von uns Wat mooi hè, al die kleuren en die zuivere tonen om ons heen. Het is bijna niet te geloven dat er rondom ons, maar ook helaas in ons, zo veel kwaad leeft, brengt Ria zijn gedachten onder woorden. Symbool van Gods heiligheid tegenover het kwaad, de wanorde, ook in mij. Ja vrouw, maar we moeten niet met onze armen over elkaar gaan zitten en wachten op de dingen die komen gaan. Deze oorlog zal naar mijn mening langer gaan duren dan we gedacht hebben. We hebben hier vanaf het begin in betrekkelijke rust met elkaar geleefd, maar het zal er ook hier niet eenvoudiger 21op worden. Als er iets gebeurt wat tegen het zere been van de Duitsers is, zullen ze ook ons niet met rust laten. We hebben er vandaag een voorproefje van gehad. Voor de Joden ziet het er slechter uit. Door alle maatregelen die tegen hen genomen worden, krijgen zij het steeds moeilijker. Moet je horen wat er een paar weken geleden in het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde stond. Met grote passen beent dokter Roelof van Zanten naar binnen. Algauw komt hij terug met het bewuste tijdschrift in zijn handen. Hier, moet je luisteren. Ja jongen, maar je hebt het me immers al voorgelezen. Dat is ook zo ja, maar hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik ga beseffen wat dat allemaal voor de Joodse artsen gaat betekenen. Roelof tikt met zijn vinger op het lijstje maatregelen die het Joodse artsen onmogelijk maken hun werk te doen en aankondigen dat Nederlandse artsen lid moeten worden van de Artsenkamer, die onder controle van de Duitsers staat. Je ziet het vrouw, als het aan de Duitsers ligt, zal hun invloed en bemoeienis met ons beroep steeds groter worden. En wat er met alle Joodse collegas zal gaan gebeuren, is helemaal een grof schandaal. Er staat letterlijk dat ze uitgeschakeld zullen worden. Bovendien zal hun ook nog hun werk, dus hun inkomen, afgenomen worden. Hoe de Duitsers over Joden denken, weten we zo langzamerhand wel, maar dat het bestuur van onze maatschappij dat allemaal maar zo accepteert, is voor mij een volstrekt raadsel. Zijn Joden dan geen Nederlanders zoals wij! Hier, moet je horen hoe dit fraaie artikel eindigt: Met toestemming van Obermedizinalrat Dr. Reuter wordt het bovenstaande ter kennis van de leden gebracht. Kritiek op de getroffen maatregelen is niet toegestaan. Het is te begrijpen dat juist deze zin bij bijna alle collegas de deur dichtdeed. Het is zon typisch nazi Duitse maatregel, van bovenaf opgelegd, die we maar te slikken hebben. Met wat we vandaag hebben beleefd, zie je maar weer dat het goed is dat onze hele afdeling als lid heeft bedankt. Maar we zullen behoedzaam moeten zijn bij alles wat we doen en laten.