9 1. DE OUDE VISSERSHUT Andy en Mirja hebben vakantie! Zoals zo vaak, varen ze met de speedboot van Andy op zee. ‘Wat een weertje, hè?’ zegt Mirja. ‘Kun je niet gewoon zeggen dat het mooi weer is?’ zegt Andy. ‘Zeur niet zo, jij. Ik kan er ook niks aan doen dat je vriendin het heeft uitgemaakt.’ Mirja werpt haar neef een triomfantelijke blik toe. ‘Ik heb het toevallig zelf uitgemaakt!’ roept Andy. ‘Wat kun jij liegen, zeg. Ze heeft het mij zelf verteld.’ ‘Pffff… ik kan wel beter krijgen.’ ‘Zeker omdat je vader commandant is bij de waterpolitie?’ ‘Houd alsjeblieft een tijdje je mond dicht.’ Dan blaft Wolfi, die voor op de speedboot staat. ‘Rustig, Wolfi!’ roept Mirja tegen haar herdershond. ‘Hij blaft tegen Dolfi, mijn dolfijn, zie je dat dan niet?’ ‘Ik heb liever niet dat Wolfi overboord springt. De zee is hier veel te ruig,’ legt Mirja uit. ‘Dolfi redt hem dan wel, zoals altijd.’ ‘Jij altijd met je dolfijn.’ ‘Ha, ha, en jij met die stomme hond van je.’ Het is alsof Wolfi het hoort, want hij begint tegen Andy te blaf- fen. Alsof hij wil zeggen: ‘ Ik ben niet stom!’ ‘Houd die hond van je een beetje in de gaten, voordat hij over- boord kukelt.’ ‘Laat die dolfijn van je dan niet van die gekke sprongen maken.’ ‘Dolfi heeft het naar zijn zin en misschien heeft hij iets ontdekt. ’ ‘Dan moet je hem eerst een paar visjes geven.’ ‘Die heeft hij thuis, in de haven, al gehad.’ ‘Zullen we eerst naar de oude visser varen? Het eilandje waarop hij woont, is hier dichtbij,’ zegt Mirja. ‘Waarom?’ ‘Hij heeft vast wel wat vis over van zijn zoon die visser is op zee.’ ‘Je bedoelt Wil?’ Dolfi, Wolfi en de gemaskerde man 1-128.indd 9 20-11-17 12:19
10 ‘Ja.’ ‘Oké, dan varen we daarheen. Mevrouw krijgt haar zin weer eens.’ Ze varen naar het kleine eilandje, waar de oude visser woont. De oude visser is vroeger zeevisser geweest; nu heeft zijn zoon Wil het overgenomen. Wil vangt vaak veel vis op zee. De vissen die hij niet kan verkopen, krijgt Andy voor Dolfi, die altijd graag een visje lust. ‘De oude visser staat al op de oever van de steiger!’ roept Mirja, en ze wijst. ‘Alsof hij wist dat wij zouden komen.’ ‘Kijk, hij is Dolfi al vis aan het voeren.’ Andy stuurt zijn spe ed- boot naar de steiger en gooit een dik touw naar de oude visser, die het beetpakt en vastmaakt aan een van de meerpalen. ‘Wat zijn jullie vandaag vroeg,’ zegt de oude visser. ‘We hebben vakantie!’ roept Mirja. ‘Alweer? Wanneer gaan jullie eigenlijk naar school? Zo zullen jullie niet veel leren, met al die vakanties.’ ‘Ja, die goede oude tijd,’ lacht Andy. ‘Ja, het was vroeger hard werken, maar het was een mooie tijd. We hadden op zee meer ruimte dan nu met al die grote zeesche- pen. Er varen tegenwoordig schepen op zee die net zo groot zijn als een heel flatgebouw.’ ‘Ja, er varen heel grote schepen op zee.’ ‘Komen jullie wat drinken in mijn nederige hut?’ Wolfi, de herdershond, springt tegen de oude visser op, zodat deze bijna achterovervalt. Hij kan zich nog net op tijd vasthouden aan een van de meerpalen van de kleine haven. Wolfi rent al naar de oude hut van de oude visser en blaft alsof hij wil zeggen: ‘Krijg ik een koekje? Dolfi heeft al zo veel visjes van u gehad.’ ‘Rustig maar, je krijgt zo een koekje en als je lief bent misschien wel twee.’ Ze gaan de hut in en schuiven op een stoel aan de grote tafel. De oude visser pakt uit de keukenkast een trommeltje en geeft Wolfi twee koekjes die al snel verdwenen zijn. Dolfi, Wolfi en de gemaskerde man 1-128.indd 10 20-11-17 12:19
11 ‘Dus jullie hebben weer eens vakantie?’ ‘Ja, gelukkig wel.’ ‘Wat zijn jullie plannen, of gaan jullie soms met je ouders op vakantie?’ ‘Nou, dat hoop ik niet. Het is nergens zo mooi als hier bij ons, op de Key-eilanden. Ja, toch?’ zegt Andy, die helemaal niet op va- kantie wil. Hij heeft al genoeg andere plannen. ‘En jij, Mirja?’ ‘Ik zou nog een keer met mijn ouders naar mijn geboorteland wil- len. Naar Nederland, waar ik veel familie en vrienden heb,’ ant - woordt Mirja. ‘Laat mij niet lachen, dat kikkerlandje zeker.’ ‘Doe even normaal, Andy, jij hebt ook familie in Nederland wonen.’ ‘Mij niet gezien, zo’n klein landje met allemaal huisjes en flat s, en ze doen daar net of ze heel rijk zijn met hun kaas en tulpen en houten schoenen en dan die rare molens. Ze noemen Nederlan- ders “kaaskoppen”, weet je dat?’ plaagt Andy. ‘Nou, nou… rustig, jongens. Nederland is ook best een mooi land en zeker als je er familie hebt wonen.’ ‘De reis naar Nederland is te duur, zegt mijn vader, we moeten er zeker nog een jaar voor sparen. Ik hoop dat we volgend jaar dan echt naar Nederland op vakantie gaan.’ ‘Dan ga je maar mooi alleen,’ zegt Andy wat kort. ‘Je mag niet eens met ons mee of je ouders moeten ook gaan, dan moet je wel mee.’ ‘Mooi niet. Ik heb het hier veel te goed naar mijn zin. Omdat mijn vader bij de waterpolitie werkt, kan hij niet tegelijk met ons va- kantie krijgen en ik denk dat mijn ouders niet graag met vakantie gaan naar zo’n landje waar niks valt te beleven.’ ‘Ik weet heus wel met wie jij op vakantie wilt,’ lacht Mirja. ‘Met wie dan?’ ‘Met Jim, je vriend met het zeejacht “De Zeegolf”.’ ‘Hoe raad je het zo… Jim heeft nu ook vakantie, misschien ga ik wel even naar hem toe als hij geen vakantieplannen heeft.’ Dolfi, Wolfi en de gemaskerde man 1-128.indd 11 20-11-17 12:19
13 lie het emmertje vis meenemen voor Dolfi. Het is zonde als ik deze vis moet weggooien, ze zijn onder de maat en Dolfi lust ze graag.’ Ze lopen naar het schuurtje achter de vissershut. De oude visser geeft Andy het emmertje met vis. ‘Ik zal het lege emmertje van de vorige keer teruggeven aan u.’ ‘Dat is goed, jongen.’ Nadat Andy in de speedboot gesprongen is, ruilt hij het lege emmertje om voor het volle. Het is alsof Dolfi het ruikt. Hij springt meters hoog over hun speedboot heen en piept alsof hij wil zeggen: ‘Ik heb er zin in, gooi maar een paar.’ Andy gooit een paar visjes in de lucht en Dolfi vangt ze handig op. Wolfi blaft alsof hij wil zeggen: ‘Goed zo, vriend, jammer dat het geen koek- jes zijn.’ ‘Over verwend gesproken,’ zegt Mirja. ‘Hoe bedoel je?’ vraagt Andy. ‘Die dolfijn van jou is te lui om zelf vis te vangen.’ ‘Dolfi krijgt van mij vis om kunstjes te leren, dat doe jij toch oo k met Wolfi? Als hij een kunstje van jou leert, geef jij hem koekjes of hondenbrokken.’ ‘Dat is normaal, een hond kan zelf geen hondenbrokken gaan zoeken, maar Dolfi kan zelf wel vis vangen.’ ‘Het wordt tijd dat jullie naar huis gaan, het wordt zo donker,’ zegt de oude visser bezorgd. ‘Ik heb lampen op mijn speedboot.’ Vol trots laat Andy zijn be- weegbare lampen van de speedboot zien. ‘Hoe kom je daaraan?’ ‘Van mijn vader, die heeft ze voor een prikje in het magazijn van de waterpolitie gekocht.’ Als ze wegvaren, zwaaien ze naar de oude visser. Wolfi blaft, als- of hij wil zeggen: ‘Tot de volgende keer, en zorg vooral dat er genoeg koekjes zijn.’ Dolfi laat nog een paar sierlijke sprongen zien en dan geeft Andy vol gas. ‘Waarom maak jij altijd ruzie als we bij de oude visser zijn, dat vindt die man echt niet leuk,’ zegt Mirja wat bazig. Dolfi, Wolfi en de gemaskerde man 1-128.indd 13 20-11-17 12:19
14 ‘Doe even gewoon, wil je, ik had het over die zus van je, die ver- wende Karin.’ ‘Zal ik jou eens iets zeggen…’ ‘Nou…’ ‘Je bent kwaad omdat je vriendin het heeft uitgemaakt, maar ze had groot gelijk, zo’n naar ventje als jij bent.’ Dolfi, Wolfi en de gemaskerde man 1-128.indd 14 20-11-17 12:19
15 2. DE ZANDZUIGER ’s Morgensvroeg zit Andy al aan de kade van de haven. Hij pro- beert Dolfi kunstjes te leren. Daar gebruikt hij de vis van de oude visser voor. Dolfi neemt sierlijke sprongen, maakt een soort pirouette en gaat dan met zijn bek open voor Andy op zijn staart staan. Ondertussen maakt hij piepende geluiden, alsof hij wil zeggen: ‘Een visje graag, ik heb nu wel genoeg gedaan.’ Andy is het ermee eens en gooit een visje naar hem die hij sierlijk opvangt. Daarna ziet hij zijn vader Jerry vanuit de politiepost komen. Hij heeft zijn collega John bij zich, een gezette, vrolijke man. Andy’s vader is de commandant op de politieboot. ‘Zo jongen, behoorlijk wat gevangen?’ vraagt John. ‘Ik ben niet aan het vissen.’ ‘Hoe kom je dan aan al die vissen?’ ‘Van de oude visser.’ ‘Wat handig toch dat je bevriend met hem bent. Maar deze vissen zijn wel erg klein. De grote eet hij zeker zelf op,’ plaagt John. ‘Kom John, we zijn al laat, we moeten langs de kust onze pa- trouille varen. Er klagen veel mensen over drones die hen lastig- vallen,’ legt Jerry, de vader van Andy, uit. ‘Ik heb er nog niet een gezien,’ zegt John. ‘Dan kijken jullie niet goed, zeker,’ bemoeit Andy zich ermee. ‘Jij moet niet zo’n grote mond hebben,’ zegt Jerry wat nors teg en zijn zoon. ‘Pa, jullie gaan er zeker opaf met loeiende sirenes? Dan zijn die lui toch allang vertrokken.’ ‘Je zoon heeft eigenlijk wel gelijk, Jerry,’ zegt John. ‘Hij hoeft zich niet te bemoeien met ons politiewerk,’ zegt Jerry de commandant kortaf. ‘Oké, het is al goed,’ zegt John met een knipoog naar Andy. De motor van de politieboot wordt gestart en ze varen de haven uit. Andy ziet op zijn mobiel dat het al negen uur is. Mirja is weer Dolfi, Wolfi en de gemaskerde man 1-128.indd 15 20-11-17 12:19
16 eens niet op tijd. Ze zouden gaan zwemmen bij de baai. Daar is rustig water en een mooi strand. Waar blijft ze nou? De meeste huizen op de Key-eilanden staan op houten palen en veel huizen zijn ook van hout. Het huis waar Andy met zijn ouders in woont, staat naast de politiepost. Op de politiepost zit altijd een agent van de waterpolitie die in verbinding blijft met de politie- boot en het hoofdkantoor van de waterpolitie. Mirja woont ongeveer een paar honderd meter verder. De Key- eilanden zijn aan elkaar verbonden door een spoorbaan en een snelweg. Er zijn ook veel eilanden die niet bewoond zijn. De Key-eilanden liggen onder Florida in de Verenigde Staten van Amerika. De eilanden worden vaak bezocht door vakantie - gangers en avonturiers. Veel mensen komen er graag om te vissen. Sommige vissoorten zijn beschermd en mogen niet ge - vangen worden. Maar niet iedereen houdt zich daaraan. Als er veel vakantiegangers zijn, is de waterpolitie vaak aan het controleren. ‘Waar blijft ze nou toch?’ moppert Andy hardop. Dan ineens hoort hij hondengeblaf, het is Wolfi, alsof hij wil zeggen: ‘Wij komen eraan, hoor.’ Dolfi begint gelijk te piepen, alsof hij wil zeggen: ‘Fijn dat jij er ook bent.’ Mirja gaat naast Andy zitten, lacht vriendelijk naar hem en zegt: ‘Heb je weer last van een ochtendhumeur?’ ‘Hoezo?’ ‘Je kijkt zo boos.’ ‘Doe even gewoon, wil je.’ ‘Ik zeg toch niks verkeerds?’ ‘We zouden om negen uur vertrekken.’ ‘Mijn lieve zus wilde met ons mee,’ plaagt Mirja. ‘Meen je dat echt?’ ‘Grapje…’ ‘Zo’n eigenwijs kind komt echt niet op mijn speedboot, als je dat maar weet.’ Dolfi, Wolfi en de gemaskerde man 1-128.indd 16 20-11-17 12:19
17 ‘Ik zeg toch dat het een grapje is, maak je niet zo druk man, dat is slecht voor je hart.’ Net als ze in de speedboot van Andy willen springen, vaart er een grote dure speedboot de haven binnen. ‘Zou dat… wat een prachtige boot, zeg.’ ‘Ja, het is onze vriend Jim, wat een coole speedboot!’ ‘Wat komt hij hier doen?’ ‘Daar komen we wel achter.’ Jim steekt zijn hand op en legt naast de speedboot van Andy aan. ‘Hallo vrienden, hoe gaat het?’ ‘Wat kom jij hier zo onverwacht doen?’ vraagt Andy. ‘Domme vraag, zeg.’ ‘Hoezo?’ ‘Ik wil jullie mijn nieuwe speedboot laten zien.’ ‘Wat is hij groot en mooi,’ zegt Mirja. ‘Zin om een tochtje te maken?’ Mirja kijkt naar Andy en zegt: ‘We zouden toch gaan zwemmen in de baai?’ ‘Dat kan ook wel een andere keer, laten we met Jim meegaan. Sjonge, wat een boot, zeg, die heeft wel wat gekost.’ Andy en Mirja stappen over in de speedboot van Jim. ‘Andy, moeten we eerst niet tegen onze moeders zeggen dat ons plan verandert?’ vraagt Mirja. ‘Ben je mal… jullie zijn toch geen mamma’s kindjes,’ zegt Jim lachend, terwijl hij de motor start. Andy en Mirja gaan naast Jim zitten. Met volle vaart varen ze de haven uit. Op zee geeft Jim extra gas, ze vliegen over de golven. ‘Waarom blijven we niet wat dichter bij de kust?’ vraagt Mirja, die niet zo graag op de open zee is. ‘Met deze boot kan je juist goed op zee varen. Moet je eens zien als ik draai.’ De boot gaat helemaal scheef liggen. Ze moeten zich goed vasthouden, anders slaan ze overboord. ‘Doe even normaal, man!’ roept Mirja angstig. ‘Met deze boot kan je niks overkomen. Wees maar niet bang,’ lacht Jim. Dolfi, Wolfi en de gemaskerde man 1-128.indd 17 20-11-17 12:19
18 In de verte zien ze een soort rotsgebergte. ‘Waar ga je nu heen?’ ‘Dat is geheim, en daar heb ik jullie bij nodig.’ ‘Wat is geheim?’ vraagt Andy. ‘Dat zul je zo wel zien.’ ‘Kwam je ons daarvoor ophalen?’ vraagt Andy. ‘Eigenlijk wel, ja.’ ‘Waarom?’ ‘Jouw vader is toch bij de politie? Je weet toch dat de politie je beste vriend is, maar je ze soms een handje moet helpen?’ lacht Jim vrolijk. ‘Toch niet weer een avontuur?’ zegt Mirja ongerust. ‘Avontuur… Wat is dat, nooit van gehoord,’ plaagt Jim Mirja. ‘Als je maar weet dat ik liever ga zwemmen. Ik wil nergens heen waar we niet mogen komen.’ ‘Ik doe niks wat verboden is, maak je niet ongerust. Ik weet heel goed hoe ver ik kan gaan, niet dan Andy?’ Andy knikt alleen maar en vindt het helemaal niet erg om op avontuur te gaan. Ze varen op volle snelheid naar het rotsgebergte. ‘Waarom gaan wij daarheen?’ vraagt Mirja. ‘Dat zul je zo wel zien.’ ‘Je had het over een geheim, heb je soms iets ontdekt?’ vraagt Andy, die Jim goed kent. ‘Nu je het zegt… Hoe raad je het toch zo,’ grijnst Jim. ‘Nog even geduld.’ Dan varen ze een baai binnen met veel bergspleten. Doordat er van boven openingen zijn, hebben ze genoeg licht waardoor ze niet snel tegen een bergrots aanvaren. Jim laat de motor vrijwel zonder geluid lopen. Voorzichtig manoeuvreert hij tussen de rot- sen door. ‘Wat doen we hier nu eigenlijk? Ik vind het best griezelig…’ ze gt Mirja angstig. ‘Meisjes zijn altijd zo snel bang,’ zegt Jim. Dolfi, Wolfi en de gemaskerde man 1-128.indd 18 20-11-17 12:19
19 ‘Laten we teruggaan, ik vind het hier echt eng.’ ‘Nog even geduld, meisje.’ ‘Kijk,’ wijst Jim. In de verte ligt een schip. Langzaam laat Jim de speedboot door het water glijden. Hij stopt bij een berg waar ze makkelijk op kun- nen komen, en meert de speedboot aan. De boot maakt hij met een touw vast aan wat boomstronken die tussen de rotsen groeien. Daarna springt hij de berg op en zegt: ‘Volg mij maar.’ ‘Nee, ik blijf liever hier in de speedboot,’ zegt Mirja wat benauw d. ‘Oké, blijf jij maar in mijn speedboot, dan gaan Andy en ik naar dat schip.’ ‘Wolfi moet ook bij mij blijven, het is mijn hond.’ ‘Zoals je wilt.’ Maar Wolfi, die Jim goed kent, wil ze volgen. H ij ruikt avontuur. De twee jongens sluipen langs de rotswanden. Mirja houdt Wolfi stevig vast aan de riem. ‘Rustig Wolfi, stil zijn,’ fluistert Mirja, terwijl ze met de andere hand Wolfi’s bek dichthoudt. Ze vindt het wel eng nu ze alleen achterblijft. Gelukkig heeft ze haar trouwe Wolfi bij zich. Als de twee jongens het schip naderen, fluistert Andy: ‘Het lijkt wel een soort zandzuiger…’ ‘Dat is het ook…’ Voorzichtig klimmen ze aan dek. ‘Wat een roestbak,’ zegt Andy zacht. ‘Ik weet niet of er iemand aan boord is…’ fluistert Jim. Als ze door een van de ramen van de stuurhut kijken, lijkt er nie- mand aan boord te zijn. ‘Waarom laat jij mij dit zien?’ ‘Ruik jij niks?’ vraagt Jim. Andy haalt zijn neus op en antwoordt: ‘Ja, een sterke vislucht.’ ‘Heb je goed geroken.’ ‘En wat wil je daarmee zeggen?’ ‘Volg mij maar naar beneden in het ruim.’ Ze sluipen over het dek. Jim opent een van de luiken en schijnt Dolfi, Wolfi en de gemaskerde man 1-128.indd 19 20-11-17 12:19
20 met de zaklamp van zijn mobieltje in het ruim van de zandzuiger. Ze klimmen het trapje af. Jim drukt op een schakelaar en er begint een klein lampje te branden. ‘Wat stinkt het hier naar vis, vreselijk.’ ‘Zie je die kratten, die koelruimte daar en die tafel?’ ‘Ja, en?’ ‘Dit lijkt op een visverwerkingsbedrijfje.’ ‘Op een zandzuiger?’ ‘Ja, juist op een zandzuiger. Kom maar mee, dan zal ik je vertel- len wat ik ontdekt heb.’ Ineens pakken twee sterke handen de twee jongens vast. Een ruwe stem vraagt: ‘Wat heb jij ontdekt?’ De twee jongens proberen zich los te rukken, maar het wordt geen eerlijk gevecht. Tegen de twee volwassen mannen maken ze geen schijn van kans. Ze worden tegen de grond geduwd en hun polsen worden met een touw vastgebonden. ‘Opstaan jullie, en lopen!’ Ze krijgen een por in de rug, en een van de mannen duwt ze naar boven. Daar worden ze in een kleine opslagruimte geduwd. Er staan allemaal lege dozen. Gelukkig zijn ze alleen aan hun polsen op hun rug vastgebonden. ‘Het is weer zover,’ zegt Andy. ‘Hoe bedoel je?’ ‘Jij hebt altijd wat. Als mijn ouders dit horen, mag ik helemaal niet meer met je bevriend zijn.’ ‘Ach, we komen hier wel weer uit.’ ‘Dat zeg jij en wat denk jij van Mirja?’ ‘Wolfi is bij haar.’ ‘Die kan niks beginnen tegen die lui en misschien is Dolfi ook in de buurt,’ zegt Jim. ‘Maar wat is nou het geheim van dit schip?’ vraagt Andy. ‘Een zandzuiger ruikt niet zo sterk naar vis.’ ‘Wat wil je daarmee zeggen?’ ‘Dat ze met deze zandzuiger vis vangen; in plaats van zand zuigen ze vis op,’ legt Jim uit. ‘Jouw fantasie is wel erg groot, Jim,’ antwoordt Andy. Dolfi, Wolfi en de gemaskerde man 1-128.indd 20 20-11-17 12:19